Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer


Voortgangsrapportage Bureau voor Ethiek en Krijgsmacht

09-07-2001

Teneinde de kwaliteit en de samenhang te bevorderen van alle activiteiten in de gehele krijgsmacht die erop gericht zijn militaire ethiek onder de aandacht te brengen, is in 1999 besloten een Bureau voor Ethiek en Krijgsmacht tot stand te brengen. Desgevraagd heb ik de Kamer bij de behandeling van de Defensienota 2000 (Kamerstuk 26900 nr 22) én bij de behandeling van de Begroting van de uitgaven en ontvangsten voor het jaar 2001 (Handelingen 2000-2001 nr 17, pag. 1283) toegezegd haar te informeren over de voortgang van de werkzaamheden van dit Bureau. Hierbij doe ik deze toezegging gestand.

Het Bureau voor Ethiek en Krijgsmacht is op 1 september 1999 ingesteld met een voorlopige duur van 30 maanden. Het Bureau is samengesteld uit twee externe ethici, prof dr A.H.M. van Iersel en dr Th.A. van Baarda, ieder met een aanstelling voor 0,5 VTE (19 uur per week). De aanleiding om dit Bureau in te stellen was gelegen in de behoefte militairen nadrukkelijk en zorgvuldig voor te bereiden op ethische dilemmas waarmee zij bij operationeel optreden, met name bij uitzendingen, geconfronteerd kunnen worden. Het optreden van militairen moet respect afdwingen en bijdragen aan het beeld van Defensie als professionele, betrouwbare en integere organisatie. Ook is de mate waarin het optreden van militairen ethisch verantwoord is, van invloed op het maatschappelijk draagvlak voor het optreden van militairen. Juist tijdens uitzendingen komen militairen in aanraking met een verscheidenheid aan volken en culturen, waarbij niet zelden zelfs sprake is van conflicten tussen (cultureel onderscheiden) bevolkingsgroepen. In situaties waarin het onderscheid tussen goed en kwaad vaag is en soms uit twee kwaden het minst kwade gekozen moet worden, wordt van de individuele militair doelgericht en krachtdadig optreden gevraagd. Daarom is het nodig dat de militair, alvorens hij wordt ingezet, zich van het optreden van dilemmas bewust is en daarover grondig heeft nagedacht. Tijdens de opleiding en training wordt hieraan gerichte aandacht besteed.

In de Defensienota 2000 is aan het Bureau voor Ethiek en Krijgsmacht de opdracht meegegeven om de kwaliteit en de samenhang te bevorderen van alle activiteiten in de gehele krijgsmacht die zijn gericht op het onder de aandacht brengen van militaire ethiek. Ook is het Bureau opgedragen hieromtrent relaties te onderhouden met wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties en buitenlandse krijgsmachten, waarmee is beoogd te verzekeren dat inzichten en opvattingen die elders zijn ontwikkeld ook in de Defensie-organisatie worden ingebracht. De functie van het Bureau als scharnierpunt tussen krijgsmacht en samenleving wordt onderstreept door voor deze opdracht twee externe ethici aan te trekken, die zich naast hun deeltijd-aanstelling bij Defensie ook elders in de samenleving met deze thematiek bezig houden. De deskundigheid die in het Bureau samenkomt, wordt aangewend ten behoeve van de vorming en opleiding van de individuele militair, waarbij het principe train the trainer wordt toegepast. Ook ontwikkelt het Bureau didactische programmas voor dilemmatraining, organiseert het conferenties en verzorgt het publicaties in de militaire vakbladen.

