Raad voor het Landelijk Gebied

De toekomst van de dierhouderij in Nederland
Tijdens de raadsvergadering van 28 juni is het advies over de toekomst van de dierhouderij in Nederland vastgesteld. De redactionele bewerking vindt thans plaats. Dit advies geeft in den brede een beeld van de toekomstige plaats van de dierhouderij binnen de Nederlandse samenleving. Uitgangspunten en randvoorwaarden voor de toekomstige ontwikkeling worden geschetst. In de aanbevelingen wordt aangegeven hoe de rijksoverheid in moet spelen op het veranderende speelveld zowel internationaal, nationaal als in de regio. Door een brede benadering, een gedegen analyse en een aantal ferme conclusies en aanbevelingen geeft de raad zijn bijdrage aan de maatschappelijke en politieke discussie over dit actuele onderwerp. Dit gevraagde advies zal eind augustus worden aangeboden aan de minister van LNV.

Verschuivingen werkprogramma
Op 25 juni a.s. vond een overleg plaats tussen de raad en de beide bewindslieden. Aan de orde was onder andere het werkprogramma voor 2002. Naar aanleiding hiervan heeft de raad op 28 juni besloten om het werkprogramma van dit jaar en van volgend jaar in elkaar te schuiven. Het onderwerp beheer van EHS/landschap start met de voorbereiding van een deeladvies over landbouw als beheerder van het landschap'. De positionering van de primaire landbouw in de keten wordt doorgeschoven naar volgend jaar, zodat er nu ruimte is om het onderwerp 'Agro-food-valley' aan te pakken.
Het advies Bergen met beleid, signaaladvies over de implementatie van waterberging en waterbuffering in beleid en uitvoeringsplannen is op 28 juni in druk verschenen en is verspreid. Het advies is vanaf heden ook op deze website beschikbaar. Het advies was reeds in ruwe vorm aan de staatssecretaris aangeboden om een rol te kunnen spelen in de voorbereidingen van SGR2. Ook op een bijeenkomst over landinrichting en waterbeheer op 7 juli te Driebergen werd al een tip van de sluier opgelicht door Wim Brandenburg van het secretariaat. In het advies wordt geconcludeerd dat de mogelijkheden voor meekoppeling van waterberging en/of -buffering met bestaande natuur en landbouw relatief beperkt zijn. Er lijken meer mogelijkheden te zijn voor het omgekeerde: meekoppeling van groene functies in gebieden die voor de hoofdfunctie water worden ingericht en bestemd, vooral voor landschap en recreatie.