Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer

Missile Defense

05-07-2001

Zeer geachte Voorzitter

In reactie op het verzoek van de Vaste Commissie Buitenlandse Zaken om nadere informatie over het standpunt van de Nederlandse regering over de Amerikaanse plannen inzake Missile Defense, hebben wij de eer U als volgt te berichten, ten vervolge op de brieven aan Uw Kamer inzake Missile Defense van 30 augustus 2000 (26800 V, nr. 122) en van 17 april 2001 (27400 V, nr. 68) alsmede onder verwijzing naar de antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van den Doel van 14 juli 2000 (Aanhangsel Handelingen nr. 1562, Vergaderjaar 1999-2000).

Inleiding

Met het aantreden van de regering Bush is door de VS de weg naar een raketverdedigingssysteem tegen risicolanden vastbesloten ingeslagen. De reikwijdte van een raketverdedigingssyteem is in beginsel uitgebreid van enkel National Missile Defense tot een breder, gelaagd systeem, waarbinnen ook VS-troepen overzee en bondgenoten beschermd zouden moeten worden.

De nieuwe VS-regering is bezig met een proces van diepgaande herbezinning op het eigen veiligheidsbeleid, die aan Amerikaanse zijde qua belang wordt vergeleken met de overgang begin jaren zestig van massive retaliation naar flexible response. De op basis van de Presidential Directive on Transforming Deterrence in gang gezette

strategic review moet ten eerste leiden tot een conceptueel raamwerk voor afschrikking, in het licht van de huidige en toekomstige dreigingen. Ten tweede tot een conceptuele basis voor de vaststelling van de behoefte aan kernwapens, waarbij zoveel is al duidelijk- de VS ruimte ziet voor aanzienlijke verdere al dan niet wederkerige reducties van strategische kernwapens. Aanbevelingen inzake raketverdediging vormen een derde element van de strategic review. Op dit moment zijn de uitkomsten daarvan nog niet bekend. Wel zijn er aanwijzingen dat sprake zal zijn van een aantal mogelijk vergaande veranderingen in de strategische uitgangspunten.

In deze brief zullen wij nader ingaan op de Amerikaanse ideeën over veranderingen in het strategische landschap en de veranderingen die daaruit voor zover thans bekend - naar Amerikaanse mening voort zouden moeten vloeien. In onze analyse gaan wij in op de veranderende dreiging, op mogelijke raketverdedigingssystemen, en op de mogelijke gevolgen van deze veranderingen voor de strategische stabiliteit, voor de relatie met Rusland en China en voor de internationale wapenbeheersing en non-proliferatie. Wij zullen besluiten met de visie van de Nederlandse regering.

Veranderende dreiging en veiligheidsrisicos

Amerikaanse dreigingsperceptie

De VS-regering is van mening dat de dreigingen en veiligheidsrisicos tegenwoordig fundamenteel anders zijn dan die tijdens de Koude Oorlog, waarbij met name in het oog springt het wegvallen van een enkele, voorspelbare vijand, waarvoor in de plaats is gekomen een groep van minder voorspelbare en meer tot risico nemen geneigde landen. Sommige van deze landen streven het bezit na van massavernietigingswapens en in toenemende mate ook- ballistische raketten als instrumenten van regionale machtspolitiek en diplomatieke dwang, en als afschrikkinginstrument tegen de VS en zijn bondgenoten. Naar hun aard zijn deze staten minder berekenbaar dan de voormalige Sovjet-Unie en er bestaat dus bij de VS twijfel over de effectiviteit van traditionele afschrikking tegen deze staten. In algemene zin vergt de onvoorspelbaarheid van de toekomstige internationale veiligheidssituatie volgens de nieuwe Amerikaanse regering een strategie die voldoende flexibel is om het hoofd te kunnen bieden aan al dan niet voorziene dreigingen van uiteenlopende aard. Daarom is de Amerikaanse regering van mening dat een eigentijdse afschrikkingspolitiek naast offensieve nucleaire capaciteiten ook defensieve systemen tegen raketten moet bevatten.Doordat deze defensieve systemen risicolanden de mogelijkheid ontzeggen de VS (en wellicht bondgenoten) met raketten te treffen, vormen deze systemen naar de mening van de VS een wezenlijke aanvulling op de afschrikking met kernwapens.

Risicolanden

Onder meer in zijn brief aan Uw Kamer van 20 mei 1998 over de proliferatie van nucleaire, biologische en chemische wapens en de Nederlandse Krijgsmacht (26051, nr.1), heeft de Minister van Defensie destijds uiteengezet welke landen zich bezighouden met de verwerving en ontwikkeling van een capaciteit op het terrein van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen. Landen die hun capaciteiten op het gebied van ballistische raketten en massavernietigingswapens uitbreiden zijn ondermeer Noord-Korea, Iran, Irak, Libië, Syrië en ook India, Pakistan, Israël en China. Deze lijst is sindsdien niet veranderd en vastgesteld moet worden dat de beschreven ontwikkelingen evenmin fundamenteel zijn gewijzigd, zoals ook uit onze antwoorden op diverse vragen van Uw Kamer terzake in de afgelopen jaren duidelijk is geworden. Wat betreft de proliferatie van raketten en rakettechnologie is daar sinds 1998 bijgekomen dat enkele staten die aanvankelijk ontvangers waren van materiaal uit de traditionele leverancierstaten (RF, China en Noord-Korea) thans zelf leveranciers zijn geworden (met name Pakistan en Iran). Er is bovendien sprake van toenemende samenwerking tussen diverse risicolanden.

De staten die primair tot zorg stemmen, en die wij zullen aanduiden met de term risicolanden, zijn Noord-Korea, Iran en Irak en in mindere mate Libië en Syrië, waarvan Iran, Syrië en Libië reeds nu al technisch gezien in staat zijn zuidelijke delen van het NAVO-grondgebied met tactische ballistische raketten te bereiken. In de brief aan Uw Kamer van 30 augustus 2000 (26800 V, nr. 122) is aangegeven dat bij de inschatting van de vraag in hoeverre van deze capaciteiten ook een werkelijke dreiging uitgaat voor Nederland en de overige NAVO-landen meerdere factoren een rol spelen, waaronder de relatie met de afschrikking van de NAVO, de politieke motieven van betreffende landen (intenties) en de effectiviteit van non-proliferatieregiems en verdragen. Onder punt 8 zal hierop nader worden ingegaan. Hieronder zullen de belangrijkste risicolanden kort worden besproken, onder aantekening dat in de afgelopen jaren op diverse momenten, mede in antwoord op vanuit Uw Kamer gestelde vragen op de situatie in enkele van de beschreven landen, uitgebreider is ingegaan.

