De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVM 2001.2529
datum
13-07-2001
onderwerp
MKZ
doorkiesnummer
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen gesteld door uw Commissie.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
Bijlage:
antwoorden op de vragen gesteld door de Commissie (PDF-formaat, 49 Kb)
Vraag 1
Kan de Minister aangeven of de uitbetaling van de eerste en tweede tranche voor 15 juli zal
hebben plaatsgevonden?
Antwoord
Op 12 juli jl. was de opdracht tot betaling van het eindbedrag verstrekt voor 2716 dossiers.
Hieronder zijn 215 dossiers begrepen waarop een bevoorschotting van 90% heeft
plaatsgevonden. Voor meer uitvoerige informatie verwijs ik naar mijn brief inzake de stand
van zaken met betrekking tot betalingen aan door MKZ getroffen veehouders die ik de Kamer
separaat doe toekomen..
Vraag 2:
De "30-dagen"-regeling belemmert een groot deel van de bedrijfsvoering. Hoe denkt de
Minister de problemen omtrent deze regeling op te lossen?
Antwoord:
In de regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten is de bepaling opgenomen
dat indien evenhoevigen worden vervoerd naar een bedrijf, dit bedrijf daarna 30 dagen geen
evenhoevigen (behalve varkens) van het bedrijf mag afvoeren, anders dan naar de slacht. Het
bedrijf gaat dus 30 dagen 'op slot' voor de afvoer naar andere veehouderijbedrijven. Ik ben mij
ervan bewust dat deze bepaling tot belemmeringen in de bedrijfsvoering kan leiden. Door het
plannen van de aan- en afvoer van dieren zal echter, voor de meeste bedrijven, een normale
bedrijfsvoering mogelijk zijn. In een aantal gevallen zal de bedrijfsvoering aangepast moeten
worden.
Overigens zal ik, zoals ik reeds in mijn brief 25 juni jl. heb aangegeven, in een aantal gevallen
wijzigingen doorvoeren. Uit nader overleg omtrent de kalverproblematiek is onder andere
gebleken dat er melkveebedrijven zijn die de opfok van eigen kalveren ten behoeve van hun
toekomstig melkveebestand bij meer gespecialiseerde opfokbedrijven laten plaatsvinden.
Daarnaast is het een gegeven dat op een melkveebedrijf het gehele jaar door kalveren
geboren worden, waardoor deze bedrijven, bij het onverkort handhaven van de 30 dagen
regeling acuut in de problemen zouden komen. Tegen de achtergrond dat
structuurwijzigingen niet van de ene op de andere dag doorgevoerd kunnen zijn, zal het
maatregelenpakket genuanceerd worden. Melkveebedrijven mogen te allen tijden nuchtere
kalveren afvoeren naar verzamelplaatsen in dezelfde regio of een geregistreerd, vast
opfokbedrijf. Het toegepaste kanalisatieregime en de regionalisatie bieden voldoende
veterinaire garanties om deze afvoer toe te staan..
Vraag 3: Is de minister zich bewust van het feit dat de compartimentering in Nederland beperkend is? Is de minister bereid nogmaals naar de compartimentering te kijken?
Antwoord:
Vanzelfsprekend is de compartimentering beperkend. Deze beperkingen zijn echter bedoeld
om de veterinaire risico's te verkleinen.
Een van de basisprincipe's van het beleid t.a.v. het verzamelen van runderen is dat geen
runderen voor het leven worden verzameld. Als overgangsmaatregel, om deels tegemoet te
komen aan de huidige structuur van de kalversector, is dit principe genuanceerd. Het is
daarom toegestaan kalveren aan te voeren op kalververzamelplaatsen. Teneinde het daardoor
ontstane risico zo klein mogelijk te maken is Nederland voor het verzamelen van kalveren
opgedeeld in vier regio's met zoveel mogelijk natuurlijke grenzen. Het aantal van vier is
daarbij een compromis tussen het aantal dat veterinair wenselijk is en het aantal dat de sector
zo min mogelijk beperkingen op legt.
De kalversector heeft overigens zelf aangegeven een zekere compartimentering acceptabel te
vinden..
Vraag 4:
Heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij inmiddels overleg gevoerd met de
minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu over oplossingen voor het niet
kunnen naleven van milieuregelgeving tijdens en na de MKZ-crisis in de diverse sectoren?
Antwoord:
De collega van VROM en ik hebben tijdens de MKZ-crisis steeds een gezamenlijk standpunt
ingenomen over de oplossing van acute problemen in relatie tot het milieu. Ik wil hierbij
bijvoorbeeld wijzen op de problematiek van het lozen van melk en de bouw van tijdelijke
huisvestingssystemen en mestopslagen.
