http://www.opta.nl/download/besl_toegang_postbussen_160701.pdf
Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) heeft, naar aanleiding van het verzoekschrift van 28 maart 2001 van MailMerge Nederland BV inhoudende een verzoek aan het college om de voorwaarden inzake de toegang tot de postbussen vast te stellen tussen:
MAILMERGE NEDERLAND BV (hierna: MailMerge)
en
TNT POST GROEP NV en KONINKLIJKE PTT POST BV (hierna: zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan te
duiden als PTT Post),
het navolgende besloten:
A. Verloop van de procedure
Bij brief van 28 maart 2001 heeft Columbi Consulting, namens MailMerge, het verzoekschrift bij het
college ingediend.
Bij brief van 20 april 2001 heeft het college PTT Post een vragenlijst toegezonden.
Bij brief van 4 mei 2001 heeft PTT Post de antwoorden op de vragenlijst en een reactie op het
verzoekschrift van MailMerge bij het college ingediend.
Op 17 mei 2001 heeft de hoorzitting inzake het verzoekschrift van MailMerge plaatsgevonden. Tijdens
deze hoorzitting zijn beide partijen, MailMerge en PTT Post, in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen
mondeling toe te lichten. Tevens zijn beide partijen vertrouwelijk gehoord.
Naar aanleiding van de hoorzitting, heeft het college beide partijen bij fax van 18 mei 2001 om nadere
informatie verzocht.
De verzochte informatie heeft het college bij brieven van 23 mei 2001 van beide partijen ontvangen.
Bij brieven van 5 juni 2001 heeft het college beide partijen verzocht te reageren op de wederzijds
gedane voorstellen en gemaakte opmerkingen.
Bij faxberichten van 8 juni 2001 heeft het college de van PTT Post en MailMerge gevraagde reactie
ontvangen.
B. Feiten
MailMerge is actief op het gebied van postale logistiek, tijdsgevoelige logistiek, marketing en media
logistiek. MailMerge verzorgt interne en externe post, drukwerk, mailing begeleiding en uitvoering,
huis- aan- huisbezorging, direct mail en antwoordnummermanagement. Voor de bezorging van de door
MailMerge vervoerde postzendingen welke bestemd zijn voor postbushouders, heeft MailMerge toegang
nodig tot die postbussen welke tot nu toe alleen voor de beheerder van de postbussen, PTT Post,
toegankelijk waren. Een postbus kan worden beschouwd als een adres waar post kan worden bezorgd.
Het verschil met "normale adressen" is dat de post niet aan de voorkant in de (woning-)brievenbus kan
worden besteld, maar dat dit aan de achterkant van de postbussen gebeurt. De postbussen bevinden
zich in de postbuslocaties van PTT Post, de achterkant van deze postbussen is niet openbaar. De toegang
tot de achterkant van de postbussen wordt aldus beheerst door PTT Post.
1
Bij brief van 23 februari 1999 heeft MailMerge het eerste schriftelijke verzoek om toegang tot de postbussen bij PTT Post ingediend. Vervolgens heeft PTT Post MailMerge uitgenodigd voor een gesprek. Bij brief van 31 maart 1999 heeft MailMerge aan PTT Post te kennen gegeven dat de toegang op gang dient te komen. Bij brief van 21 april 1999 heeft PTT Post een aantal varianten voor toegang tot de postbussen weergegeven. Vervolgens heeft de pilot "Concurrentie Postbussen" plaatsgevonden, waar MailMerge aan deel heeft genomen. De bedoeling hiervan was de toegang en het proces voor die toegang te testen op een aantal postbuslocaties in een bepaald rayon. Bij brief van 25 mei 2000 heeft MailMerge aan PTT Post te kennen gegeven dat zij zich niet geheel in de aan haar voorgelegde overeenkomst en Algemene Voorwaarden kan vinden. Op 1 juni 2000 heeft MailMerge onder voorbehoud een overeenkomst inzake toegang tot de postbussen met PTT Post getekend. Nadien heeft MailMerge bij brief van 12 oktober 2000 haar bezwaren op de overeenkomst en de Algemene Voorwaarden nader toegelicht. Uit de brieven van MailMerge aan PTT Post van 17 november 2000, 5 februari 2001, 27 februari 2001, 6 maart 2001, en 19 maart 2001 volgt dat zij niet heeft kunnen instemmen met de overeenkomst en de Algemene Voorwaarden van PTT Post.
Bij brief van 28 maart 2001 heeft MailMerge het onderhavige verzoekschrift bij het college ingediend.
Daarna heeft PTT Post op 6 april 2001 MailMerge een concept van de nieuwe overeenkomst en de nieuwe
Algemene Voorwaarden voorgelegd. Bij brief van 12 april 2001 heeft MailMerge aan PTT Post te kennen
gegeven dat zij niet met de nieuwe overeenkomst en de nieuwe Algemene Voorwaarden kan instemmen.
Tenslotte heeft PTT Post bij brief van 26 april 2001 aan MailMerge in het kader van de tweede fase van
de pilot gereageerd.
C. Wettelijk en regelgevend kader
De toegang tot de postbussen is geregeld in artikel 2d Postwet (hierna: Pw):
"1. De houder van de concessie is verplicht aan andere aanbieders van postvervoer toegang te verlenen
tot zijn postbussen tegen redelijke, objectief gerechtvaardigde en non-discriminatoire voorwaarden en
vergoedingen.
2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarden en vergoedingen worden in onderling overleg bepaald. Bij
gebreke van overeenstemming worden deze voorwaarden of vergoedingen op verzoek van de meest
gerede partij vastgesteld door het college."
Ingevolge artikel 1, sub e, Postbesluit wordt onder een postbus verstaan "een in een gebouw aanwezige
afgesloten ruimte die is bestemd voor de aflevering van de voor de gebruiker daarvan bestemde
zendingen". Artikel 1, sub f, Postbesluit omschrijft de postbussendienst als "het tegen vergoeding aan
personen ter beschikking stellen van het gebruik van postbussen voor het ontvangen van voor hun
bestemde zendingen".
Artikel 2, eerste lid, Pw bepaalt: "Ter waarborging van een goede postale dienstverlening is de houder
van de concessie verplicht om voor een ieder in Nederland het postvervoer van een bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen omvang, met inbegrip van bij die maatregel aangewezen
postvervoersdiensten, binnen Nederland en van of naar gebieden buiten Nederland, te verrichten,
voorzover dit postvervoer betrekking heeft op postzendingen die in de voor het publiek bestemde
2
brievenbussen van de houder van de concessie zijn gedeponeerd of bij daartoe bestemde inrichtingen van de houder van de concessie zijn afgegeven". In dit artikellid is aldus de opgedragen dienstverlening (hierna: de opdracht) neergelegd, dat wil zeggen de dienstverlening die de houder van de concessie voor een ieder in het gehele land tegen vergoeding moet verrichten. De dienstverlening welke onder de opdracht valt, met uitzondering van de voorbehouden diensten zijnde brieven die ten hoogste 100 gram wegen voor zover dit postvervoer wordt verricht tegen een tarief dat lager is dan bij algemene maatregel van bestuur bepaald, wordt in concurrentie met andere postexploitanten verricht. De voorbehouden diensten maken deel uit van de opdracht.
Ingevolge § 1, onder a, van het Besluit algemene richtlijnen post is TNT Post Groep NV de houder van de concessie. Op grond van artikel 4 Pw worden de uit de postconcessie voortvloeiende rechten en verplichtingen feitelijk uitgevoerd door PTT Post BV. Ingevolge artikel 2, eerste lid, Pw jo. artikel 5, onder a, sub 4, Postbesluit is de postbussendienst een postvervoersdienst welke PTT Post verplicht is te verzorgen. De postbussendienst is door de wetgever onder de opdracht gebracht teneinde de houder van de concessie, in het kader van de liberalisering van de postmarkt, te verplichten om aan concurrenten toegang te verlenen tot de postbussen. Met deze verplichting voor de houder van de concessie beoogt de wetgever te bewerkstelligen dat concurrenten van PTT Post voor het afleveren van door hen vervoerde postzendingen bestemd voor postbussen welke in beheer zijn bij PTT Post op redelijke voorwaarden toegang hebben tot die postbussen.1
Het streven naar liberalisering van de postmarkt is ingegeven door de wens tot stimulering van een goede marktwerking. Een goede marktwerking zal uiteindelijk de consument ten goede komen, omdat hij bij een betere allocatie van middelen een betere kwaliteit van postdiensten tegen lagere prijzen krijgt aangeboden, en hij bovendien kan kiezen uit een groter aanbod van diensten en aanbieders. Daarbij is het van belang dat een situatie van open mededinging wordt gecreëerd waarin spelers op de postmarkt onder zoveel mogelijk gelijke voorwaarden hun diensten kunnen aanbieden.2 Artikel 2d Pw is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Postwet door de Tweede Kamer bij amendement aangenomen. Door de indieners van de motie wordt voor het totstandkomen van daadwerkelijk concurrentie op de postmarkt de vrije toegang tot de postbussen van de concessiehouder essentieel geacht. Aangezien PTT Post als niet opdrachtuitvoerder reeds toegang heeft tot de postbussen van PTT Post, heeft zij een concurrentievoordeel ten opzichte van andere aanbieders van postvervoer inzake de bezorging van post in de postbussen. Met andere woorden, er is reeds in dat opzicht geen sprake van een zogenaamd level playing field. Teneinde een gelijk speelveld te creëren en de concurrentie op gang te brengen dient de houder van de concessie de toegang tot de postbussen daadwerkelijk en onder redelijke en non-discriminatoire voorwaarden te verlenen.3
In september 2000 heeft het college middels beleidsregels een invulling gegeven aan artikel 2d Pw en de daarbij aan hem toegekende bevoegdheden. In de beleidsregels heeft het college invulling gegeven
1 Nota van toelichting bij het Postbesluit, Staatsblad 2000, 200, pagina 6 en 16.
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 363, nr. 3, p. 8.