Noord-Korea heeft het meest uitgebreide rakettenarsenaal en is een belangrijke bron van proliferatie van raketten, raketonderdelen en technologie. De raketprogrammas van andere risicolanden zijn voor een belangrijk deel hierop gebaseerd. In 1998 lanceerde het land een drietrapsraket die 5600 km. verder in de Stille Oceaan landde (waarschijnlijk een mislukte ruimtelancering). Dit feit gaf de NMD-discussie in de VS een extra duw in de rug. Er wordt vanuit gegaan dat Noord-Korea beschikt over een uitgebreid arsenaal chemische wapens en in elk geval de ingrediënten voor een kernwapen. Noord-Korea weigert reeds sinds vele jaren inspecties door het IAEA van zijn nucleaire installaties toe te staan, ondanks diplomatieke druk. Op diverse wijzen tracht de internationale gemeenschap druk op Noord-Korea te houden om het land te bewegen wederom IAEA-inspectie toe te staan en een eind te maken aan de proliferatie van raketten en rakettechnologie, alsmede de eigen programmas op het gebied van ballistische raketten en massavernietigingswapens te stoppen.

Sinds 1994 is een tussen de VS en Noord-Korea afgesloten Agreed Framework van toepassing, waarbinnen Noord-Korea afziet van verder ontwikkeling van een in aanbouw zijnde zwaarwater kernreactor inruil voor levering van olie en bouw van een tweetal lichtwaterreactoren voor civiel gebruik (die minder proliferatiegevoelig zijn). Ondermeer via de Korean Energy Development Organisation (KEDO), waaraan ook de EU deelneemt, wordt uitvoering gegeven aan het Agreed Framework. De nieuwe Amerikaanse regering heeft het beleid t.a.v. Noord-Korea in de afgelopen maanden aan een evaluatie onderworpen en de uitkomst daarvan lijkt te zijn dat de besprekingen tussen de VS en Noord-Korea weer zullen worden hervat. Wel heeft de VS aangegeven dat een zwaar accent zal worden gelegd op verificatie van eventueel te maken en gemaakte afspraken. De EU heeft eerder dit jaar besprekingen met Noord-Korea gevoerd, waarbij door President Kim Jung-Il is gesteld dat Noord-Korea zich zal houden aan het eigen moratorium op rakettesten, maar dat het om economische redenen niet kan afzien van export van raketten en rakettechnologie.

Iran ontwikkelt een eigen ballistische raket, de SHAHAB. De SHAHAB-3 heeft op dit moment een getest - bereik van ca. 900 km., maar is waarschijnlijk nog niet militair inzetbaar. In het antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Wilders van 21 juli 2000 (Kamerstuk 1726) is op deze raket en de politieke betekenis daarvan dieper in gegaan. Er zijn voorts berichten over de ontwikkeling van een SHAHAB-4 en een SHAHAB-5, die uiteindelijk in een Intercontinentale Ballistische Raket (ICBM) zouden moeten uitmonden, maar over de stand van deze projecten, die volgens Teheran zelf uitsluitend betrekking hebben op het vreedzame Iraanse ruimtevaartprogramma, is weinig bekend.

Er zijn aanwijzingen dat Iran, ondanks het feit dat het partij is bij het NPV en een full scope waarborgenovereenkomst met het IAEA heeft, werkt aan de infrastructuur die het mogelijk maakt een kernwapen te ontwikkelen. Er moet rekening mee worden gehouden dat Iran met buitenlandse steun binnen 10 jaar beschikt over een al dan niet rudimentair kernwapen en over raketten die grote delen van het NAVO-grondgebied kunnen bereiken.

Vanwege de Iraanse ambities op het gebied van ballistische raketten en de mogelijke verwerving van massavernietigingswapens, inclusief een kernwapencapaciteit, is de regering bezorgd over samenwerking op militair en nucleair gebied tussen Iran en Russische bedrijven en instellingen, zoals ondermeer aan Uw Kamer bericht in het antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken in antwoord op vragen van de leden Wilders en Weisglas van 4 april 2001 (Kamerstuk 993). Daarbij zij aangetekend dat Rusland stelt zijn non-proliferatieverplichtingen ook binnen deze samenwerking na te blijven komen.

Irak zag zijn omvangrijke nucleaire, biologische en chemische wapenprogrammas tijdens en na de Golf-oorlog sterk teruggeworpen. Niettemin blijft onzeker of er nieuwe pogingen op dit terrein worden ondernomen en hoe succesvol die zijn. De kennis en expertise zijn aanwezig en kunnen voor programmas toegepast worden. Tempo van ontwikkeling is sterk afhankelijk van het internationale regiem voor Irak (UNMOVIC, sancties etc.) en importen. Volgens VS inlichtingendiensten en de Bundesnachrichtendienst zou Irak met buitenlandse steun binnen drie jaar een kernwapen kunnen bezitten. Ook zijn er berichten dat Irak in 2005 de beschikking zou kunnen hebben over middellange-afstandsraketten, waarmee delen van Europa bereikt zouden kunnen worden. Of deze tijdspannen realistisch zijn is niet met zekerheid te zeggen en zal, als gezegd, sterk afhangen van het sanctieregiem tegen Irak. Deze zorgen en onzekerheden onderstrepen dat er zo spoedig mogelijk een hervatting van wapeninspecties dient te komen.

Libië heeft een beperkte rakettencapaciteit, die het tracht uit te breiden. Het ontvangt raketten en rakettechnologie vanuit ondermeer Noord-Korea en Iran. Voorts gaat de regering ervan uit dat Libië in elk geval de capaciteit heeft chemische wapens te produceren. Libië is geen partij bij het CW-verdrag, naar eigen zeggen zolang andere landen in de regio de beschikking hebben over massavernietigingswapens. Libië is slechts op zeer beperkte schaal nucleair actief, is partij bij het NPV en heeft een full scope waarborgenovereenkomst met het IAEA. De regering gaat ervan uit dat Libië niet de beschikking heeft over kernwapens en ook geen programma ter verwerving daarvan van enig belang heeft. Evenmin zijn er aanwijzingen dat Libië een BW-programma van enige betekenis heeft.

Syrië tracht zijn arsenaal aan ballistische raketten uit te bouwen, voornamelijk met Noordkoreaanse hulp en materiaal, alsmede met Iraanse hulp en materiaal, zoals ook is bericht in het antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Wilders en Weisglas van 4 april 2001 (Kamerstuk 993). Syrië is geen partij bij het CW-verdrag, naar eigen zeggen vanwege het feit dat Israël geen partij bij het NPV is. De regering gaat er op grond van de haar beschikbare informatie van uit dat Syrië over chemische wapens beschikt. De regering gaat ervan uit dat Syrië niet de beschikking heeft over kernwapens en ook geen programma ter verwerving daarvan van enig belang heeft. Evenmin zijn er aanwijzingen dat Syrië een BW-programma van enige betekenis heeft.

