Openbaar Ministerie

Den Haag, 3 juli 2001

Openbaar Ministerie
College onderschrijft conclusies 'Fijnaut'

DEN HAAG - Het College van procureurs-generaal onderschrijft de aanbevelingen die de onderzoekers Fijnaut, Van de Bunt en Nelen in hun rapport doen om omvangrijke onderzoeken beter te structureren en krachtiger aan te sturen. Het College stelt vast dat een aantal aanbevelingen aansluit op ontwikkelingen die reeds in gang zijn gezet. Het College stelt voorts vast dat in de evaluatie de gebreken bij de aansturing op een aantal punten zijn blootgelegd. Dit geeft een goed beeld van de situatie zoals die in de beschreven periode was. Daarbij passen wel twee kanttekeningen.

Ten eerste is het zogeheten post-Fort-onderzoek in structuur, historie en politieke en publicitaire beladenheid volstrekt uniek. Het rapport is een uitvergroting van de werkelijkheid als het gaat om de organisatie van omvangrijke onderzoeken. In de visie van de leiding van het Openbaar Ministerie is het geschetste beeld niet representatief voor de wijze waarop het OM in grotere onderzoeken opereert.
Het College van procureurs-generaal trok - en dat is een tweede kantekening - in het voorjaar van 1999 reeds lering uit de gebeurtenissen van de jaren daarvoor. Het College greep diep in de organisatie van het post-Fort-onderzoek in door twee officieren van justitie aan te stellen, die werkten onder rechtstreekse verantwoordelijkheid en sturing van het College. Deze directe controle en sturing was, zoals de onderzoekers in hun rapport vaststellen, uitzonderlijk en dwars tegen de op dat moment heersende cultuur binnen het OM. In het algemeen is de sturende positie van het College van procureurs-generaal in de opsporing beter gewaarborgd met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de Rechterlijke Organisatie per
1 juni 1999. De leidinggevende positie van het College en de eenheid van het OM zijn daarin wettelijk verankerd.

Het College onderschrijft voorts de conclusie van de onderzoekers dat in het post-Fort-onderzoek het strafrechtelijk onderzoek op een hinderlijke wijze interfereerde met het synchroon lopende historische onderzoek waarin 'de onderste steen boven moest komen'. Het College heeft dit, zoals de onderzoekers beschrijven, reeds eerder vastgesteld en maatregelen genomen. Het in 1999 ingezette coördinatieonderzoek richtte zich dan ook niet langer op het achterhalen van de waarheid over de IRT-affaire. Het coördinatieonderzoek is een strafrechtelijk onderzoek, dat is gericht op bewijsgaring voor strafbare feiten, die aan verdachten ten laste kunnen worden gelegd. Het OM dient zich, naar de mening van het College, in de toekomst niet te laten verleiden af te wijken van de strafrechtelijke lijn.