3 Mededeling over de toepassing van de mededingingsregels op de postsector, 98/C , Publicatieblad C 39/02.
3
aan "redelijke, objectief gerechtvaardigde en non-discriminatoire voorwaarden en vergoedingen".4 Uit artikel 2d, tweede lid, Pw volgt dat het college een verzoek in behandeling zal nemen indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen. Het college zal dan de regels vaststellen inzake voorwaarden en/of vergoedingen die tussen partijen zullen gelden
Ten slotte dient in het kader van het gebruik van frankeeraanduidingen artikel 16, tweede lid, Pw te
worden vermeld. Dit artikel bepaalt: "Het is verboden zegels, zegelafdrukken, stempelafdrukken of
aanduidingen op zodanige wijze te bezigen, dat zij ten onrechte de indruk wekken, dat de bescheiden of
voorwerpen, waarop zij voorkomen, door de houder van de concessie behandeld of van de houder van de
concessie afkomstig zijn".
D. Standpunten MailMerge
In het verzoekschrift van 28 maart 2001 geeft MailMerge aan dat zij zich niet kan verenigen met de
voorwaarden die PTT Post stelt aan de toegang tot de postbussen. Daarbij stelt Mailmerge dat partijen
na maanden van onderhandelen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de door PTT Post
gehanteerde voorwaarden. Volgens MailMerge hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken
over een zevental voorwaarden. MailMerge verzoekt het college de volgende voorwaarden vast te
stellen.
1. PTT Post mag geen eisen stellen aan vorm, gewicht, afmeting, verpakking en adressering van
postbuszendingen. In ieder geval mag PTT Post niet meer eisen stellen aan deze zendingen dan zij
aan zendingen van PTT Post, anders dan in de hoedanigheid van de uitvoerder van de opgedragen
diensten, stelt.
MailMerge geeft aan dat zij de toegang op zich zelf ziet als een dienst en de toegang voor verschillende
soorten postzendingen niet aanmerkt als afzonderlijke toegangsdiensten. MailMerge stelt dat zij op
basis van artikel 2d Pw toegang tot de postbussen heeft voor alle soorten postzendingen, omdat zij een
aanbieder van postvervoer is. Momenteel heeft MailMerge geen toegang voor pakketten en
ongeadresseerde zendingen. De beperking die PTT Post oplegt in de soorten postzendingen is volgens
MailMerge in strijd met de redelijkheid en met de eis van non-discriminatie. Hierdoor beperkt PTT Post
de concurrentie op de postmarkt. MailMerge heeft een groot belang bij het kunnen aanleveren van alle
soorten postzendingen. Ongeadresseerde zendingen en pakketten tegen partijenposttarief worden door
PTT Post, anders dan in de hoedanigheid van uitvoerder van de opgedragen dienstverlening, vervoerd en
bezorgd. Voor bezorging van deze postzendingen in de postbussen betekent dit naar de mening van
MailMerge, dat PTT Post MailMerge op een gelijke wijze moet behandelen als PTT Post zichzelf als
uitvoerder van niet opgedragen diensten behandelt. Door MailMerge de toegang tot de postbussen voor
ongeadresseerde zendingen en pakketten te weigeren, handelt PTT Post discriminatoir. MailMerge wenst
toegang voor alle soorten postzendingen.
4 Voor een volledige weergave van de inhoud, verwijst het college naar de betreffende beleidsregels, Richtsnoeren
toegang tot de postbussen, OPTA/COM/2000/202712, 25 september 2000.
4
Ten tweede voert MailMerge aan dat PTT Post de toegang voor verschillende soorten postzendingen, zoals pakketten en ongeadresseerd drukwerk, afhankelijk stelt van de uitkomsten van een pilot. Naar de mening van MailMerge is een pilot slechts een vertragingsmiddel van PTT Post. Volgens MailMerge dient de toegang als zodanig verleend te worden en kan het testen van operationele aspecten ook gebeuren als de dienstverlening al plaatsvindt. MailMerge ziet dan ook niet in waarom voor de toegang tot de postbussen voor andere zendingen dan brieven en geadresseerd drukwerk eerst een pilot dient te worden gehouden.
2. PTT Post mag geen beperking opleggen aan het maximum aantal postbuszendingen dat per locatie mag worden aangeleverd.
MailMerge stelt dat PTT Post haar een beperking oplegt in het aantal stuks dat tegelijkertijd per postbuslocatie mag worden bezorgd. PTT Post heeft bij brief van 23 mei 2001, zowel aan het college als aan MailMerge, aangegeven dat zij "geen beperking aan toegang tot postbusbezorging voor bepaalde hoeveelheden postzendingen die mogen worden aangeleverd" heeft gehanteerd noch zal hanteren. Naar de mening van MailMerge is de bewoording "geen beperking....voor bepaalde hoeveelheden" te ruim.
3. MailMerge mag gebruik maken van dezelfde aanlevertijden als PTT Post.
MailMerge voert hiertoe aan dat zij gebonden is aan zeer beperkte aanlevertijden. Volgens MailMerge is
de beperking die PTT Post hanteert met betrekking tot de aanlevertijden niet redelijk en in strijd met het
vereiste van non-discriminatie. MailMerge moet postbuszendingen één uur voordat de postbuslocatie
wordt geopend aanleveren. Indien de aanlevering niet tijdig plaatsvindt, kan PTT Post de bezorging van
de postzendingen in de postbussen vertragen. Bovendien zijn de openingstijden van de postbuslocaties
in Nederland divers. Door de beperkte aanlevertijden en de diverse openingstijden kan een
organisatorisch probleem bij MailMerge ontstaan bij de aanlevering van postbuszendingen. Wanneer
Mailmerge niet tijdig aanlevert betekent dit dat de overkomstduur van de postbuszending vertraagd kan
worden.
MailMerge stelt dat zij er belang bij heeft om over ruimere aanlevertijden te beschikken zodat zij haar
logistieke proces efficiënt in kan richten en met haar klanten afspraken kan maken over de
overkomstduur. Naar de mening van MailMerge beperkt de bepaling niet alleen de concurrentie, maar is
deze ook in strijd met het non-discriminatiebeginsel. Volgens MailMerge heeft PTT Post ruimere
venstertijden waarbinnen postzendingen kunnen worden aangeleverd.
Ten aanzien van de toegang tot de postbussen in de vestigingen van Postkantoren BV, merkt MailMerge op dat PTT Post over een concurrentievoordeel beschikt. PTT Post heeft immers toegang voor openstelling van de postbussen, derden hebben deze toegang niet. PTT Post geeft daarbij aan dat de toegang voor derden verboden is vanwege de bankhandelingen die in Postkantoren BV worden verricht. Daaraan zijn strenge veiligheidsmaatregelen gekoppeld. Naar de mening van MailMerge rechtvaardigt het stellen van eisen inzake de veiligheid in ieder geval niet dat MailMerge discriminatoir behandeld wordt. Voorts is naar de mening van MailMerge ook niet duidelijk waarom MailMerge niet dezelfde
5
veiligheidsmaatregelen kan krijgen als PTT Post. Verder is MailMerge van mening dat aan het voorstel van PTT Post van 23 mei 2001 om, bij Postkantoren BV, een box aan te brengen te veel bezwaren kleven.
4. PTT Post moet de informatie leveren om een tijdige en juiste aanlevering van postbuszendingen
mogelijk te maken. Dit houdt in ieder geval in dat naast de in de Algemene Voorwaarden genoemde
basisgegevens, een overzicht van de venstertijden van de verschillende postbuslocaties moet
worden verstrekt. De gegevensverstrekking moet eens per kwartaal plaatsvinden en wijzigingen
dienen per ommegaande te worden gegeven.
Volgens MailMerge acht PTT Post zichzelf slechts verplicht om op een beperkte wijze informatie te
verstrekken. Tevens levert PTT post volgens MailMerge niet alle van belang zijnde basisgegevens aan.
Volgens MailMerge is het niet leveren van juiste, volledige en tijdige informatie door PPT Post in strijd
met het kenbaarheids- en het non-discriminatievereiste. Volgens de Algemene Voorwaarden verstrekt
PTT Post aan iedere aanbieder die belangstelling heeft voor het aangaan van een overeenkomst de
basisgegevens van haar postbuslocaties. MailMerge stelt dat zij deze basisgegevens nog steeds niet
volledig en correct heeft ontvangen. Bij brief van 23 mei 2001 geeft MailMerge aan welke informatie PTT
Post naar haar mening dient aan te leveren.
Naar de mening van MailMerge dienen voorts wijzigingen in die informatie per ommegaande aan haar
bekend te worden gemaakt. Het door PTT Post voorgestelde "tijdig" aanleveren van wijzigingen in de
informatie acht MailMerge onvoldoende. Ten aanzien van de juistheid van de aan te leveren informatie,
stelt MailMerge een bepaalde procedure voor. Indien deze door PTT Post gevolgd wordt, acht MailMerge
het niet nodig dat per kwartaal een volledig bestand met basisgegevens wordt opgeleverd.
5. PTT Post mag geen verplichting opleggen met betrekking tot het afsluiten van een
antwoordnummercontract voor retourzendingen.
MailMerge geeft aan dat PTT Post haar verplicht de retourzendingen van MailMerge te laten bezorgen op
een antwoordnummer. Volgens MailMerge is de verplichting die PTT Post haar oplegt om een
antwoordnummerovereenkomst af te sluiten in strijd met het non-discriminatie vereiste. PTT Post als
niet uitvoerder van de opgedragen diensten betaalt niet voor retourzendingen en hoeft ook geen
antwoordnummerovereenkomst te sluiten. Daarnaast brengt deze verplichting hoge kosten met zich
mee. Voor retourzendingen stelt MailMerge voor dat indien zij deze niet binnen 10 werkdagen na
ontvangst door PTT Post heeft opgehaald, PTT Post de retourzendingen naar het postbusnummer van
MailMerge stuurt tegen een vooraf overeengekomen kostengeoriënteerde vergoeding.
6. PTT Post moet in de overeenkomst of de Algemene Voorwaarden opnemen wat haar prestaties zijn.
Dit houdt in ieder geval in een bepaling met betrekking tot de termijn waarbinnen PTT Post de
postbuszendingen van MailMerge bezorgt.
MailMerge voert hiertoe aan dat in de overeenkomst nauwelijks tot geen verplichtingen zijn opgenomen
inzake de prestaties van PTT Post. Volgens MailMerge handelt PTT Post hierdoor in strijd met het
6
kenbaarheids- en redelijkheidsvereiste. Het contract en de Algemene Voorwaarden zijn volgens MailMerge te eenzijdig opgesteld. Nergens staat vermeld binnen hoeveel tijd na aanlevering de postzendingen van MailMerge daadwerkelijk in de postbussen zullen worden bezorgd. MailMerge heeft daardoor niet de mogelijkheid PTT Post aansprakelijk te stellen voor wanprestatie van MailMerge ten opzichte van haar klanten in geval van te late bezorging door PTT post.
