Titel: ONDERZOEK DIVERSITEIT BEGROTINGSBELEID IN DE EU
Persberichtnr.
01/203
Den Haag
5 juli 2001
ONDERZOEK DIVERSITEIT BEGROTINGSBeLEID IN DE EU
In opdracht van het ministerie van Financiën is onderzoek gedaan naar
de begrotingsregels die verschillende lidstaten toepassen. Het
onderzoek laat zien dat er een grote verscheidenheid aan
begrotingsregels binnen de Europese Unie bestaat. Ondanks deze
diversiteit kunnen er bepaalde patronen worden onderscheiden. De mate
waarin landen gebruik maken van bepaalde regels en normen sluit aan
bij de verschillende typen van regeringsvormen in de Europese Unie.
Ruwweg zijn deze in te delen in delegation states, commitment states
en een tussenvorm.
In de zogeheten delegation states delegeren partijen in het
begrotingsproces veel bevoegdheden naar de minister van Financiën.
Deze heeft een sterke positie bij het bepalen van de budgettaire
doelstellingen en het aanpassen van deze doelstellingen. Vaak gaat dit
samen met een omgeving waarin één partij de meerderheid heeft of een
blok van traditioneel nauw samenwerkende partijen een
meerderheidsregering vormt. Voorbeelden zijn het Verenigd Koninkrijk,
Duitsland en Frankrijk.
Onder het tweede type (commitment states) maken de verschillende
betrokken partijen onderling afspraken over de budgettaire
doelstellingen. Alle partijen committeren zich als het ware aan een
contract. Vaak gebeurt dit in de vorm van een regeerakkoord waarin een
meerjarig programma wordt overeengekomen door coalitiepartners. De rol
van de minister van Financiën is erin gelegen de naleving van deze
vooraf overeengekomen spelregels te bewaken. Voorbeelden zijn
Nederland België, Luxemburg, Ierland en Finland.
Naast verschillen zijn ook overeenkomsten tussen landen gevonden. Alle EU-lidstaten blijken gebruik te maken van een budgettair plan voor de middellange termijn, gemiddeld drie tot vier jaar. In landen waar sprake is van coalitieregeringen worden deze plannen veelal vastgelegd in het regeerakkoord waarbij er dus sprake is van een politieke committering. Twaalf van de vijftien landen gebruiken in de meerjarige budgettaire plannen expliciete doelstellingen voor de uitgaven, in veel gevallen aangevuld met doelstellingen voor het saldo en in sommige landen worden ook doelstellingen voor de inkomsten gehanteerd. Voor vier landen geldt dat wordt gewerkt met reële uitgavendoelstellingen (Frankrijk, Finland, Denemarken en Nederland).
Het rapport, dat is uitgevoerd door prof.dr. Von Hagen van het Centre for European Integration Studies, is ter kennis name aan de Tweede Kamer gezonden en staat op Internet: www.minfin.nl