Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Burgemeester en wethouders Postbus 90801 Directeuren Gemeentelijke Sociale Diensten 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Hoofden Afdelingen Sociale Zaken Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer BZ/IOSG/01/46156 (070) 333

Onderwerp Datum Contactpersoon Nadere informatie SUWI 11 juli 2001 servicelijn

Op 14 maart jl. heb ik u per brief geïnformeerd over de belangrijkste gevolgen van de wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Suwi) voor gemeenten (SUWI/SEC/2001/86). Daarin is als voorbehoud de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen die de nieuwe structuur betreffen opgenomen. Ook heb ik in deze brief aangekondigd u op de hoogte te houden van relevante ontwikkelingen op dit terrein.

Inmiddels heeft in week 25 en 26 de parlementaire behandeling van zowel de wet-Suwi als de invoeringswet Suwi plaatsgevonden en is op een aantal onderdelen meer duidelijkheid ontstaan. Daarbij geldt nog het voorbehoud van de behandeling door de Eerste Kamer. Graag informeer ik u hierover en zal daarbij achtereenvolgens aandacht besteden aan: I. de hoofdlijnen van de nieuwe structuur II. de toekomstige intake voor de Bijstand III. de reïntegratieverantwoordelijkheid van gemeenten IV. de bedrijfsverzamelgebouwen
V. de regionale platforms arbeidsmarktbeleid VI. de cliëntenparticipatie
VII. de ondersteuning van gemeenten

De hoofdlijnen van de nieuwe structuur

De in de wet Suwi voorgestelde structuur is het sluitstuk van een jarenlange politieke en maatschappelijke discussie over de uitvoering van de sociale zekerheid. Een discussie waarin verschillende oplossingsrichtingen zijn verkend. Centraal in de wet Suwi staat een drietal hoofddoelstellingen:
I. `Werk boven inkomen', een activerend stelsel van sociale zekerheid






II. Een hierop afgestemde klantgerichte dienstverlening III. Een doelmatige en rechtmatige uitvoering

Dit heeft geleid tot een structuur met als belangrijkste veranderingen: I. De vorming van 131 Centra voor Werk en Inkomen (CWI's) onder landelijke aansturing II. Het samengaan van de huidige 5 uitvoeringsinstellingen in één nationaal publiek Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) III. De invoering van marktwerking en concurrentie op het gebied van reïntegratie

Bij de realisatie van deze doelstellingen is een groot aantal instanties betrokken. Centraal in de nieuwe uitvoeringsstructuur is het CWI. Op 131 plaatsen in 110 gemeenten zullen deze CWI's worden gerealiseerd. Uitgangspunt voor het aantal en de spreiding van de CWI's is de bereikbaarheid (maximaal 1 uur reistijd per enkele reis met het openbaar vervoer) en de verwachte klantstromen (leidend tot een werkstroom die het CWI in staat stelt op doelmatige en effectieve wijze een volledig takenpakket uit te kunnen voeren).

De belangrijkste taken van het CWI zijn:
I. Informatie en advies aan werkzoekenden en werkgevers over de rechten en plichten op het gebied van uitkeringen en over de arbeidsmarkt II. Bemiddeling voor werkzoekenden en werkgevers III. Acquisitie en registratie van vacatures IV. Bepaling van de afstand tot de arbeidsmarkt (fasering) V. Kwalificerende intake fase 2 en 3 en vervolggesprekken fase 4 en de daaraan verbonden advisering over individuele reïntegratiemogelijkheden VI. Uitkeringsintake (voor WW of Abw c.a.) VII. Bemiddelingsgesprekken fase 1

Deze taken zijn merendeels afkomstig van de huidige uitvoeringskolommen (sociale diensten, Arbeidsvoorziening en uitvoeringsinstellingen). Om deze taken goed te kunnen uitvoeren is het dan ook van belang dat personeel van de drie kolommen het werk zal volgen en naar de CWI's zal overgaan. Gestreefd wordt zo'n 230 FTE's voor de CWI's uit het gemeentelijke domein over te laten komen naar het CWI. De feitelijke toeleiding van medewerkers vanuit de sociale diensten is aan gemeenten, als `oude werkgever'. De `nieuwe werkgever', in casu de CWI-organisatie, is ervoor verantwoordelijk dat de medewerkers een passende plek en een adequate toerusting voor hun nieuwe taken ontvangen. Op een termijn van enige weken zult u worden geïnformeerd over de procedure die daarvoor wordt voorgesteld.

Inmiddels zijn door het CWI Verandermanagement de functiebeschrijvingen gemaakt voor de functies binnen een CWI. Daarvan zijn voor overkomend gemeentelijk personeel de functies van (senior) adviseur Werk en Inkomen en medewerker Werk en Inkomen de belangrijkste. Voor deze functies is ook een voorlopige functiewaardering beschikbaar. Er is per individueel CWI een verdeling gemaakt van de formatie van de CWI's, die geoormerkt is voor de mensen die overkomen van gemeenten en de uitvoeringsinstellingen (uvi's). Inmiddels zijn door de uvi's personen voorgedragen voor de in te richten CWI's. Arbeidsbureau Nederland bevindt zich voor zijn personeel in de fase van het vergelijken van de huidige functies met de CWI-functies.






De bedoeling is dat vanaf september 2001 feitelijk gewerkt zal gaan worden aan de invulling van de nieuwe organisatie en de scholing van de medewerkers. Het proces van aantrekken van CWI- managers is in de afrondende fase. In eerste instantie is gekeken naar de zittende managers die ervaren zijn met de SWI/CWI-samenwerkingsverbanden. Het is de bedoeling uit te komen op een verdeling van managers uit de kring van de uvi's, van gemeenten en van Arbeidsbureau Nederland in de verhouding van 13-12-100.1 Het doel is uiterlijk per 1 januari 2002 de 131 CWI's te realiseren. Dit is de verantwoordelijkheid van de Centrale Organisatie Werk en Inkomen (`de CWI').

Voor de periode tot de inwerkingtreding van de wet Suwi is op 16 maart 2001 een tijdelijk besluit samenwerking CWI genomen, dat de SWI AmvB vervangt. Volgens dit tijdelijke besluit dienen de betrokken organisaties samen te werken volgens het referentiewerkproces en het spreidingsmodel zoals dat inmiddels bekend is. Ook is een Tijdelijke stimuleringsregeling CWI in het leven geroepen. Daarmee konden de samenwerkende partijen vóór 1 juli 2001 een vergoeding vragen voor de kosten gemoeid met de totstandkoming en de instandhouding van het CWI gedurende 2001. Ook kon tot die datum op basis van deze regeling een vergoeding worden gevraagd voor de kosten die zijn gemaakt in het kader van de oprichting en instandhouding van SWI-centra die niet in het huidige spreidingsmodel zijn opgenomen (desinvesteringen).