Daarnaast voert MailMerge aan dat zij geen eigen verantwoordelijkheid meer heeft over haar eigen
postbuszendingen doordat PTT Post er voor heeft gekozen om zelf de postbuszendingen van MailMerge
aan te nemen en te bezorgen. Om een gelijke concurrentiepositie te verwerven is het naar de mening
van MailMerge van essentieel belang dat PTT Post kenbaar maakt welke prestaties zij levert. Deze
prestaties dienen volgens MailMerge in ieder geval te bestaan uit de elementen tijdigheid, juistheid en
betrouwbaarheid. PTT Post is naar de mening van MailMerge schadeplichtig indien sprake is van een
toerekenbare tekortkoming.
7. PTT Post mag geen voorwaarden stellen aan de herkenbaarheid van de postbuszendingen en aan de
frankering van postbuszendingen.
Volgens MailMerge is het stellen van eisen aan herkenbaarheid en aan frankering in strijd met de
redelijkheid en het vereiste van non-discriminatie. PTT Post heeft aan MailMerge aangegeven dat deze
eisen worden gesteld in verband met de retourzendingen en de attentiewaarde. Daarnaast worden in de
Algemene Voorwaarden ook de kwaliteitsmetingen en de afhandeling van klachten genoemd. Volgens
MailMerge weegt het belang van deze redenen niet op tegen het belang van MailMerge bij gebruik van
dezelfde frankeeraanduiding als die van PTT Post. MailMerge voert hiertoe het volgende aan.
Partijenpostzendingen werden veelal gefrankeerd met de aanduiding "port betaald" gevolgd door een plaatsnaam. In juni 2000 heeft PTT Post deze aanduiding veranderd in "port betaald PTT Post". Klanten hebben grote voorraden van deze enveloppen met daarop de frankeeraanduiding van PTT Post. Wanneer een klant overstapt naar MailMerge wil deze klant veelal dezelfde enveloppen blijven gebruiken. Echter, indien MailMerge deze enveloppen aanlevert, weigert PTT Post de zendingen te bezorgen. Hiermee werpt PTT Post naar de mening van MailMerge een drempel op voor een klant om over te stappen naar een andere aanbieder dan PTT Post. PTT Post gebruikt deze enveloppen echter ook voor het niet opgedragen postvervoer. Aangezien de postzendingen van PTT Post als niet uitvoerder van de opgedragen diensten niet worden geweigerd, verkrijgt zij hiermee een concurrentievoordeel. De eis van herkenbaarheid werkt volgens MailMerge aldus concurrentieverstorend en is discriminatoir.
E. Standpunten PTT Post
De reactie van PTT Post op het door MailMerge gestelde is, kort samengevat, als volgt.
1. MailMerge is niet ontvankelijk.
PTT Post is van mening dat geen sprake is van een geschil, in de zin van artikel 2d Pw, tussen MailMerge
en PTT Post over de voorwaarden die PTT Post wenst te hanteren. Volgens PTT Post waren alle partijen
het met het voorstel van PTT Post eens om de toegang te realiseren via goed voorbereide en gerichte
7
pilot-projecten. Met ingang van 1 februari 2000 was de toegang gerealiseerd voor postbezorging van brieven buiten de concessie en geadresseerd drukwerk. Naar de mening van PTT Post heeft zij steeds adequaat gereageerd op de wensen van MailMerge en tijdig voorstellen gedaan om te komen tot oplossingen voor toegang voor ongeregistreerde pakketten en ongeadresseerd drukwerk. Er is volgens PTT Post dan ook geen sprake van vertraging en langdurige onderhandelingen. De pilot voor fase 2 (pakketten, geregistreerde/aangetekende zendingen en ongeadresseerde zendingen) zou in mei 2001 worden afgerond. Deze zal geëvalueerd worden en daarna zal de definitieve invoering plaatsvinden. Verder heeft MailMerge volgens PTT Post eerst bij brief van 12 oktober 2000 op een aantal punten inhoud gegeven aan haar wensen.
Op grond van het bovenstaande is PTT Post van mening dat met betrekking tot de realisatie van de toegang tot de postbussen geen sprake van een geschil is. MailMerge dient dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
2. Het college is niet bevoegd.
Hiertoe voert PTT Post aan dat artikel 2d Pw beperkt is tot andere aanbieders van postvervoer. Volgens de Postwet valt onder de term "postvervoer" slechts het vervoer van geadresseerde zendingen. Op basis hiervan is het college volgens PTT Post niet bevoegd met betrekking tot de toegang tot de postbussen voor postzendingen die geen geadresseerde zendingen zijn zoals bedoeld in de Postwet.
3. Omvang van de wettelijke verplichtingen
Tijdens de hoorzitting van 17 mei 2001 voert PTT Post aan dat zij slechts gehouden is toegang te bieden
indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. PTT Post voert het volgende aan.
Ten eerste stelt PTT Post dat in het belang van de continuïteit van de opgedragen diensten, de overige
diensten van PTT Post en de marktpartij die om toegang verzoekt, het noodzakelijk is dat de invoering
van nieuwe toegangsmogelijkheden eerst wordt getest. In het kader van een dergelijke test kan PTT Post
een beeld krijgen van de operationele voorwaarden en het aantal mensen en de hoeveelheid
bedrijfsmiddelen die moeten worden ingezet. PTT Post dient er ook voor te zorgen dat de uitvoering van
de opgedragen dienst niet in het gedrang komt.
Ten tweede stelt PTT Post dat zij, conform de beslispraktijk inzake interconnectie en bijzondere toegang,
een verzoek slechts in behandeling hoeft te nemen als dit voldoende gespecificeerd is. PTT Post heeft
niet begrepen en hoeven te begrijpen dat MailMerge de toegang voor pakketten en ongeadresseerde
zendingen eerder dan april 2001 (de datum waarop de pilot van start zou gaan) wilde realiseren. Het
verzoek van MailMerge van oktober 2000 is naar de mening van PTT Post te ruim geformuleerd. PTT Post
heeft dit meegenomen in de pilot die in april 2001 van start is gegaan. Volgens PTT Post was eerst in
februari 2001 duidelijk welke uitbreiding van de postbusbezorging MailMerge nu wilde.
Ten derde stelt PTT Post dat zij niet verplicht is op voorhand wijzigingen in haar operationele processen door te voeren en daarvoor kosten te maken. Zij is daartoe slechts verplicht indien en voor zover de
8
belangstelling voor toegang tot haar postbussen daadwerkelijk aanwezig is. Naar de mening van PTT Post is zij niet gehouden voorbereidingen voor volledige postbustoegang te treffen. Bovendien bestond er weinig belangstelling bij marktpartijen om mee te doen aan de pilot voor pakketten en ongeadresseerde zendingen.
Ten vierde stelt PTT Post dat zij een redelijke termijn mag hanteren voor de implementatie van toegang tot de postbussen. PTT Post stelt dat zij op basis van de beslispraktijk van het college inzake interconnectie en bijzondere toegang op de telecommunicatiemarkt een termijn van drie maanden mag hanteren.
4. Bespreking van de verzoeken van MM
Ten aanzien van de verzoeken van MailMerge voert PTT Post, kort samengevat, het volgende aan.
Verzoek 1) Ten eerste stelt PTT Post dat de postbussentoegang voor pakketten en ongeadresseerde
zendingen in overleg met en op verzoek van marktpartijen niet in de eerste fase van de pilot begrepen.
Er was volgens PTT Post geen belangstelling voor toegang tot de postbussen voor andere postzendingen
dan brieven en geadresseerd drukwerk. Daarnaast was het verzoek van MailMerge eind 2000 volgens PTT
Post onvoldoende gespecificeerd. Er is op dit punt volgens PTT Post geen sprake van een geschil. De eis
van MailMerge dat invoering per direct zou moeten worden gerealiseerd is bovendien niet reëel en volgt
ook niet uit artikel 2d Postwet.
Verzoek 2) Naar de mening van PTT Post is hier sprake van een misverstand. PTT Post heeft geen
beperking in het aantal aan te leveren stuks gehanteerd en zal deze ook niet hanteren. Bij brief van 23
mei 2001 wordt dit naar haar mening bevestigd.
Verzoek 3) Volgens PTT Post is het niet juist dat de venstertijden waarbinnen postzendingen dienen te
worden aangeleverd te beperkt zijn en dat die venstertijden niet voor PTT Post zelf zouden gelden. Voor
PTT Post gelden dezelfde venstertijden als voor MailMerge, één uur voor opening van de postbussen wat
leidt tot een venstertijd van 30 minuten. PTT Post stelt dat voor de eigen vestigingen van Postkantoren
BV en de postagentschappen andere aandachtspunten een rol spelen. Voor deze vestigingen heeft PTT
Post momenteel nog een voordeel vanwege historische werkafspraken die toegang voor openstelling van
de postbussen mogelijk maken. PTT Post stelt hierbij dat zij dit voordeel in de toekomst zal opheffen. Bij
brief van 23 mei 2001 heeft PTT Post de volgende voorstellen gedaan:
a. Ten aanzien van de bestelkantoren van PTT Post acht zij het mogelijk dat aangeleverd kan worden
uiterlijk een half uur voor de publieksopeningstijd en niet eerder dan vlak na de begintijd van de
postbusbezorgingswerkzaamheden. Dit komt volgens PTT Post in het algemeen neer op een
venstertijd van bijna een uur.
b. Ten aanzien van de vestigingen van Postkantoren BV stelt PTT Post dat op grond van
veiligheidseisen geen toegang aan derden toegestaan is. PTT Post mag daar zelf wel aanleveren
wegens in het verleden gemaakte afspraken. Voor aanlevering van postbuszendingen door andere
aanbieders dan PTT Post is zij voornemens de mogelijkheden voor aanlevering via een box te
onderzoeken.
