04 jul 2001
Nummer 97 4 juli 2001
Chemotherapie veel minder schadelijk
Geen correlatie tussen MRI-afwijkingen en functioneren
Leerprestaties bestraalde groepen blijven achter
Eenvoudige aanpassingen
Landelijk onderzoek
Curriculum Vitae
Noot voor de pers
Sinds 1984 krijgen kinderen die lijden aan een acute lymfatische
leukemie (ALL) geen schedelbestraling meer, maar alleen intensieve
chemotherapie. Uit het promotieonderzoek van kinderneuropsychologe
drs. Annet Kingma blijkt nu dat kinderen die alleen chemotherapie
hebben gehad, later aanzienlijk minder cognitieve problemen
ondervinden dan kinderen die bestraald zijn. Kingma promoveert op 4
juli 2001 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Het onderzoek van Kingma naar de cognitieve gevolgen van bestraling
en chemotherapie is beperkt tot kinderen die voor hun zevende jaar
leden aan acute lymfatische leukemie (ALL) zonder leukemie in de
hersenen. Tot 1984 kregen al deze kinderen profylactische
(preventieve) bestraling van de hersenen en chemotherapie. Na 1984
bestaat de behandeling van kinderen met ALL alleen uit
chemotherapie. Kingma heeft leukemiepatiënten gevolgd die tussen
1979 en 1994 zijn behandeld volgens respectievelijk de protocollen
ALL-5, ALL-6 en ALL-7. Een protocol is een draaiboek waarin de hele
behandeling stap voor stap is beschreven, inclusief wat er moet
gebeuren bij bepaalde complicaties. Protocol ALL-5 bestond uit
schedelbestraling en chemotherapie. Dit protocol werd in 1984
vervangen door ALL-6 waarbij voor het eerst alleen chemotherapie
werd toegepast. In protocol ALL-7 werd de duur van de chemotherapie
teruggebracht van twee tot anderhalf jaar. Ook werden er toen
andere medicijnen toegepast.
Geen correlatie tussen MRI-afwijkingen en functioneren
Uit de MRI-scans van de patiënten uit de onderzochte groep blijkt
dat 65 procent van de kinderen die volgens protocol ALL-5 zijn
behandeld afwijkingen aan de hersenen hebben opgelopen. Bij de twee
latere protocollen is dat nog altijd 35 procent. Kingma vindt het
opvallend dat er geen correlatie is tussen deze geconstateerde
afwijkingen en het functioneren van de patiënten. "Uit ons
neuropsychologisch onderzoek blijkt dat de ALL-6- en
ALL-7-patiënten cognitief bijna op hetzelfde niveau functioneren
als hun gezonde leeftijdgenoten. Zo behalen ze gemiddeld hetzelfde
eindexamenniveau. Ze hebben wel wat meer problemen met hun geheugen
en aandacht."
Leerprestaties bestraalde groepen blijven achter
De patiënten kwamen vrijwel allemaal regelmatig terug voor een
serie neuropsychologische testen en gesprekken. Hieruit blijkt dat
de leerprestaties van de ALL-5-patiënten als groep achterblijven
bij die van hun gezonde leeftijdgenoten. Dit dus in tegenstelling
tot de leerprestaties van de ALL-6- en ALL-7-patiënten. Kingma: "Ze
gaan vaker naar het speciaal onderwijs en blijven als groep onder
het mavo-niveau. De schedelbestraling veroorzaakt beschadigingen
die invloed hebben op het geheugen, het concentratievermogen, de
intelligentie en bijvoorbeeld hun aanleg voor rekenen. Overigens
geldt dit niet voor iedere patiënt. Eén patiënt uit deze groep zit
zelfs op de universiteit."
Eenvoudige aanpassingen
In alle drie de groepen zitten patiënten die het nog regelmatig
moeilijk hebben met bepaalde zaken, zegt Kingma. Voor de
ALL-5-groep geldt dat het sterkst. Kingma beschouwt het geven van
voorlichting aan ouders, leerkrachten en werkgevers van haar
patiënten als een belangrijke taak. Zo neemt ze dit najaar voor de
derde keer deel aan een voorlichtingsbijeenkomst voor leerkrachten
van haar patiënten. "Op school blijkt vaak dat kinderen verbale
instructies snel vergeten. Of ze hebben moeite met de motoriek van
het schrijven. Maar dat zijn zaken die je vrij gemakkelijk kunt
opvangen. Door bijvoorbeeld een kind visuele instructies te geven.
Of door het minder lang achter elkaar te laten schrijven. Bij
oudere kinderen adviseer ik scholen ook wel zo'n kind op een laptop
te laten werken. Ook later, als deze groep gaat werken, zijn een
beetje begrip en enkele eenvoudige aanpassingen vaak voldoende om
hen goed te laten functioneren." Wat ze absoluut afkeurt, is dat er
op school geen eisen meer aan de kinderen worden gesteld omdat ze
leukemie hebben gehad. "Soms laten scholen deze kinderen er voor
spek en bonen bijzitten en dat is het laatste dat de kinderen zelf
willen. Je moet deze kinderen juist stimuleren zodat ze hun
cognitieve functies optimaal ontwikkelen."
Landelijk onderzoek
Door de jaren heen volgde Kingma ongeveer 65 patiënten. Dat is een
relatief kleine groep. Een groter, landelijk onderzoek moet nu
uitwijzen welke factoren bepalen wie het goed of niet goed doet. In
dit onderzoek worden ook kinderen gevolgd die ouder waren dan zeven
jaar toen ze behandeld werden. Kingma: "In tegenstelling tot
onderzoek in de VS heb ik geen verschillen gevonden tussen jongens
en meisjes. Wat wel duidelijk naar voren kwam, is dat het effect
van bestraling het meest schadelijk is voor jongere kinderen. Als
we grotere aantallen patiënten gaan onderzoeken, kunnen we meer
inzicht krijgen in de risicofactoren en kan de behandeling in de
toekomst misschien beter worden afgestemd op de individuele
patiënt."
Curriculum Vitae
Drs. Annet Kingma studeerde Klinische Psychologie aan de
Rijksuniversiteit Groningen en verrichtte haar promotieonderzoek
bij het Kinderoncologisch Centrum van de Beatrix Kinderkliniek van
het Academisch Ziekenhuis Groningen. Annet Kingma promoveert tot
doctor in de Medische Wetenschappen bij prof. dr. W.A. Kamps en
prof. dr. B.G. Deelman. Haar onderzoek is gefinancierd door de
Stichting Kinderoncologie Groningen en de Nederlandse
Kankerbestrijding. De titel van het proefschrift luidt:
'Neuropsychological late effects of leukemia treatment in
children'.
Noot voor de pers
Nadere informatie: drs. Annet Kingma, tel.: (050) 361 41 44 of
(050) 361 42 13, e-mail: a.kingma@bkk.azg.nl (werk).