Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=418388



Vraag 1
Antwoord

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Golfstaten Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag Datum Auteur
Kenmerk DAM-473/01 Telefoon 070 348 5838
Blad /1 Fax 070 348 6639
Bijlage(n) 1 E-mail ap.wegerif@minbuza.nl
Betreft Beantwoording van vragen van de leden Wilders en Weisglas over sancties Irak

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 9 juli 2001 kenmerk 2000113250, waarbij gevoegd waren de door de leden Wilders en Weisglas overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U als bijlage dezes mijn antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Wilders en Weisglas (beiden VVD) over sancties tegen Irak (ingezonden 9 juli 2001).

Vraag 1


Is het waar dat Nederland een initiatief heeft genomen om Irak te stimuleren zijn oliesector te herstellen? Zo ja, wat is de precieze aanleiding om tot dit initiatief te komen, en wat is het concrete doel en de inhoud ervan? Bestaat er inderdaad een geheim stuk hierover? Zo ja, wilt u dit naar de Kamer zenden en wat is er met dit stuk gedaan?

Antwoord

Zoals reeds gememoreerd in mijn brief van

6 juli jl. (kenmerk DAM-423/01) heeft Nederland in het kader van de recente discussies in de Veiligheidsraad in de vorm van een non-paper een bijdrage geleverd aan de gedachtevorming over de Brits-Amerikaanse voorstellen om te komen tot een verfijning van het sanctieregime tegen Irak. Hierbij is inderdaad aandacht besteed aan mogelijke vormen van investeringen in de Iraakse olie-industrie onder financiële controle van de VN. De bedoeling daarvan was een praktische oplossing te vinden voor het probleem om de Iraakse olie-produktie op peil te houden om de voorgestelde verruiming van de civiele handel met Irak, of zelfs het thans vigerende 'Olie-voor-Voedsel' programma, te kunnen financieren.

Deze gedachte heeft onvoldoende steun gekregen en speelt in de lopende discussie over verfijning van het sanctieregime geen rol.

Vraag 2

Heeft een woordvoerder van u gezegd dat 'Nederland een voorstander is van verandering van de sancties tegen Irak'? Zo ja, is dit het Nederlandse regeringsstandpunt en wanneer heeft de Nederlandse regering tot deze beleidswijziging besloten? Zo neen, hoe heeft een van uw woordvoerders tot een dergelijke uitspraak kunnen komen?

Heeft u een opvatting over de rechtsgang en de wijze van executie van deze vrouw

Vraag 3

Staat de Nederlandse regering nog steeds onverkort achter het handhaven van de vigerende, en onlangs ook door de VN verlengde, sancties tegen Irak? Hoe beoordeelt de Nederlandse regering het feit dat een Amerikaans-Brits plan om tot een andere vorm van sancties te komen door Russische tegenwerking van tafel is gehaald?

Antwoord



Nederland heeft steeds gepleit voor een sanctiestelsel dat negatieve effecten op de Iraakse bevolking zo beperkt mogelijk doet zijn. De Brits-Amerikaanse voorstellen betreffen een verfijning van de sancties die datzelfde doel beogen, en worden dan ook door Nederland gesteund. Het uitgangspunt van die voorstellen blijft onverminderd dat Irak eerst aan zijn ontwapenings-verplichtingen dient te voldoen, voordat er sprake kan zijn van een definitieve opheffing van de sancties. Daarnaast zou de controle door de VN op de Iraakse financiële middelen via de escrow account worden gehandhaafd. Verder voorzien de voorstellen in een gerichte controle op de invoer van specifiek omschreven goederen naar Irak.

Zoals reeds aangegeven in mijn brief van 6 juli jl. betreurt Nederland de Russische opstelling in deze kwestie.

Kenmerk
Blad /1

===