9
c. Ten aanzien van de postagentschappen merkt PTT Post op dat deze zijn ondergebracht bij ondernemers van allerlei winkels. De openingstijden van de postagentschappen kunnen verschillen met die van de winkelonderneming. PTT Post zal bekijken op welke wijze de venstertijden voor postagentschappen het beste kunnen worden gepreciseerd en actueel gehouden.
Verzoek 4) Volgens PTT Post zijn partijen het er over eens dat PTT Post ieder kwartaal informatie aan
MailMerge zal verstrekken. Bij brief van 23 mei 2001 geeft PTT Post aan dat zij de nieuwe informatie
voor 1 juli 2001 aan MailMerge zal leveren en er voor zal zorgen dat in de toekomst wijzigingen in die
informatie tijdig aan MailMerge worden gemeld. Ook op dit punt is er volgens PTT Post geen sprake van
een geschil.
Verzoek 5) In de Algemene Voorwaarden wordt bepaald dat onbestelbare postbuszendingen en
overschotten ongeadresseerde drukwerken bij de eerstvolgende aflevering aan de contractant retour
worden gegeven. Indien retourzendingen na een week nog niet zijn opgehaald, dan worden deze als
antwoordzending geretourneerd. Bij brief van 23 mei 2001 heeft PTT Post aangegeven een
antwoordnummerovereenkomst tegen nultarief met MailMerge te willen aangaan. MailMerge zou in dat
geval per verzamelenveloppe het antwoordzendingentarief betalen.
Met betrekking tot het voorstel van MailMerge om de onbestelbare post naar een postbusnummer te
zenden, merkt PTT Post op dat dit een afwijking is van het gebruikelijke proces van postbezorging,
hetgeen niet geldt voor de antwoordzendingen. Daarnaast stelt PTT Post voor dat zij bij overschrijding
van een redelijke termijn voor het ophalen van onbestelbare post tegen vergoeding een bewaarservice
in het leven kan roepen.
Ook met betrekking tot dit onderdeel is PTT Post van mening dat partijen het eens zijn of het in ieder
geval heel snel eens kunnen worden.
Verzoek 6) Naar de mening van PTT Post zijn in de Algemene Voorwaarden de servicekaders genoegzaam
omschreven. Een harde garantie zoals MailMerge lijkt te vragen is naar de mening van PTT Post niet
reëel. Ook de postregelgeving biedt daartoe geen aanknopingspunten. MailMerge heeft naar de mening
van PTT Post ook op dit onderdeel prematuur een geschil aanhangig gemaakt.
Bij brief van 23 mei 2001 stelt PTT Post een servicekader met inspanningsverplichtingen voor.
Aansprakelijkheid voor schade als gevolg van niet of niet tijdige nakoming van die
inspanningsverplichtingen wenst PTT Post echter niet te aanvaarden, voor zover het gaat om niet-
geregistreerde post. Bij beschadiging of verlies aanvaardt PTT Post een beperkte aansprakelijkheid. De
servicekaders zoals MailMerge deze stelt in haar brief van 23 mei 2001 zijn voor PTT Post niet
aanvaardbaar.
Verzoek 7) Dit punt is volgens PTT Post voor het eerst in een brief van 6 maart 2001 en vervolgens bij
brief van 19 maart 2001 door MailMerge aan de orde gesteld. PTT Post is van mening dat het
vanzelfsprekend is dat MailMerge op de postzendingen duidelijk dient te maken dat deze door haar zijn
10
vervoerd, althans dat deze niet door PTT Post zijn vervoerd. Indien MailMerge gebruik maakt van de enveloppen met de frankeeraanduiding "port betaald PTT Post", dan handelt MailMerge volgens PTT Post onrechtmatig jegens zowel de geadresseerden als PTT Post. Volgens PTT Post is bovendien sprake van een handelswijze in strijd met artikel 16, tweede lid, Pw, omdat de redenering van MailMerge er op neer komt dat het haar zou zijn toegestaan om ten onrechte de indruk te wekken dat het vervoer niet door MailMerge, maar door PTT Post als houder van de concessie heeft plaatsgevonden en het haar aldus zou zijn toegestaan om geadresseerde postbushouders te misleiden. Ook in dit geval heeft MailMerge volgens PTT Post onnodig en voorbarig een geschil aanhangig gemaakt.
Conclusie
Naar de mening van PTT Post dient MailMerge niet ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoeken,
omdat voor geen van de ingediende verzoeken sprake is van een geschil, althans een voldoende
gespecificeerd geschil. Daarnaast heeft het college met betrekking tot de toegang van postbussen voor
ongeadresseerde zendingen in ieder geval geen bevoegdheid.
Subsidiair dienen de verzoeken van MailMerge te worden afgewezen.
F. Overwegingen
In deze overwegingen zal het college allereerst ingaan op de ontvankelijkheid van MailMerge en de
bevoegdheid van het college. Vervolgens zal het college de prealabele vragen welke PTT Post, inzake de
omvang van de wettelijke verplichting ex artikel 2d Pw, opwerpt beoordelen. Ten slotte zal het college
de zeven specifieke voorwaarden aan de toegang beoordelen.
Ontvankelijkheid en bevoegdheid
Ingevolge artikel 2d, eerste lid, Pw is PTT Post verplicht aan andere aanbieders van postvervoer toegang
te verlenen tot haar postbussen. De voorwaarden en vergoedingen van die toegang dienen in onderling
overleg tussen MailMerge en PTT Post te worden bepaald. Indien geen overeenstemming wordt bereikt
over die voorwaarden en vergoedingen, dan worden de voorwaarden en/of vergoedingen ingevolge
artikel 2d Pw op verzoek van één van de partijen door het college vastgesteld.
Bij brief van 23 februari 1999 heeft MailMerge bij PTT Post een algemeen verzoek om toegang tot de postbussen ingediend. Naar aanleiding daarvan hebben MailMerge en PTT Post meerdere malen schriftelijk en mondeling contact gehad over de voorwaarden voor de toegang. De wens van MailMerge om toegang te verkrijgen tot de postbussen van PTT Post na inwerkingtreding van artikel 2d Pw, volgt met name uit de brieven van MailMerge van 27 februari, 6 maart en 19 maart 2001 aan PTT Post. Uit deze brieven valt tevens af te leiden dat PTT Post en MailMerge geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de door PTT Post aan de toegang gestelde voorwaarden.
Aldus is het college, gezien de weergave van de feiten, het verloop van de procedure, de argumenten van beide partijen en het door partijen tijdens en na de hoorzitting van 17 mei 2001 gestelde, van oordeel dat voldoende duidelijk is dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de in het geding zijnde voorwaarden. Daarbij noemt het college in het bijzonder de brieven van MailMerge van 25 mei 2000, 12 oktober 2000, 5 februari 2001, 27 februari 2001, 6 maart 2001 en 19 maart 2001. Het
11
argument van PTT Post dat, bij gebreke van een bestaand geschil, MailMerge niet ontvankelijk dient te worden verklaard, treft dan ook geen doel.
Ten aanzien van de bevoegdheid, brengt volgens PTT Post de term "postvervoer" in de Postwet met zich mee dat het college niet bevoegd is een oordeel te geven over de voorwaarden die tussen PTT Post en MailMerge zullen gelden met betrekking tot postzendingen anders dan brieven en geadresseerde zendingen. Het college kan zich niet vinden in deze stelling en overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 1, onder c, Pw zijn postzendingen brieven en andere bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen geadresseerde zendingen. Krachtens artikel 2, eerste lid, Pw is PTT Post verplicht
deze postzendingen te vervoeren. Blijkens de wetsgeschiedenis worden de genoemde begrippen in de
eerste plaats gehanteerd ter afbakening van de wettelijke vervoersplicht van PTT Post, welke plicht niet
rust op andere aanbieders van postvervoer.5
Voorts stelt het college vast dat MailMerge in ieder geval dient te worden aangemerkt als een aanbieder
van postvervoer als bedoeld in artikel 2d Pw. Immers, MailMerge vervoert geadresseerde en andere
zendingen. Ingevolge artikel 2d Pw is PTT Post verplicht aan dergelijke aanbieders toegang te verlenen
tot zijn postbussen tegen de voorwaarden zoals daar aangegeven, ongeacht de aard van de zendingen,
bestemd voor bezorging in de postbussen, die MailMerge vervoert. Deze verplichting is in de wet
opgenomen omdat voor het tot stand brengen van daadwerkelijke concurrentie in het kader van de
beoogde liberalisering van de postmarkt een vrije toegang tot de postbussen, door de houder van de
concessie, essentieel werd geacht.6 Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van het college
aan de toegang en de term postvervoer in artikel 2d Pw niet een zodanige uitleg worden gegeven dat de
toegang beperkt zou zijn tot postzendingen in de eerder genoemde zin. Daarbij merkt het college nog
op dat, indien dit anders zou zijn en het toegangsbegrip zou worden beperkt tot het postvervoer onder
de opdracht, sprake zou zijn van een discriminatoire situatie. Immers, PTT heeft als niet
opdrachtuitvoerder wel toegang tot de postbussen voor zendingen die niet onder de opdracht vallen.
Gezien de beoogde doelstelling van de wetgever kan het dan ook niet de intentie van de wetgever zijn
de toegang tot de postbussen te beperken tot brieven en geadresseerde zendingen.
Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat PTT Post op grond van artikel 2d Pw
verplicht is MailMerge als aanbieder van postvervoer toegang tot verlenen tot haar postbussen,
ongeacht de door MailMerge vervoerde en voor bestelling in de postbussen bestemde zendingen. Het
college is dan ook bevoegd een oordeel te geven over de toegang tot de postbussen voor zowel
geadresseerde postzendingen als andere zendingen. Hierna zal het college voor de duidelijkheid beide
soorten zendingen als postzendingen aanduiden.
Omvang wettelijke verplichtingen ex artikel 2d Pw
Tijdens de hoorzitting van 17 mei 20017, voert PTT Post aan dat zij slechts verplicht is toegang tot de
postbussen te verlenen indien aan een viertal algemene voorwaarden is voldaan. Kortweg stelt PTT Post
5 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 363, nr. 3 met name p. 5 tot en met 10. 6 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 363, nr. 17. 7 Zie daarvoor ook de pleitnotitie van gemachtigde van PTT Post.