Op basis van het aantal telefonische verzoeken om informatie over de Tijdelijke Stimuleringsregeling CWI en uit gegevens van de CWI-districten bestaat de indruk dat volop gebruik wordt gemaakt van de stimuleringsregeling. De aanvragen liggen op dit moment voor het grootste deel voor commentaar bij de districtmanagers (de eerste stap in het proces van goedkeuring). Een beperkt aantal subsidieaanvragen is nog niet ingediend omdat men in de veronderstelling verkeerde dat de resterende middelen uit de SWI-stimuleringsregeling toereikend waren. Inmiddels zijn deze gemeenten op de hoogte gesteld van het feit dat bestedingen die na 1 april 2001 worden gedaan niet uit de SWI-stimuleringsregeling voldaan kunnen worden en dat het de bedoeling is dat hiervoor een aanvraag wordt ingediend voor de Tijdelijke Stimuleringsregeling CWI. Gemeenten die nog geen beroep hebben gedaan op de Tijdelijke Stimuleringsregeling CWI kunnen alleen op basis van zwaarwegende redenen een beroep doen op uitstel.

Naast CWI's en gemeenten is ook het UWV als uitvoeringsorganisatie bij Suwi betrokken. De huidige uitvoeringsinstellingen zullen in het UWV opgaan. Daarnaast zijn direct betrokken: I. de regionale platforms arbeidsmarktbeleid; II. de opdrachtgevers reïntegratie (werkgevers(organisaties) en werknemers(organisaties)), UWV en gemeenten;
III. de opdrachtnemers reïntegratie;
IV. de Raad voor Werk en Inkomen;
V. de landelijke cliëntenraad;
VI. de Inspectie Werk en Inkomen.2


1 Het gaat om 125 managers. Van de 131 CWI's zijn er 6 CWI's die wel het volledige takenpakket hebben, maar onder een ander CWI en daarmee een andere CWI-manager vallen. De 12 managers uit het gemeentelijke domein komen bovenop de 230 FTE's die voor de overige directe functies van de gemeenten komen.
2 Een integraal en onafhankelijk toezicht zal worden gerealiseerd binnen een agentschap van het ministerie van SZW. In het agentschap zullen de toezichthoudende taken van het ministerie (onder meer de rijksconsulenten) en het Ctsv opgaan.






In minder directe zin zijn ook instanties als Arbo-diensten, uitzendbureaus, scholingsinstellingen, Kamers van Koophandel, Kredietbanken en gemeentelijke diensten op het terrein van welzijn en zorg betrokken. Dit is bijvoorbeeld het geval rond de bedrijfsverzamelgebouwen en de regionale platforms arbeidsmarktbeleid.

De toekomstige intake en gegevensuitwisseling voor de Bijstand

Als gevolg van de invoering van Suwi zullen de uitvoeringstaken en de daarbij behorende processen van gemeenten wijzigen. Gemeenten, CWI en UWV zullen de processen zodanig op elkaar dienen aan te laten sluiten dat de eigen verantwoordelijkheid volledig kan worden waargemaakt en de cliënten optimaal worden bediend.

De aanvragen in het kader van de Abw, Ioaw en Ioaz zullen niet langer door gemeenten ingenomen worden. De uitkeringsintake wordt verricht door een CWI-medewerker. Deze doet een eerste check op de volledigheid, consistentie en juistheid van de gegevens, beoordeelt de kwaliteit van de gegevens door het controleren van de door de cliënt verstrekte gegevens aan de hand van bewijsstukken, checkt de gegevens bij het GBA (persoonsgegevens) en het UWV (dienstverbanden en andere uitkeringsverhoudingen) en stuurt deze door naar de gemeente die de aanvraag verder afhandelt en daarbij het recht op en de hoogte van de uitkering vaststelt.

Per AmvB zal de termijn worden geregeld waarbinnen de overdracht van verstrekte gegevens en bewijsstukken van het CWI naar gemeenten moet plaatsvinden. Er wordt uitgegaan van een termijn van 8 werkdagen na indiening van de ondertekende aanvraag. Binnen deze termijn dient het CWI de gegevens over te dragen en dient het CWI daarbij tevens een oordeel te geven over juistheid, volledigheid en consistentie van deze gegevens. Daarnaast zal in een nog door de Tweede Kamer te behandelen AmvB worden voorgesteld dat het gemeentebestuur, in overeenstemming met de Centrale organisatie werk en inkomen, de termijn van 8 werkdagen kan verlengen. Gemeenten dienen in dat geval zorg te dragen voor een adequate bekendmaking. Bij ministeriële regeling zal worden bepaald op welke wijze de juistheid, volledigheid en consistentie moeten worden vastgesteld. Onverlet blijft dat B&W de aanvraag binnen de termijn van 8 weken dienen af te handelen.3

Uitgangspunt is dat de uitkeringsaanvraag voor álle gevallen - eenvoudige en complexe - door het CWI in behandeling wordt genomen. Voor een aantal groepen is een uitzondering gemaakt en het is eventueel mogelijk dat bij of krachtens AmvB ook voor andere groepen een uitzondering wordt gemaakt.4 Deze groepen kunnen zich rechtstreeks tot de gemeente wenden. Gemeenten kunnen overigens in overeenstemming met het CWI alsnog bij verordening besluiten dat deze groepen hun aanvraag bij het CWI moeten indienen. Eventueel kan aan de CWI-organisatie ­ met toestemming van de gemeenteraad en na toetsing door de Minister ­ mandaat worden verleend voor het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand.


3 Voor de IOAZ geldt een termijn van 13 weken.
4 De huidige uitgezonderde groepen betreffen de 65+-ers, gevestigde zelfstandigen en mensen in een inrichting e.d. voor wie toeleiding naar werk niet aan de orde is. De uitzondering geldt ook voor personen zonder adres, waarvan de bijstand wordt verleend door centrumgemeenten.