Vanzelfsprekend zal ook ten aanzien van mogelijke problemen, waarvan de oorzaak op de
MKZ-crisis is terug te voeren, een gezamenlijk standpunt worden ingenomen..
Vraag 5: In het kader van de opkoopregeling gold een regel waarbij vergoedingen alleen werden uitgekeerd voor varkens die zwaarden zijn dan 80 kilogram. Er is echter alleen gekeken naar het gemiddelde gewicht per vracht afgeleverde varkens. Het blijkt dat in een aantal gevallen het gemiddelde gewicht van de gehele vracht - als gevolg van enkele lichtere varkens in het koppel - onder de 80 kilogram lag. Over deze vracht is vervolgens in zijn geheel niets betaald. Kan de minister aangeven of het gesignaleerde probleem klopt en of het opgelost dient te worden? En zo ja, hoe gaat de minister dat aanpakken?
Vraag 6:
Kan de minister ook toelichten waarom een ondernemer bij de opkoopregeling van varkens
geen uitbetaling krijgt over een vracht die gemiddeld beneden de 80 kg is, terwijl het totaal
van de vrachten (van de desbetreffende ondernemer) wel een gemiddelde van boven de 80 kg
heeft?
Antwoord:
In communautaire regelgeving is bepaald dat Nederland steun kan verlenen aan producenten
die daarom verzoeken voor de levering van biggen met een voor de partij gemiddeld gewicht
tot 60 kilogram en mestvarkens met een voor de partij gemiddeld gewicht van tenminste 80
kilogram.
Van alle opgekochte partijen zijn 2 partijen varkens afgewezen omdat niet werd voldaan aan
het gemiddelde gewicht van 80 kg per partij. De Europese Commissie heeft aangegeven dat
onder een partij moet worden verstaan de biggen of mestvarkens die met één transportmiddel
van één landbouwbedrijf worden afgevoerd. Een partij, in de praktijk één vrachtwagen met
biggen of mestvarkens, die niet voldoet aan het gewichtscriterium komt op basis van
communautaire regelgeving niet voor steun in aanmerking..
Vraag 7: Via de opkoopregeling was bepaald dat alle kalveren boven een bepaalde leeftijd moesten worden afgeleverd. Achteraf werd vastgesteld dat dieren ouder dan een jaar geen kalveren zijn. Voor deze dieren werd vervolgens niets uitgekeerd. Klopt dit gesignaleerde probleem? En zo ja, welke mogelijkheden heeft de minister om het probleem alsnog op te lossen?
Antwoord:
De communautaire regelgeving bepaalt dat alleen kalveren die jonger zijn dan 12 maanden
voor opkoop in aanmerking komen. De voorwaarde dat kalveren jonger moesten zijn dan 12
maanden was oorspronkelijk niet in de nationale subsidieregeling, die vooruitlopend op een
communautaire subsidieregeling is opgesteld, opgenomen. De nationale subsidieregeling
werd op 27 april gepubliceerd en trad op diezelfde dag in werking, terwijl de communautaire
regeling op 31 mei werd gepubliceerd en terugwerkte tot en met 27 april.
In de nationale subsidieregeling was bepaald dat de subsidievoorwaarden konden worden
gewijzigd indien de communautaire voorwaarden zouden afwijken van de nationale
voorwaarden. Toen duidelijk werd dat in de communautaire steunregeling de voorwaarde
opgenomen zou worden dat kalveren jonger moesten zijn dan 12 maanden, is de nationale
subsidieregeling op 15 mei daarop aangepast en werd deze voorwaarde ook van toepassing
op de reeds ingediende aanvragen.
Omdat in het kader van de opkoopregeling alleen kalveren konden worden opgekocht die
bestemd waren voor de witvlees- of rosévleesproductie en dergelijke kalveren ruim voor het
bereiken van een leeftijd van 12 maanden worden geslacht, leek het opnemen van de
voorwaarde dat kalveren jonger moesten zijn dan 12 maanden overbodig..
Vraag 8:
De Minister heeft aangegeven ruimhartig om te gaan met kortingen bij het uitkeren van de 2
e
helft van de MKZ-vergoedingen. Maar wat verstaat de Minister precies onder ruimhartig? Kan
de Minister aangeven op welke criteria wordt getoetst bij het toepassen van kortingen?
Vraag 10:
Is er geen enkele mogelijkheid, respectievelijk, wordt vanuit criteria van proportionaliteit
overwogen om- als er al kortingen op de uit te keren taxatiewaarden van geruimd vee moeten
worden toegepast- naar beneden af te wijken van het minimum-kortingspercentage van 35%?