12
de toegang afhankelijk van het houden van een pilot, het bestaan van een gespecificeerd verzoek om toegang, voldoende belangstelling en een implementatietermijn. Uit het verslag van de hoorzitting van 17 mei 20018 volgt dat MailMerge zich niet kan vinden in hetgeen PTT Post ter zake stelt. Volledigheidshalve merkt het college op dat de algemene, door PTT Post gesteld, voorwaarden aan de toegang onderdeel vormen van de toegang tot de postbussen door MailMerge. Naar aanleiding van het door PTT Post gestelde, overweegt het college het volgende.
Het houden van een pilot
Het houden van een pilot is volgens PTT Post nodig om te bezien welke aanpassingen nodig zijn in haar
logistieke en organisatorische processen als gevolg van de toegang tot de postbussen door derden. Na
afronding van de eerste fase van de pilot, 1 april 2000, heeft MailMerge toegang tot de postbussen voor
brieven buiten de concessie en geadresseerd drukwerk. De tweede fase zou zijn afgerond in mei 2001
waarna deze fase geëvalueerd zal worden en begonnen kan worden met de daadwerkelijke invoering van
de toegang tot de postbussen voor pakketten en ongeadresseerd drukwerk, aldus PTT Post. De toegang
tot de postbussen voor andere zendingen dan brieven en geadresseerd drukwerk wordt aldus afhankelijk
gesteld van de uitkomsten van een pilot. Hierbij merkt het college op dat MailMerge tijdens de
hoorzitting heeft aangegeven dat zij het houden van een pilot niet onderschrijft. Naar haar mening kan
het een en ander ook tijdens de daadwerkelijke dienstverlening worden getest. Ten aanzien van het
houden van meerdere pilots, na afronding van de eerste fase, alvorens wordt overgegaan tot het
verschaffen van toegang tot de postbussen, overweegt het college het volgende.
Ten eerste is PTT Post sinds 1 juni 2000 verplicht toegang te verschaffen tot de postbussen. Het tot op
heden niet bieden van toegang tot de postbussen voor andere postzendingen dan brieven buiten de
concessie en geadresseerd drukwerk, terwijl daar wel om verzocht, is niet in overeenstemming met
artikel 2d Pw. Naar het oordeel van het college kan de toegang tot de postbussen dan ook niet
afhankelijk worden gesteld van een pilot. Ook los van een pilot dient MailMerge de verlangde toegang
tot de postbussen te krijgen.
Ten tweede heeft PTT Post de noodzaak van het houden van meerdere pilots niet aangetoond noch
aannemelijk gemaakt. Het college ziet overigens ook niet in dat de logistieke en organisatorische
processen voor het aanleveren van verschillende soorten postzendingen zodanig verschillend zijn dat
daarvoor aparte testfases dienen te worden gehouden. Met name de noodzaak van het houden van een
aparte testfase voor geadresseerd en ongeadresseerd drukwerk kan het college niet volgen. Het college
vindt daarvoor ook ondersteuning in de door PTT Post aangeleverde werkinstructie voor het personeel.
Uit deze instructie volgt dat deze procedure bestaat uit het aannemen van een zak van MailMerge waarin
de, reeds voorgesorteerde, postzendingen zich bevinden. Een medewerker van PTT Post dient vervolgens
een aantal feitelijke handelingen uit te voeren. Naar het oordeel van het college zijn deze handelingen
niet zodanig anders dan de handelingen die verricht dienen te worden inzake de door PTT Post
aangeleverde postbuszendingen dat daarmee het houden van een pilot, met name gezien de duur
daarvan, gerechtvaardigd is. Het feit dat PTT Post stelt te beschikken over ongeveer 1600
8 Verslag van de hoorzitting, met name p. 3 en 4.
13
postbuslocaties doet daar niet aan af. Iedere locatie is immers een afzonderlijke locatie die fysiek gezien niet met een andere, laat staan iedere, locatie is verbonden. Ook de huidige stand van de techniek en de ter beschikking staande communicatiemiddelen, geven het college aanleiding het argument van PTT Post, dat zij op 1600 locaties aanpassingen dient in te voeren, niet te honoreren. Zo biedt bijvoorbeeld het gebruik van e-mail PTT Post de mogelijkheid aanpassingen efficiënt en snel in te voeren.
Ten derde vindt er bij toegang tot de postbussen in beginsel slechts een verschuiving plaats van de poststroom die door PTT Post wordt vervoerd naar de poststroom die door concurrenten wordt vervoerd. Zoals MailMerge terecht opmerkt brengt dit in beginsel geen vergroting van het postvolume met zich mee. Ook om die reden treffen de argumenten van PTT Post inzake de noodzaak tot aanpassingen in logistieke en organisatorische processen geen doel.
Ter rechtvaardiging van het houden van een afzonderlijke pilot voor verschillende postzendingen,
beroept PTT Post zich op het uitvoeren van het opgedragen postvervoer. PTT Post suggereert dat het
opgedragen postvervoer in het gedrang kan komen indien op korte termijn na het indienen van een
verzoek de toegang wordt verschaft en niet eerst een pilot wordt gehouden. Aangezien PTT Post een
causaal verband tussen het houden van een pilot, zoals in het onderhavige geval, alvorens over te gaan
tot het verlenen van toegang en de bedreiging voor het opgedragen postvervoer indien geen testfase
wordt gehouden, niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt, treft dit argument van PTT
Post geen doel.
Ten slotte is het college van oordeel dat het belang van PTT Post bij het houden van een testfase, indien
al noodzakelijk, niet opweegt tegen het belang van MailMerge bij toegang tot de postbussen. Immers,
de beperkingen die PTT Post oplegt in de toegang tot de postbussen belemmeren MailMerge bij de
toetreding tot de markt en het verkrijgen van een gelijke concurrentiepositie. Met andere woorden, het
afhankelijk stellen van de toegang van het houden van een testfase werkt concurrentieverstorend en is
bovendien niet objectief gerechtvaardigd.
Op grond van bovenstaande overwegingen is het college van oordeel dat ook andere postzendingen dan
brieven buiten de concessie en geadresseerd drukwerk zonder het houden van een pilot aangeleverd
moeten kunnen worden. Ten aanzien van de vraag hoe dient te worden omgegaan met de bezorging
door PTT Post van zendingen van MailMerge waarvoor afwijkende handelingen vereist zijn9, acht het
college het van belang dat partijen daar goede afspraken over maken. Dit laat het feit dat PTT Post aan
MailMerge voor dergelijke zendingen toegang tot de postbussen dient te verlenen, uiteraard onverlet.
Verzoek
Zoals reeds eerder aangegeven, heeft MailMerge bij brief van 23 februari 1999 een algemeen verzoek om
toegang tot de postbussen bij PTT Post ingediend. Reeds op dat moment had PTT Post moeten, althans
kunnen, begrijpen dat MailMerge toegang tot de postbussen wenst zonder onderscheid naar soorten
9 Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij aanvullende diensten en rembourszendingen.
14
postzendingen. Ook na inwerkingtreding van artikel 2d Pw heeft MailMerge meerdere malen bij PTT Post aangegeven dat zij toegang tot de postbussen wenst. In tegenstelling tot bijvoorbeeld enkele bepalingen in de Telecommunicatiewet inzake toegang tot netwerken, wordt in de Postwet de toegang niet expliciet afhankelijk gesteld van een daartoe ingediend verzoek en de vorm en inhoud van een dergelijk verzoek. Het college acht het wel redelijk dat de toegang wordt ingeleid door een verzoek daartoe, ongeacht de vorm en inhoud van dat verzoek. Het verzoek om toegang hoeft dan ook niet gespecificeerd te worden naar toegang voor bepaalde soorten zendingen. Een algemeen verzoek om toegang vormt de basis voor partijen om verder in overleg de voorwaarden en vergoedingen van die toegang vast te stellen. Het college kan PTT Post dan ook niet volgen in de stelling dat sprake dient te zijn van een gespecificeerd verzoek en overweegt daartoe meer in het bijzonder het volgende.
PTT Post voert ter zake van het indienen van een gespecificeerd verzoek de beslispraktijk van het college inzake interconnectie en bijzondere toegang op de telecommunicatiemarkt aan. Dienaangaande merkt het college het volgende op. Een telecommunicatienetwerk en een postnetwerk zijn in die zin met elkaar vergelijkbaar dat beide voorzieningen essentiële voorzieningen zijn welke in handen zijn van één aanbieder. Voor het postnetwerk geldt dat dit een voorziening is welke PTT Post beheerst. Op basis van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie dienen partijen welke een essentiële voorziening in handen hebben concurrenten toegang te bieden tot deze voorzieningen. Artikel 2d Pw kan als een uitwerking hiervan worden gezien. PTT Post is, net als KPN, verplicht om naar aanleiding van een verzoek daartoe toegang tot haar netwerk te verlenen. Een vergelijking van een telecommunicatienetwerk met het postnetwerk brengt verder met zich mee dat de weigering om toegang te verlenen slechts gerechtvaardigd is indien de voorwaarden die de PTT Post aan de toegang stelt redelijk zijn. Het college is echter van oordeel dat de onderhavige algemene voorwaarden, welke PTT Post stelt aan de toegang, het niet verlenen van toegang aan MailMerge niet rechtvaardigen. De vergelijkbaarheid van beide netwerken neemt niet weg dat er technische verschillen zijn. Zo zijn de postbuslocaties niet fysiek met elkaar verbonden en speelt bij toegang tot het postnetwerk het gevaar voor netwerkintegriteit geen rol.10 Voorts geldt de wettelijk vastgestelde voorwaarde in artikel 6.9 van de Telecommunicatiewet, het doen van een "redelijk verzoek", niet voor de toegang tot de postbussen. Om deze redenen is het college van oordeel dat de door PTT Post aangehaalde beslispraktijk van het college, inzake interconnectie en bijzondere toegang, niet op het onderhavige geval van toepassing is. De argumentatie van PTT Post ter zake treft dan ook geen doel.
Belangstelling
Het college is van oordeel dat met het indienen van een verzoek om toegang tot de postbussen de
belangstelling voor die toegang reeds is gegeven. Op grond van artikel 2d Pw is PTT Post verplicht die
toegang te verschaffen. De belangstelling is in het onderhavige geval met het verzoek van MailMerge
aan PTT Post, om toegang tot de postbussen te verkrijgen, duidelijk aanwezig. Naar het oordeel van het
college kan de mate van daadwerkelijke belangstelling wel blijken uit het houden van een pilot, maar is
de omvang van die belangstelling daarmee niet per definitie vastgesteld. Immers, niet uitgesloten is dat
(potentiële) klanten die niet hebben meegewerkt aan de pilot wel van de diensten van MailMerge
10 Zo zal bijvoorbeeld een foutieve wijze van aanlevering door MailMerge bij een postbuslocatie van PTT Post niet kunnen leiden tot een storing van het gehele postnetwerk noch een deel daarvan.