Dreiging

Door primair uit te gaan van capaciteiten van risicolanden sec, is de Amerikaanse inschatting van dreiging soms anders dan die in Europa, waar men, naast capaciteiten, over het algemeen ook meer let op de intenties. Die onderscheiden inschatting heeft ook te maken met de verschillende geografische positie en de verschillende rol die de Atlantische partners op het wereldtoneel spelen. De VS is, anders dan Europa, wereldwijd veiligheidsverplichtingen aangegaan, waardoor de kans groter is dat zij in de toekomst betrokken raakt bij een conflict met een risicoland. De capaciteit van een risicoland om de VS met een lange-afstands ballistische raket te bereiken, wordt door de VS gezien als een inperking van de eigen handelingsvrijheid (men zou immers door chantage afgeschrikt kunnen worden om in te grijpen in een bepaalde regionale crisis c.q. bondgenoten of bevriende landen te hulp te komen), terwijl de Europese bondgenoten een dergelijke overweging minder snel maken. Wel hebben of ontwikkelen Europese bondgenoten, waaronder Nederland, net als de VS verdedigingssystemen tegen raketten met een korte en middellange dracht (Theatre Missile Defense, TMD, zie hieronder). De overheersende opvatting in Europa lijkt te zijn dat er is sprake van een verontrustende tendens, maar (nog) niet van een acute dreiging voor het eigen grondgebied.

Kernwapenbeleid

De VS onderwerpt ook zijn kernwapenbeleid aan een herziening, mede in het licht van de veranderende dreiging. De resultaten hiervan zijn niet voor oktober 2001 verwachtbaar. De Amerikaanse regering voorziet alsdan een nieuwe ronde van consultaties, zo heeft ook de Amerikaanse Onderminister van Defensie, Wolfowitz, tegen de Minister van Buitenlandse Zaken verklaard, tijdens diens recente bezoek aan Washington. Nu al is duidelijk dat toegewerkt zal gaan worden naar een aanzienlijk kleiner strategisch kernwapenarsenaal.

De regering-Bush overweegt niet het nucleaire beleid van de NAVO te veranderen of belangrijke aanpassingen door te voeren van de nucleaire strijdkrachtenstructuur in Europa.

De verschillende opties voor raketverdedigingssystemen

Tegen deze achtergrond dient de plaats van Missile Defense in de Amerikaanse strategie te worden gezien. Voor alle duidelijkheid is het goed om eerst aan te geven in welke strategische context Missile Defense tijdens de regering Clinton werd gezien. Begin 1999 besloot de regering-Clinton $ 6,6 miljard te reserveren voor de plaatsing van een National Missile Defense (NMD)-systeem voor de bescherming van het Amerikaanse vasteland tegen maximaal enkele tientallen door een staat van zorg afgevuurde strategische raketten. Het beoogde systeem onderscheidde zich daardoor wezenlijk van Reagans Strategic Defense Initiative (SDI), dat gericht was tegen het omvangrijke strategische rakettenarsenaal van de Sovjet-Unie. Ook onderscheidde het zich van Theatre Missile Defense (TMD)-systemen, welke uitsluitend geschikt zijn voor de onderschepping van tactische raketten, die een veel geringer bereik en snelheid hebben (in 1997 waren president Clinton en president Jeltsin al overeengekomen dat de ontwikkeling van TMD-systemen om die reden niet strijdig is met het ABM-verdrag).

Het besluit van de regering-Clinton kwam tot stand onder druk van het Congres. Deze druk was in de loop van 1998 sterk toegenomen na het rapport van de commissie-Rumsfeld over de volgens die commissie sneller dan tot dan toe aangenomen ontwikkeling en verspreiding van rakettechnologie en na de onverwachte proeflancering door Noord-Korea van een drietrapsraket (de beheersing van meertrapsrakettechnologie maakt een substantieel groter bereik van ballistische raketten mogelijk). De regering-Clinton voerde bovendien aan dat bescherming tegen de raketten van risicolanden nodig was om voor de VS maximale handelingsvrijheid te behouden tijdens eventuele crises.

De benadering van de regering-Bush verschilt in een aantal opzichten van die van haar voorganger. De regering Bush laat er geen twijfel meer over bestaandat de weg van een raketverdediging tegen strategische raketten moet worden ingeslagen. Zij is van mening dat het ook vanuit moreel oogpunt- ondenkbaar is dat een Amerikaanse President een veiligheidsbeleid zou voeren dat de Amerikaanse bevolking onverdedigd zou laten tegen dreigingen die reëel zijn en waarop een antwoord gevonden kan worden.

Een ander verschil met de Clinton-jaren is dat Missile Defense een hoeksteen vormt van het nieuwe strategische denken in wording. De VS benadrukt wel dat het bij een toekomstige MD-configuratie v.w.b. lange-afstandsraketten nog steeds zal gaan om verdediging tegen de dreiging die uitgaat van de staten van zorg, d.w.z. om een verdediging tegen een relatief beperkt aantal van deze raketten. De te ontwikkelen Missile Defense is niet gericht tegen RF (en China) en is niet bedoeld om bescherming te bieden tegen het omvangrijke Russische strategische kernwapenarsenaal.

Een derde verschil met de Clinton-jaren is dat de regering-Bush nadrukkelijk heeft laten weten dat de te ontwikkelen gelaagde raketverdediging ook bescherming kan bieden aan bondgenoten en dat zij in dat verband aanstuurt op samenwerkings-mogelijkheden, ook met de Russische Federatie.

De MD-architectuur

M.b.t. de vorm die een MD-systeem zou kunnen aannemen kunnen de volgende elementen worden onderscheiden.

National Missile Defense

Bij NMD, zoals dat onder de regering Clinton is geconcipieerd, ging het om een beperkt (100 interceptoren) systeem van een grondgebonden raketverdediging, waarmee intercontinentale ballistische raketten (ICBMs) buiten de atmosfeer moeten worden onderschept. Voor een dergelijk systeem zijn moderniseringen vereist van enkele radarstations buiten de VS (kandidaten zijn Fylingdales in het VK en Thule op Groenland) en dient een aantal satellieten in omloop gebracht te worden voor de sturing van de onderscheppingsraket.