Antwoord:
Een uitbraak van dierziekten als MKZ kan zowel voor de sector als voor de overheid enorme
financiële consequenties hebben. Ook de gevolgen voor de sector op economisch en sociaal
terrein kunnen groot zijn. Van een veehouder mag dan ook worden verwacht dat hij bij de
bedrijfsvoering de risico's op besmetting zo klein mogelijk houdt en dat hij zo veel mogelijk
bijdraagt aan de bestrijding van dierziekten.
Het is derhalve van belang instrumenten in te zetten die een direct beroep doen op de eigen
verantwoordelijkheid van de betrokken veehouders om de insleep van besmettelijke
dierziekten op het bedrijf zo veel mogelijk te voorkomen. Derhalve worden tegen deze
achtergrond van dierziektepreventie, in het kader van de bestrijding van een dierziekte,
gevolgen verbonden aan de wijze waarop deze verantwoordelijkheid in het individuele geval
is ingevuld. Indien blijkt dat een veehouder bepaalde regels/voorschriften die de
diergezondheid beschermen, niet heeft nageleefd, wordt op de van rijkswege wegens het
doden van dieren verstrekte tegemoetkoming in de schade, een korting toegepast. Dit op
grond van artikel 86, lid 2, van de Gwwd.
De gevallen waarbij deze kortingen moeten worden toegepast, worden geregeld in het Besluit
tegemoetkoming aangewezen dierziekten. In dit besluit zijn verschillende kortingspercentages
opgenomen en is rekening gehouden met de ernst en relevantie van eventuele overtreding.
Vervolgens wordt bij de concrete toepassing in het individuele geval ook altijd getoetst of van
de korting niet onevenredig is.
Dit kortingensysteem is eerder toegepast in het kader van de varkenspestepidemie van
1997/1998. Blijkens de jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven is de
toepassing van deze systematiek tot op heden volledig ondersteund.
De criteria en kortingspercentages zijn helder vastgelegd in voornoemd Besluit verlaging
tegemoetkoming aangewezen dierziekten.
Het voornoemde impliceert een zeer zorgvuldige toepassing van het kortingenregime. Hierbij
is het steeds weer de afweging of op basis van geconstateerde onrechtmatigheid wel of geen
korting moet worden opgelegd. Indien uiteindelijk wordt besloten om te korten op de
schadeloosstelling kan op grond van artikel 86, lid 2, van de Gwwd niet worden afgeweken
van het minimum-kortingspercentage van 35%..
Vraag 9:
Een van de knelpunten voor de RVV zou zijn geweest dat er veel meer (hobby-)bedrijven
bleken te zijn dan officieel bekend was. Hoe heeft dit kunnen ontstaan ? Hoe werd/wordt
daarop in ons land gecontroleerd ?
Antwoord:
Tijdens de MKZ-crisis is inderdaad gebleken dat door een groot aantal particuliere hobbymatig
enkele evenhoevig als schapen, geiten of varkens worden gehouden. Een groot deel van deze
particulieren stond niet als zodanig geregistreerd. De aanwezigheid van veel niet-geregistreerde
hobbyhouders van schapen en geiten heeft wel voor problemen gezorgd in de
bestrijding van MKZ, met name omdat het moeilijk was een inschatting te maken van voor
vaccinatie en preventieve ruiming noodzakelijke inzet van menskracht en middelen. Er zijn
evenwel geen aanwijzingen dat hobbyhouders aan de verspreiding van MKZ hebben
bijgedragen.
Overigens is ook gebleken dat bedrijven die beroepsmatig runderen houden daar voor
recreatieve doeleinden een aantal schapen of geiten bij houden, die niet in alle gevallen apart
gemeld waren bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Voor de RVV hebben deze bedrijven in
de bestrijding van dierziekten geen knelpunt gevormd, aangezien de bedrijven en locaties wel
bekend waren.
Hobbyhouders van schapen en geiten waren tot voor kort niet verplicht zich te laten
registreren (in tegenstelling tot hobbyhouders van runderen en varkens). Veel hobbyhouders
zijn zo is gebleken ook niet op de hoogte van de mogelijkheid zich te laten registreren, het nut
en de noodzaak van een bedrijfsnummer was aan de betrokken veehouders niet duidelijk. De
dieren worden gezien als gezelschapsdier en ook zodanig behandeld;vaak is ook de dierenarts
een practicus die zich voornamelijk met gezelschapsdieren bezighoudt. Overigens is daarnaast
ook gebleken dat de handel in en het vervoer van deze dieren beperkt is.
