Partij van de Arbeid

Den Haag, 5 juli 2001

BIJDRAGE VAN TINEKE WITTEVEEN-HEVINGA (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER DIVERSE LANGMAN-ONDERWERPEN

Vandaag bespreken we de voortgang van de uitvoering van het zgn. Langman- akkoord oftewel "Het Kompas voor het Noorden". Ik betrek daarbij tevens de antwoorden op de schriftelijke vragen die collega Waalkens en ik enige tijd geleden gesteld hebben over het niet van de grond komen van de besteding van gelden voor projecten op het gebied van de landbouw. Allereerst daarover een vraag.

1. Niet besteden van landbouwgelden

Vanaf de start van de uitvoering van Het Kompas waren er problemen met de financiering van het programma plattelandsvernieuwing door LNV. Op 9 april jl. zouden met het SNN afspraken gemaakt zijn om de problemen definitief uit de wereld uit te helpen. Het Noorden ontvangt 10 miljoen voor de jaren 2001 en 2002 uit een innovatieregeling (voorloper Stimuleringskader uitvoering landbouwprojecten).

Het SNN zou een uitvoeringsprogramma van projecten voorbereiden. We zijn inmiddels drie maanden verder: is een dergelijk programma inmiddels ontvangen en hoeveel geld is er inmiddels wel aan projecten uitgegeven?

2. Ontbreken monitoringsinstrument

Voor het inlopen van de achterstanden moeten er tot en met 2010 43.000 extra arbeidsplaatsen voor Noord-Nederland gerealiseerd worden. Dat heeft de Comissie-Langman destijds in 1996 berekend en daarop is ook Het Kompas gebaseerd, waaraan deze regering zich ook heeft gebonden in het Regeerakkoord. Ik zeg met nadruk 'extra' omdat daarvoor per jaar een extra werkgelegenheidsgroei - van 1% - bovenop de gemiddelde nationale werkgelegenheidsgroei noodzakelijk is. Hoogleraar Jouke van Dijk zette dit nog eens uiteen in een artikel in ESB van 8 juni 2001.

Deze regeringsdoelstelling is - overigens terecht - zeer ambitieus, maar we moeten ons wel realiseren dat het Noorden er slechts zelden in slaagt om sneller te groeien dan landelijk gemiddelde. De regering pleegt dan ook extra krachtsinspanningen om deze ambitie tot realiteit te maken. De in het verleden opgelopen achterstanden in Noord-Nederland zullen op die wijze structureel worden weggewerkt.

Bij een dergelijk contract met m.n. burgers van Noord-Nederland is het van groot belang dat de Tweede Kamer over uitstekende instrumenten beschikt waarmee gecontroleerd kan worden of de verwachte prestaties ook daadwerkelijk geleverd zijn en/of gaan worden. Zodra het verloop van dat proces uit koers raakt moet doeltreffend kunnen worden bijgestuurd, op welke wijze dan ook.

De eerder door mij gememoreerde zorg over stagnaties m.b.t. in te zetten LNV- gelden illustreert o.a. het belang van een transparante koppeling tussen de ambitie c.q. doelstellingen enerzijds en de financiële vertaling daarvan anderzijds.

Dat is ook de kern van de ingezette VBTB-operatie en is dus zeker ook van toepassing op de uitvoering van Het Kompas voor het Noorden. Daarom heeft de PvdA-fractie al in het allereerste overleg in 998 over het Langman-akkoord met deze staatssecretaris gevraagd om een transparant monitoringsinstrument op basis waarvan de Kamer haar controletaak kan uitoefenen over de uitvoering van dit bijzondere regiocontract. Ik geef nog maar een paar eisen aan waaraan een dergelijk instrument moet voldoen per programma/onderdeel:


* het aangeven van de te verwachten en gerealiseerde werkgelegenheidseffecten, gekoppeld aan de weergave van financieringsbronnen;

* een indicatie c.q. globaal overzicht van projecten per programma;
* het moet inzicht bieden in hoeverre de achterstanden in arbeidsparticipatie en werkloosheid ingelopen zijn c.q. zullen worden ingelopen in vergelijking tot nationale cijfers en
* het moet inzicht geven in de kostenanalyses

Op die wijze kan beoordeeld worden of er sprake is van voldoende effectiviteit met het ingezette pakket aan maatregelen en financiële middelen.

