Veiligheidsgevoel vrijwel onveranderd
Volgens de Monitor Veiligheid Rotterdam 2000 is het veiligheidsgevoel
van de Rotterdammers in het jaar 2000 vrijwel onveranderd. Positief is
dat zij zich in hun eigen buurt iets veiliger hebben gevoeld en ook de
leefbaarheid in de stad is volgens hen enigszins verbeterd vergeleken
met 1999. De verschuivingen zijn echter te gering om stellige
conclusies te trekken en te spreken van een positieve trend. Wethouder
Sjaak van der Tak (veiligheidsbeleid) zegt in reactie op de monitor:
'De positieve verschuiving is mooi, maar gering. We moeten afwachten
of deze positieve ontwikkeling doorzet. Een krachtige uitvoering van
het Vijfjarenplan Veiligheid is hiervoor de beste garantie.'
De Monitor Veiligheid Rotterdam 2000 is een onderzoek dat in opdracht van het College van B. en W. is uitgevoerd. Het is de tweede keer dat de monitor, die is bedoeld als hulpmiddel voor het ontwikkelen van veiligheidsbeleid in de stad, in de huidige vorm verschijnt.
Het rapport geeft ook een overzicht van de maatregelen die de
deelgemeenten hebben genomen om de veiligheid en leefbaarheid te
vergroten. Daarbij wordt prioriteit gegeven aan het verbeteren en
uitbreiden van toezicht, het verhogen van de veiligheid in de
woonomgeving en de bestrijding van jeugdcriminaliteit en geweld.
Vooral de dadergerichte aanpak heeft, zo blijkt uit de monitor,
vruchten afgeworpen. In Delfshaven en Noord zijn de resultaten
positief, in Feijenoord en Charlois is sprake van een lichte
verslechtering van de veiligheidssituatie. Uit de politiestatistieken
die voor het rapport zijn geanalyseerd, is een trend zichtbaar die ook
landelijk waarneembaar is: onder de aangehouden personen bevinden zich
meer jongeren en relatief meer allochtonen.
Voor de Monitor Veiligheid worden elk jaar ongeveer vijfduizend
Rotterdammers ondervraagd. Dit jaar is ook een representatieve groep
Surinamers, Turken, Marokkanen, Kaapverdianen, Antillianen en Arubanen
in de eigen taal ondervraagd over hoe zij de veiligheid ervaren.
Opvallende uitkomst is dat zij hun leefomgeving veiliger beoordelen
dan autochtonen, hoewel ze over het algemeen in deelgemeenten wonen
met een relatief hoge onveiligheid en een slechte tot matige
leefbaarheid.