Boost-phase

Een andere MD-variant betreft de technisch zeer moeilijk te verwezenlijken onderschepping in de lanceringsfase, de periode waarin de voortstuwingsraket het wapen buiten de atmosfeer brengt, van een ballistische raket. In deze fase is de raket nog relatief traag, slecht manoeuvreerbaar, makkelijk te detecteren (vanwege de grote hittestraling) en bovendien in beginsel nog boven vijandelijk terrein. Onderschepping in deze fase heeft dus voordelen. Voor succesvolle onderschepping dient men wel in de buurt van de lanceerinrichting te zijn. De VS denkt op dit moment vooral aan ontwikkeling van laserwapensystemen aan boord van Boeing 747-vliegtuigen ("airborne laser"; ABL). Overigens is dit lasersysteem vooral bedoeld tegen tactische ballistische raketten (en daarmee TMD-gerelateerd). Een nadeel van dit systeem is dat men gelet op het maximale bereik dichtbij of mogelijk in het luchtruim van de agressor moet vliegen, hetgeen additionele militaire middelen vergt om de ABL te beschermen. Ook het Navy Theatre Wide-systeem (zie hieronder) zou onder bepaalde omstandigheden geschikt zijn voor boost phase interceptie.

Alle opties open

Elke optie roept tal van vragen op over de technische haalbaarheid, de inzetmogelijkheden en de kosten. Ook de regering-Bush heeft nog geen keuze gemaakt (we will go with what works), al is er sympathie voor een combinatie van systemen in een gelaagde structuur en voor de - technisch zeer moeilijk te verwezenlijken - onderschepping van raketten in de "boost-phase". Duidelijk is wel dat de regering-Bush haar voorganger verwijt dat zij alles had gezet op één optie. De komende tijd zal de VS zich richten op de ontwikkeling van de uiteenlopende systemen in het kader van een robust development, testing and evaluation program. Tevens wordt overwogen zo snel mogelijk nog niet volledig ontwikkelde systemen (rudimentary capabilities) te ontplooien. De uiteindelijke MD-architectuur zal afhankelijk zijn van de beschikbare technologie en de middelen die het Congres ter beschikking zal willen stellen.

Theatre Missile Defence

Naast dit nog in ontwikkelingsfase verkerende systemen voor de verdediging van de continentale VS, zijn er de afgelopen jaren diverse systemen ontwikkeld die zich richten op raketten voor de korte en de middellange dracht. Deze verdedigingssystemen zijn vooral geschikt voor de bescherming van militaire eenheden en objecten in het kader van crisisbeheersingsoperaties en worden daarom ook wel aangeduid als Theatre Missile Defense (TMD). De belangrijkste, deels reeds in vergevorderde staat van ontwikkeling zijn de systemen "Patriot Advanced Capability"-raketten (PAC-3), die in het lagere deel van het luchtruim kortedracht ballistische raketten, kruisvluchtraketten en vliegtuigen kunnen uitschakelen; Theater High Altitude Air Defense (THAAD), een bij de Amerikaanse landmacht in ontwikkeling zijnd systeem voor het hogere luchtruim en buiten de dampkring. Een derde systeem dat hier vermelding verdient in het Navy Theatre Wide (NTW) systeem, dat voortbouwt op het reeds bestaande Navy Area systeem en wordt geplaatst op AEGIS-fregatten. Het Navy Area systeem omvat een verdediging binnen de dampkring tegen inkomende ballistische raketten, alsmede standaard luchtverdediging, op basis van de Standaard Raket (vanaf 2003 in productie). Navy Theatre Wide beoogt deze capaciteit uit te bouwen tot interceptie buiten de dampkring.

Nederland is binnen de NAVO een van de meest actieve bondgenoten op het vlak van TMD. Vooral in het kader van crisisbeheersingsoperaties moeten uitgezonden eenheden rekening houden met de inzet van nucleaire, biologische en chemische wapens. Om die reden besloot het vorige kabinet het Patriot-luchtverdedigingssysteem te moderniseren en uit te rusten met PAC-3 raketten. De Tweede Kamer heeft in december 1997 ingestemd met deze behoeftestelling. Naast de investering in de PAC-3 wordt, samen met Duitsland, tevens bestudeerd of het mogelijk en wenselijk is de luchtverdedigings- en commandofregatten uit te rusten met een soortgelijke capaciteit.

Gevolgen voor strategische stabiliteit

ABM-verdrag

Het Anti Ballistic Missile Systems (ABM)-verdrag uit 1972 legde het beginsel van de wederzijdse afschrikking vast. Het bepaalt dat de partijen (VS en RF) slechts een zeer beperkte lokale - raketverdediging mogen bouwen. Tegen de achtergrond van de veranderende dreiging ziet de Bush-regering geen rol meer weggelegd voor het huidige ABM-verdrag. Het ABM-verdrag moet daarom volgens Washington worden vervangen, veranderd of verwijderd.

Washington vertrouwt erop dat het mogelijk zal zijn met Moskou hierover een open discussie te voeren. De VS zal Rusland daarbij ervan trachten te overtuigen dat de ontwikkeling van de voorziene structuur van Missile Defense geen bedreiging vormt voor de Russische nucleaire afschrikking omdat het om een systeem zal gaan met een beperkte capaciteit, gericht op een beperkte groep risicolanden.

De VS wil toe naar een new framework dat de new co-operative relationship met Rusland - in elk geval niet meer die van tegenstanders meer recht doet. Hoe een dergelijk raamwerk er in de praktijk uit zal moeten zien, is nog onduidelijk. Daarbij dient men zich overigens wel dient te realiseren dat de VS en Rusland kwetsbaar zullen blijven voor elkaars strategische kernwapens (mutual assured destruction).

Rusland

Rusland onderschrijft wel dat sprake is van een toenemende - regionale - dreiging die uitgaat van de proliferatie van massavernietigingswapens en ballistische raketten voor de korte en de middellange afstand (ondermeer nog tijdens de jongste NAVO-Raad van Ministers van Defensie bij monde van de Russische Minister van Defensie, Sergej Ivanov). Het is het er ook mee eens dat een deel van het antwoord gevonden moet worden in defensieve systemen. Het heeft de NAVO daartoe voorstellen gedaan voor de ontwikkeling van een pan-Europees TMD-systeem. Rusland geeft aan met Europese landen te willen samenwerken om een pan-Europees systeem te ontwikkelen tegen niet-strategische ballistische raketten. In de voorstellen wordt een drietal richtingen aangegeven; een dreigingsanalyse, het uitwerken van een militair-technisch concept voor het verdedigingsysteem, en het bepalen van volgorde, schaal en tijdpad voor het ontplooien van een dergelijk systeem. De voorstellen zijn duidelijk ook bedoeld als alternatief voor de Amerikaanse MD-plannen. Het voorstel valt volgens RF nadrukkelijk binnen de bepalingen van het ABM-verdrag, resulterend in een mobiel verdedigingsysteem tegen tactische ballistische raketten.