5
Bij het verrichten van de uitkeringsintake zullen de CWI-medewerkers worden ondersteund door een geautomatiseerde module die zorg draagt voor de geïntegreerde intake voor Werk en Inkomen: CWIntake. Deze intakemodule is, voor wat betreft de intake van de Abw, ontwikkeld op basis van specificaties die met gemeenten zijn afgestemd. Op dit moment wordt beoordeeld hoeveel CWI's vanaf 1 januari 2002 reeds met CWIntake zullen kunnen werken. Daar waar CWIntake nog niet operationeel is, zal gewerkt worden met een papieren versie van deze intake. Naast CWIntake krijgen de CWI's ook een koppeling met de Nationale Vacature en Sollicitantenbank (NVS-bank) en PGI. Om privacyredenen zullen de gemeenten vanaf 1 januari 2002 hun huidige aansluiting op PGI verliezen.

De overdracht van de intakegegevens vanuit het CWI aan gemeenten vindt vanaf 1 januari 2002 voorlopig nog per (interne) post, e-mail of fax plaats (spoor 1). Gemeenten dienen vervolgens zelf de gegevens uit CWIntake handmatig in hun eigen Abw-systemen in te voeren. Ook zullen CWI's nog niet in kunnen kijken op de gegevens van gemeenten. Ook daar dient een handmatige oplossing te worden gekozen. Uiteindelijk is het doel dat deze overdracht volledig geautomatiseerd plaatsvindt en dat de resultaten van CWIntake kunnen worden ingelezen door de sociale dienstapplicaties en dat CWI's kunnen inkijken op de gegevens van de sociale dienst (spoor 2). Dat vergt allereerst dat alle gemeenten worden aangesloten op het beveiligde netwerk dat de Suwi- keten ondersteunt (Suwinet) en daarnaast dat de pakketten van de sociale diensten deze mogelijkheid gaan ondersteunen. Daarover vinden besprekingen plaats met de belangrijkste pakketleveranciers. Over het tijdpad van deze ontwikkeling zult u te zijner tijd nader worden geïnformeerd.

De koppeling van gemeenten aan Suwinet vindt plaats via het zogenoemde sectorloket of sectoraal aanspreekpunt (SAP). Inmiddels is besloten dat het Inlichtingenbureau deze functie zal vervullen. Op dit moment wordt nog gestudeerd op de mogelijkheid om in een beperkt aantal gemeenten in een tijdelijke oplossing te voorzien voor de geautomatiseerde gegevensoverdracht van het CWI naar de gemeente en de inkijk van het CWI op de gegevens van de gemeente (spoor 1½). Duidelijk is dat deze werkwijzen ook gevolgen hebben voor het procesverloop binnen gemeenten. U zult op dit terrein nadere ondersteuning ontvangen, onder meer in de vorm van referentiewerkprocessen voor de verschillende `sporen'.

Uiteindelijk zal Suwinet gaan voorzien in de geautomatiseerde gegevensuitwisseling. In een te vormen regulier Ketenoverleg zullen alle betrokken partijen over de vormgeving, het beheer en het onderhoud van een dergelijk gemeenschappelijk Suwinet op hoofdlijnen met elkaar afspraken maken en de minister van advies dienen. De gemeenten worden door de VNG en het Inlichtingenbureau in dit overleg vertegenwoordigd. Suwinet zal voorzien in drie soorten geautomatiseerde gegevensuitwisseling:
I. Inkijk: een vorm van gegevensuitwisseling waarbij de ene partij gegevens kan inzien en ophalen uit de bestanden van een andere partij. II. Berichtenverkeer: een vorm van gegevensuitwisseling waarbij een partij in vooraf afgesproken gevallen een set gegevens (een bericht) in elektronische vorm aan een andere partij verzendt.





6
III. Mail: een vorm van gegevensuitwisseling waarbij partijen via beveiligde elektronische post berichten kunnen uitwisselen, al dan niet over klanten. De taken van het CWI zijn bij Suwi-wet geregeld. In lagere regelgeving zullen zaken ten aanzien van het proces van dienstverlening worden vastgelegd. In de Service Niveau Overeenkomsten (SNO's) kunnen binnen deze kaders door gemeenten en CWI's aanvullende afspraken worden gemaakt over de aansluiting van hun dienstverlening. Daarmee ontstaat de mogelijkheid van lokaal maatwerk. In de SNO's dienen onder meer nadere afspraken gemaakt te worden over de kwaliteit, tijdigheid, volledigheid en betrouwbaarheid van de uitkeringsintake, zodat gemeenten in samenwerking met het CWI hun poortwachtersfunctie naar behoren kunnen invullen. Tevens dienen daarin afspraken te worden opgenomen over de te verstrekken formulieren voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld afspraken worden opgenomen over het afstemmen van de intake voor algemene bijstand (door het CWI) en de bijzondere bijstand (door gemeenten, eventueel in het bedrijfsverzamelgebouw). Ook kunnen in de SNO's afspraken worden gemaakt over zaken die meer betreffen dan de basistaken van het CWI. Aan de vorm en inhoud van de SNO's wordt inmiddels gewerkt door een werkgroep, bestaande uit gemeenten, VNG, Divosa en het ministerie. Daarbij staat ondermeer de vraag centraal welke zaken eventueel centraal - op het niveau van de VNG en de CWI - moeten worden geregeld en welke zaken decentraal ­ op het niveau van het CWI en de gemeenten - dienen te worden geregeld.

De reïntegratietaak van gemeenten

In het kader van de reïntegratietaak van gemeenten is het handzaam een drietal deelonderwerpen te onderscheiden:
I. Nieuwe doelgroepen
II. Regievoering en inkoop
III. Casemanagement

Nieuwe doelgroepen

De gemeentelijke reïntegratieverantwoordelijkheid voor bijstandsgerechtigden wordt uitgebreid met een tweetal nieuwe doelgroepen. Vanaf 1 januari 2002 zullen gemeenten ook verantwoordelijk zijn voor de reïntegratie van Anw-gerechtigden (een verantwoordelijkheid die nu nog aan het SVb toebehoort) en de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigden (nu nog een verantwoordelijkheid van Arbeidsvoorziening).5 Voor de realisatie van deze overgang moeten verschillende activiteiten worden uitgevoerd. Zo moeten onder meer relevante wetgeving worden aangepast, middelen voor reïntegratie en uitvoeringskosten worden overgeheveld, werkprocessen worden uitgelijnd, deskundigheid worden bevorderd, dossiers worden overgedragen, afspraken worden gemaakt over de sluitende aanpak van ook deze groepen en dient er voorlichting naar klanten en gemeenten plaats te vinden. Inmiddels is met Arbeidsvoorziening afgesproken dat zij het totale bestand van

5 Een uitzondering vormen de wachtgelders die geen recht op een WW-uitkering hebben. Deze regeling loopt in 2003 af en de verantwoordelijkheid voor reïntegratie blijft tot die tijd in handen van de overheidswerkgevers.





