Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=418236



Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instellingen Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 12 juli 2001 Auteur F.V.G. Bevort
Kenmerk DVF/DAC-59/2001 Telefoon 070 - 348 6767
Blad /7 Fax 070 - 348 4803
Bijlage(n) 4 E-mail fvg.bevort@minbuza.nl
Betreft Verslag van de 3e VN Conferentie inzake Minst Ontwikkelde Landen, 14-20 mei 2001 te Brussel

Zeer geachte Voorzitter,

In vervolg op mijn brief van 27 maart 2001 (NDS buza000165) over de voorbereiding van de 3e VN Conferentie inzake Minst Ontwikkelde Landen van 14 - 20 mei 2001, heb ik het genoegen u hierbij het verslag van de conferentie aan te bieden.

Opening.

De conferentie werd op 14 mei geopend door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, in aanwezigheid van Koning Albert van België. Sprekers waren onder meer de voorzitters van de Europese Unie en de Europese Commissie, de minister-president van Bangladesh namens de minst ontwikkelde landen (MOLs) en de president van Frankrijk (gastheer van de eerste en tweede VN conferentie MOLs).

Na de opening vond een speciale bijeenkomst plaats over de uitdaging van armoedebestrijding. Tijdens deze sessie leek zich een consensus af te tekenen over wat de ontwikkelingsagenda zal worden voor de huidige decade 2001 - 2010,

waarbij handel en markttoegang en het belang van een stimulerende nationale beleidsomgeving werden benadrukt. Goed bestuur kwam in alle interventies in verschillende schakeringen voor. Corruptie werd zeer openlijk ter sprake gebracht door zowel de MOLs zelf als de donoren.

Op deze opening volgde de instelling van de 'Committee of the Whole' (CoW), waarbij het woord werd gevoerd door Secretaris Generaal van de UNCTAD,

Rubens Ricupero en vertegenwoordigers van de MOLs, G77, EU, en niet-gebonden landen. De vertegenwoordiger van de MOLs Bangladesh pleitte o.m. voor een hogere politieke zichtbaarheid van de problematiek van de MOLs in de VN en derhalve voor een speciale hoge vertegenwoordiger voor de MOLs binnen de VN. De G77 woordvoerder, Iran, toonde zich bereid begrippen als goed bestuur, transparantie en 'accountability' te accepteren, mits daaraan ook een internationale dimensie werd toegekend. SG UNCTAD onderstreepte het belang van de follow-up van de conferentie, waarbij hij pleitte voor het 'mainstreamen' van de aandacht voor de MOLs binnen het gehele VN-systeem.

Actieprogramma.

Vervolgens werden in de CoW de onderhandelingen geopend over het actieprogramma voor de MOLs voor de decade 2001-2010. Hiervoor was in de voorbereiding naar de conferentie toe reeds een concept op papier gezet. De onderhandelingen over dit concept-actieprogramma duurden, zoals te doen gebruikelijk, de gehele conferentie voort, waarbij pas in een laat stadium overeenstemming over de tekst kon worden bereikt. Dit actieprogramma is bijgevoegd.

Het actieprogramma beschrijft, na een korte inleiding en een omschrijving van de doelstellingen, een 'raamwerk voor samenwerking'. Dit raamwerk geeft op een zevental terreinen verplichtingen weer voor zowel de MOLs als de 'development partners'. Het programma wordt afgesloten met opties over implementatie, follow-up en het monitoren van het programma.

Belangrijke knelpunten in de onderhandelingen over het nieuwe actieprogramma waren:

de rol van het 'Poverty Reduction Strategy' proces;

de definitie van het begrip 'development partner';

de problematiek van de voedselzekerheid,

tariefvrije en quota vrije markttoegang,

de financiering van de schuldenproblematiek,

de reikwijdte van goed bestuur,

de follow-up van de conferentie en de vraag welke organisatie als coördinerend orgaan binnen het VN-systeem zal dienen voor de MOLs-problematiek.

Uiteindelijk slaagde de conferentie er in overeenstemming te bereiken over deze en andere knelpunten, waarbij veelvuldig werd teruggegrepen op de Millennium- Verklaring en gebruik werd gemaakt van reeds bestaande teksten uit vorige VN-conferenties (zoals Kopenhagen, Beijing, Cairo en Rio).

De verklaring van Brussel.