Rusland ziet de Amerikaanse plannen met zorgen aan. Vooral de Amerikaanse uitspraken dat het Anti Ballistic Missile (ABM)-verdrag desnoods eenzijdig zal worden opgezegd indien Rusland niet wil instemmen met amendering, steken. De RF wil strategische pariteit met de VS handhaven en niet nog verder achterlopen op de VS als enige supermacht. De RF is bevreesd in een nieuwe wapenwedloop getrokken te worden, dan wel in een race om opbouw van defensieve systemen. Wijziging van het ABM-verdrag heeft Rusland tot nu toe krachtig afgewezen.

Rusland wijst echter de ontwikkeling van een MD-systeem tegen intercontinentale ballistische raketten van de hand en houdt vast aan het bestaande ABM-verdrag, zo bleek opnieuw uit recent Amerikaans-Russische overleg in Moskou. De consultaties werden door Rusland op zich zeer op prijs gesteld, hetgeen ook tot een verbetering in de atmosfeer tussen Rusland en de VS heeft geleid. (a change in atmosphere, not in substance, zo beschrijft Moskou de Amerikaanse opstelling.). De dreiging zoals Washington die schetst v.w.b. intercontinentale ballistische raketten, is volgens Moskou niet of nauwelijks aanwezig, en het ABM-verdrag is in Russische ogen de garant van een stabiele strategische verhouding tussen de twee nucleaire supermogendheden.

Ook een beperkte invoering van MD (mogelijk gemaakt door een aanpassing van het verdrag) zou naar de mening van Moskou destabiliserende consequenties hebben, aangezien het de VS de mogelijkheid zou geven de grondslag te leggen voor een veelomvattender MD-architectuur en, in een later stadium, een succesvolle uitbraak naar een vorm van raketverdediging die een bedreiging zou vormen voor de strategische pariteit tussen Rusland en de VS. Daarbij moet tevens in ogenschouw worden genomen dat de RF in zijn militaire doctrine een grotere plaats aan tactische kernwapens heeft toebedeeld dan in de tijden van de Sovjet-Unie het geval was. Het risico dat de VS een positie van overwicht zou verkrijgen zou des te groter zijn indien Rusland tegelijkertijd in zou stemmen met zeer vergaande reducties in de strategische kernwapens. Rusland wil vasthouden aan Mutual Assured Destruction en aan Russische zijde zijn reeds dreigementen geuit dat Rusland bij opzegging door de VS van het ABM-verdrag zich niet meer zal houden aan de met de VS in de START-verdragen overeengekomen reducties en restricties. Het zou overgaan tot het plaatsen van meervoudige nucleaire koppen op zijn intercontinentale raketten en zo zijn nucleaire strategische vermogen uitbreiden. Voor het ontwikkelen van een eigen systeem van strategische raketverdediging ontbreekt het Rusland immers aan de middelen, en wellicht ook de kennis. De Russische Federatie heeft wel de Amerikaanse bereidheid tot verregaande reducties verwelkomd en aangegeven eveneens zelf bereid te zijn terzake zeer ver te gaan.

De VS is van mening dat met Rusland wel tot een vergelijk valt te komen over aanpassing van het ABM. Het zou geen keuze hebben (omdat opzegging van het ABM-verdrag door de VS de Russen in een nog lastiger positie zou plaatsen). VS schat in dat de Russen wel willen praten, zeker omdat zij tot een akkoord zouden willen komen over lagere plafonds voor strategische raketten, een financiële en militair-politieke noodzaak voor de RF. Bovendien denkt de VS aan samenwerking op MD-gebied. Toch moet niet te lichtzinnig worden gedacht over het vermogen van de Russen om militair te difficulteren in geval van unilaterale Amerikaanse stappen: bv. re-MIRV-ing (voorzien van meerdere kernkoppen) van ballistische raketten, afleidingssystemen (decoys) en hervatting van het Russische anti-satellietprogramma.

China

Invoering door de VS van een raketverdedigingssysteem heeft ook gevolgen voor de relatie van de VS met China en via deze relatie voor de positie van China in de eigen regio. China heeft onder het ABM-verdrag een free ride in zijn strategische relatie met de VS; immers, omdat de VS en Rusland geen verdediging tegen ballistische raketten mogen hebben, heeft China met een zeer beperkt aantal intercontinentale raketten toch een geloofwaardige afschrikking jegens beide landen. Ook bij een beperkt MD-systeem dat de continentale VS afschermt, wordt dit in theorie anders. Het huidige intercontinentale Chinese kernwapenarsenaal zou namelijk door een beperkt MD-systeem kunnen worden gepareerd en daarmee zou de Chinese nucleaire afschrikking jegens de VS kunnen worden opgeheven. De grootste Chinese zorg t.a.v. MD is dat China niet meer de minimale afschrikking zou hebben om in eigen regio handelingsvrijheid tegenover Taiwan te hebben.

Het is dan ook niet uit te sluiten dat China in hoog tempo zijn strategische arsenaal zal uitbouwen, waartoe het alle ruimte heeft aangezien tussen de VS en China op dit vlak geen wapenbeheersingsakkoorden zijn gesloten. Volgens de VS was China dit toch al van plan en speelt raketverdediging die de VS afschermt hooguit een marginale rol. Uit recent Amerikaans-Chinees overleg zou zijn gebleken dat China zich meer acute zorgen maakt over de opbouw van een ABM-capaciteit, inclusief Theatre Missile Defense, ter verdediging van Taiwan (en Japan). China heeft in een eerste reactie op de rede van President Bush aangegeven in voorkomend geval systemen te ontwikkelen die MD kunnen weerstaan of vernietigen.

De VS op zijn beurt heeft zorgen over Chinas agressieve houding jegens Taiwan, over Chinese steun aan proliferatie van rakettechnologie en nucleair materiaal en technologie aan landen van zorg en over de regionale machtsambities van Peking.

