Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=417605



Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 3 juli 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-381/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 3 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten

Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de EG en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Minimumnormen opvang asielzoekers in de lidstaten

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten

Datum Raadsdocument: 22 mei 2001

nr. Raadsdocument: 9074/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)181 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. FIN, BZK, VWS, OC&W, SZW, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

18 juni 2001 presentatie door de Commissie in de Groep Asiel. Daarna verder behandeling in deze Groep alsmede in het Strategisch Comité.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

29.500 EUR per jaar, gedurende 6 jaren ten behoeve van de oprichting van een contact-comité. Het contact-comite moet de lidstaten onder meer ondersteunen bij de implementatie van de minimumnormen en het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor het verwezenlijken van de doelstelling van de Europese Raad van Tampere.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Dit voorstel maakt deel uit van een breder pakket aan maatregelen, zoals bijvoorbeeld harmonisering van de asielprocedure en het vaststellen van minimumnormen voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus. Doel van deze maatregelen is om te komen tot een evenwichtige verdeling van asielzoekers in de lidstaten. Door middel van het vaststellen van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten wordt beoogd ervoor te zorgen dat asielzoekers in de lidstaten vergelijkbare levensomstandigheden genieten, teneinde secundaire stromen van asielzoekers (doorstroming binnen de lidstaten) te beperken. De minimumnormen hebben betrekking op de materiële en immateriële voorzieningen die in de lidstaten worden geboden aan asielzoekers, zoals: informatievoorziening over aanspraken en verplichtingen, de verstrekking van documenten, bewegingsvrijheid op het grondgebied, medische zorg, onderwijs- en opleidingsfaciliteiten, werk, huisvesting en financiële toelagen. Gekozen is voor een richtlijn als rechtsinstrument, die, aldus de Commissie, de lidstaten de mogelijkheid laat om, met inachtneming van de minimumnormen, de meest geschikte vorm en methode te kiezen om de richtlijn in hun nationale systeem in te passen.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Vaststelling en implementatie van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers is van belang in verband met de beperking van secundaire stromen van asielzoekers. Invoering van de minimumnormen ondersteunt bovendien de tenuitvoerlegging van de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Bovendien dragen de minimumnormen bij aan een beperking van het verschil in het niveau van voorzieningen dat in de lidstaten wordt geboden aan asielzoekers.

Nederlandse belangen:

Het Nederlandse belang bij minimumnormen voor de opvang van asielzoekers is gelegen in de verwachting dat de richtlijn mede zal bijdragen aan een vermindering van de relatieve verschillen tussen aantallen asielzoekers in de lidstaten. Met de richtlijn is eveneens beoogd secundaire asielstromen te voorkomen door middel van een eenduidige rechtspositie van asielzoekers in de lidstaten.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Op basis van de voorliggende ontwerp-richtlijn worden geen implementatieproblemen verwacht voor de overige overheden aangezien implementatie van de minimumnormen zoals voorgesteld in de ontwerprichtlijn niet zal leiden tot uitvoeringslasten voor de overige overheden.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Adviesrecht

Fiche 2: Statuut ambtenaren EG

Titel:

Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening 259/68 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de EG en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen.

Datum Raadsdocument 17.05.2001

nr. Raadsdocument: 2001/0104 (CNS)

nr. Commissiedocument: COM (2001) 253 definitief

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m. FIN, EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statuut

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Omdat de verlenging van de duur van het contract van hulpfunctionarissen inhoudt dat deze langer in dienst kunnen blijven en bijgevolg de aanwerving van (duurder) regulier permanent personeel langer kan worden uitgesteld of vermeden, betekent deze maatregel minder meeruitgaven in de komende jaren.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De maximale contractsduur van de hulpfunctionarissen (communautaire arbeidscontractanten) wordt verlengd van één tot drie jaren.

Rechtsbasis van het voorstel:Artikel 283 EG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Positief

Nederlandse belangen: N.v.t.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Het EP zal worden geraadpleegd

Fiche 3: Gemeenschappelijke Ordening schapen- en geitenvlees

Titel:

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees

Datum Raadsdocument: 17 mei 2001

nr. Raadsdocument: 8812/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 247 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. BZ, BZ/OS, FIN, EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel is in de landbouwraad van 22 mei 2001 gepresenteerd. Het voorstel is op 29 en 30 mei 2001 in de Raadswerkgroep dierlijke producten behandeld. Het is nog niet duidelijk wanneer besluitvorming is voorzien.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

T.o.v. 2001 stijgt het jaarlijkse budget met 27 MEUR, door een verhoging van de betalingen aan probleemgebieden. In 2002 vindt een eenmalige besparing van 560 MEUR plaats, als gevolg van het schrappen van een van de periodieke voorschotbetalingen.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Achtergrond

Huidige premieregeling

De Gemeenschap ondersteunt de sector hoofdzakelijk door middel van de premie voor de producenten van schapen- en geitenvlees (de ooipremie). Deze premie is sinds 1995 gebonden aan een individueel quotum. De producenten in de probleemgebieden ontvangen ook een aanvulling per ooi en geit (plattelandspremie). Circa 80% van de dieren waarvoor de premie wordt aangevraagd wordt gehouden in de probleemgebieden. Naast de premies bestaat er nog een particuliere opslagregeling in deze sector. Verder wordt een onderscheid gemaakt tussen producenten die alleen vlees produceren en producenten die ook melk produceren. Deze laatsten krijgen 80% van de ooipremie en 90% van de plattelandspremie omdat ze ook inkomsten uit melk hebben. Indien de melkproducenten de lammeren afmesten tot zware lammeren kunnen ze toch de volledige premie krijgen (met name in Portugal en Frankrijk).