De conferentie werd op 20 mei afgesloten met een slotzitting waar de verklaring van de conferentie werd aanvaard. In deze verklaring, die is bijgevoegd, is benadrukt dat

de deelnemende landen zich committeren aan armoedebestrijding en de integratie van de MOLs in de de wereldeconomie;

dit alleen bereikt kan worden door duurzame economische groei en ontwikkeling die is gebaseerd op armoedebestrijdingsstrategieën en goed bestuur;

de eigen verantwoordelijkheid van de MOLs voor hun ontwikkeling wordt erkend;

de eigen nationale financiële middelen van de MOLs de belangrijkste bron zijn voor de financiering van hun ontwikkeling;

in het kader van de vierde WTO-ministeriële bijeenkomst (te Doha, Qatar) de ontwikkelingsdimensie van handel, met name voor de ontwikkeling van de MOLs, zal worden benadrukt, waaronder tarief- en quotavrije markttoegang voor de MOLs;

daarnaast ODA belangrijk blijft, de daling van ODA moet worden tegengegaan , de ODA-doelstellingen (0,15% ODA/BNP voor de MOLs) worden nagestreefd, de hulpeffectiviteit moet worden verbeterd en het besluit tot ontbinding van de hulp aan de MOLs moet worden nagekomen;

de doelstellingen van de Rio-verklaring moeten worden gerealiseerd;

grote zorg bestaat over de dreiging van HIV/AIDS;

het 'enhanced HIPC' initiatief dient te worden geïmplementeerd en gefinancierd;

er een effectieve follow-up van de conferentie op nationaal, regionaal en mondiaal niveau dient te komen.

Nationale verklaringen.

Tijdens de conferentie werd aan de deelnemende landen, gouvernementele en non-gouvernementele organisaties en instellingen de gelegenheid geboden nationale verklaringen af te leggen. Vele maakten hiervan gebruik.

In de verklaring van menige MOL stond armoedebestrijding, corruptie, HIV/AIDS en conflicten centraal. De vertegenwoordigers van de G77 legden vooral de nadruk op de Noord-Zuid problematiek. Bij de donorlanden lag de nadruk op de implementatie van de internationale
ontwikkelingsdoelstellingen, 'ownership' en armoedebestrijding.

In de Nederlandse verklaring, die is bijgevoegd, benadrukte ik dat de conferentie onderdeel is van een proces. Voorafgaand aan en onder druk van de conferentie waren reeds initiatieven ten gunste van de MOLs genomen, zoals het 'everything but arms' (EBA)-initiatief van de Europese Commissie, de OESO/DAC-aanbeveling inzake ontbinding van de hulp aan de MOLs, de financiering van het geïntegreerd raamwerk voor handelsgerelateerde technische assistentie en meer flexibiliteit bij schuldver-lichting voor post-conflictlanden. In vervolg op mijn toespraak tijdens de UNCTAD Trade and Development Board van 27 januari jl. riep ik op om tijdens de conferentie niet opnieuw te vervallen in de oude Noord-Zuid retoriek, maar in plaats daarvan te streven naar een effectieve samenwerking (true compact) tussen de hervormers van Noord en Zuid die bereid zijn de hand in eigen boezem te steken. Vervolgens deed ik enkele voorstellen voor nationale actie door de MOLs zoals het maximaal mobiliseren van hun eigen middelen, het scheppen van een investeringsvriendelijk klimaat en het versterken venoptimaal benutten van de handelscapaciteit van de MOLs. Voorts deed ik voorstellen voor internationale actie, zoals stoppen met marktverstoring door dumping en anti-dumping maatregelen, eigen donormarkten openen in plaats van deze af te sluiten, snelle substantiële schuldverlichting, serieuze ODA-committeringen opdat effectieve armoedebestrijding niet faalt vanwege gebrek aan externe ondersteuning, vervangen van eenzijdige donorvoorwaarden door 'accountability', en voorkomen dat door de OESO/DAC-aanbeveling inzake ontbinding de hulp aan de MOLs vermindert.

Thematische sessies

Een belangrijk deel van de conferentie werd gevormd door interactieve thematische sessies onder leiding van een covoorzitter uit een MOL en een covoorzitter van een 'ontwikkelingspartner'. Er vonden thematische sessies plaats over goed bestuur, vrede en sociale stabiliteit, de landbouwsector en voedselzekerheid, intellectueel eigendom en ontwikkeling, onderwijs voor iedereen, de rol van gezondheidszorg, energie en financiering van groei en ontwikkeling. Voorts vonden er sessies plaats over handel, grondstoffen en diensten, investeringen en bedrijfsleven, werkgelegenheid, alsmede infrastructuur en transport.

