13 juli 2001 Nr. 01/138
Experimentele regeling persoonsgebonden reïntegratiebudget geëvalueerd
Vooral arbeidsgehandicapten met een relatief hoge opleiding, volledig arbeidsongeschikten en arbeidsgehandicapte vrouwen blijken een beroep te doen op een persoonsgebonden reïntegratiebudget om aan de slag te komen. Overigens maken weinig arbeidsgehandicapten van deze mogelijkheid gebruik. De huidige experimentele regeling zal gefaseerd worden omgezet in een landelijke regeling die minder vrijblijvend zal zijn dan de experimenten.
Dit blijkt uit een brief van staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer bij de aanbieding van het rapport 'PRB: Proef rechtvaardigt bezinning' waarin de experimentele regeling voor een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt geëvalueerd. Het rapport is opgesteld door bureau AS/tri.
Een persoonsgebonden reïntegratiebudget geeft arbeidsgehandicapten de mogelijkheid zelf te bepalen hoe hun terugkeer naar het arbeidsproces verloopt. Zij kunnen met het budget bijvoorbeeld (om)scholing inkopen of deelnemen aan een werkervaringsproject. Doel is de verantwoordelijkheid en de zeggenschap van de arbeidsgehandicapte met het oog op de reïntegratie te vergroten. De regeling is in het najaar van 1998 van start gegaan als een experiment in de regio's Haaglanden, Maastricht en Midden-Nederland. De ervaringen opgedaan met het experiment zijn gebruikt bij de vormgeving van de landelijk in te voeren regeling. Deze regeling zal gefaseerd voor alle arbeidsgehandicapten beschikbaar komen.
Staatssecretaris Hoogervorst schrijft de Tweede Kamer dat nu helaas nog weinig concrete resultaten en effecten van de regeling zijn te melden. Dit is voornamelijk een gevolg van het feit dat de meeste cliënten het reïntegratietraject nog niet hebben afgerond. Dit komt door de relatief late instroom van cliënten en doordat zij soms langdurige scholing inkopen. Pas vanaf medio 2000 is de instroom, met name in de regio Midden-Nederland, goed op gang gekomen. In totaal maken zo'n 200 arbeidsgehandicapten gebruik van de regeling.
Van de 26 mensen die inmiddels een reïntegratietraject hebben afgerond, hebben er drie een
baan in loondienst gevonden, zeven zijn als zelfstandige aan de slag gegaan, één cliënt heeft
een werkervaringsplaats en twee zijn doorgegaan naar een ander toetredingstraject. Acht
deelnemers hebben geen vervolg gegeven aan hun reïntegratietraject en van vijf is niet bekend
wat zij nu doen.
Staatssecretaris Hoogervorst concludeert in zijn brief dat de landelijke regeling voor een
reïntegratiebudget stringenter zal worden dan de huidige 'regelluwe' experimenteerregeling.
Op grond van de landelijke regeling mag het persoonlijke budget alleen worden besteed aan
reïntegratietrajecten op het gebied van intake en diagnose, aanbodversterking, bemiddeling,
plaatsing en nazorg na plaatsing. Het geld kan niet langer worden aangewend als startkapitaal
voor een eigen bedrijf. Wel blijft het mogelijk een starterskrediet te krijgen op grond van
de Wet reïntegratie arbeidsgehandicapten.
Verder worden in de landelijke regeling hogere eisen gesteld aan de aanvraag voor een
reïntegratiebudget. Zo zal altijd een doelmatig en resultaatgericht trajectplan moeten worden
ingediend. Ook zal de cliënt op grond van de landelijke regeling beter worden gevolgd. Zo zal
van ieder traject een periodieke voortgangsrapportage worden verlangd. Nu is dit niet het
geval.
De volledige tekst van de brief staat op de internetsite van het ministerie van SZW: www.minszw.nl (klikken op "Officiële publicaties" in de linker knoppenbalk). Het onderzoek is verschenen in de Elsevierreeks en kost f. 53,-. ISBN: 9057497999. Telefoon: 0314-358358.
Samenvatting