Vragen door de leden der Kamer gesteld overeenkomstig artikel 140 van het Reglement van Orde, en de daarop door de regering schriftelijk gegeven antwoorden
20
Vragen van de leden Van de Beeten (CDA), De Wolff (GL) en Holdijk (SGP) op 3 juli 2001 meegedeeld aan de minister van Justitie over de motie verbetering Wet strafrechtelijke opvang verslaafden.
1
Kent u de inhoud van de motie inzake de verbetering van de Wet strafrechtelijke opvang verslaafden, gedrukt onder 26023, EK nr. 16c?
2
Bent u bekend met de toezegging door toenmalig staatssecretaris van Justitie namens de regering gedaan, om bij aanvaarding ervan, de motie uit te voeren (Handelingen EK 15, 686 middelste kolom) en met het feit dat de motie vervolgens met zeer grote meerderheid is aangenomen. (Handelingen EK 16, 718 linker kolom)?
3
Kunt u meedelen of inmiddels een begin is gemaakt met uitvoering van de motie; zo nee, waarom niet? Zo ja, in welk stadium bevindt zich de voorbereiding? En in beide gevallen: op welke termijn valt indiening van het toegezegde wetsvoorstel bij de Tweede Kamer te verwachten?
Antwoord
Antwoord van de heer Korthals (minister van Justitie). (Ontvangen 24 juli 2001)
1
Ja.
2
Ja.
3
Ik ben voornemens de uitvoering van de motie te koppelen aan de (evaluatie van de) eerste ervaringen die met de implementatie van de wet-SOV zullen worden opgedaan.
De implementatie wordt wetenschappelijk geëvalueerd; het onderzoek is door het WODC uitbesteed aan een extern onderzoeksbureau. Een voortgangsrapportage van de procesevaluatie is voorzien na een jaar vanaf de start van de eerste SOV-voorziening in Rotterdam, dat wil zeggen 1 april 2002.
Dit houdt in dat in het voorjaar van 2002 definitief beslist wordt over de concrete wijze waarop aan de motie uitvoering kan worden gegeven. Een concept-wetswijziging zal derhalve in het voorjaar van 2002 voor advies worden voorgelegd aan de gebruikelijke adviesorganen en naar verwachting rond de jaarwisseling 2002/2003 of zoveel eerder als mogelijk is, bij de Tweede Kamer worden ingediend.