De premie is een variabele inkomenstoeslag die wordt berekend aan de hand van het verschil tussen de basisprijs en de gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap. De basisprijs wordt verondersteld de producent een voldoende inkomen te geven. De gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap wordt bepaald door het gemiddelde te berekenen van de marktprijzen die elke week op de representatieve markten in de lidstaten worden genoteerd.

Evaluatie huidige systeem

Bij de evaluatie is onderzocht welke effecten de gemeenschappelijke marktordening heeft gehad op het inkomen van de producenten, de productie, de probleemgebieden en het milieu. Geconcludeerd wordt dat de premie de producenten van schapen- en geitenvlees in staat heeft gesteld hun relatieve positie te handhaven (behalve misschien in Frankrijk) maar niet voldoende is geweest om inkomensverschillen tussen schapenhouders en andere landbouwers te verkleinen. Er is duidelijk op gewezen dat de wijze van berekening van de premie tekortkomingen vertoont en dat het systeem voor de berekening van de variabele inkomenstoeslag zeer complex en niet efficiënt is.

Inhoud voorstel

Voorgesteld wordt vast te houden aan die aspecten van de regeling die doeltreffend zijn gebleken bij het handhaven van een marktevenwicht, zoals de individuele maxima voor de premierechten van de producenten. De regelingen voor het handelsverkeer met derde landen en de regeling voor particuliere opslag worden niet gewijzigd. Ook wordt het verschil in premie tussen louter vleesproducenten en producenten die ook melk produceren gehandhaafd. Dit is logisch omdat deze laatsten ook een inkomen uit de melk hebben. De belangrijkste voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de ooipremie en zijn als volgt:

Variabele inkomenstoeslag vervangen door een vaste premie: Voorgesteld wordt de premie vast te stellen op 21 EUR voor de producenten van vlees en op 16,8 EUR voor de producenten die ook melk produceren (het gemiddelde niveau in de periode 1993-2000). Dit heeft de volgende voordelen:

de premie is stabiel en voorspelbaar (zowel voor producent als voor budget);

het stimuleert producenten tot reageren op marktsignalen;

het complexe systeem van berekening wordt overbodig;

het is beter aangepast aan de doelstellingen van de WTO

Een enkel premiebedrag voor de aanvullende premie: Voorgesteld wordt om in plaats van de verschillende aanvullende premies (6,6 en 6 EUR voor producenten van vlees respectievelijk melk) te vervangen door één bedrag van 7 EUR. De redenatie hierachter is dat alle producenten in de probleemgebieden dezelfde moeilijkheden ondervinden en dus recht hebben op eenzelfde bedrag. Bovendien is het eenvoudiger in de uitvoering.

Afschaffen regeling melkproducenten die ook zware lammeren afmesten: De regeling waarbij melkproducenten die de lammeren afmesten tot zware lammeren toch de volledige premie krijgen wordt afgeschaft. Reden hiervoor is dat er in de voorgestelde regeling geen verband meer bestaat tussen de hoogte van de premie en de productie.

Stroomlijning en vereenvoudiging regelgeving: In het huidige voorstel worden eigenlijk zes bestaande verordeningen vervangen en worden definities geharmoniseerd met die in het geïntegreerde controle- en beheerssysteem.

Als gevolg van de verschillende vereenvoudigingen kunnen de uitvoeringsbepalingen worden gecodificeerd en gestroomlijnd. Lidstaten zullen hierdoor veel minder administratieve rompslomp hebben.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikelen 36 en 37 EG Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

N.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG.

Nederlandse belangen:

De schapenhouderij draagt bij aan activiteiten in grote gebieden van Europa waar relatief weinig alternatieven bestaan. Deze sector is mede verantwoordelijk voor de vormgeving van het Europese landschap en het behoud van veel natuurgebieden. Ze levert een product dat in hoge mate natuurlijk wordt geproduceerd. Nederland vindt dat de GMO zou moeten bewerkstelligen dat Nederlandse schapen- en geitenhouders relatief niet slechter af zijn dan landbouwers in andere lidstaten.

Nederland is verder voorstander van een vereenvoudiging van de regelgeving met als voordeel budgettaire duidelijkheid en betere WTO-conformiteit.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG: N.v.t

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadpleging

Kenmerk DIE-381/01
Blad /7

1 zie voor desbetreffende fiche TK 2000-2001, 22 112, nr. 179.





===