15
gebruik wensen te maken zodra de dienstverlening door MailMerge daadwerkelijk en in heel Nederland plaatsvindt. Het college kan PTT Post dan ook niet volgen in haar stelling dat zij in het onderhavige geval niet verplicht zou zijn om aan MailMerge de toegang tot de postbussen te verlenen.
Implementatietermijn
Mede gelet op bovenstaande overwegingen, kan het college PTT Post ook niet volgen in de stelling dat
een implementatietermijn van drie maanden een redelijke termijn is alvorens wordt overgegaan tot het
verlenen van toegang, omdat 1) PTT Post als niet opdrachtuitvoerder zelf reeds toegang heeft, 2) de
toegang voor concurrenten voor bepaalde zendingen reeds een feit is, 3) de verplichting om toegang te
verlenen sinds 1 juni 2000 bestaat en 4) de stelling van PTT Post dat meerdere testfases na de eerste
(najaar 1999 tot 1 april 2000) dienen te worden gedaan geen doel treft.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat PTT Post door het stellen van de algemene
voorwaarden een drempel opwerpt voor MailMerge om toegang tot de postbussen en een gelijke
concurrentiepositie te verkrijgen. Gezien zijn overwegingen, is het college van oordeel dat PTT Post op
korte termijn aan MailMerge de toegang tot de postbussen dient te verlenen. Het college acht een
termijn van twee weken na dagtekening van dit besluit een redelijke termijn waarbinnen PTT Post
toegang tot de postbussen aan MailMerge dient te verlenen. In samenhang hiermee, acht het college
het redelijk dat MailMerge binnen één week na dagtekening van dit besluit aan PTT Post kenbaar maakt
op welke postbuslocaties zij de postbuszendingen zal aanleveren.11 Aangezien MailMerge reeds heeft
verzocht om toegang tot de postbussen, is het college verder van oordeel dat MailMerge geen nieuw
verzoek hoeft in te dienen wanneer zij op andere postbuslocaties wenst aan te leveren, doch slechts aan
PTT Post hoeft aan te geven welke postzendingen zij wanneer en op welke postbuslocaties zal gaan
aanleveren. De toegang dient vervolgens te worden verschaft op de door MailMerge aangegeven
wensdatum.
De specifieke voorwaarden
Ten aanzien van de eerdergenoemde, zeven, voorwaarden van het verzoekschrift van MailMerge,
overweegt het college het volgende.
1. Voorwaarden aan de vorm, afmeting, gewicht, verpakking en adressering van postbuszendingen
Zoals reeds eerder is overwogen, kan de toegang tot de postbussen niet beperkt blijven tot brieven
buiten de concessie en andere geadresseerde zendingen. Daarnaast is PTT Post ingevolge het non-
discriminatie beginsel gehouden MailMerge tegen dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde
vergoedingen toegang te verlenen tot haar postbussen als zij dat doet voor zichzelf anders dan in de
hoedanigheid van uitvoerder van de opgedragen diensten. Op basis van dit beginsel is het college van
oordeel dat MailMerge in ieder geval toegang tot de postbussen dient te verkrijgen voor al die soorten
postzendingen die PTT Post zelf voor aflevering in de postbussen aanbiedt. Door de toegang te beperken
11 Tijdens de hoorzitting heeft MailMerge aangegeven dat zij reeds van tevoren aan PTT Post kenbaar maakt waar en wanneer zij postbuszendingen zal gaan aanleveren.
16
tot bepaalde soorten postzendingen hanteert PTT Post een discriminatoire voorwaarde jegens MailMerge.
Ten aanzien van het stellen van voorwaarden aan de vorm, afmeting, verpakking, gewicht en adressering van de door MailMerge aan te leveren postzendingen, overweegt het college het volgende.
De wettelijke vereisten ten aanzien van gewicht, afmeting en dergelijke zijn opgelegd in het kader van
de uitvoering van de wettelijke vervoersplicht van PTT Post en de omvang daarvan.12 Concurrenten van
PTT Post mogen ook de postzendingen welke onder de opdracht vallen, met uitzondering van brieven
binnen het voorbehouden deel, vervoeren. Het vervoer van postzendingen buiten de opdracht valt in
het vrije marktdeel. Op het vervoer van postzendingen door MailMerge zijn niet de Algemene
Voorwaarden voor het opgedragen postvervoer van PTT Post van toepassing, maar de eigen voorwaarden
van MailMerge voor het postvervoer. Immers, het is aan MailMerge om te bepalen welke soorten
postzendingen zij vervoert, welke voorwaarden zij aan die postzendingen stelt en daarmee ook welke
postzendingen zij in de postbussen bezorgt.
Daarnaast kan het stellen van allerlei voorwaarden ten aanzien van vorm, afmeting en dergelijke aan de
postbuszendingen door PTT Post de concurrentie op de postmarkt ernstig belemmeren. Postvervoerders
dienen zichzelf immers te kunnen onderscheiden in hun dienstverlening ten opzichte van PTT Post. Het
moge duidelijk zijn dat MailMerge een zwaarwegend belang heeft bij het kunnen aanleveren van de door
haar vervoerde postzendingen ook al wijken deze zendingen qua afmeting, vorm en dergelijke af van de
postzendingen van PTT Post.
Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat het opleggen van voorwaarden door PTT
Post aan de door MailMerge te vervoeren postzendingen onredelijk is. PTT Post voert tijdens de
hoorzitting, als argument voor het stellen van voorwaarden aan de postzendingen van MailMerge, aan
dat het deponeren van deze zendingen geen schade mag veroorzaken aan andere zendingen die voor
dezelfde postbus zijn bestemd.13 Naar het oordeel van het college kan niet op enkel die grond het
stellen van de onderhavige beperkingen door PTT Post gerechtvaardigd zijn. Immers, deze zien niet in
alle gevallen op het voorkomen van beschadiging van andere zendingen. Het college is wel van oordeel
dat beide partijen zich bij het bezorgen van postzendingen bestemd voor postbussen dienen te houden
aan de eisen die voortvloeien uit de redelijkheid, waaronder het voorkomen van beschadiging aan
andere postzendingen.
2. Voorwaarden aan het aantal aan te leveren postzendingen
Gezien het door partijen terzake gestelde en het handhaven van het geschilpunt door MailMerge,
overweegt het college het volgende. Tijdens de hoorzitting van 17 mei 2001 heeft PTT Post duidelijk
aangegeven dat zij geen beperking in het aantal aan te leveren postzendingen zal opleggen. Echter,
gelet op de formulering van PTT Post, in de brief van 23 mei 2001, onderschrijft het college de mening
van MailMerge dat deze nog ruimte laat voor interpretatie. Immers, met het stellen van "bepaalde
12 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 363, nr. 3, p. 9 en 10.
13 Zie verslag van de hoorzitting, p. 21.
17
hoeveelheden" zou het aantal aan te leveren zendingen alsnog beperkt kunnen worden. Mitsdien stelt het college vast dat PTT Post geen beperking mag opleggen ten aanzien van het aantal door MailMerge per locatie aan te leveren postzendingen voor postbusbezorging.
3. Aanlevertijden
Op basis van het non-discriminatiebeginsel dient MailMerge in ieder geval over dezelfde aanlevertijden
met dezelfde begin- en eindtijden (hierna: venstertijden), ongeacht de locatie van de postbussen, te
beschikken als PTT Post niet-opdrachtuitvoerder. Uit de schriftelijke stukken van PTT Post blijkt dat zij in
ieder geval over een aanlevertijd van een half uur beschikt. De door PTT Post opgelegde voorwaarde dat
MailMerge de postbuszendingen op een vast tijdstip, één uur voor openstelling van de postbuslocatie,
dient aan te leveren is reeds om die reden discriminatoir.
In haar reactie van 4 mei 2001 op het verzoekschrift van MailMerge, stelt PTT Post dat voor MailMerge dezelfde venstertijden gelden. Aangezien MailMerge niet beschikt over volledige informatie over de venstertijden en ook het college deze informatie ontbeert, is niet op voorhand vast te stellen dat MailMerge ook daadwerkelijk over dezelfde venstertijden beschikt. Het college acht het bovendien onredelijk dat MailMerge, mede gelet op het feit dat zij voor bepaalde postzendingen reeds een jaar toegang tot de postbussen heeft voor bepaalde postzendingen, nog steeds niet beschikt over de aanlevertijden en venstertijden per locatie van PTT Post. Daarnaast is het college niet duidelijk geworden of de venstertijd van een half uur, waarover PTT Post stelt te beschikken, voor alle vestigingen geldt en in hoeverre de begintijden daarvan onderling verschillen. De ondoorzichtigheid en onvolledigheid van de door PTT Post verschafte informatie maakt de toegang tot de postbussen intransparant. PTT Post dient dan ook deze belemmering in de informatievoorziening op te heffen.
Teneinde binnen dezelfde venstertijden, met dezelfde begin- en eindtijden, als PTT Post de
postbuszendingen te kunnen aanleveren, dient MailMerge over de daartoe benodigde informatie te
beschikken. Aangezien MailMerge, zoals reeds eerder gesteld, binnen twee weken na dagtekening van
het onderhavige besluit toegang dient te verkrijgen, is het college van oordeel dat PTT Post de
venstertijden met begin- en eindtijd voor alle postbuslocaties, althans voor al die locaties waarvoor
MailMerge op dat moment toegang wenst, binnen één week na dagtekening van dit besluit aan
MailMerge kenbaar dient te maken. Het college acht dit een redelijke termijn, met name omdat PTT Post
zelf ten behoeve van haar eigen postbezorgingsproces over deze informatie beschikt, althans zou
moeten beschikken, en zij ten aanzien van de bestelkantoren heeft aangegeven de benodigde informatie
voor 1 juli 2001 aan MailMerge te kunnen geven.
