Brinkhorst wijst 'droge gronden' aan
9 juli 2001 - Minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) heeft zo'n 310.000 hectare aangewezen als zogenaamde 'droge gronden'. Dit staat in het ontwerp-Besluit zand- en lössgronden (Bzl), dat op 6 juli in de Staatscourant is gepubliceerd. Dit Besluit legt vast welke percelen de komende twee jaar worden bestempeld als uitspoelingsgevoelige gronden: de 'droge gronden'. Voor deze droge gronden gelden vanaf 2002 scherpere verliesnormen in het kader van MINAS, het mineralenaangiftesysteem.
Het Bzl volgt voor de aanwijzing van de zand- en lössgronden naadloos de kaarten bij het Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998 (Bgdm). Die kaarten zijn begin jaren negentig vastgesteld. De kaarten die horen bij het ontwerp-Bzl liggen vanaf 9 juli 2001 vier weken ter inzage bij de regiodirecties van LNV in Eindhoven, Deventer en Groningen en bij de bibliotheek van LNV in Den Haag.
Het Besluit zand- en lössgronden (Bzl) is gebaseerd op de Meststoffenwet. Die bepaalt dat bij Algemene maatregel van bestuur de zand- en lössgronden en daarbinnen de uitspoelingsgevoelige gronden worden aangewezen. De Meststoffenwet vermeldt ook welke verliesnormen daarbij horen. In 2002 is de stikstofverliesnorm voor grasland 220 kg stikstof per hectare voor gewone zand- en lössgronden en 190 kg stikstof per ha voor droge gronden. In 2003 wordt dat 180 respectievelijk 140 kg. Voor bouwland op droog zand en löss is in 2002 de norm 100 kg per ha. In 2003 wordt dat 60 kg. De fosfaatverliesnorm kent geen onderscheid naar droge of niet-droge gronden.
Momenteel worden de basisgegevens over bodem en grondwater in Nederland vernieuwd. Met ingang van 2004 zullen de kaarten bij het Bzl worden aangepast aan deze vernieuwde gegevens en aan de uitkomsten van de evaluatie van het mestbeleid in 2002.
Het Bzl-ontwerp is voor commentaar voorgelegd aan maatschappelijke organisaties.