7
niet-uitkeringsgerechtigden doorlicht om aan gemeenten een geschoond bestand te kunnen overdragen.

Over de uitvoering van de reïntegratie-inspanningen ten behoeve van cliënten uit deze nieuwe doelgroepen dienen gemeenten achteraf te rapporteren in het verantwoordingsverslag over de uitvoering van de Wiw, dat is bestemd voor het toezicht. Via de invoeringswet Suwi is dit vastgelegd in de Wiw. Beleidsinformatie zal via de monitor Scholing & Activering worden verzameld.

De SVb zal Anw-ers voor reïntegratieactiviteiten via het CWI doorverwijzen naar gemeenten. Anw-ers zijn evenals niet-uitkeringsgerechtigden niet verplicht zich beschikbaar te houden voor de arbeidsmarkt en daarmee tevens niet verplicht mee te werken aan hun reïntegratie. Wel kan de gemeente beslissen om te stoppen met het traject als de cliënt zich onvoldoende inspant.

In de Agenda voor de toekomst zijn tussen SZW en VNG nadere afspraken gemaakt over de reïntegratie van deze nieuwe doelgroepen.6 Afgesproken is dat: I. een implementatietraject zal worden gestart ten einde een zorgvuldige overdracht van de nieuwe doelgroepen te bewerkstelligen;
II. het reïntegratiebudget voor de niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-gerechtigden van fl. 213 miljoen naar het scholings- en activeringsbudget WIW zal worden overgeheveld. Deze middelen zullen worden geoormerkt en aan gemeenten worden bevoorschot, waarbij achteraf wordt afgerekend op basis van prestaties;
III. sprake is van een af te bouwen gedeeltelijk gedwongen winkelnering bij Kliq tot 2003.7 Bij de parlementaire behandeling van de wet Suwi en de invoeringswet Suwi is deze gedwongen winkelnering aan de orde geweest. Bij de behandeling van de Wet verzelfstandiging reïntegratie Arbeidsvoorzieningsorganisatie, die na het zomerreces van de Tweede Kamer zal plaatsvinden, zal dit onderwerp wederom aan de orde komen.

Regievoering en inkoop

Naast de maatschappelijke verantwoordelijkheid die gemeenten op dit terrein ervaren, worden gemeenten via het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI) afgerekend op de mate waarin zij er in slagen uitkeringsgerechtigden te (laten) reïntegreren. Een en ander betekent dat het instrumentarium waarover gemeenten de beschikking hebben gericht zal moeten worden op doorstroming ten einde het beroep op de uitkeringsfondsen te minimaliseren. Gemeenten hebben daartoe ook ruimere mogelijkheden gekregen via huidige Wiw-middelen (inclusief de Rea-middelen), de middelen sluitende aanpak, de decentralisatie van een deel van het prestatiebudget van Arbeidsvoorziening (de G-gelden) in 1996, de afschaffing van de gedwongen winkelnering bij Arbeidsvoorziening vanaf 2000 en de ontschotting van deze middelen in het FWI. Met het inwerkingtreden van de wet Suwi (2002) zal ook het huidige resterende prestatiebudget van Arbeidsvoorziening (f. 410 miljoen) naar gemeenten worden overgeheveld en toegevoegd

6 De Agenda voor de toekomst is ondertekend in april 2001 en vloeit voort uit de Intentieverklaring Een agenda voor de toekomst van september 2001. De Agenda bevat bestuurlijke afspraken voor de periode 2001-2004. 7 Het gaat om f. 50 miljoen in 2002 en f. 25 miljoen in 2003.





8
worden aan het scholings- en activeringsbudget van de Wiw. Daarvan is f. 213 miljoen bestemd voor de reïntegratie van niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-gerechtigden en f. 197 miljoen voor de reïntegratie van bijstandsgerechtigden. De f. 213 miljoen voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-gerechtigden zal worden geoormerkt. Met deze inkoopmiddelen zal een vrije reïntegratiemarkt worden gestimuleerd. Tussen VNG en SZW is, in het kader van de Agenda voor de toekomst, een bestuurlijke afspraak gemaakt dat gemeenten zoveel mogelijk aspecten van reïntegratie uitbesteden aan private ­ niet aan gemeenten gelieerde ­ partijen. Een en ander is ook via de invoeringswet Suwi in de Wiw vastgelegd. Dat betekent dat gemeenten het scholings- en activeringsbudget zoveel mogelijk privaat aanwenden. Reguliere WSW- en Wiw- dienstbetrekkingen hoeven niet te worden uitbesteed en kunnen publiek worden uitgevoerd.

Vanaf 2002 gaan voor de aanbesteding aan reïntegratiebedrijven bepaalde (globale) regels gelden. Er dient sprake te zijn van transparante en toetsbare aanbestedingsprocedures waarbij meerdere offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria. Dit zal bij of krachtens AmvB worden geregeld. Ook zal op deze wijze worden geregeld dat de BTW-plicht voor alle aanbieders zal gaan gelden. Gemeenten zullen daarnaast ook gehouden zijn aan de EU aanbestedingsrichtlijn, van toepassing op opdrachten boven een bepaalde drempelwaarde.8 Deze regels hebben tot doel een gelijk speelveld te creëren, waarbij gemeenten, uit de onderling concurrerende aanbieders, die partij(en) kunnen selecteren, die het beste voldoen aan de vooraf door gemeenten opgestelde criteria. Verwacht wordt dat de prikkeling van het FWI gemeenten zal stimuleren het meest effectieve en efficiënte arrangement te kiezen. In het verantwoordingsverslag over de uitvoering van de Wiw dient expliciet aandacht te worden besteed aan de uitbesteding. Het Kabinet zal in de voornoemde AmvB tevens nadere eisen stellen aan zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers voor wat betreft de vereisten inzake informatieoverdracht, verantwoording, privacy en klachtenregelingen. Na een jaar zal een en ander worden geëvalueerd.