Ten aanzien van de toegang tot de postbussen in de vestigingen van Postkantoren BV, is het college van
oordeel dat PTT Post als niet opdrachtuitvoerder, een concurrentievoordeel ten opzichte van MailMerge
heeft. Bovendien is hier niet alleen sprake van een beperking van de toegang tot de postbussen, maar
ook van een beperking van de toegang tot de locatie. PTT Post voert ter rechtvaardiging aan dat de
veiligheid van die postkantoren vereist dat geen toegang aan derden voor openingstijd wordt verschaft.
Dit verbod op toegang geldt niet voor PTT Post als niet opdrachtuitvoerder. De verplichting toegang te
verlenen tot de postbussen rust op PTT Post. Zij dient deze verplichting na te leven en kan zich dan ook
18
niet beroepen op de met Postkantoren BV in het verleden gemaakte afspraken. Indien PTT Post van mening is dat door toegang van MailMerge de veiligheid in gedrang kan komen, dan is het aan PTT Post om de daartoe benodigde maatregelen te nemen, mits de toegang zoals die geboden wordt qua functionaliteit overeenkomt met de toegang die PTT Post als niet opdrachtuitvoerder heeft. Voorgaande overwegingen gelden uiteraard ook ten aanzien van de zogenaamde postagentschappen.
Aldus dient MailMerge over dezelfde venstertijden, met dezelfde begin- en eindtijden, te beschikken als
PTT Post zonder onderscheid naar de soort vestiging waarin de postbussen zich bevinden.
Volledigheidshalve merkt het college op, dat indien de door PTT Post bij brief van 23 mei 2001
voorgestelde oplossing voor de bestelkantoren van PTT Post ongeveer een uur venstertijd oplevert, deze
venstertijd ook voor MailMerge geldt.
4. Verstrekken van informatie
Bij brief van 23 mei 2001 heeft MailMerge, zowel aan het college als aan PTT Post, aangegeven welke
informatie PTT Post in het kader van de toegang tot de postbussen aan MailMerge zou dienen te leveren.
Door PTT Post is niet tegengesproken dat die informatie geleverd kan worden. De door MailMerge
genoemde gegevens zijn naar het oordeel van het college de gegevens welke zij nodig heeft voor haar
dienstverlening. Mitsdien is het college van oordeel dat de informatie die PTT Post aan MailMerge levert
dient te bestaan uit de volgende elementen:
* Locatiecode
* Naam postvestiging
* Straat
* Huisnummer
* Toevoeging
* Postcode
* Woonplaats
* Telefoonnummer
* Totaal aantal postbussen
* Aantal postbussen in front
* Aantal zakelijke postbussen
* Aantal particuliere postbussen (inclusief een afzonderlijke opgave van het aantal PostApart)
* Aanlevertijden voor postbusbezorging, opgesplitst in:
1. venstertijd voor postbusbezorging waarvoor geldt dat de postbusbezorging nog
dezelfde dag voor openstelling van de postbus wordt bezorgd (hierna: venstertijd
1), en
2. venstertijd voor postbusbezorging waarvoor geldt dat de postbuszending voor
openstelling van de postbus wordt bezorgd op de dag na aanlevering (hierna:
venstertijd 2).
* Tijden van openstelling van de postbussen
* Aflevergegevens (NAW) indien deze afwijken van de fysieke locatiegegevens
* Bijzonderheden
19
Ten aanzien van wijzigingen in de informatie dient PTT Post deze aan MailMerge bekend te maken op dezelfde werkdag als waarop PTT Post zelf van die wijzigingen op de hoogte is en dus zij zelf, in welke hoedanigheid dan ook, geen belemmeringen in de bezorging van postbuszendingen kan ondervinden als gevolg van wijzigingen in die informatie.
Ten aanzien van het eens per kwartaal aanleveren van informatie, merkt het college op dat door MailMerge is gesteld dat indien de door haar voorgestelde procedure, inzake de juistheid van de informatie, bij brief van 23 mei 2001 door PTT Post wordt aanvaard, aanlevering eens per kwartaal niet nodig is. PTT Post dient dan ook op korte termijn, en ieder geval voordat de volgende aanlevering van informatie plaatsvindt, aan MailMerge kenbaar te maken of zij met deze procedure kan instemmen.
5. Retourzendingen
Bij fax van 18 mei 2001 heeft het college PTT Post verzocht aan te geven waarom het naar haar mening
noodzakelijk is dat MailMerge voor het retourneren van onbestelbare post een
antwoordnummerovereenkomst met PTT Post sluit. PTT Post heeft hierop geen concreet antwoord
gegeven, noch de noodzaak van het sluiten van een antwoordnummerovereenkomst aannemelijk
gemaakt. Zij heeft slechts gesteld dat met een andere wijze van retourneren van onbestelbare post
wordt afgeweken van het gebruikelijke proces van postbezorging. Het college is van oordeel dat dit
argument van PTT Post geen doel treft en geen gerechtvaardigde reden is voor het verplicht stellen van
het sluiten van een antwoordnummerovereenkomst. Meer specifiek overweegt het college het volgende.
De door MailMerge op de postbuslocaties van PTT Post aangeleverde postzendingen zijn door MailMerge
vervoerd. Het zijn dan ook geen postzendingen waarop de Algemene Voorwaarden voor het opgedragen
postvervoer van PTT Post van toepassing zijn. Het is dan ook MailMerge die, evenals PTT Post dat voor de
door haar vervoerde postzendingen doet14, bepaalt wat met de postzendingen gebeurt indien deze
onbestelbaar blijken te zijn.
Op grond van het bovenstaande is het college van oordeel dat de door PTT Post aan MailMerge
opgelegde verplichting om een antwoordnummerovereenkomst voor retourzendingen te sluiten
onredelijk en niet objectief gerechtvaardigd is. PTT Post dient dan ook de retourzendingen conform de
door MailMerge geuite wens te zenden naar het postbusnummer van MailMerge. Het college acht dit een
redelijke voorwaarde, waarvoor PTT Post een kostengeoriënteerde vergoeding aan MailMerge in rekening
mag brengen.
Verder stelt PTT Post dat zij niet verplicht kan worden postzendingen die op een postbuslocatie door
andere aanbieders zijn aangeleverd, maar niet bestelbaar blijken wegens onjuiste adressering of
weigering van de geadresseerde om die post in ontvangst te nemen, anders dan voor zeer beperkte duur
op te slaan. Naar het oordeel van het college is een termijn van tien dagen, na ontvangst door PTT Post,
een redelijke termijn waarbinnen MailMerge onbestelbare postzendingen kan ophalen alvorens PTT Post
deze zendingen retour zendt. De redelijkheid van deze termijn baseert het college met name op hetgeen
partijen in de brieven van 23 mei 2001 en bij de hoorzitting van 17 mei 200115 hebben gesteld.
14 Artikel 4.6 jo. 16.3 jo. 16.4 Algemene Voorwaarden voor opgedragen Postvervoer, juni 2000. 15 Zie het verslag van de hoorzitting, p. 28 en 29.
20
Overigens is de onredelijkheid van de door partijen over en weer voorgestelde termijnen, noch door PTT Post noch door MailMerge aangetoond of aannemelijk gemaakt. Ook om die reden acht het college een termijn van tien dagen, welke ligt tussen de over en weer gedane voorstellen, een redelijke termijn.
6. Prestaties van PTT Post
In de overeenkomst en de Algemene Voorwaarden geeft PTT Post geen garanties omtrent de door haar te
verrichten prestaties. Naar de mening van PTT Post kan zij deze ook niet geven, omdat dat ook niet in
het reguliere postvervoer geschiedt. Het college is echter van oordeel dat PTT Post dergelijke garanties
in het kader van de toegang tot de postbussen wel dient te bieden. Hiertoe overweegt het college het
volgende.
Ten eerste zijn de postzendingen die PTT Post in het onderhavige geval in de postbussen dient te
bezorgen door MailMerge vervoerd en aangeleverd. In het onderhavige geval heeft MailMerge zelf geen
feitelijke toegang tot de postbussen, maar deponeert PTT Post de door MailMerge vervoerde en voor
bezorging in de postbussen bestemde zendingen in de postbussen. Naar het oordeel van het college
dient de toegang tot de postbussen in dit geval te worden verleend als ware het MailMerge zelf die de
postzendingen in de postbussen deponeert. Aangezien PTT Post deze taak nu uitvoert, heeft zij daarmee
ook de verantwoordelijkheid voor de tijdige, juiste, volledige en onbeschadigde bezorging van de
postzendingen door MailMerge in de postbussen op zich genomen. Het overnemen van de feitelijke
bezorging in de postbussen brengt aldus een zorgplicht voor PTT Post met zich mee. Het college acht
het dan ook redelijk dat PTT Post er voor zorgt dat de postzendingen tijdig, juist, volledig en
onbeschadigd worden bezorgd. Tevens wordt het belang van MailMerge bij opname van deze prestaties
van PTT Post in een tussen partijen te sluiten overeenkomst, door het college als zwaarwegend
aangemerkt. Immers, MailMerge is voor de nakoming van verplichtingen jegens haar klanten mede
afhankelijk van de feitelijke bezorging door PTT Post. Dit geldt met name ten aanzien van het maken van
afspraken tussen MailMerge en haar klanten over de overkomstduur. Het opnemen van bepaalde door
PTT Post te leveren prestaties is dan ook van belang voor MailMerge. Het weigeren dergelijke garanties
op te nemen is naar het oordeel van het college onredelijk.
Naast bovenstaande meer principiële overwegingen, is het college van oordeel dat de handelingen welke PTT Post dient te verrichten zo eenvoudig dat ook praktisch gezien geen redenen aanwezig zijn waarom PTT Post bepaalde prestaties niet op zich zou kunnen nemen. Immers, de aanlevering van de postzendingen door MailMerge geschiedt bij de postbuslocaties van PTT Post en dus op het laatste stuk van het postvervoerproces van PTT Post. Uit de werkinstructie van PTT post volgt dat slechts een aantal feitelijke handelingen dienen te worden verricht, kortweg, het aannemen, controleren, administreren en bezorgen van de postzendingen. Deze handelingen zijn niet te vergelijken met het gehele postproces van PTT Post waarvoor zij ter zake van de bezorging slechts streefnormen stelt. Het argument van PTT Post dat zij in het reguliere postvervoer ook geen garanties biedt treft dan ook geen doel.
