RAAD VOOR HET LANDELIJK GEBIED
Natuur- en landbouwgebieden kunnen waterberging niet aan
Overtollig water kan in Nederland maar heel beperkt worden opgevangen
in bestaande natuur- en landbouw-gebieden doordat bestaande
natuurwaarden en het huidig landbouwkundig gebruik hiermee niet te
verenigen zijn. Een dergelijke functiecombinatie is volstrekt
onvoldoende om de grote hoeveelheden water die in de toekomst worden
verwacht te bergen. De Raad voor het Landelijk Gebied (RLG) vindt dat
voor waterberging en -buffering specifieke, nieuwe gebieden moeten
worden gereserveerd en ingericht. Vervolgens is dan te bezien of en in
hoeverre deze gebieden een rol kunnen spelen voor natuur, landbouw en
recreatie.
De RLG, adviescollege van de regering op het gebied van onder meer
landbouw, natuur en recreatie, schrijft dat in het advies, getiteld
Bergen met beleid, dat aan staatssecretaris Faber is uitgebracht. Zij
had om het advies gevraagd met het oog op de zogeheten wateropgave uit
de 5e Nota Ruimtelijke Ordening. Die behelst de tijdelijke opvang van
de toenemende wateroverschotten en pieken in neerslag en rivieraanvoer
in natuur-, landbouw- en recreatie-gebieden, voor zover dat mogelijk
is. Het tweede Structuurschema Groene Ruimte, dat onder de
verantwoordelijkheid van de staatssecretaris tot stand komt, moet
daaraan ruimtelijk invulling geven.
De Raad is een verklaard voorstander van functiecombinaties in het
landelijk gebied, maar heeft moeten concluderen dat langs die weg
onvoldoende water kan worden geborgen. Waar voor berging en buffering
gebruik gemaakt kan worden van natuur- en landbouwgebieden dient dit
vanzelfsprekend ook te gebeuren. Maar dat zal lang niet genoeg zijn om
de te verwachten grote hoeveelheden water zonder problemen op te
vangen. Dan zou voor grote oppervlakten de doelstelling voor
natuurkwaliteit niet gehaald zal worden, waardoor ook in het verleden
gedane investeringen verloren gaan. Verder gaat dergelijke berging ten
koste van het wenselijk landbouwkundig gebruik en leidt in die
gebieden tot problemen zoals het vrijkomen van zware metalen en
verslechtering van de bodemkwaliteit.
Daarom bepleit de Raad specifieke gebieden te bestemmen en optimaal in
te richten voor het bergen en bufferen van water. In veel gevallen
komen deze gebieden met een zekere regelmaat slechts tijdelijk onder
water te staan. Daarom zullen zij een rol kunnen spelen voor
specifieke vormen van natuur, landbouw en recreatie.