De staatssecretaris heeft weliswaar vanaf dat eerste overleg keer op keer toegezegd met een dergelijk instrument te zullen komen maar, helaas, de Kamer staat tot op de dag van vandaag met lege handen. Het monitoringssysteem is nog steeds in ontwikkeling, zo maak ik op uit de stukken. En dan raakt bij de PvdA-fractie het geduld zo langzamerhand wel op. En al helemaal wanneer de regering meedeelt, zoals dat gebeurt in de brief van 22 juni jl. over de monitoring, dat een eerste tussentijdse evaluatie nota bene eerst zal plaatsvinden in 2003 omdat werkelijke effecten veelal niet reeds tijdens een project optreden, maar vooral uit de doorwerking daarna voortvloeien. Op zich is dat waar, maar dat is onvoldoende argumentatie om vervolgens het instrument monitoringssysteem maar in de vertraging te houden en een evaluatie van de prestaties van deze regering achterwege te laten.

Leeft bij de staatssecretaris dan niet de sterke wens om gedurende deze regeerperiode verantwoording af te leggen over de geleverde prestaties m.b.t. Noord-Nederland? Op basis waarvan zouden anders eventueel noodzakelijke bijsturingen in een nieuw Regeerakkoord moeten plaatsvinden?

Het SNN heeft, voorzover haar bevoegdheden gaan (het SNN gaat immers niet over de financieringsbronnen van de rijksoverheid en Europa), wel een redelijk geslaagde poging ondernomen voor een door ons bedoeld monitoringsinstrument: de nota Analyse stand van zaken Kompas (maart 2001). Alle hulde daarvoor. Als voorlopige noodoplossing heeft de vaste Commissie voor EZ de vorige week voor de tweede keer gevraagd om een reactie van de staatssecretaris op deze nota. Een concrete reactie op deze nota is tot op heden niet ontvangen. Misschien kan de staatssecretaris daar alsnog een reactie op geven.

Het is echter ook weer niet zo dat de staatssecretaris zich helemaal in stilzwijgen hult m.b.t. het door ons gewenst monitoringssysteem. In de beantwoording van de eerder aangehaalde schriftelijke vragen door collega Waalkens en mijzelf spreekt de staatssecretaris over een te ontwerpen informatieprofiel, dat binnenkort (23 april 2001) afgerond zou worden. In de beide van 22 juni wordt gesproken over beleidseffectmonitoring. In deze brieven van 22 juni jl. wordt in dit kader voorts meegedeeld dat het SNN een (jaar)programma zal opstellen waarin de in het betreffende jaar te realiseren prestaties en streefwaarden zijn benoemd. Na afloop van het jaar wordt vóór 1 juli verslag gedaan over de feitelijke realisatie en worden de voornaamste afwijkingen t.o.v. de planning toegelicht. Dat is allemaal huiswerk voor het SNN, maar het gaat de PvdA-fractie vooral en juist om het huiswerk van de regering. En natuurlijk hebben wij er geen enkel bezwaar tegen indien het SNN daar bijdragen voor levert, maar het mag niet 'in de plaats van'.

Ook de door het Nederlands Economisch Instituut jaarlijks op te zetten Sociaal- Economische Schets, waarin de ontwikkelingen in het Noorden worden afgezet tegen die van het gemiddelde van Nederland, is een waardevol ingrediënt. En dat de staatssecretaris voornemens is om relevante informatie op te nemen in de reguliere VBTB-begrotingscyclus is mooi, maar geeft ons geen duidelijkheid of het monitoringssysteem aan onze eisen voldoet.

Alle goed bedoelde mededelingen stellen ons dus onvoldoende gerust. Vanwege de voorgeschiedenis én vanwege het feit dat het ministerie van EZ bepaald geen schoonheidsprijs - zelfs geen poedelprijs - ontving bij de recente debatten over de VBTB-processen.

