De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2001/968
datum
11-07-2001
onderwerp
Evaluatie toepassing minimumeisen houtcertificering en duurzaam
bosbeheer
TRC 2001/6905 doorkiesnummer
bijlagen
1
Geachte Voorzitter,
Zoals toegezegd in de onlangs aan u toegezonden Voortgangsrapportage internationaal bosbeleid (21 517; 25 273, 31) doe ik u hierbij, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Economische Zaken het rapport van de evaluatie van de toepassing van de minimumeisen voor het systeem van vrijwillige houtcertificering toekomen. Deze brief informeert u over de belangrijkste resultaten van de evaluatie en de hierop te nemen stappen.
up
datum
11-07-2001
kenmerk
DN. 2001/968
bijlage
Achtergrond
In de notitie Houtcertificering en Duurzaam Bosbeheer (25 273, nr. 1)
is aangekondigd
dat het kabinet afspraken zal maken met de keurmerkverlenende
instanties over een periodieke evaluatie van de toepassing van de
minimumeisen voor houtcertificering zoals deze zijn geformuleerd in
genoemde notitie.
Het doel van deze evaluatie is tweeledig. Ten eerste moet duidelijk
worden hoe de minimumeisen in Nederland worden toegepast. Ten tweede
moet duidelijk worden in hoeverre het toepassen van deze minimumeisen,
door het vergroten van het aandeel hout dat aantoonbaar uit duurzaam
beheerde bossen afkomstig is, heeft bijgedragen aan het streven dat in
het jaar 2000 in ons land uitsluitend nog hout zou moeten worden
gebruikt dat afkomstig is uit dergelijke bossen. Onderzoek naar de
manier waarop de toepassingsprocedures van de minimumeisen verbeterd
kunnen worden en uitspraken betreffende mogelijk wenselijke
aanpassingen van de minimumeisen vormden onderdeel van de opdracht.
Resultaten evaluatie op hoofdlijnen
In de evaluatie stelt KPMG dat:
1. er een disbalans bestaat tussen de beleidsambitie (om in 2000 alle
hout in Nederland afkomstig te doen zijn uit duurzaam beheerde
bossen) en het ingezette instrumentarium.
De inzet en toepassing van de minimumeisen hebben niet tot meer
duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt geleid.
Overigens moet worden opgemerkt dat duurzaam geproduceerd hout dat
van een keurmerk is voorzien, nog vrijwel uitsluitend beperkt is
tot FSC gecertificeerd hout;
2. door deze minimumeisen niet te koppelen aan wettelijke
verplichtingen heeft de overheid geen directe sturing op de
uitvoering en interpretatie van de minimumeisen;
3. er slechts één instantie is (Stichting Keurhout) die de
minimumeisen hanteert. De organisatie van de beoordeling van
aangeboden certificaten door deze stichting sluit niet aan bij de
gangbare accreditatie- en certificatiestructuur in Nederland en de
toetsingsprocedure wordt in het evaluatierapport onvoldoende
transparant geacht.
Als andere punten ter verbetering worden in de evaluatie onder meer
genoemd: de controle op certificeerders, de accrediterende taken die
de Stichting uitvoert, de internationale chain of custody en de
samenstelling van de Raad van Deskundigen.
Aanbevelingen
In het evaluatierapport wordt in grote lijnen de volgende aanpak voor
verbetering voorgesteld:
1. Het instellen van een instelling met een brede
poortwachtersfunctie, mogelijk een aangepaste Stichting Keurhout,
die duurzaam geproduceerd hout met een certificaat beoordeelt op
basis van een eisenstellend document. Controle van de
poortwachtersfunctie door de Raad van Accreditatie vindt plaats op
basis van een afgesloten accreditatie-overeenkomst.
2. Onderzoek of fiscale of andere financiële voordelen voor duurzaam
geproduceerd hout kunnen worden ingevoerd.
Wij delen de conclusie dat het systeem rond de minimumeisen, in het
bijzonder de juridische verankering van het instrument, verbetering
behoeft.