De AID controleert op registratie van bedrijven onder andere door deze mee te nemen bij
andere, reguliere controles, zoals bijvoorbeeld de controle op de aanvraag van premie. Er zijn
geen controles uitgevoerd die er op gericht waren hobbyhouders actief op te sporen, de
prioriteit van controles ligt bij de beroepsmatige houders van dieren. Waar het hobbymatig
houden van landbouwhuisdieren zo'n grote vlucht heeft genomen, acht ik het noodzakelijk
dat hieraan meer aandacht wordt besteed. Ik ben dan ook voornemens middels voorlichting
en controle de kennis van hobbyhouders over zaken als registratie en dierziekten te
stimuleren..
Vraag 11
Waarom is de ' afgevoerde, dan wel geloosde' en dus vernietigde melk op MKZ-bedrijven tot
nu toe niet afgerekend? Wanneer zal dit zijn gebeurd? Tegen welke prijs wordt afgerekend en
waarom?
Antwoord:
In week 27 is aan ruim 500 bedrijven een schadeloosstelling betaald voor vernietigde melk. Op
dit moment wordt in overleg met de zuivelindustrieën voor nog circa 400
melkveehouderijbedrijven, waarvan nog relevante informatie ontbreekt, gecheckt in hoeverre
deze in aanmerking komen voor een schadeloosstelling voor vernietigde melk.
De hoeveelheid melk vallende in het voorgaande quotumjaar lopende tot 1 april 2001 wordt,
zoals de Kamer reeds eerder medegedeeld is, afgerekend tegen een prijs van 70 cent. Als het
melk uit het huidige quotumjaar betreft, wordt 30 cent vergoed.
Het betreft hier een robuste tegemoetkoming, waarbij is afgezien van maatwerk
(vetpercentage e.d.) en die gegeven een melkprijs van 75 à 80 cent redelijk is te noemen. Voor
de tegemoetkoming (85 cent) voor de geitenhouderij geldt hetzelfde..
Vraag 12:
Is het juist dat er tot nu toe nog altijd verdachte bedrijven bestaan, omdat één en ander niet
officieel is afgehandeld
Antwoord:
Het is juist dat er bedrijven zijn waarvan de verdacht status formeel nog niet is opgeheven. Het
gaat daarbij om een aantal bedrijven waarvan de reiniging en ontsmetting nog niet naar
bevrediging is afgerond en daarnaast om bedrijven waar nog niet is voldaan aan de
voorwaarde dat mest of aangezuurd moet zijn of gedurende 80 dagen opgeslagen moet zijn
alvorens het uitgereden kan worden.
Misschien ten overvloede moet gemeld worden dat er natuurlijk op elk moment nieuwe
verdachte bedrijven bij kunnen komen; er is immers sprake van een meldingsplicht voor
klinische symptomen..
Vraag 13:
Op welke wijze is of wordt duidelijkheid gegeven aan de boeren die, hoe dan ook, te maken
hebben gehad, dan wel (door bijvoorbeeld overbevolking) nog te maken hebben, met de
gevolgen van de MKZ-crisis, hoe met één en ander rekening wordt gehouden inzake de
MINAS-boekhouding?
Antwoord:
Van de zijde van het ministerie wordt deze week naar de betrokken organisaties in het
landbouwbedrijfsleven een brief gestuurd. In die brief wordt gevraagd de in de praktijk
gesignaleerde knelpunten in de regelgeving als gevolg van de MKZ-crisis te inventariseren.
Voor 20 augustus 2001 dienen de organisaties deze inventarisatie aan te leveren. Hierna zal ik
bezien in hoeverre het gaat om problemen die daadwerkelijk een oplossing behoeven. Daar
waar nodig zal ik die bieden. Het streven is erop gericht aan het einde van dit jaar, dus ruim
voor het indienen van de Minas-aangifte over 2001, de gewenste duidelijkheid aan bedrijven
te verlenen.
Daarnaast heb ik onlangs in een overleg met LTO-Nederland aangegeven, dat ik nu reeds
bereid ben om door MKZ-maatregelen getroffen bedrijven een maand uitstel te verlenen voor
het indienen van de MINAS-aangifte 2000..
Vraag 14:
Nu de minister bij herhaling heeft gezegd dat hij "zo spoedig mogelijk" de dossiers terzake
van de MKZ-crisis (ID-Lelystad) openbaar zal maken, is de vraag gewettigd wanneer dat
moment gekomen kan zijn.
Antwoord:
In het AO van 21 juni jl. heb ik toegezegd de niet privacy gevoelige informatie uit de MKZ-dossiers
openbaar te maken. Individuele testuitslagen bevatten echter privacy-gevoelige
informatie en kunnen als zodanig niet openbaar gemaakt worden. De Kamer is overigens
reeds herhaalde malen vertrouwelijk geïnformeerd over de testuitslagen van MKZ-besmette
bedrijven door middel van de zgn. PVC-rapportages.