Het inkopen van reïntegratiedienstverlening vergt een expertise en vaardigheid die in veel gevallen nog door gemeenten zal moeten worden ontwikkeld. Binnenkort zullen daarvoor handreikingen en modellen verschijnen, die gemeenten houvast kunnen bieden bij het invullen van deze taak. Ook wordt gewerkt aan trainingen op dit terrein. U ontvangt daarover op korte termijn nader bericht.

Reïntegratieadviezen van het CWI, kennis van de eigen uitkeringsgerechtigden (op basis van bijvoorbeeld bestandsanalyses en informatie vanuit het casemanagement), kenmerken van de overige klantgroepen en behoeften van de arbeidsmarkt dienen te worden vertaald in een goede inkoop en aanbesteding. Daarmee ontwikkelt de gemeente zich van een provider (uitkeringsverstrekking) naar een organizer (regisseur van de reïntegratie van burgers). Hierbij geldt dat een beleidsmatige regie dient te worden gevoerd ten einde een dienstverleningsassortiment te ontwikkelen, waarmee de cliënt kan worden geholpen. Ook is van belang dat deze dienstverlening in een keten georganiseerd wordt, waarbij alle aanbieders zijn doordrongen van hun bijdrage in het totale proces en de overgang tussen de verschillende dienstverleners soepel en klantvriendelijk verloopt. De activiteiten van deze regiefunctie kunnen worden onderverdeeld in ketenvormende en ketensturende activiteiten.

8 Deze drempelwaarde bedraagt circa f. 472.000. Overigens vallen de diensten waar het hier om gaat onder het regime van bijlage 1b (residuaire diensten).





9
Ketenvormende activiteiten (ontwikkeling)
I. Beleidsvoorbereiding en ­advisering ten behoeve van door- en uitstroom op basis van lokale situatie
II. Vaststellen van de ketens op basis van bestuurlijke keuzen III. Inrichting van de ketens (aligneren bestaande en nieuwe partners) IV. Vaststellen van de klantcriteria en randvoorwaarden (wie in welke keten onder welke voorwaarden?)
V. Vaststellen van de criteria voor overdracht tussen de ketenschakels VI. Specificatie input en output ketenonderdelen (taakstellingen) VII. Inrichten planning & controlcyclus (sturingsinformatiesysteem) Ketensturende activiteiten (beheer)
VIII. Contracteren ketenpartners (input versus outputfinanciering) IX. Volgen van actuele prestaties
X. Communicatie
XI. Oplossen knelpunten en blokkades (bijsturing) XII. Genereren informatie voor managent, bestuur, evaluatie en nieuw beleid XIII. Budgetbeheer en ­bewaking

In de Agenda voor de toekomst hebben VNG en SZW nadere afspraken gemaakt voor de verdere versterking van de gemeentelijke regiefunctie, waaronder: I. het organiseren van kleinschalige sessies voor visievorming over regie op werk en inkomen; II. het faciliteren van regionale platforms, gemeentelijke samenwerking, gemeentelijke samenwerking ten behoeve van de dienstverlening aan zelfstandigen en het gebruik van de monitor scholing en activering;
III. het bevorderen van de kwaliteit van het personeel van de sociale diensten; IV. het optimaliseren van een integrale aanpak zorg, activering en uitstroom via interdepartementaal overleg.

Casemanagement

Het kabinet acht het wenselijk dat bij de uitvoeringsorganisatie de dienstverlening voor de cliënt wordt gecoördineerd. Het streven is er op gericht dat gemeenten daarbij gebruik maken van een vorm van casemanagement (ookwel klantmanagement), waardoor regie plaatsvindt op het gehele proces dat cliënten doorlopen en waarbij zowel werk-, reïntegratie-, zorg-, als inkomensaspecten in onderlinge samenhang worden bezien. Het is wenselijk dat er voor de klant en de instellingen op klantniveau een aanspreekpunt bij de gemeente is.

Het CWI verricht voor fase 1-cliënten de actieve bemiddeling. Voor fase 1-cliënten geldt tevens dat de activering en controle wordt uitgevoerd op het CWI-kantoor door een medewerker van de sociale dienst. Het is wenselijk dat met de CWI-medewerker, verantwoordelijk voor de actieve bemiddeling wordt overlegd, en wordt bepaald of het raadzaam is de gesprekken gezamenlijk te voeren. Voor personen die zijn ingedeeld in fase 2, 3 of 4 stelt het CWI een reïntegratieadvies op.9

9 Voor fase 4-cliënten gaat het niet om een volwaardig reïntegratieadvies, maar om een aanduiding van de belangrijkste problemen/belemmeringen voor terugleiding in het arbeidsproces. De activering en controle van





10
Indien de gemeente van het reïntegratieadvies van het CWI afwijkt, stelt zij het CWI daarvan op de hoogte.

De casemanager van de gemeente stelt, op basis van het reïntegratieadvies en in samenspraak met de cliënt, een plan van aanpak op. Het plan van aanpak bevat een overzicht van de rechten en plichten van de cliënt. Tevens wordt in voorkomende gevallen in het plan van aanpak vastgelegd dat er voor en door betrokkene reïntegratie-inspanningen zullen worden verricht en welk reïntegratiebedrijf gekozen wordt. Ook de mogelijkheid van een persoonsgebonden reïntegratiebudget komt hierin naar voren. De afspraken over reïntegratie worden, met inbreng van het reïntegratiebedrijf, vastgelegd in een zogenoemd trajectplan. Dit plan wordt door de gemeente vastgesteld en vormt indien het een uitkeringsgerechtigde betreft een bijlage bij de (herziene) uitkeringsbeschikking. Gemeenten kunnen het CWI ook verzoeken de actieve bemiddeling voor fase 2-, 3- en 4-cliënten uit te voeren.

Persoonlijke begeleiding van de cliënt staat voorop en kan een belangrijke bijdrage leveren aan het slagen van de reïntegratie-activiteiten. De casemanager bewaakt de start van een reïntegratietraject conform de Sluitende Aanpak en activeert en controleert de cliënt in afstemming met de op bemiddeling of aanbodversterking gerichte activiteiten van partners als CWI-kantoren, reïntegratiebedrijven en andere arbeidsmarktintermediairs. Casemanagers dienen een goed inzicht te hebben in de verschillende ketens (werk en zorg) en de aansluiting tussen de schakels e.d.