Aldus is het college van oordeel dat PTT Post er voor dient te zorgen dat bij aanlevering door MailMerge binnen venstertijd 1 de postzendingen dezelfde dag voor openstelling van de postbus worden bezorgd. Bij aanlevering binnen venstertijd 2 dient PTT Post er voor te zorgen dat de postzendingen worden
21
bezorgd op de volgende werkdag voor openstelling van de postbus. Daarnaast dient PTT Post er voor te zorgen dat geadresseerde zendingen worden bezorgd in de juiste postbus, dat wil zeggen zoals in het adres is vermeld, en dat de postzendingen volledig en onbeschadigd worden bezorgd. Wat betreft de schadeplichtigheid bij tekortkoming in de nakoming, zijn de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing, tenzij anders door partijen wordt overeenkomen of door het college op verzoek wordt vastgesteld.
7. Herkenbaarheid en frankering van de postzendingen Alvorens tot zijn overwegingen te komen, merkt het college op dat MailMerge reeds bij brief van 5 februari 2001 aan PTT Post de herkenbaarheid en frankering van de zendingen van MailMerge aan de orde heeft gesteld. De stelling van PTT Post dat dit eerst bij brief van 6 maart 2001 is gedaan is dan ook onjuist.
Naar de mening van PTT Post dienen de door MailMerge vervoerde en voor bezorging in de postbussen aangeleverde postzendingen herkenbaar te zijn ten behoeve van, kortweg, de procesvoering, bijvoorbeeld voor het kunnen terugzenden van onbestelbare post en het doorzenden van klachten van postbushouders. Ten tweede dienen de aanduidingen van PTT Post op basis van artikel 16, tweede lid, Pw op zodanig wijze gebezigd te worden dat deze niet de indruk kunnen wekken dat de door MailMerge vervoerde postzendingen door PTT Post zijn behandeld of van haar afkomstig zijn, aldus PTT Post. Het college kan zich vinden in eerstgenoemde stelling van PTT Post dat de postzendingen van MailMerge herkenbaar dienen te zijn. Gezien de effecten in het praktische proces bij onherkenbare postzendingen acht het college dit een redelijke voorwaarde. Zo dient PTT Post bijvoorbeeld bij onbestelbare post te weten naar welke aanbieder die postzendingen dienen te worden geretourneerd. Aldus dient MailMerge haar postzendingen ten behoeve van PTT Post herkenbaar te maken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een code op die postzendingen. MailMerge heeft zich overigens in de hoorzitting reeds bereid getoond haar zendingen door een code herkenbaar te maken. De tweede stelling van PTT Post heeft betrekking op het gebruik van enveloppen met de frankeeraanduiding "port betaald PTT Post". Dienaangaande overweegt het college het volgende.
MailMerge wenst gebruik te maken van deze enveloppen, omdat (potentiële) klanten over grote
hoeveelheden enveloppen beschikken met deze frankeeraanduiding. Indien MailMerge geen gebruik mag
maken van deze enveloppen, dan heeft dat zowel voor haar zelf als voor haar klanten negatieve
gevolgen. Immers, klanten van MailMerge zullen veelal extra kosten moeten maken omdat ze de
enveloppen, met de frankeeraanduiding van PTT Post, die ze in voorraad hebben niet meer kunnen
gebruiken. Dit geldt niet indien deze klanten gebruik blijven maken van de diensten van PTT Post.
Immers, PTT Post gebruikt deze enveloppen voor zowel de opgedragen dienstverlening als voor de niet
opgedragen dienstverlening. Om voorgaande redenen acht het college het aannemelijk dat het niet
mogen gebruiken van die enveloppen een drempel opwerpt voor klanten die gebruik wensen te maken
van de diensten van MailMerge.
Artikel 16, tweede lid, Pw, zoals weergegeven in het wettelijk en regelgevend kader, is opgenomen ter
voorkoming van misbruik van onder andere frankeeraanduidingen van PTT Post door derden. In de
22
toelichting bij artikel 16 Pw wordt gesteld dat derden, zoals in het onderhavige geval MailMerge, niet door gebruik of nabootsing van de bij de houder van de concessie in gebruik zijnde aanduidingen (als "port betaald") de indruk mogen wekken dat de verzonden post door de houder van de concessie is behandeld, hoewel deze derden niet aan dezelfde, op grond van bij of krachtens de wet gestelde, verplichtingen hoeven te voldoen. Deze bepaling verbiedt naar de opvatting van het college niet een zodanig gebruik van de enveloppen met de frankeeraanduiding van PTT Post dat daarmee niet de indruk kan worden gewekt dat de zendingen van MailMerge door PTT Post zijn behandeld of van haar afkomstig zijn. Overigens is het in casu niet aan PTT Post om te bepalen wanneer MailMerge wel of niet aan artikel 16, tweede lid, Pw voldoet.
Gelet op bovenstaande overwegingen is het college van oordeel dat momenteel sprake is van een ongelijke situatie aangezien PTT Post als niet opdrachtuitvoerder gebruik maakt van de enveloppen met de frankeeraanduiding van PTT Post en MailMerge deze niet mag gebruiken. Het college constateert dat in een dergelijk geval sprake is van een beperking van de concurrentie welke een drempel voor MailMerge vormt om actief te zijn op de markt voor postbusbezorging. Mitsdien is het college van oordeel dat MailMerge de enveloppen met de frankeeraanduiding van PTT Post mag gebruiken, mits met de door MailMerge ten behoeve van de herkenbaarheid aangebrachte aanduiding de indruk wordt weggenomen dat die zendingen door PTT Post als concessiehouder zijn behandeld of van haar afkomstig zijn.
G. Dictum
Het college besluit op grond van artikel 2d van de Postwet als volgt:
1. PTT Post dient binnen twee weken na dagtekening van dit besluit en met inachtneming van de
overwegingen van dit besluit, aan MailMerge de toegang te verschaffen tot de postbussen.
MailMerge dient binnen één week na dagtekening van dit besluit aan PTT Post aan te geven op
welke postbuslocaties zij zal gaan aanleveren. Indien MailMerge de door haar vervoerde en voor
bestelling in de postbussen bestemde zendingen, na deze twee weken, op andere locaties wenst
aan te leveren, dan dient zij aan PTT Post aan te geven welke zendingen zij wanneer en op welke
locaties zal gaan aanleveren. PTT Post dient de toegang dan te verschaffen op de door
MailMerge gewenste datum;
Inzake de toegang tot de postbussen stelt het college, gelet op zijn overwegingen en op basis van
artikel 2d, tweede lid, Pw de volgende voorwaarden vast, welke zullen gelden tussen MailMerge en PTT
Post:
2. MailMerge mag alle door haar vervoerde zendingen, met uitsluiting van het voor PTT Post
voorbehouden deel, voor bezorging in de postbussen van PTT Post aanleveren. Partijen dienen
zich ten aanzien van de vorm, afmeting, gewicht, verpakking en adressering te houden aan de
eisen welke voortvloeien uit de redelijkheid, waaronder het voorkomen van beschadiging aan
andere zendingen;
3. PTT Post mag aan MailMerge geen beperking opleggen ten aanzien van het aantal per locatie
aan te leveren postzendingen bestemd voor bezorging in de postbussen;
23
4. MailMerge dient over dezelfde venstertijden, met dezelfde begin- en eindtijden, te beschikken als PTT Post zonder onderscheid naar de soort vestiging waarin de postbussen zich bevinden. PTT Post dient MailMerge hiertoe binnen één week na dagtekening van dit besluit de daartoe benodigde informatie, zoals weergegeven in de overwegingen van dit besluit, te verschaffen;
5. De informatie die PTT Post aan MailMerge dient te leveren omvat de gegevens zoals in de overwegingen van dit besluit is vastgesteld. Indien PTT Post niet kan instemmen met het door MailMerge bij brief van 23 mei 2001 gedane voorstel inzake een te volgen procedure voor het doorgeven van informatie, dan dient PTT Post de betreffende informatie eens per kwartaal aan MailMerge te verschaffen. Wijzigingen in de informatie dient PTT Post op dezelfde werkdag als waarop zij daar zelf van op de hoogte is aan MailMerge kenbaar te maken;
6. Indien MailMerge onbestelbare postzendingen niet binnen een termijn van tien dagen, na ontvangst door PTT Post, ophaalt, dan dient PTT Post deze postzendingen te zenden naar het postbusnummer van MailMerge waarvoor PTT Post een kostengeoriënteerde vergoeding aan MailMerge in rekening mag brengen;
7. PTT Post dient er voor te zorgen dat bij aanlevering door MailMerge binnen venstertijd 1 de postzendingen dezelfde dag voor openstelling van de postbus worden bezorgd. Bij aanlevering binnen venstertijd 2 dient PTT Post er voor te zorgen dat de postzendingen worden bezorgd op de volgende werkdag voor openstelling van de postbus. Daarnaast dient PTT Post er voor te zorgen dat geadresseerde zendingen worden bezorgd in de juiste postbus, dat wil zeggen zoals in het adres is vermeld, en dat de postzendingen volledig en onbeschadigd worden bezorgd;
8. MailMerge dient de door haar vervoerde en voor de postbusbezorging bestemde zendingen herkenbaar te maken voor PTT Post. PTT Post dient de zendingen van MailMerge waarvoor gebruik wordt gemaakt van de frankeeraanduiding van PTT Post te accepteren, mits MailMerge met de door haar ten behoeve van vorengenoemde herkenbaarheid aan te brengen aanduiding de indruk wegneemt dat deze zendingen door PTT Post als concessiehouder zijn behandeld of afkomstig zijn.
Partijen dienen conform hetgeen het college in dit besluit heeft overwogen de toegang tot de postbussen te bewerkstelligen en de daarbij vastgestelde voorwaarden na te leven. Volledigheidshalve merkt het college op dat hij bij niet naleving van dit besluit bevoegd is handhavingsmaatregelen te treffen.
Hoogachtend,
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,
24
prof. dr. J. C. Arnbak, voorzitter
Bezwaar
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.
Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:
Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
Stafafdeling Juridische Zaken
Postbus 90420
2509 LK Den Haag
onder vermelding van "bezwaarschrift". Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de
indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de gronden van bezwaar te bevatten. Zo
mogelijk dienen een afschrift van het besluit en de overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden meegezonden.
25
26