Titel: Motorrijtuigenbelasting voor kermiswoonwagens
Motorrijtuigenbelasting. Kermiswoonwagens
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein verbruiksbelastingen
Besluit van 2 juli 2001, nr. CPP2001/1623M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Inleiding
Een tot woonwagen omgebouwde vrachtauto is voor de motorrijtuigenbelasting op grond van artikel 2, onderdelen b en f, Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MB'94) en de ter zake vigerende jurisprudentie (Hoge Raad van 1-7-1987, nr. 24.351; V-N 1987, blz. 1816, punt 27) in beginsel als personenauto aan te merken als het personenvervoer een zelfstandige functie heeft. Dit geldt eveneens als het motorrijtuig tevens een transportfunctie heeft.
In het Besluit van 6 maart 2000, nr. VB1999/1600 (Infobulletin 2000/199; V-N 2000/18.24) heb ik goedgekeurd, dat een multifunctioneel ingericht motorrijtuig met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg, o.a. voor de motorrijtuigenbelasting onder bepaalde voorwaarden en beperkingen niet als personenauto wordt aangemerkt.
Mede gelet op het bijzondere karakter van het kermisbedrijf, keur ik in dit kader ten aanzien van kermiswoonwagens het volgende goed.
Goedkeuring m.b.t. kermiswoonwagens
Als een kermiswoonwagen met in acht neming van bovenstaand besluit
toch als personenauto moet worden aangemerkt, kan onder de hierna
vermelde voorwaarden en beperkingen, de motorrijtuigenbelasting naar
het zgn. vrachtautotarief worden voldaan. De houder van de auto moet
daartoe een verzoek bij het Centraal bureau motorrijtuigenbelasting
(CBM) doen.
Als voorwaarden en beperkingen gelden:
- Het betreft een motorrijtuig met een toegelaten maximum massa van
meer dan 3.500 kg;
- De in het kentekenregister opgenomen houder is kermisexploitant en
ondernemer in de zin van de Wet OB 1968;
- Het motorrijtuig behoort tot het ondernemingsvermogen van de houder
als kermisexploitant;
- Het motorrijtuig wordt uitsluitend gebruikt in de uitoefening van
het kermisbedrijf.
Indien het kenteken van het motorrijtuig niet op naam van de
kermisexploitant is gesteld, dient de kermisexploitant na een verzoek
daartoe, door het CBM aangemerkt te worden als "afwijkend houder"
zoals bedoeld in artikel 8 Wet MB'94.
Als de auto niet in eigendom is verkregen, kan niet aan de eis worden
voldaan dat de auto behoort tot het ondernemingsvermogen van de
houder. In plaats daarvan moet de kermisexploitant aantonen dat het
motorrijtuig gehuurd of geleasd is en wordt gebruikt in het kader van
zijn kermisonderneming.
Het bovenstaande betekent dat deze goedkeuring niet meer van
toepassing is, als het motorrijtuig aan een ander wordt verkocht, de
tenaamstelling in het kentekenregister wordt gewijzigd, of het
huur-/leasecontract wordt beëindigd. Als de nieuwe houder eveneens een
kermisexploitant is, moet een nieuw verzoek bij het CBM worden
ingediend.
Inwerkingtreding
Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit van 22 december 1998, nr.
VB98/1238, heeft deze goedkeuring terugwerkende kracht tot 1 juli
1997.
Indien voor een motorrijtuig reeds het personenautotarief is voldaan,
kan een verzoek om teruggaaf worden gedaan bij het CBM over reeds
verstreken tijdvakken.
Vervallen besluit
Het besluit van 22 december 1998, nr. VB98/1238 (Infobulletin nr.
98/48; V-N 1999/8.25), is hiermee vervallen.