In de nota `Casemanagement bij de sociale dienst: visie en strategie' van Divosa van maart 2001 wordt ingegaan op de verschillen met de huidige werkwijze bij sociale diensten. Inmiddels zijn door StimulanSZ en Divosa op basis van theorie en praktijk verschillende casemanagementmodellen ontwikkeld. In de Agenda voor de toekomst is met de VNG afgesproken dat van Rijkszijde een financiële impuls aan het casemanagement zal worden gegeven, mits gemeenten bereid zijn een resultaatsverplichting aan te gaan onder wederzijds nader overeen te komen voorwaarden. Ook zal worden bezien in hoeverre deskundigheidsbevordering onder gemeenten noodzakelijk is.

Het kabinet heeft besloten nader te bepalen categorieën cliënten een grotere mate van verantwoordelijkheid te geven voor de inrichting van het eigen reïntegratietraject via de introductie van een persoonsgebonden reïntegratiebudget. Deze mogelijkheid zal vanaf 2003 worden gecreëerd.

Gemeenten dienen bij iedere bijstandsbeschikking (toekenning, voortzetting, herziening, trajectplan) in een bijlage steeds de (gewijzigde) rechten en plichten van de belanghebbende op te nemen. Belanghebbende dient deze bijlage eenmaal te tekenen. De persoonlijke betrokkenheid van de cliënt wordt als kritieke succesfactor gezien voor een geslaagde reïntegratie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de contractgedachte. Bij ministeriële regeling zullen hierover nadere regels worden gesteld.

fase 2, 3 en 4 cliënten kan bij de gemeente plaatsvinden, maar bij voorkeur in het bedrijfsverzamelgebouw of het CWI (als er nog geen bedrijfsverzamelgebouw is).





11
De bedrijfsverzamelgebouwen

Het kabinet acht het wenselijk dat de klantcontacten van CWI, gemeenten en UWV zoveel mogelijk op één locatie worden geconcentreerd. Daarvoor worden bedrijfsverzamelgebouwen opgericht. De 110 kerngemeenten waarin de CWI's worden gevestigd, zijn daarvoor verantwoordelijk. Een bedrijfsverzamelgebouw is een gebouw dat in ieder geval de vestiging van een CWI omvat. Met het CWI als basis bestaat het bedrijfsverzamelgebouw uit de verzameling van dienstverleners (publiek en privaat) in de keten van Werk en Inkomen en verwante gebieden. Vanuit het oogpunt van de sluitende dienstverlening is het zinvol publieke en private klantcontacten op het terrein van werk en inkomen op één locatie te concentreren.

Inmiddels is per 1 april 2001 een stimuleringsregeling tot stand gebracht.10 Deze regeling geldt voor 2001, maar zal voor 2002, na te zijn aangepast aan de Suwi-wet, worden gecontinueerd. De vergoeding sluit zoveel mogelijk aan bij de lokale situatie. De basis voor de financiële bijdrage wordt gevormd door een plan van aanpak waarin, naast een beschrijving van de participanten en de voorziene locatie, moet worden ingegaan op de kosten die zullen ontstaan bij de overgang naar het bedrijfsverzamelgebouw (transformatiekosten). De subsidie wordt verstrekt aan een door de samenwerkende partijen aangewezen rechtspersoon (veelal de kerngemeente). Partijen kunnen tot 31 december 2001 een beroep doen op de huidige stimuleringsregeling.Tot die datum kan de intentieverklaring van de bij het bedrijfsverzamelgebouw betrokken partijen worden ingediend. Op basis van die intentieverklaring kan een subsidie beschikbaar worden gesteld voor het maken van een plan van aanpak om daadwerkelijk tot een bedrijfsverzamelgebouw te komen. De bedoeling is dat het plan van aanpak binnen vier maanden na het afgeven van de beschikking gereed is. Uit een peiling van de Directie Toezicht van begin juni 2001 is gebleken dat ruim 90% van de gemeenten waar een CWI komt in ieder geval heeft aangekondigd met een bedrijfsverzamelgebouw te willen werken. Inmiddels zijn 14 subsidieaanvragen voor het opstellen van een plan van aanpak in behandeling. Een tiental gemeenten heeft te kennen gegeven eerst na de vakantieperiode een startbijeenkomst te gaan organiseren.

Naar verwachting zullen niet alle bedrijfsverzamelgebouwen in 2001 kunnen worden gerealiseerd. Het kabinet verwacht dat er op 1 januari 2002 sprake zal zijn van 25 tot 30 bedrijfsverzamelgebouwen met een min of meer definitieve status. Daarnaast zal sprake zijn van een groot aantal beperkte bedrijfsverzamelgebouwen die op enige termijn zullen doorstarten in een compleet bedrijfsverzamelgebouw waarin dan ook het CWI gevestigd is. Naar verwachting zal de gefaseerde totstandkoming van de bedrijfsverzamelgebouwen uiterlijk in 2004 gereed zijn.

Onder auspiciën van het programmateam Bedrijfsverzamelgebouwen van de Veranderorganisatie is het afgelopen jaar gewerkt aan de uitwerking van het concept van het bedrijfsverzamelgebouw. In maart 2001 is een handreiking voor de ontwikkeling van een bedrijfsverzamelgebouw verschenen (zie www.suwi.nl). Het handboek is tevens toegezonden aan alle 110 kerngemeenten.

Ook de komende periode zult u bij deze ontwikkeling worden ondersteund. Indien blijkt dat gemeenten van mening zijn dat een herkenbare huisstijl voor de bedrijfsverzamelgebouwen te

10 Tijdelijke stimuleringsregeling Suwi-bedrijfsverzamelgebouw, Staatscourant, 30 maart 2001.





12
prefereren is, zal ook een toolkit worden ontwikkeld, waarop gemeenten de inrichting en aankleding van het bedrijfsverzamelgebouw kunnen afstemmen.

De regionale platforms arbeidsmarktbeleid

De regionale platforms arbeidsmarktbeleid (RPA's) zijn overlegorganen waarin bij de arbeidsmarkt betrokken partijen in de betreffende regio participeren. Daarbij gaat het met name om gemeenten, UWV, werkgevers en werknemers. Maar ook andere partijen als CWI, reïntegratiebedrijven, regionale opleidingscentra, Kamers van Koophandel, cliëntenorganisaties en uitzendbureaus kunnen structureel of ad hoc participeren. Het kabinet hecht aan een brede samenstelling. Het doel van de platforms is te komen tot afstemming van het regionale arbeidsmarktbeleid, coördinatie van de besteding van reïntegratiemiddelen en bevordering van een sluitende keten van dienstverlening. Onder de regionale middelencoördinatie kan worden verstaan de inzet van reïntegratiemiddelen van betrokkenen afzonderlijk of door middel van gezamenlijke reïntegratieprojecten. Het staat betrokkenen vrij ook andere taken en functies bij het platform onder te brengen.