Waarom is b.v. het SNN wel in staat geweest een dergelijk systeem te ontwikkelen en de staatssecretaris niet? Hoe zit dat? Ons voorstel is:


* dat de staatssecretaris direct na het zomerreces een voorstel voor een monitoringssysteem aan de Kamer zendt en dat met behulp daarvan
* de regering voor het einde van het jaar een eerste evaluatie over de uitvoering van Het Kompas aan de Kamer zendt. Dan kan deze regering nog gedurende deze regeerperiode beoordeeld worden over de geleverde prestaties met betrekking tot de realisering van de Langman-afspraken.

Graag een reactie van de staatssecretaris.

3. De taakstellingen m.b.t. de te leveren prestaties door de regering

Het Kompas voor het Noorden met een looptijd tot 2006 kent geraamde effecten van minimaal 13.300 tot maximaal 22.700 extra werkgelegenheidsgroei. Is dat inclusief of exclusief vertraagde effecten? Bovendien maakt het nogal wat verschil uit, namelijk 10.000 arbeidsplaatsen - dat is ¼ deel/25% van het volgens benodigde aantal.

In 'Kijk op het Noorden' van enkele tijd terug meldt de staatssecretaris - en dat wordt zelfs als een doelstelling van de regering geformuleerd in de brief van 22 juni 2001 aan de Kamer - dat het zijn ambitie is om de economische achterstand van het Noorden t.o.v. de rest van het land voor het jaar 2007 te hebben weggewerkt. Welke conclusie moet de Kamer daaruit trekken? Dat in plaats van de door de Commissie- Langman aangegeven 43.000 arbeidsplaatsen volstaan kan worden met een werkgelegenheidsgroei van 13.000 of 22.000 arbeidsplaatsen? Kan de staatssecretaris dat toelichten?

Deze toch wel optimistische getinte benadering krijgt nog een extra betekenis als we ons het volgende realiseren.

1. Het is niet uitgesloten dat de structuur- en cohesiefondsen van de Europese Unie vanaf 2007 voor het Noorden aanmerkelijk zullen afnemen, mede i.v.m. de mededeling die de Europese Commissie eind januari van dit jaar (FD 1 februari 2001) gedaan heeft dat de bestaande criteria voor steunverlening moeten worden aangepast voor de periode 2007-2014 ten gunste van de allerarmste regio's in Europa.
2. In ESB van 8 juni jl. werd met argumenten door hoogleraar Jouke van Dijk regionale arbeidsmarkt aan de RUG gesteld dat in plaats van 43.000 er nog wel eens 20.000 extra arbeidsplaatsen nodig zouden zijn om de achterstand in 2010 in te lopen. Bijvoorbeeld - zo wordt beschreven - indien de werkgelegenheidsgroei 0,1 groter zou zijn, zoals in voor het Noorden het topjaar 1999, er 86 jaar nodig zou zijn om de achterstand van 43.000 arbeidsplaatsen in te lopen. Elk jaar zouden er ongeveer 5000 banen gecreëerd moeten worden. Dat is wat anders dan de ambitie van de staatssecretaris om in 2006 reeds de achterstand te hebben weggewerkt. De jaarlijkse werkgelegenheidsgroei zou dan dus meer dan een volprocentspunt hoger moeten liggen.
3. Ook het NEI had blijkbaar z'n twijfels, zo blijkt uit de brief van de staatssecretaris. Het SNN zou daarom het programma op enkele punten hebben aangescherpt. Op welke punten was dat? En wat heeft de staatssecretaris daarmee gedaan? Is het SNN even optimistisch als de staatssecretaris over de realisering van de doelstelling dat in 2006 de achterstanden ingelopen zijn? De PvdA-fractie houdt het voorlopig maar op het advies van de Commissie- Langman. Daarom de laatste vraag: hoe verhoudt zich de ambitie van de staatssecretaris m.b.t. 2006 tot het huidige Regeerakkoord, waarin het Langman-akkoord onverkort is opgenomen?