De laatste sessie in de reeks, over "Financing growth and development", werd voorgezeten door de Rwandese minister van Financiën, D. Kaberuka en ondergetekende. Bij de voorbereiding van deze sessie waren de Wereldbank en OESO/DAC nauw betrokken. Tijdens deze druk bezochte sessie werd het paradigma van een wederkerig partnerschap zoals neergelegd in het "ECA compact for African recovery" tot algemeen uitgangspunt van de zitting genomen. Daaromheen werd een interactief debat in drie delen gevoerd, waarbij vooral politici het woord voerden en het uitspeken van voorgekookte verklaringen werd tegengegaan. Anders dan in andere sessies ontstond hierdoor dynamiek in de vergadering.

Het eerste deel ging over de MOLs en betrof enkele kernvragen rondom hun eigen verantwoordelijkheid om een gunstig beleidsklimaat te creëren.

In het tweede deel, over donor verantwoordelijkheid, erkenden donoren de noodzaakhun gedrag te verbeteren en MOLs minder lastig te vallen met hun specifieke procedures en vereisten. Ook kwamen hier verplichtingen voor de internationale gemeenschap aan de orde, zoals efficiëntere taakverdeling tussen donoren zodat ruimte ontstaat om naast sociale sectoren ook infrastructuur te financieren, verantwoordelijkheid voor een effectieve strategie voor post-conflict landen, beleidscoherentie tussen hulp, handel en landbouwbeleid. Tijdens de sessie werden de aandachtspunten van effectiviteit van de hulp, harmonisatie van procedures en verlaging van de transactiekosten breed gedragen. De meeste sprekers gingen in op de behoefte aan mondiale beleidscoherentie. Ook hechtten zij groot belang aan de verbreding van de beleidsdialoog naar meer participatie van het maatschappelijk middenveld bij het opstellen van ontwikkelingsplannen.

In het derde deel van de sessie werd het gedachtegoed van de "ECA compact for Afrivan development" geïntroduceerd, waarvoor ook niet-Afrikaanse MOLs expliciete belangstelling toonden.

Nevenevenementen

Rondom de conferentie vond een groot aantal nevenevenementen plaats, zoals een interparlementaire bijeenkomst, een NGO-forum waaraan vanuit Nederland werd deelgenomen door INZET en NOVIB, een bijeenkomst van burgemeesters, een bijeenkomst van jongeren, bijeenkomsten van ondernemers, enz. Tijdens de conferentie werd aan vertegenwoordigers en deelnemers van deze evenementen de mogelijkheid geboden mee te debatteren. Van deze mogelijkheid werd sporadisch gebruik gemaakt, het bleef doorgaans bij het afleggen van voorbereide verklaringen. Een uitzondering daarop betrof het debat over HIV/AIDS, waar vertegenwoordigers uit de 'civil society' en AIDS-slachtoffers nadrukkelijk aan het woord kwamen.

Documentatie en publicatie

Tijdens de conferentie werd een groot aantal uiteenlopende documenten verspreid door de deelnemende landen, internationale organisaties en non-gouvernementele instellingen, waaronder de nationale actieprogramma's van 23 MOLs en de nationale verklaringen. Nederland verspreidde de bijgevoegde nationale verklaring en de publikatie"De lelijke eendjes van de wereldgemeenschap".

UNCTAD, dat de conferentie organiseerde, zond delen van de conferentie uit op het elektronische web. Op de website van UNCTAD werden ook nagenoeg alle conferentiedocumenten en verslagen gepubliceerd.

Nabeschouwing.

Aangezien de twee eerdere VN Conferenties inzake MOLs weinig concreets hadden opgeleverd, was het idee dat het nu allemaal anders moest , en wel via de 'bottom-up' benadering (zie mijn brief van 23 maart jl.). Maar het is niet of nauwelijks anders gegaan. De voorbereidingen verliepen via geijkte VN-patronen, met ellenlange tekstvoorstellen waarin in de loop van de drie intergouvernementele voorbereidings-commissies (PrepComs) het aantal vierkante haken eerder toe dan afnam. Gevolg was dat ter conferentie zelf de tekst in tijdrovende onderhandelingen, soms tot diep in de nacht, geschoond moest worden.

Reden voor deze traagheid was mede de onenigheid in de kring van de G-77, waarin de MOLs er slecht in slaagden zich teweer te stellen tegen het remgedrag van de traditionele leiders van de G-77, zoals Egypte, India en Cuba. Bij punten als de definitie van wie de "ontwikkelingspartners" van de MOLs zijn of het verlenen van markttoegang bleek de solidariteit van midden-inkomenslanden met de MOLs flinterdun.