Nadat vanaf eind 1999 in een vijftal pilots met de regionale platforms is geëxperimenteerd, heeft de VNG, in opdracht van de Veranderorganisatie Suwi, van november 2000 tot mei 2001 een stimuleringsproject regionale platforms arbeidsmarkt uitgevoerd. Dit project had tot doel een landelijk dekkend stelsel van regionale platforms te realiseren. Inmiddels kan op basis van een voortgangsrapportage de verwachting worden uitgesproken dat er in de loop van 2001 zo'n 25 tot 30 platforms ontstaan, die gezamenlijk landelijk dekkend zijn. Vanuit dit project is een (tweede) voortgangsrapportage verschenen, alsmede een handreiking voor de oprichting van een platform, die via www.suwi.nl verkrijgbaar zijn. Ook is in januari 2001 een congres rond dit thema georganiseerd.

Het kabinet heeft daarnaast een stimuleringsregeling in het leven geroepen ten einde via subsidieverlening de totstandkoming van de platforms te bevorderen.11 Voor de periode van 2001 tot en met 2003 is jaarlijks 20 miljoen gulden beschikbaar. Het budget wordt verdeeld via een vast bedrag per hoofd van de beroepsbevolking. Voor 2002 zal worden beoordeeld of dit niet tot een onevenwichtige verdeling van middelen zal leiden. Op basis van een evaluatie zal worden bepaald of de stimuleringsregeling verlengd zal worden. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een samenwerkingsovereenkomst gesloten te zijn tussen een representatief deel van de opdrachtgevers reïntegratie, individuele werkgevers en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers. De platforms kunnen tot 1 juli in aanmerking komen voor het volledige subsidiebedrag voor 2001. Platforms die na die datum worden opgericht, kunnen aanspraak maken op een steeds verder afnemend deel van dit jaarbedrag.

Het initiatief voor de oprichting van de platforms ligt bij gemeenten. Deze voortrekkersrol van gemeenten is inmiddels ook in de wet opgenomen. De platforms kunnen zelf de structuur van het overleg bepalen, waarbij recht moet worden gedaan aan het onderscheid tussen opdrachtgevers en

11 Tijdelijke stimuleringsregeling regionale platforms arbeidsmarktbeleid 2001.





13
opdrachtnemers. De organisatie CWI heeft een ondersteunende en faciliterende rol, met name in verband met de aldaar aanwezige kwaliteit en actualiteit van de informatie over de regionale arbeidsmarkt. De platforms zullen tevens een beroep kunnen doen op (mede)subsidiëring van reïntegratieprojecten door de Raad voor Werk en Inkomen.

De komende periode zullen gemeenten op dit terrein nadere ondersteuning ontvangen vanuit het ministerie. Deze ondersteuning zal met name gericht zijn op het daadwerkelijk realiseren van het landelijk dekkende stelsel van platforms en het verder ontwikkelen van de regionale platforms en de ondersteunende rol van het CWI daarbij.

De cliëntenparticipatie

Het vormgeven van een klantgerichte dienstverlening en uitvoeringsstructuur is één van de centrale doelstellingen van de Suwi-operatie. De rechten van de cliënt dienen hierin nadrukkelijk geborgd te worden. De dienstverlening dient te worden vormgegeven door vanuit de klant te redeneren en niet langer vanuit het aanbod van de betrokken instituties. Ten einde de klant te leren kennen is cliëntenparticipatie op individueel en vertegenwoordigend niveau essentieel. Het kabinet hecht dan ook aan het totstandkomen van een volwaardige (decentrale) cliëntenparticipatie.

Voor CWI, UWV en SVb wordt de cliëntenparticipatie via de wet Suwi van een wettelijke verankering voorzien. Deze instituties zullen een centrale cliëntenraad moeten instellen, die de Raden van Bestuur adviseren over cliëntaangelegenheden en de kwaliteit van dienstverlening. CWI, UWV en SVb zal worden gevraagd in hun jaarverslagen over de cliëntenparticipatie te rapporteren. Ook gemeenten dienen op grond van artikel 118 Abw de cliëntenparticipatie te betrekken in beleidsplan en ­verslag. De wijze waarop cliëntenparticipatie bij gemeenten, ook in het kader van Suwi, wordt bevorderd en vormgegeven, is een zaak van de gemeenten zelf. De cliëntenparticipatie bij gemeenten is via de Invoeringswet wet Suwi verder verbreed. Gemeenten dienen tevens in het kader van de Wiw (en Ioaw, Ioaz) zorg te dragen voor de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie en kunnen daarbij aansluiten bij het beleidsplan en ­verslag Abw. Met name voor Anw-gerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden is dit van belang. Voor personen met een dienstbetrekking en werkervaringsplaats is reeds op grond van de Wet op de Ondernemingsraden voorzien in medezeggenschap.

In de overgangsperiode zal ook kunnen worden geëxperimenteerd met de meest effectieve vorm van cliëntenparticipatie, waarbij zal worden voortgebouwd op de ervaringen van de huidige uitvoeringskolommen. Cliëntenorganisaties zullen financieel worden ondersteund om hun positie ­ juist ook in deze overgangsfase ­ te versterken.

VNG en SZW hebben in de Intentieverklaring Een gezamenlijke agenda voor de toekomst in september 2000 afgesproken nadere afspraken te maken over het totstandkomen van een optimaal systeem van cliëntenparticipatie en de wijze waarop de VNG zal bevorderen dat de gemeenten in overleg met de cliëntenorganisaties hun verantwoordelijkheid voor de vormgeving van de cliëntenparticipatie zullen invullen. In de Agenda voor de toekomst is hieraan globaal





14
invulling gegeven. Ook is daarin vastgelegd dat bevorderd zal worden dat gemeenten op dit terrein vernieuwende initiatieven zullen ontplooien.