In het werkplan voor het Bureau voor Ethiek en Krijgsmacht zijn de hoofdlijnen verwoord waarlangs het Bureau wil bijdragen aan de kwaliteit van de wijze waarop ethische dilemmas onder de aandacht van militairen worden gebracht en aan de uitwisseling van kennis en ervaring tussen Defensie en civiele instanties gestalte wil geven. De focus ligt daarbij veeleer bij militaire beroepsethiek dan bij organisatie-ethiek.
Als eerste stap daartoe heeft een inventarisatie plaats gevonden van de bestaande situatie ten aanzien van het onderwijs in militaire ethiek en dilemma-training. Daarbij is naar voren gekomen dat er binnen de krijgsmacht significante verschillen zijn in benadering en aanpak van het ethiek-onderwijs. Onderwijsdoelen worden gevonden in het correct optreden van militairen jegens hun omgeving, zowel waar het de externe omgeving betreft (de samenleving als geheel, en in het bijzonder degenen die met het optreden van militairen worden geconfronteerd) als waar het de interne omgeving betreft (waarbij termen als teambuilding en leiderschapsvaardigheden centraal staan). Geconstateerd is dat veel relevante informatie over ethische vraagstukken en morele dilemmas die tijdens de uitvoering van operaties ontstaat, na beëindiging van die operaties verloren dreigt te gaan doordat het mechanisme om deze lessons learned over te dragen, nog niet volledig is ontwikkeld.
Op basis van deze inventarisatie zijn enkele publicaties verzorgd en zijn concrete aanbevelingen geformuleerd, met name gericht op het verbeteren van dilemmatrainingen. Ook heeft dit geleid tot aanbevelingen omtrent onderwijskundige aspecten voor wat betreft de ontwikkeling van de inhoud en de vormgeving van het ethiek-onderwijs. Daarbij wordt toegewerkt naar het formuleren van competentieniveaus per gespecificeerde doelgroep, het articuleren van het militair beroepsprofiel en het ondersteunen van de operationele toepassing van een ethisch besluitvormingsmodel. Aandacht wordt ook besteed aan de moraalpedagogische fundering van dit onderwijs. In het te ontwikkelen onderwijsmodel zullen ook lessons learned een nadrukkelijke plaats krijgen.

In het kader van het bevorderen van de samenhang van diverse activiteiten en initiatieven, worden contacten onderhouden met onderwijsontwikkelaars van de krijgsmachtdelen. Ook is met de hoofden van dienst van de Geestelijke Verzorging overlegd over de rol die geestelijk verzorgers inzake militaire ethiek (kunnen) vervullen, hetgeen heeft gediend als input voor een expertmeeting met beleidsverantwoordelijken.

Contacten met wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties en met buitenlandse krijgsmachten hebben geleid tot een veelheid aan referentie-materiaal. Dit is onder meer benut bij de voorbereiding van enkele publicaties en van een congres, dat op 21 november 2000 onder de titel Integriteit in uniform heeft plaats gevonden. Met name de uitwisseling van informatie met de Nederlandse Politie Academie lijkt bijzonder vruchtbaar te zijn.

Door het Bureau worden inmiddels ook modules ten aanzien van ethische dilemmas verzorgd in diverse opleidingsprogrammas voor leidinggevenden en instructeurs. Deze bijdrage aan het onderwijs concentreert zich binnen de structuur van het Instituut Defensie Leergangen.

Teneinde te komen tot een kwalitatief hoogwaardig en samenhangend onderwijsaanbod en het toegankelijk maken van een veelheid aan beschikbare informatie, is besloten dat het Bureau zich de komende periode met name zal richten op de totstandkoming van een basisboek Morele dilemmas van militairen in theorie en praktijk. Dit basisboek richt zich primair op degenen die binnen de krijgsmacht opleidingen verzorgen. Ook zal het dienen als naslagwerk voor cursisten tijdens de opleiding én voor commandanten op alle niveaus tijdens praktijksituaties.

Ik onderken dat het Bureau een structurele rol kan vervullen bij de implementatie van trajecten gericht op het verbeteren van onderwijsmodules en bij het ontwikkelen van modellen voor besluitvorming en verantwoording bij ethische vraagstukken. Ook kan het een rol vervullen bij het intensiveren van de uitwisseling van kennis en ervaring tussen Defensie en andere instanties, zoals wetenschappelijke en maatschappelijke organisaties en buitenlandse krijgsmachten, en bij het bijdragen aan ethiek-onderwijs voor zover zich dat richt op (toekomstige) leidinggevenden en instructeurs. Ik beraad mij erop welke structuur voor het bereiken van deze doelen het meest dienstig is en welke rol het Bureau daarbij ook in de toekomst kan vervullen, waarbij ik ervan uit ga dat het Bureau ook na 1 maart 2002 wordt gecontinueerd.

De aanwezigheid van dit Bureau impliceert overigens niet dat de aandacht van de krijgsmacht voor ethiek en morele dilemmas zich uitsluitend in dit Bureau concentreert. Het Bureau kan een aanjagende en stimulerende functie vervullen voor de gehele krijgsmacht; militaire ethiek en morele dilemmas moeten immers aandacht krijgen bij alle eenheden waar opleiding, vorming en training plaats vindt. Van het Bureau moet een olievlek-werking uitgaan, zodat de bijdrage die het Bureau levert en reeds heeft geleverd, in het operationele optreden van de gehele organisatie doorwerking vindt.

De Staatssecretaris van Defensie,

H.A.L. van Hoof