PERSBERICHT PVDA
Den Haag, 4 juli 2001
PVDA: WET VERPLICHTE DEELNAME BEROEPSPENSIOENREGELING NIET INTREKKEN
De PvdA wil de Wet verplichte deelname in een beroepspensioenregeling niet intrekken. Deze profijtelijke vorm van solidariteit moet blijven bestaan. Wel moet de wet worden aangepast aan de eisen van deze tijd. Het is immers niet uit te leggen dat mannen en vrouwen gedwongen worden deel te nemen aan een regeling die hen niet gelijk behandelt. De staatssecretaris moet daarom het overleg met de betrokken beroepsbeoefenaren heropenen.
De kracht van het Nederlands pensioenstelsel is o.a. gebaseerd op verplichte
solidariteit tussen en binnen generaties. Door het aanvullend pensioen
collectief te regelen wordt met hetzelfde premiegeld het beste
pensioenresultaat behaald.
Voor werknemers is deze verplichte solidariteit in najaar 2000
gemoderniseerd. De beroepsbeoefenaars hebben bezwaren om dezelfde
modernisering door te voeren als werknemers. Het Kabinet stelt daarom voor
om deze profijtelijke vorm van verplichte solidariteit voor o.a. huisartsen,
specialisten, loodsen etc af te schaffen. De PvdA deelt de wens van de
regering om de wet te moderniseren. Het kan immers niet zo zijn dat de
overheid mannelijke en vrouwelijke beroepsbeoefenaren, gezonde en minder
gezonde beroepsbeoefenaren verplicht om deel te nemen aan een
pensioenregeling zonder daarbij de gelijke behandeling van mannen en vrouwen
veilig te stellen, en te voorkomen dat minder gezonde of gehandicapte
beroepsbeoefenaren een hogere premie moeten betalen.
De PvdA wil de wet echter niet intrekken. Collectief een pensioen opbouwen is immers een vorm van solidariteit die er voor zorgt dat tegen lagere kosten een hoger pensioenresultaat wordt opgebouwd. Bovendien leidt het er toe dat alle deelnemers recht krijgen op een pensioen en in het geval van de betrokken beroepsbeoefenaars een waardevast pensioen.
Er zijn nog andere bezwaren tegen afschaffen van de Wet verplichte
deelneming in een beroepspensioenregeling. Individueel verzekeren van een
oude dagvoorziening is veel duurder dan een collectieve pensioenvoorziening.
De praktijkkosten van huisartsen zullen stijgen. Dit wordt vroeg of laat
doorberekend in de ziektekostenpremies. Patiënten krijgen zo de rekening
voorgeschoteld.
Een ander bezwaar is dat opheffen van de verplichtstelling het risico met
zich meebrengt dat een deel van de zeer goed gevulde pensioenkassen worden
verdeeld onder de deelnemers. Dit kan leiden tot vervroegd uittreden van
huisartsen en specialisten. Gezien het tekort is dit ongewenst.
De PvdA vindt daarom dat de regering en een aanvang moet maken om de wet te
moderniseren en met de betrokken beroepsbeoefenaren moet overleggen hoe de
modernisering vorm te geven.
Voor nadere informatie: Staf Depla 070-318 2793
Den Haag, 4 juli 2001
BIJDRAGE VAN STAF DEPLA (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER DE KABINETSVOORNEMENS INZAKE BEROEPSPENSIOENREGELINGEN
* De kracht van het Nederlands pensioenstelsel is o.a. gebaseerd op
verplichte solidariteit tussen en binnen generaties. Door het aanvullend
pensioen collectief te regelen wordt met hetzelfde premiegeld het beste
pensioenresultaat behaald. Voor werknemers is deze verplichte solidariteit
in najaar 2000 gemoderniseerd. De beroepsbeoefenaars hebben bezwaren om
dezelfde modernisering door te voeren als werknemers.
* De PvdA deelt de wens van de regering om de Wet verplichte deelname
in een beroepspensioenregeling te moderniseren. Het kan immers niet zo zijn
dat de overheid mannelijke en vrouwelijke beroepsbeoefenaren, gezonde en
minder gezonde beroepsbeoefenaren verplicht om deel te nemen aan een
pensioenregeling zonder daarbij de gelijke behandeling van mannen en vrouwen
veilig te stellen, en te voorkomen dat minder gezonde of gehandicapte
beroepsbeoefenaren een hogere premie moeten betalen.
* Bestaande regelingen bevatten solidariteitselementen
Er is solidariteit tussen mensen met en zonder partner. Tussen gezonde en
ongezonde mensen. Tussen mensen die roken en die niet roken. En met mensen
die arbeidsongeschikt zijn. Solidariteit moet je organiseren. Het moet van
twee kanten komen. Het is dan ook logisch dat mensen die in een andere
sector gaan werken hun opgebouwd pensioenrechten mee moeten kunnen nemen
naar hun nieuwe pensioenuitvoerder. Het verplicht achterlaten van deze
opgebouwde rechten zou een te ver doorgeschoten vorm van solidariteit zijn.
Dit recht van waardeoverdracht ontbreekt nog een aantal van de regelingen
waar we het nu over hebben. Daar moet een einde aan komen.