Bij de parlementaire behandeling van de wet Suwi is per amendement geregeld dat een landelijke cliëntenraad wordt ingevoerd. Het secretariaat van deze cliëntenraad zal worden gevestigd bij de Raad voor Werk en Inkomen. Vanuit de cliëntenparticipatie bij gemeenten zullen drie afgevaardigden in de landelijke cliëntenraad zitting hebben. Ook heeft de Tweede Kamer verzocht om meer uniformiteit te verkrijgen in de wijze waarop gemeenten invulling geven aan de cliëntenparticipatie. Over de exacte invulling van beide punten zal nader overleg plaatsvinden tussen het ministerie en de VNG.

De komende periode zullen gemeenten op dit terrein nadere ondersteuning ontvangen vanuit het ministerie. Deze ondersteuning zal gericht zijn op het realiseren van de cliëntenparticipatie in relatie tot Suwi en het ontwikkelen van vernieuwende initiatieven op dit terrein. U ontvangt daarover nader bericht.

De ondersteuning van gemeenten

In mijn brief van 14 maart heb ik reeds uitgesproken er veel belang aan te hechten dat gemeenten worden ondersteund en gefaciliteerd bij de invoering van het nieuwe stelsel van sociale zekerheid. Deze ondersteuning heeft vorm gekregen in een aantal subsidies aan StimulanSZ voor projecten op het terrein van:
I. regievoering, ketendienstverlening en casemanagement; II. inkoop van reïntegratie;
III. ketendienstverlening in de sluitende aanpak (aansluitend op het referentiewerkproces CWI).
De resultaten van deze projecten zullen binnenkort voor gemeenten beschikbaar komen.

Door Divosa is een project ontwikkeld op het terrein van casemanagement. Ook daar zijn en komen resultaten van beschikbaar voor gemeenten. Daarnaast heeft Divosa het initiatief genomen voorstellen te ontwikkelen voor de vorm en inhoud van de SNO's.

VNG en Divosa hebben in samenwerking met StimulanSZ van april tot en met juni 2001 ongeveer 30 zogenoemde haardvuursessies gehouden, waarin met wethouders en hoofden sociale dienst is gesproken over Suwi en de gevolgen daarvan voor gemeenten. Daarnaast zijn in mei en juni door het ministerie drie regionale voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd.

Het project Implementatie Ondersteuning Suwi Gemeenten (IOSG)

Inmiddels is in samenspraak met de VNG besloten de ondersteuning aan gemeenten te intensiveren en in een projectorganisatie vorm te geven. Mede aanleiding daarvoor is het feit dat de opbouw van CWI en UWV per 1 april 2001 is ondergebracht bij respectievelijk het Verandermanagement





15
CWI en het Verandermanagement UWV en de daaronder ressorterende projectbureaus. Daarmee is de rol van de Veranderorganisatie Suwi veranderd in het zorg dragen voor een aantal gemeenschappelijke thema's en het bewaken van de samenhang in de gehele Suwi-keten.

Vanwege de grote invloed die Suwi op de rol van de gemeenten heeft en de essentiële rol die gemeenten in de Suwi-keten spelen, is nu besloten voor gemeenten een project Implementatie Ondersteuning Suwi Gemeenten (IOSG) te starten. De eindverantwoordelijkheid voor dit project ligt bij de directeur Bijstandszaken van het ministerie. Inmiddels is ook een projectleider ­ mevrouw drs M.F.M. Jongerius, voormalig hoofd van de sociale dienst Amstelveen ­ aangetrokken. Op dit moment wordt gewerkt aan de inrichting van het project. Het project zal zich bezighouden met de ondersteuning van gemeenten bij de implementatie van Suwi. Het project dient regie en samenhang te brengen in de reeds lopende ondersteuning aan gemeenten op dit terrein en dient daarnaast ook nieuwe initiatieven ter ondersteuning te ontwikkelen, zorg te dragen voor een goede en samenhangende communicatie en de voortgang van gemeenten te monitoren. Het project werkt intensief met de VNG, Divosa, StimulanSZ en LIW samen.

Concreet zal het project IOSG gemeenten ondersteuning bieden op de terreinen die ook in deze brief aan de orde zijn gekomen: reïntegratie, werkprocessen en ICT, regionale platforms, bedrijfsverzamelgebouwen en cliëntenparticipatie. Daarbij gaat het om handreikingen, modellen, best practices, referentiewerkprocessen, opleidingen en dergelijke. Voor de verschillende deelterreinen worden nu deelprojectleiders aangetrokken.

Het voornemen bestaat voor de ondersteuning van gemeenten gebruik te gaan maken van een 30- tal regionale accountmanagers. Deze regionale accountmanagers worden idealiter voor ongeveer 2 dagen per week gedetacheerd vanuit gemeenten. Het voordeel daarvan is dat zij de regionale situatie kennen en vanuit het project de vertaling kunnen maken van de landelijke ontwikkelingen naar de regionale situatie. Zij hebben toegang tot lokale en bestaande regionale netwerken en overleggremia en via het project IOSG ook toegang tot landelijke netwerken. De regionale accountmanagers geven niet alleen voorlichting, maar signaleren ook lokale ontwikkelingen, zijn betrokken bij landelijke ontwikkeltrajecten en fungeren als aanjager op de verschillende deelterreinen. Gezocht wordt naar hoofden van sociale diensten, senior beleidsmedewerkers en projectleiders. Geïnteresseerden kunnen hun interesse kenbaar maken bij de projectleider IOSG (070-3335750/4948, of e-mail: iosg@minszw.nl). Binnenkort zal het project zich aan u presenteren en u nadere informatie verstrekken over wat u wanneer aan ondersteuning kunt verwachten.

Nadere informatie over Suwi vindt u op de volgende websites: I. www.suwi.nl
II. www.minszw.nl (bij het Gemeenteloket)
III. web.gemeenteloket.minszw.gemnet.nl (alleen via Gemnet) IV. www.overheid.nl op (voor onder meer de wetteksten en de parlementaire behandeling)

Voor nadere informatie over de inhoud van deze circulaire kunt u op elke werkdag tussen 9.00 en 12.00 uur telefonisch contact opnemen met de servicelijn van het Rijksconsulentschap Sociale Zekerheid in uw regio.





16
De tekst van deze circulaire kunt u ook vinden op het Gemeenteloket, www.gemeenteloket.minszw.nl. De tekst van deze brief treft u ook aan op www.suwi.nl. Ook is als bijlage bij deze brief een aantal relevante adressen vermeld waar u ook voor nadere informatie terecht kunt.

Hoogachtend,
de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(W.A. Vermeend)

Bijlage: 1