Dölle over referendum: Ongebroken geloof in vertegenwoordigende democratie
De CDA-fractie in de Eerste Kamer vindt dat het de door de regering beoogde
introductie van het raadgevend correctief referendum "zeer dicht komt bij
een beslissend referendum", aldus CDA-woordvoerder Alfons Dölle in de eerste
termijn van de plenaire behandeling van met name het wetsvoorstel Tijdelijke
regels inzake het raadgevend correctief referendum (Tijdelijke
referendumwet).
Volgens Dölle staat het raadgevend referendum in allerlei opzichten, in
zowel functie als perspectief, zeer dicht bij het door de regering "zo
vurig" gewenste beslissend referendum. Dölle: Wij hebben hier op z'n minst
met een pseudo-beslissend referendum van doen. Dat gevoegd bij de
vaststelling dat dit wetsontwerp materieel niet onbelangrijk intervenieert
in het traject van wetgeving, zoals in de Grondwet neergelegd, leidt ons [de
CDA-fractie] tot de vaststelling dat een instrument zoals hiervoor
voorgesteld eigenlijk geen grondwettelijke basis behoort te hebben."
"Onze weerstand tegen beslissende referenda komt voort uit ons ongebroken
geloof in de vertegenwoordigende democratie als stelsel dat het beste past
bij onze visie op dat unieke verband met de eigen grondslag en bestemming,
dat wij overheid noemen."
"In de vertegenwoordigende democratie wordt overheidshandelen in wezenlijke
opzichten beïnvloed en gestempeld door de volksvertegenwoordiging. Nationaal
en decentraal en, zij het gebrekkig, Europees. Het zijn die
volksvertegenwoordigers - hun ambtseed of belofte bevestigt dat - die hun
taken verrichten ter behartiging van het algemeen belang; een weliswaar
abstract en meerduiding, maar zeker geen zinledig begrip" aldus Dölle.
Niet verworpen wetsvoorstel zal moeten worden uitgevoerd
Dölle: "Een volgend punt dat onze fractie bezighudt, is de beïnvloeding van
het sanctierecht door de voorgestelde grondwetsherziening. De regering
bevestig in de memorie van antwoord ons vermoeden dat met de
inwerkingtreding van het onderhavige voorstel een nieuw fenomeen wordt
ingevoerd: de sanctie van rechtswege. Als bij een referendum het
wetsvoorstel niet is verworpen, moet het worden bekrachtigd. Zelfs indien de
regering tot het oordeel is gekomen dat bekrachtiging ongewenst is,
bijvoorbeeld door het tijdsverloop of door het maatschappelijk debat rond de
referendumcampagne. Het is ook mogelijk dat 90% van het electoraat dat niet
de drempel heeft gehaald, tegen stemde."
"Dit levert naar ons inzicht de unieke situatie op dat een wetsvoorstel
tegen de zin van de regering - en wellicht zelfs tegen de zin van de
medewetgevende Kamers - wet moeten worden, terwijl ook het overgrote deel
van het referendumelectoraat zich niet voor heeft verklaard. De regering
schrijft op bladzijde 8 van de memorie van antwoord dat het niet anders kan.
Er mag geen afbreuk worden gedaan aan het beslissend karakter van het
referendum. Wij tekenen bezwaar aan tegen deze opvatting."