Een groeiend antagonisme tussen de VS en China kan niet alleen gevolgen hebben voor de veiligheidssituatie in Oost-Azië en mogelijk ook in Zuid-Azië, ook het internationale wapenbeheersingssysteem wordt hierdoor beïnvloed. In de Geneefse Ontwapeningsconferentie wordt vooruitgang door China geblokkeerd, in hoge mate vanwege deze kwestie. Overigens heeft de VS onlangs wel eerste officiële besprekingen met China over Missile Defense gevoerd.

wapenbeheersing en non-proliferatie

Wapenbeheersing

De strategische stabiliteit tussen de VS en Rusland heeft de afgelopen jaren mede gerust op een structuur van wapenbeheersingsverdragen inzake strategische raketten (de SALT en START-verdragen) en het ABM-verdrag.De nieuwe Amerikaanse regering staat kritisch t.a.v. belangrijke onderdelen van de tot nu toe gevolgde aanpak voor wapenbeheersing. Zo bekritiseert een aantal gezaghebbende Amerikaanse regeringsfunctionarissen de onderhandelingen met Rusland over strategische kernwapens (de zogenaamde START-onderhandelingen) als een zeer moeizaam en tijdrovend proces, waarbij de VS voor de omvang van hun kernwapenarsenaal gijzelaar zijn geworden van de Russische opstelling. De gedachten gaan daarom uit naar een proces van unilateraal te bepalen, maar wel in parallelle richting gaande reducties.

De VS acht zich in dat geval kennelijk in staat om zijn strategische arsenaal drastisch te beperken met behoud van zijn strategische positie, er vanuitgaande dat Rusland hetzelfde wil. Daarmee zou echter ook het gehele START-proces in het geding kunnen komen, zo heeft Rusland al laten weten. Anderzijds biedt het door Bush tijdens de verkiezingscampagne geuite voornemen het Amerikaanse strategische kernwapenarsenaal sterk te verkleinen mogelijk aanknopingspunten voor een Amerikaans-Russisch akkoord gekoppeld aan een aanpassing van het ABM-verdrag. Ook Rusland heeft, vooral om financiële redenen, belang bij een aanzienlijke verlaging van het aantal strategische kernwapens.

Non-proliferatie

Naast twijfels over nut en mogelijkheden van bilaterale wapenbeheersing op basis van verdragen, heeft de regering Bush ook minder vertrouwen in de internationale afspraken met betrekking tot non-proliferatie. Deze hebben in de bredere toekomstige strategie tegen de nieuwe dreiging zeker een plaats, maar de ervaring heeft volgens Washington geleerd dat deze niet afdoende zijn en te veel lekken kennen. De toegenomen twijfels over nut en effectiviteit van het regiem van multilaterale wapenbeheersing en non-proliferatie hebben een tendens aangewakkerd op een selectieve manier naar wapenbeheersingsverdragen te kijken. Deze tendens kan ertoe leiden dat de VS wapenbeheersing à la carte zou gaan bedrijven. Deze neiging is bijvoorbeeld reeds zichtbaar in de weigering tot dusverre het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) te willen ratificeren en de terughoudendheid t.a.v. een Protocol ter versterking van het Biologische Wapenverdrag. De VS is de afgelopen decennia de drijvende kracht geweest achter het langzamerhand opgebouwde systeem van non-proliferatie en wapenbeheersing, en indien dit zou veranderen, dan ontvalt voor menig ander land eveneens de reden zich hieraan te committeren. De situatie m.b.t. het CTBT is hiervan een duidelijk voorbeeld. Overigens benadrukt de VS in het kader van de strategische herziening nog altijd het belang van non-proliferatie in het algemeen.

Consultaties

De Bush-regering hecht sterk aan nauw overleg met de NAVO-bondgenoten. De VS wil voordat belangrijke besluiten over raketverdediging worden genomen met de bondgenoten overleggen om hun opvattingen te horen, zeker te stellen dat geen misverstanden ontstaan over het Amerikaanse beleid en hun eventuele betrokkenheid bij het Amerikaanse programma te bespreken. In eerste instantie wil de VS dit overleg vooral richten op de analyse van de dreiging, en vervolgens op de architectuur van een raketverdedigingssysteem. Zoals eerder aangegeven voorziet de VS ook met Rusland overleg en mogelijk zelfs samenwerking.

Een eerste consultatieronde vond plaats in de Noord-Atlantische Raad op 8 mei jl. gevolgd door bilaterale consultaties in Den Haag en andere hoofdsteden. Ook tijdens de Noord-Atlantische Raad in Boedapest op 29 en 30 mei jl. en tijdens de Noord-Atlantische Raad van Ministers van Defensie op 7 juni jl. is Missile Defense onderwerp van debat geweest. Meest recent tijdens de mini-NAVO-top in Brussel op 13 juni jl., waar President Bush bij aanwezig was, vormde Missile Defense onderwerp van gesprek. Uw Kamer is hierover ingelicht middels de brieven van 11 en 22 juni jl.. Over de gesprekken die inzake Missile Defense tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Washington op 8 maart jl. zijn gevoerd, is Uw Kamer bericht per brief van 17 april jl. (27400 V, nr. 68).

Nederlandse visie

ontwikkeling van het strategische denken in de VS

Omdat de uitkomsten van de Amerikaanse strategische beleidsherziening nog niet bekend zijn, kan een afgewogen reactie daarop op dit moment vanzelfsprekend nog niet worden gegeven. Het is op zich begrijpelijk en opportuun voor een nieuwe regering het eigen beleid te baseren op een grondige analyse van de situatie. Vanwege de bijzondere rol van de VS op het wereldpolitieke toneel is een strategische beleidsherziening een exercitie die tevens van belang is voor de rest van de wereld, ongeacht of men bondgenoot, strategische concurrent of risicoland is. Het valt daarom te verwelkomen dat de VS veel aandacht geeft aan overleg met de bondgenoten, Rusland en China.

De regering onderschrijft de analyse dat de dreiging van vandaag een andere is dan die van de Koude Oorlog. Reeds in de brief aan Uw Kamer van 20 mei 1998 over de proliferatie van nucleaire, biologische en chemische wapens en de Nederlandse Krijgsmacht (26051, nr.1), is destijds uiteengezet dat de massale, nucleaire dreiging die de Koude Oorlog kenmerkte, is verdwenen. De dreiging is sindsdien diffuser geworden en beperkt zich niet meer tot het interstatelijke slagveldNaarmate de proliferatie van technologieën en deskundigheid voortschrijdt, zullen echter meer groeperingen, en zelfs individuen, in staat zijn een aanslag te plegen, ook op Nederlands grondgebied.

Een gewapend conflict, laat staan een nucleaire oorlog, tussen NAVO en Rusland is verder weg dan ooit. Dit is ook reeds onderstreept in het jongste Strategische Concept van de NAVO. De bedreigingen van de komende jaren zijn veelvoudig en de groeiende capaciteit van sommige risicolanden op het gebied van ballistische raketten en massavernietigingswapens vormt daarvan een deel. In hoeverre deze beschikbaarheid van capaciteiten ook tot een daadwerkelijke dreiging leidt, hangt mede af van de intenties en de geloofwaardigheid van de proliferator in kwestie en van de waarschijnlijkheid dat hij deze capaciteiten inzet. In zijn algemeenheid kan echter gesteld worden dat extra capaciteiten op het gebied van ballistische raketten en massavernietigingswapens dwingen tot nadenken, ook over een defensieve respons. Het antwoord op deze dreiging dient echter een breder spectrum te beslaan, strekkend van non-proliferatie/wapenbeheersing, defensieve systemen en politieke conflictoplossing.