Teleurstellend was voorts dat een onomwonden aanvaarding van wat in de ontwikkelingspraktijk op dit moment het meestbelovende proces is, dat van de PRSP's, voor een VN-conferentie kennelijk nog steeds een brug te ver was. Het actieprogramma noemt wel steeds bij ieder onderwerp "actions by LDCs" en "actions by development partners", maar dat betekent niet dat er sprake zou zijn van een systeem van wederzijdse verplichtingen, zoals recentelijk ontwikkeld in het kader van het "Compact for Africa". Vrijblijvendheid blijft troef. Deze vrijblijvendheid gaat gepaard met een op zijn minst onduidelijke verhouding tussen het actieprogramma met wat er daadwerkelijk op landenniveau plaatsvindt via het PRSP-proces.

Positief is dat op tal van punten formuleringen zijn bereikt die ten opzichte van eerdere VN-documenten vooruitgang betekenen. Dat geldt vooral de onomwonden erkenning van de noodzaak van goed bestuur. De visie dat goed bestuur een conditie is van de Bretton Woods instellingen waartegen men zich teweer moet stellen, maakt duidelijk plaats voor het besef bij de MOLs dat het gaat om zaken waar men maar beter ernst mee kan maken, wil men - vooral door aantrekken van investeringen - aan de armoedeval ontsnappen.

De positieve effecten van de conferentie moeten echter niet op de eerste plaats gezocht worden in het slotprodukt ervan of in de besprekingen zelf, maar veeleer in de druk die de conferentie (ook doordat de EU gastheer was) heeft gegenereerd ten gunste van het boeken van vooruitgang op dossiers die al jaren vastzaten, zoals markttoegang en ontbinding. Ten aanzien van markttoegang zette de EU de toon met het "everything but arms" initiatief. Interne aanvaarding bleek - na heel veel druk op de dwarsliggers en na verwatering door opneming van overgangsperiodes voor suiker, rijst en bananen - slechts mogelijk onder druk van de vrees dat de EU anders als gastheer van de conferentie een modderfiguur zou slaan. Ook de OESO/DAC-aanbeveling over ontbinding van de hulp aan de MOLs is alleen maar mogelijk gebleken doordat de voorstanders de conferentie als deadline hanteerden en de tegenstanders moesten vrezen in Brussel als spelbrekers te kijk gezet te worden.

De pogingen om de Conferentie te verlevendigen door "thematische zittingen" van "interactieve" aard (dus met vrije en levendige discussies) zijn niet erg geslaagd. Bijna elk van deze zittingen mondde als vanzelf uit in eerst een serie inleidingen vanaf het podium en daarna, in wat eigenlijk de discussiebijdragen vanuit de zaal hadden moeten zijn, een reeks zorgvuldig voorbereide (en dus ook voorgelezen) verklaringen van die zijde. Slechts de laatste zitting over 'Financing Growth and Development' vormde daarop een uitzondering. Door iedereen in het duister te laten over wat er precies besproken zou gaan worden en door het strak hanteren van de spelregels (m.n. geen voorbereide interventies en geen "fingerpointing" naar anderen, maar primair zelfkritische beschouwingen) bleek een gedachtewisseling mogelijk over hoe het PRSP-proces verder uitgebouwd kan worden in de richting van een "compact", met wederzijdse verplichtingen, tussen MOLs en hun ontwikkelingspartners. De MOLs doen hun huiswerk (stellen een realistisch PRSP op), dat naar objectieve maatstaven wordt beoordeeld en als die beoordeling positief is, staan de ontwikkelingspartners er garant voor dat dit plan niet zal falen door gebrek aan externe ondersteuning. Deze discussie zal de komende tijd verder gevoerd worden.

Al met al laat de 3e VN-Conferentie inzake MOLs dus gemengde gevoelens achter. De druk die van het houden ervan is uitgegaan heeft op enkele belangrijke dossiers vooruitgang opgeleverd en het slotdocument is met betrekking tot formuleringen zeker weer een stap voorwaarts, maar het door de Conferentie aanvaarde actieprogramma is zo algemeen van aard en zo vrijblijvend dat het voor de ontwikkelingspraktijk niet of nauwelijk verschil zal uitmaken.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Kenmerk DVF/DAC-59/2001
Blad /7

===