Ad 1. Het overnemen van de aanbeveling van KPMG impliceert een
regeling die beter aansluit op de in Nederland gebruikelijke
certificatiestructuur. Een instelling die door de Raad voor
Accreditatie is geaccrediteerd, krijgt het predikaat van een
onafhankelijke, deskundige en onpartijdige instelling.
Ad 2. Voor wat betreft de suggesties van KPMG om duurzaam geproduceerd
hout financieel te bevoordelen, zal het advies van de Werkgroep
Vergroening van het Fiscale Stelsel medebepalend zijn.
De werkgroep is verzocht onderzoek te doen naar de mogelijkheden van
een fiscale stimulans voor het gebruik van duurzaam geproduceerd hout.
De werkgroep zal in juli 2001 advies uitbrengen aan de bewindslieden
van Financiën, EZ, VROM, LNV en V&W.
Bij de eerste aanbeveling kunnen twee scenario's, in aflopende
betrokkenheid van de rijksoverheid bij het verlenen van keurmerken aan
duurzaam geproduceerd hout, worden onderscheiden:
* De aanbevelingen van KPMG onverkort overnemen.
* Een meer directe sturing door een organisatie die door de overheid
geformuleerde uitgangspunten toepast.
Het volledig aan de markt overlaten hoe de consument zekerheid wordt
verschaft over de duurzame productiewijze van hout heeft niet tot
voldoende resultaat geleid. Betrokkenheid van de overheid bij de
ontwikkeling en het beheer van een certificatiesysteem voor duurzaam
geproduceerd hout zal naar verwachting het vertrouwen van de consument
in het keurmerk vergroten en biedt tevens de mogelijkheid om zicht te
houden op de ontwikkelingen in de markt. Dit moet gepaard gaan met een
voorlichtings- en stimuleringscampagne.
Op korte termijn is het voornemen om de toetsing van de certificaten
voor duurzaam geproduceerd hout in te passen binnen de kaders van de
Raad voor Accreditatie. Daartoe zal in overleg met alle actoren een
beoordelingsrichtlijn met certificatiecriteria worden ontwikkeld, die
is gebaseerd op minimumeisen voor duurzaam bosbeheer zoals
geformuleerd in de notitie Houtcertificering en Duurzaam Bosbeheer.
Deze certificatiecriteria zelf en de wijze waarop deze tot stand komen
en worden toegepast zullen transparant moeten zijn. De verschillende
maatschappelijke geledingen in Nederland zullen, op basis van
gelijkwaardigheid, bij het opstellen en toepassen van de
certificatiecriteria worden betrokken.
Elke producent van hout kan in aanmerking komen voor het certificaat
dat aangeeft dat het hout afkomstig is uit een duurzaam beheerd bos,
mits wordt voldaan aan de beoordelingsrichtlijn en certificatie-eisen.
Een instelling die door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd
krijgt het predikaat van een onafhankelijke, deskundige en
onpartijdige instelling. De Raad voor Accreditatie ziet toe op het
behoud van deze kwalificaties. De Stichting Keurhout, zoals deze
stichting thans opereert, voldoet niet aan de relevante internationale
accreditatie-eisen zoals die door de Raad voor Accreditatie worden
geverifieerd.
Zodra over een nieuwe structuur overeenstemming is bereikt, zullen de
verantwoordelijke ministeries de noodzakelijke voorlichting geven en
bezien of aanvullende stimuleringsactiviteiten mogelijk zijn. Deze
stimuleringsmaatregelen zullen op zowel het aanbod van duurzaam
geproduceerd hout als de vraag hiernaar zijn gericht.
De betrokken bewindslieden zullen ervoor zorgdragen dat overleg wordt
gevoerd met de bos- en houtsector en maatschappelijke organisaties om
zich te verzekeren van voldoende draagvlak en betrokkenheid.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
Bijlage:
Rapport 'Evaluatie van de toepassing van de minimumeisen voor
houtcertificering' (Niet in elektronische vorm beschikbaar)