Naar de opvatting van de regering moet zoveel mogelijk worden gestreefd naar multilaterale i.p.v. unilaterale antwoorden op het probleem van de verspreiding van massavernietigingswapens en ballistische raketten. Eerste prioriteit daarbij is versterking en verdere ontwikkeling van het internationale stelsel van non-proliferatie en wapenbeheersing en ontwapening.

Raketverdediging vormt ook een deel van dat antwoord (waarop hierna wordt ingegaan), maar invoering van MD-systemen tegen intercontinentale ballistische raketten mag niet ten koste gaan van de strategische stabiliteit tussen de kernwapenstaten of van de internationale structuur van non-proliferatie en wapenbeheersing.De centrale toetssteen voor de regering is of de invoering van MD-systemen leidt tot meer of tot minder veiligheid. Dit houdt naar de mening van de regering in dat de ontwikkeling en invoering door de VS van een beperkte capaciteit tot raketverdediging tegen intercontinentale raketten niet ten koste mag gaan van de internationale strategische stabiliteit, inclusief het stelsel van non-proliferatie en wapenbeheersing. Daarom dringt de regering er bij de VS op aan, zoals onder meer de Minister van Buitenlandse Zaken in bijeenkomsten van de ministeriële NAR heeft gedaan en tijdens de jongste mini-NAVO-top op 13 juni de Minister-President eveneens naar voren heeft gebracht, niet tot unilaterale opzegging van het ABM-verdrag over te gaan. Het ABM-verdrag is niet heilig en zou in onderlinge overeenstemming tussen de VS en Rusland aangepast of vervangen kunnen worden, maar unilaterale stappen van de VS kunnen leiden tot ongewenste en de stabiliteit juist bedreigende tegenreacties (mogelijk hervatte wapenwedloop, proliferatie).

Zoals aan Uw Kamer is bericht per brief van 17 april jl. (27400 V, nr. 68), heeft de Minister van Buitenlandse Zaken ondermeer tijdens zijn recente bezoek aan Washington in dit verband benadrukt dat voortzetting van intensieve consultaties met Moskou van groot belang is; naar de stellige indruk van de regering is president Poetin bereid op serieuze wijze overleg te plegen met Washington. Richting Rusland is de boodschap, zoals reeds door o.a. Duitsland uitgedragen, dat het ook in het Russische belang is greep op het proces te houden door met de VS een aanpassing van het ABM-verdrag, c.q. een vervanging door een nieuw verdrag, overeen te komen. Uitgangspunt is daarbij voor de regering dat stabiliteit zo veel mogelijk moet berusten op wederzijdse afspraken en een nucleair afschrikkingspotentieel op een zo laag mogelijk niveau. Voor de geloofwaardigheid van dit streven is nodig dat sprake is van resultaten in de vorm van verdergaande kernwapenvermindering en van verifieerbare overeenkomsten. Wapenbeheersing op basis van unilaterale maatregelen is inherent instabiel, en verificatie ontbreekt. De ervaringen met wederzijdse unilaterale reductie van de VS en Rusland inzake de tactische kernwapens in Europa zijn ook niet positief; de grootscheepse reducties aan NAVO-zijde in de jaren negentig zijn niet werkelijk beantwoord door Rusland (precieze aantallen zijn niet duidelijk, vanwege het ontbreken van verificatie). Niet moet uit het oog worden verloren dat hoewel de verhoudingen in Europa sterk zijn verbeterd, er nog altijd sprake is van grote hoeveelheden kernwapens aan Russische kant, zowel strategische als tactische. Deze wapens zijn een strategische realiteit die niet te loochenen is en vormen door hun aanwezigheid een reëel veiligheidsprobleem. Dit onderstreept het belang van verifieerbare reductieafspraken tussen RF en de VS.

Een selectieve benadering van multilaterale wapenbeheersingsverdragen en non-proliferatieregiems draagt het risico in zich van ondermijning van dit collectieve veiligheidssysteem en kan tot destabilisering en grotere proliferatie leiden. Nederland is niet blind voor de feilen die er in de regiems zitten, maar is van mening dat dit de regiems niet ten principale delegimiteren. Verdragen en internationale afspraken inzake wapenbeheersing en non-proliferatie dienen juist versterkt te worden en ook in onderlinge samenhang bekeken. Ook al bieden de bestaande verdragen en wapenexportregimes geen waterdichte garantie, zij vormen een onontbeerlijk deel van het antwoord op de proliferatie van massavernietingswapens en ballistische raketten; meer dan dat: zij zijn de eerste prioriteit bij het zoeken naar een antwoord op deze proliferatie. Nederland is traditioneel zeer actief op dit vlak, getuige ondermeer onze bijdragen aan de diverse non-proliferatie-onderhandelingen, met als voorlopig hoogtepunt de rol van ambassadeur Ramaker bij de totstandkoming van het Alomvattend Kernstopverdrag, ons gastheerschap van de OPCW en het voorzitterschap van het Missile Technology Control Regime (MTCR), dat heeft geleid tot een ontwerp Gedragscode inzake non-proliferatie van ballistische raketten..

In het kader van het versterken van het stelsel van internationale non-proliferatieregimes dringt de regering er ook bij de VS op aan het internationale streven naar wapenbeheersing en non-proliferatie actief te blijven steunen. Met name moet er bij de Amerikaanse regering op worden aangedrongen te ijveren voor ratificatie door de Senaat van het Alomvattend Kernstopverdrag en steun aan een effectief Protocol bij het Biologische Wapensverdrag. Evenzeer spreekt de regering landen als Rusland, India, Pakistan en Iran aan op hun non-proliferatieverplichtingen en spoort hen aan het internationale non-proliferatie- en wapenbeheersingssysteem verder te helpen versterken.

Een volgend element van het antwoord op de dreiging is onze inzet voor politieke oplossingen voor de tegenstellingen en conflicten die ten grondslag liggen aan het streven van landen massavernietigingswapens en ballistische raketten te verwerven of te ontwikkelen. Bij wijze van voorbeeld kan verwezen worden naar de recente pogingen tot een verbetering in de verhouding en op het Koreaanse schiereiland te komen, waarbij ook de EU voor zichzelf een rol ziet weggelegd zoals tot uiting kwam bij het recente bezoek van de EU-troika aan Noord Korea.

