6 juli 2001 Nr. 01/127
Werknemers die naar het buitenland vertrekken behouden gelijke
aanspraken op pensioen
Deelnemers in een pensioenregeling die na het einde van hun
dienstverband het land verlaten, behouden dezelfde aanspraken op hun
opgebouwde pensioen als iemand in een vergelijkbare situatie in
Nederland. Dit geldt voor alle vormen van ondernemings-, bedrijfs- en
beroepspensioenregelingen.
Dit staat in de wet ter invoering van de EU-richtlijn over het vrij
verkeer van pensioenen van staatssecretaris Hoogervorst van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. De richtlijn heeft betrekking op een aantal
onderwerpen in relatie tot aanvullende pensioenen. Het gaat om het
behoud van verworven pensioenrechten, grensoverschrijdend
betalingsverkeer, detachering van werknemers en de plicht van
pensioenuitvoerders om de deelnemers informatie te verschaffen.
Er bestaat al Europese wetgeving ter bescherming van de rechten op
wettelijke pensioenregelingen, zoals AOW en Algemene Nabestaandenwet.
Aangezien het wenselijk wordt geacht dat ook voor aanvullende
pensioenen de belemmeringen voor mobiliteit van werknemers worden
weggenomen, heeft de Europese Commissie hiervoor in 1998 een richtlijn
vastgesteld.
Naast het behoud van opgebouwde pensioenaanspraken beschermt de
Europese richtlijn nog andere rechten van werknemers op het gebied van
aanvullende pensioenen. Zo zijn de lidstaten verplicht om belemmeringen
weg te nemen voor werknemers die tijdelijk in het buitenland gaan
werken, zodat zij hun deelnemerschap in de pensioenregeling kunnen
voortzetten. Ook is geregeld dat een Nederlandse werknemer die
tijdelijk in het buitenland werkt, niet gedwongen kan worden om deel te
nemen in de pensioenregeling in het buitenland.
De wet is gepubliceerd in het Staatsblad nr. 314 en is op 6 juli 2001
in werking getreden.