* Verplichte deelname alleen bij vergaande vorm van solidariteit
Wij delen het standpunt van de regering dat het opleggen van verplichte
deelname alleen te rechtvaardigen is als er sprake is van een vergaande vorm
van solidariteit. De beroepsbeoefenaren willen wel een stap zetten. Maar in
de ogen van de PvdA niet ver genoeg. Vooral de bezwaren tegen gelijke
behandeling van mannen en vrouwen kan op weinig begrip van de PvdA rekenen.
Immers: gelijke behandeling niet alleen bij beloning maar ook bij uitgesteld
beloning wat een pensioen is. En van de praktische bezwaren ben ik niet echt
onder de indruk. Vrouwen leven langer dan mannen is het argument. En dan is
het moeilijk werken met een doorsnee premie. Wat is het verschil tussen
rokers en niet rokers? Die betalen toch ook dezelfde premie. En waarom
kunnen ze het in de VS wel en waarom hier niet. En waarom kunnen
werknemersregelingen het wel en vrije beroepers het niet? Ik snap dit niet.
* Moderniseren
Gelijke behandeling en doorsnee premie maakt de pensioenregeling voor
sommige deelnemers duurder. En dat is ongewenst. Dit laatste deel ik. Maar
met een beetje creativiteit, en die is er voldoende aanwezig in de
pensioenwereld, kan modernisering die tot kostenverhoging leidt, betaald
worden door elders de regeling te versoberen dan wel kostenbesparende
modernisering in te voeren. Hier zijn in pensioenland voldoende voorbeelden
van.
* Draagvlak en representativiteit
Het is ongewenst verplichtstelling op te leggen als de meerderheid van de
deelnemers hier tegen is. De staatssecretaris concludeert wel erg snel dat
er onvoldoende draagvlak is bij de beroepsbeoefenaars. In de brief van 6
april is het aangedragen materiaal om mij te overtuigen dat er geen sprake
is van draagvlak mager. Dat wordt bevestigd in de antwoorden en de brief van
het onderzoeksbureau dat het onderzoek gedaan heeft waar u uw conclusies op
baseert. Het lijkt erop dat u eigenlijk van de verplichtstelling af wilt.
* Elke vijf jaar representativiteit toetsen
Solidariteit moet je organiseren. Met een doorsnee premie zijn jongeren
solidair met ouderen. Maar jongeren worden ook oud. De eis om elke vijf jaar
het draagvlak te toetsen kan de solidariteit ondergraven. Hier hebben de
beroepspensioenfondsen een punt. Maar bij verplichtstelling moeten er wel
vormen zijn om de uitvoerders en het bestuur scherp te houden. Zijn er geen
andere vormen dan elke vijf jaar de representativiteit te toetsen? Wat kan
je met benchmarking? Kortom, hier daag ik de staatssecretaris uit op zoek te
gaan naar creatievere oplossingen
* De PvdA wil behoud van verplichtstelling, modernisering van de wet
De PvdA wil de wet echter niet intrekken. Collectief een pensioen opbouwen
is immers een vorm van solidariteit die er voor zorgt dat tegen lagere
kosten een hoger pensioenresultaat wordt opgebouwd. Bovendien leidt het er
toe dat alle deelnemers recht krijgen op een pensioen en in het geval van de
betrokken beroepsbeoefenaars een waardevast pensioen. De PvdA wil de wet wel
moderniseren.
* Andere bezwaren tegen afschaffing
Er zijn nog andere bezwaren tegen afschaffen van de Wet verplichte deelnname
in een beroepspensioenregeling. Individueel verzekeren van een oude
dagvoorziening is veel duurder dan een collectieve pensioenvoorziening. De
praktijkkosten van huisartsen zullen stijgen. Dit wordt vroeg of laat
doorberekend in de ziektekostenpremies. Patiënten krijgen zo de rekening
voorgeschoteld.
Een ander bezwaar is dat opheffen van de verplichtstelling het risico met
zich meebrengt dat een deel van de zeer goed gevulde pensioenkassen worden
verdeeld onder de deelnemers. Dit kan leiden tot vervroegd uittreden van
huisartsen en specialisten. Gezien het tekort is dit ongewenst. Ik zeg met
nadruk kan. De staatssecretaris probeert me in de schriftelijke
beantwoording gerust te stellen. Hij heeft me niet overtuigd.
* Conclusies
De PvdA wil de Wet verplichte deelname in een beroepspensioenregeling niet
intrekken. Deze profijtelijke vorm van solidariteit moet blijven bestaan.
Wel moet de wet worden aangepast aan de eisen van deze tijd. Het is immers
niet uit te leggen dat mannen en vrouwen gedwongen worden deel te nemen aan
een regeling die hen niet gelijk behandelt. De staatssecretaris moet daarom
het overleg met de betrokken beroepsbeoefenaren heropenen. In dit overleg
moet de staatssecretaris met meer enthousiasme, flexibiliteit en
creativiteit de beroepsbeoefenaren overtuigen haar regeling te moderniseren.
Net als bij solidariteit moet ook hier de liefde van twee kanten komen. Van
de beroepsorganisaties verwacht ik dan ook dat ze het begrip modernisering
van pensioenregelingen in de contaxt van de 21ste eeuw invullen. Dat is tot
nu toe nog onvoldoende gebeurd.