Rol voor raketverdedigingssystemen en eventuele samenwerking op dit gebied

Defensieve systemen vormen naar Nederlandse opvatting ook deel van het antwoord. Voor Nederland gaat het daarbij om TMD. Er bestaat naar de opvatting van de regering op dit moment onvoldoende aanleiding over te gaan tot de zeer omvangrijke - investeringen benodigd voor de ontwikkeling van een strategische raketverdediging voor de Europese bondgenoten, d.w.z. een capaciteit tegen mogelijk inkomende lange-afstandsraketten uit staten van zorg. Gezien de Nederlandse inspanningen in het kader van de NAVO (DCI) en de Europese Unie is het ook onwaarschijnlijk dat er financiële ruimte is voor een Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van strategische raketverdedigingssystemen.

Wel is er een reeds bestaande bedreiging van NAVO-grondgebied en van landen in regionale conflictsituaties door tactische ballistische raketten. Dat betekent dat zeker moet worden ingezet op verdere opbouw van een capaciteit op het gebied van verdediging tegen tactische ballistische raketten, die uitgezonden eenheden en bepaalde objecten en bevolkingscentra in crisisgebieden in geval van een regionaal conflict bescherming biedt tegen raketten in het desbetreffende operatiegebied. Over de noodzaak hiervan bestaat ook binnen het bondgenootschap overeenstemming. Europese bondgenoten, met inbegrip van Nederland, kunnen zich daarom vooralsnog richten op de ontwikkeling en de aanschaf van TMD-systemen, zoals de Patriot Advanced Capability-3 (PAC-3) van de Koninklijke Luchtmacht en mogelijk van systemen aan boord van LCF-fregatten van de Koninklijke Marine.

Omdat er sprake is van toenemende verspreiding van rakettechnologie, zal de ontwikkeling van de dreiging wel op de voet moeten worden gevolgd. Dit betekent ook dat de Europese bondgenoten moeten openstaan voor verdere samenwerking met de VS (en met Rusland) bij het zoeken van antwoorden in de sfeer van raketverdediging.

In dat verband verdient ook de dialoog met Rusland in NAVO-kader (in de Permanente Gemeenschappelijke Raad) over ondermeer de dreiging, proliferatie, TMD en sub-strategische kernwapens bijzondere aandacht. Hoewel de PGR-dialoog formeel los staat van de Amerikaanse-Russische besprekingen inzake het ABM-verdrag, ligt er wel een politieke koppeling tussen beide. Rusland ziet de gesprekken in de PGR wellicht als een mogelijkheid de Europese bondgenoten te overtuigen van de onjuistheid van de Amerikaanse plannen, maar zij bieden voor de NAVO-landen aan de andere kant de mogelijkheid te trachten met Rusland zoveel mogelijk tot een gemeenschappelijke dreigingsanalyse te komen en de mogelijkheden voor eventuele samenwerking op deelgebieden te bezien. Vanuit dat perspectief dienen de Russische voorstellen voor TMD-samenwerking dan ook in eerste instantie te worden bezien. Daarnaast zal Rusland erop moeten worden aangesproken dat zijn eigen nucleaire samenwerking met landen als Iran en India het proliferatiegevaar doen toenemen. Ook nieuwere non-proliferatie-initiatieven als de Non-proliferation and Disarmament Co-operation Initiative (inzake het opruimen van de restanten van de Koude Oorlog) dienen een plaats te krijgen in een dergelijke aanpak.

Samengevat luidt het standpunt van de regering derhalve als volgt, met de kanttekening dat het hier een eerste stellingname betreft, aangezien in de VS op een groot aantal punten nog geen concrete conclusies zijn getrokken:

De bedreigingen van de komende jaren zijn veelvoudig en de groeiende capaciteit van sommige risicolanden op het gebied van ballistische raketten en massavernietigingswapens vormt daarvan een deel. De NAVO als geheel dient zich hiervan rekenschap te geven.

Het antwoord op deze ontwikkelingen zal zich niet moeten beperken tot militaire middelen, maar in eerste instantie moeten bestaan uit politieke, diplomatieke en economische middelen.

Behoud en verdere ontwikkeling van de structuur van internationale non-proliferatie en wapenbeheersingsovereenkomsten vormen kernelementen van een dergelijke aanpak Het is van belang dat de VS deze structuur actief blijven steunen en verder helpen ontwikkelen, o.m. vanwege het belang van doeltreffende verificatie van reducties en limieten. Een selectieve benadering door de VS kan dit stelsel ondergraven.

De beoogde verdediging tegen strategische raketten van risicolanden mag geen afbreuk doet aan de strategische stabiliteit tussen de belangrijkste kernwapenstaten en aan multilaterale wapenbeheersing. Nederland dringt er daarom bij de nieuwe administratie er op aan te blijven streven naar overeenstemming met Rusland over de aanpassing c.q. vervanging van het ABM-verdrag - d.w.z. geen unilaterale Amerikaanse opzegging van het verdrag - alsmede op een dialoog met China.

De voor de hand liggende oplossing is het ABM-verdrag zodanig aan te passen, c.q. door een nieuwe overeenkomst te vervangen, dat de plaatsing van MD in een beperkte configuratie toestaat, maar niet die van een omvangrijker systeem dat het strategische evenwicht tussen de VS en Rusland ondergraaft. Wat betreft China blijft de kans ook dan reëel dat MD de strategische verhouding met dat land aantast.

De regering zal in bondgenootschappelijk verband in de toekomst een bijdrage blijven leveren aan de verdere ontwikkeling van TMD-systemen. Voor een Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van strategische raketverdedigingssystemen voor Europa is vooralsnog geen aanleiding en ook financieel geen ruimte.

Uitbouw van een brede veiligheidsdialoog met Rusland maakt deel uit van het behoud van stabiliteit in Europa. De dialoog en eventuele samenwerking inzake TMD met Rusland in NAVO-kader neemt hierin een belangrijke plaats in, maar ook bespreking van de zorgen over Ruslands nucleaire samenwerking met landen als Iran en India.

De regering verwelkomt dan ook het belang dat de Amerikaanse regering wil geven aan overleg en samenwerking met de bondgenoten en andere landen, waaronder Rusland. Nederland zal een actieve rol spelen in het overleg binnen de NAVO over missile defense en een new cooperative relationship met Rusland.

De regering zal zich in de komende periode blijven inzetten langs bovengenoemde lijnen, zowel in NAVO-kader, als bilateraal en in de multilaterale non-proliferatie-, wapenbeheersings- en ontwapenings fora.

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

DE MINISTER VAN DEFENSIE