Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Brief aan de Tweede Kamer over het werkbezoek van staatssecretaris De Vries aan de Nederlandse Antillen en Aruba van 21 t/m 28 juni 2001

Een parlementair stuk bij het onderwerp Nederlands beleid 11 juli 2001
Van 21 tot en met 28 juni 2001 bracht ik een werkbezoek aan de Nederlandse Antillen en Aruba. Tijdens het bezoek hebben Nederland en de Nederlandse Antillen overeenstemming bereikt over een protocol inzake de samenwerking op het gebied van bestuurlijke ontwikkeling. Beoogd wordt deze herfst een meerjarenprogramma vast te stellen, dat de prioriteit weerspiegelt die beide regeringen hechten aan de kwaliteit van bestuur (good governance). De tekst van het protocol treft u aan als bijlage bij deze brief. Op Curaçao heb ik met minister-president Pourier, minister van Financiën Voges en de president van de Centrale Bank, Tromp, overleg gevoerd over de financieel-economische situatie. Ik heb nogmaals aangedrongen op spoedige besluitvorming door de Nederlandse Antillen over de aanbevelingen van het IMF. Zoals bekend heeft het IMF de Antilliaanse overheden voorgesteld NAF 75 miljoen te bezuinigen om te voorkomen dat het begrotingstekort in 2001 zal uitkomen boven het tekort van vorig jaar (rond NAF 150 miljoen). Een aantal andere aanbevelingen heeft betrekking op wetgeving, en op het inlopen van de achterstand die op de Antillen is ontstaan in de uitvoering van het in september 2000 met het IMF overeengekomen programma. Nederland blijft bereid, op advies van het IMF, de uitvoering door de Nederlandse Antillen van een vervolgakkoord met het IMF financieel te ondersteunen. Dit akkoord met het IMF is essentieel voor het herstel van het vertrouwen in en op de Antillen.
Met minister-president Pourier en gedeputeerde Chong heb ik initiatieven besproken om de economie van Curaçao op korte termijn een impuls te geven. Ik heb meermalen aangegeven groot belang te hechten aan concrete Antilliaanse voorstellen die kunnen bijdragen aan het herstel van economie en werkgelegenheid. Van Nederlandse zijde is benadrukt dat middelen hiertoe beschikbaar zijn. In de gesprekken zijn voorstellen aan de orde gekomen op het terrein van infrastructuur en stadsvernieuwing die het toerisme kunnen stimuleren. Het betreft onder andere de ontwikkeling van Otrobanda (Brionplein, Molenplein, Riffort), restauratiewerkzaamheden aan historische monumenten in Scharloo, en de uitbreiding van opleidingen in de toeristische sector (crash programma opleidingen hotelpersoneel/toerisme en E-Commerce). De besluitvorming zal zo mogelijk nog deze maand worden afgerond. Over de restauratie - met financiële steun van de Stichting Doen - van het steeds verder vervallende landhuis Savonet, dat als bezoekerscentrum zou kunnen functioneren voor bewoners en toeristen die het Christoffelpark willen bezoeken, heeft het Bestuurscollege van Curaçao nog geen politieke overeenstemming bereikt.
In het kader van het Urgentieprogramma Jeugd en Jongeren heb ik het startsein kunnen geven voor een aantal projecten. Het betreft het jeugdontwikkelings-programma voor Saba, de leer/werktrajecten op Sint Maarten, de schakelklassen op Curaçao en leer/werktrajecten op Bonaire. In gesprekken met de minister-president en de directeur van het Sociaal Noodfonds heb ik de voortgang besproken van de projecten die zullen worden gefinancierd met de extra twintig miljoen gulden die Nederland vorig jaar voor sociale projecten beschikbaar had gesteld. Ik heb opnieuw aangedrongen op spoed.
Met de minister-president heb ik gesproken over de staatkundige verhoudingen. Ik heb aangegeven dat Nederland bereid is de Antillen actief bij te staan bij het identificeren van staatkundige hervormingen die de nadelen van de dubbele bestuurslaag kunnen ondervangen en die op korte termijn hun beslag kunnen krijgen. De landsregering heeft aangekondigd het initiatief te zullen nemen tot een overleg met de eilanden over de reorganisatie van de Antilliaanse overheid en de staatkundige toekomst.
