Ministerie van Financien


Persbericht

No 01/211

Den Haag

11 juli 2001

Nieuwe maatregelen voor groener belastingstelsel

Werkgroep vergroening fiscale stelsel II wil koppositie behouden

De Nederlandse belastingen behoren tot de milieuvriendelijkste van Europa. In de afgelopen 15 jaar is een groot aantal maatregelen doorgevoerd om zowel positieve gedragsveranderingen uit te lokken als het milieubeleid te financieren. Het aandeel van deze groene belastingen bedraagt inmiddels ruim 14 procent van de totale belastinginkomsten met positieve effecten op het gebruik van energie, water en het storten van afval. Om deze koppositie te behouden, komt de werkgroep Vergroening van het fiscale stelsel II na ruim een jaar studie met een advies voor verschillende nieuw in te voeren maatregelen op het terrein van onder meer de bestelwagen, drankverpakkingen en geluidsoverlast. Ook heeft de werkgroep het licht laten schijnen over belangrijke zaken als het invoeren van een energiebelasting voor het grootverbruik en het belasten van het parkeren. Tot slot doet de werkgroep een aantal aanbevelingen over de manier waarop de regulerende effecten van de vergroeningsmaatregelen voortaan beter in beeld gebracht kunnen worden.

In totaal heeft de werkgroep circa tachtig potentiële maatregelen onderzocht. De werkgroep doet uiteenlopende aanbevelingen over deze maatregelen. Over iets minder dan een derde van de maatregelen is de werkgroep overwegend positief en over ongeveer de helft van de aanbevelingen is zij overwegend negatief. Over de andere maatregelen is de werkgroep verdeeld gebleven of bleek dat er nog te weinig kennis voorhanden was om te komen tot concrete advisering.

De werkgroep constateert dat, wil je het gebruik van verpakkingen echt terugdringen, de prijs van kartonnen verpakkingen met vier tot twaalf cent moet worden verhoogd, terwijl wijnflessen een kwartje tot acht dubbeltjes in prijs zouden moeten stijgen. Bestelauto's worden beschouwd als bedrijfsmiddel voor het vervoer van goederen; daarom is de motorrijtuigenbelasting lager en is bij aankoop geen BPM (Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen) verschuldigd. De werkgroep meent echter dat het vanuit milieuoogpunt gewenst is, dat de milieukosten in de belasting op bestelautos wordt doorberekend zoals dat ook bij de personenautos al het geval is. Dit dient wel stapsgewijs te gebeuren en in nauwe relatie met de invoering van de kilometerheffing, want volledige gelijktrekking is financieel zeer ingrijpend voor de 700-duizend bestelauto's in ons land. De hieruit voortvloeiende extra overheidsinkomsten zouden zodanig moeten worden teruggesluisd dat bedrijfstakken die veel gebruik maken van bestelwagens verhoudingsgewijs ook het meest van deze terugsluis profiteren.

De werkgroep is verder van mening dat ook rijders van oude autos moeten worden aangeslagen voor het feit dat - door het ontbreken van een katalysator - de vervuiling veel groter is dan van moderne auto's. De werkgroep stelt voor de leeftijdsgrens voor de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting te verhogen van 25 naar 30 jaar. Voor auto's van die leeftijd met een LPG installatie dient de vrijstelling in zijn geheel te vervallen, omdat bezitters immers met inbouw te kennen geven veel te willen rijden en daar is de vrijstelling niet voor bedoeld.

Van een energiebelasting gaat een positief milieueffect uit, zo concludeert de werkgroep unaniem. Toch is de werkgroep verdeeld over de vraag of het zin heeft de REB, ook wel ecotax genoemd, te verbreden naar grootverbruikers. Een deel van de werkgroep vindt dit een zinvolle maatregel indien het Nederlandse klimaatbeleid achterblijft bij de gestelde doelen. Deze maatregel zou immers kunnen bijdragen aan een meer evenwichtige verdeling van de benodigde inspanningen tussen alle categorieën energiegebruikers. Een ander deel van de groep meent echter dat allerlei vrijwillige afspraken met het grootbedrijf om tot energiebesparing te komen, bij een dergelijke heffing op de tocht komen te staan.

De werkgroep geeft een negatief oordeel over een parkeerbelasting. Zowel het belasten van het parkeren op het terrein van de werkgever als het belasten op de openbare weg levert onvoldoende milieuwinst op en drijft de rijksoverheid teveel in het vaarwater van de gemeentelijk overheid.

De werkgroep wil niet alleen onvriendelijk milieugedrag bestraffen, maar ook milieuvriendelijk gedrag belonen. Daarom doet de werkgroep ook aanbevelingen om milieuvriendelijk gedrag via belastingverlaging te stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn een premie op geluidsarme autobanden die ook het energieverbruik verminderen, een accijnsverlaging voor zwavelarme benzine, energiepremies op huizen die weinig gas verbruiken en groene financiering voor duurzaam gebouwde kantoren, ziekenhuizen en andere bedrijfsgebouwen.

De werkgroep Vergroening van het fiscale stelsel II is in mei 2000 ingesteld als opvolger van een in 1995 geïnstalleerde werkgroep met dezelfde naam. Deze eerste commissie kwam in november 1997 in haar derde en finale rapport met ruim 50 kwalitatieve en kwantitatieve aanbevelingen. De tweede werkgroep heeft als taak meegekregen om de resterende mogelijkheden in kaart te brengen, de voor het milieu schadelijke belastinguitgaven te lokaliseren, de verwachte effecten te concretiseren en het geheel om te zetten in een agenda voor een volgende kabinetsperiode. De mogelijke opties moesten beschikbaar zijn voor het schrijven van de verkiezingsprogramma's door de politiek partijen. Vandaar de opdracht medio 2001 klaar te zijn.

De leden van de werkgroep zijn onder andere afkomstig uit kringen van fiscale experts, wetenschappers, werkgevers- en werknemersorganisaties, landbouw- en milieuorganisaties en oud-Kamerleden, aangevuld met ambtenaren van de departementen Financiën, VROM, LNV, Economische Zaken en V&W. Bij de beoordeling van mogelijke fiscale regelgeving stond het te behalen milieueffect centraal, maar zijn ook andere criteria meegewogen, zoals draagvlak, technische uitvoerbaarheid, economische effecten en fiscale opbrengsten