Ook heb ik met de minister-president en de minister van Financiën van gedachten gewisseld over het Solidariteitsfonds. Daarbij kwam aan de orde dat de Arubaanse regering onlangs heeft aangegeven het in april 2001 overeengekomen protocol niet te zullen tekenen, maar wel te onderschrijven. Aruba heeft toegezegd aan zijn verplichtingen te zullen voldoen.
Op Aruba heb ik overleg gevoerd met de politieke leiders van de AVP en de MEP. De toon van het politiek discours op Aruba in de huidige pre-electorale fase is gematigd van aard. In mijn gesprekken heb ik gepleit voor een verkiezingscampagne waarin niet persoonlijke tegenstellingen, maar inhoudelijke standpunten centraal staan. Tevens is aandacht gevraagd voor de waarschuwingen van de Centrale Bank van Aruba over de ontwikkeling van de overheidsfinanciën; de personeelsuitgaven van de overheid, de invoering van het stelsel van pensioenvoorzieningen en de invoering van de Algemene Ziektekostenverzekering bergen begrotingsrisicos in zich. Bij AVP en MEP heb ik aangedrongen op spoedige vaststelling door de Staten van de rechtsgrondslag van het Fondo Desaroyo Aruba.
Door vertegenwoordigers van de werkgevers in de toeristische sector (AHATA) heb ik mij onder meer laten informeren over de visie van de private sector op het programma over duurzame economische ontwikkeling dat Nederland en Aruba beogen vast te stellen. Met deze vertegenwoordigers is ook gesproken over een eigen inbreng van de toeristische sector bij de verdere economische ontwikkeling van Aruba.
Tevens is gesproken met vertegenwoordigers van de Arubaanse NGO-sector (Cede Aruba) over het nieuwe NGO-beleid, en zijn bezoeken gebracht aan een door Nederland gesteund project op het gebied van de naschoolse opvang en de vrije zone. Op Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius heb ik met de Bestuurscolleges overlegd over de ontwikkelingssamenwerking en de staatkundige ontwikkeling. Sint Eustatius heeft uitgesproken andere eilanden niet in de weg te willen staan, maar op staatkundig gebied zelf de voorkeur te geven aan behoud van de Antilliaanse constellatie, zij het met meer bevoegdheden voor de eilanden. Op Saba uitte het Bestuurscollege zijn onvrede over het functioneren van de landsoverheid en pleitte het voor meer begrotingssteun, grotere eilandelijke autonomie en een grotere rol van Nederland. Het Bestuurscollege van Sint Maarten sprak zich uit voor een status aparte, inclusief een eilandelijke centrale bank. Tijdens mijn bezoek maakte het Bestuurscollege van Curaçao bekend, in het licht van het teleurstellend verloop van de door het Bestuurscollege recent georganiseerde infomatieronde, voorlopig geen eigen standpunt over staatkundige vernieuwingen te zullen innemen.
Ik heb opnieuw uiteengezet waarom Nederland een status aparte volgens Arubaans model voor Sint Maarten niet ondersteunt. Niettemin noopt de onvrede op de eilanden over het functioneren van het Antilliaans staatsbestel tot spoedige hervormingen, onder andere op het vlak van de financiële verhoudingen. De hiertoe noodzakelijke stappen zouden op korte termijn in kaart kunnen worden gebracht. Nederland onderschrijft daarom het voornemen van de landsregering gesprekken met de eilandsbesturen op gang te brengen, en is bereid deze dialoog te faciliteren. Met de Bestuurscolleges van de Bovenwindse eilanden en het departement van ontwikkelingssamenwerking ben ik overeengekomen de procedures voor het indienen en goedkeuren van
ontwikkelingsprojecten verder te stroomlijnen. Hiertoe zal de plancyclus worden vervroegd (start in juli in plaats van oktober) en zal de voortgangsbewaking worden versneld.
De Bestuurscolleges van Sint Maarten en Saba hebben op zich genomen te inventariseren welke onderwerpen zich lenen voor nauwere samenwerking met de Franse of Britse overzeese gebiedsdelen. Het is mijn voornemen naar aanleiding van deze onderwerpen te bezien of nadere afspraken met de Franse of Britse regering noodzakelijk zijn.
DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

G.M. De Vries


***Zie het originele bericht voor downloaden in PDF-formaat***