Den Haag, 2 juli 2001
BIJDRAGE VAN PETER REHWINKEL (PVDA) AAN HET NOTAOVERLEG OVER DE NOTA
HOMO-EMANCIPATIEBELEID (27 017)
* Recente krantenkoppen: 'Amnesty concludeert wereldwijd homofoob
geweld', maar ook met betrekking tot Nederland: 'Schoolsituatie boezemt
jonge homo's vaak angst in': de staatssecretaris meent terecht dat beleid
meer dan noodzakelijk blijft. We moeten ons afvragen of dit beleid momenteel
voldoende breed en intensief is. Waarom speelt de homo-emancipatie in
afspraken met grote gemeenten en andere lokale overheden geen rol, zoals
bijvoorbeeld in het Bestuurs Akkoord Nieuwe Stijl (BANS)? Waarom ontbreekt
het thema homoseksueel ruimtegebruik en homorecreatie in het geheel in de
nota? Ook het thema 'homoseksualiteit en geloof' komt niet in de nota voor.
* Er wordt vanuit de homobeweging geklaagd over versnippering als het
gaat om het beleid van gelijke behandeling. Ik vraag me af of de suggestie
van het platform Homo-emancipatiebeleid moet worden gevolgd om de
staatssecretaris emancipatie te verbreden tot een bewindspersoon Gelijke
Behandeling. Nu is er een heel duidelijk aanspreekpunt voor
homo-emancipatiebeleid. Hoe oordeelt de staatssecretaris zelf over haar
coördinerende taak op het terrein van de homo-emancipatie? Tijdens de door
de Kamer georganiseerde hoorzitting waren er nogal wat klachten over het
functioneren van de interdepartementale werkgroep overheidsbeleid en
homoseksualiteit. Bij OCW zou bijvoorbeeld een duidelijk aanspreekpunt
ontbreken. Wat heeft het Kabinet concreet ondernomen om de werkgroep beter
te laten functioneren?
* De voornemens van het Kabinet op het terrein van onderzoek en
monitoring lijken adequaat te zijn. Vragen over seksuele voorkeur en gedrag
worden systematisch opgenomen in door de rijksoverheid gefinancierd
onderzoek. Kan al meer over het overleg met SCP en CBS worden gemeld? Moet
het onderzoek zich beperken tot de gebieden van welzijn en gezondheid? Ik
vraag me af of zoveel belang moet worden gehecht aan het volgen van kinderen
die worden opgevoed door homo/lesbische ouderparen. Dit gaat uit van een
twijfel die na het aannemen van de adoptiewetgeving er toch eigenlijk niet
meer zou zijn. Laten we de prioriteit ergens anders leggen!
* De staatssecretaris wil de expertise op het terrein van homo- en
biseksualiteit concentreren en versterken. Daartoe worden forse subsidies
toegekend aan de oprichting van een expertisecentrum homoseksualiteit, een
informatie- en documentatiecentrum annex tentoonstellingsruimte en aan een
homo/lesbische/biseksueel toegangsportaal op internet. Deze
subsidieverlening kunnen wij ondersteunen, maar waar ik wel uitdrukkelijk de
aandacht voor wil vragen is dat ook in de toekomst middelen voor
basisactiviteiten beschikbaar moeten blijven. Er zal geld voor direct beleid
moeten zijn. Dit brengt me meteen bij de invoering van de projectsubsidies
een aantal jaren geleden ter vervanging van de instellingssubsidie aan het
homocluster. De staatssecretaris constateert zelf al: naar nu blijkt is het
negatieve effect van dit besluit voor vrijwilligersorganisaties als De
Kringen (coming out), Orpheus (voor getrouwde stellen) en SLOW (ouders)
groter dan verwacht. Is het niet mogelijk om deze organisaties een min of
meer structurele subsidie voor basisactiviteiten toe te kennen? We moeten
toch niet willen dat deze organisaties voortdurend bezig zijn te overleven
en projecten op te stellen? Waar is de financiering van 3 ton voor het
expertisecentrum op gebaseerd? Is dit voldoende en mag ook niet van andere
ministeries een bijdrage worden verwacht? De taak van het expertisecentrum
moet wat mij betreft vooral informatieverzamelend en dienstverlenend zijn,
zoals ik dat ook bij het LBR en LBL meemaak. Ik zoek nog wel naar de
precieze afbakening in werkzaamheden tussen dit expertisecentrum en het COC:
kan de staatssecretaris daar meer over zeggen.
* Oorlogstegoeden: er is eenmalig 3,5 miljoen beschikbaar gesteld
i.v.m. oorlogstegoeden voor homoseksuelen, de grootste reservering voor
homo-emancipatiebeleid die een Nederlands Kabinet ooit heeft gedaan. Ik zou
niet willen dat het geld alleen maar in onderzoek naar de vervolging van
homo's gaat zitten en steun het pleidooi voor het toegankelijk maken van
onderzoeksresultaten. Hoe denkt de staatssecretaris over de oprichting van
een zgn. homomuseum? Kijk eens naar de uitstraling die het homomonument in
Amsterdam al heeft.
* De houding van allochtone groepen ten aanzien van homoseksualiteit
is een zeer actueel thema geworden. Welke betrokkenheid heeft de
staatssecretaris van VWS bij de dialoog van de afgelopen weken gehad? Heeft
zij zelf bijvoorbeeld contact gezocht met organisaties als Yoesuf, maar ook
met algemene instituties op het gebied van allochtonen als Forum en het ACB?
De staatssecretaris meent dat het homobeleid geen onderdeel dient uit te
maken van het grote stedenbeleid. Vervolgens constateert ze terecht dat de
grotere gemeenten op dit moment onvoldoende homobeleid hanteren, maar ze
geeft geen suggesties om dit te verbeteren. Naar mijn mening zou het Rijk
hier een taak moeten hebben, al was het maar om de gemeenten een nadere
kaderstelling voor de besteding van de diversiteitsgelden op te leggen.
* In onze samenleving bestaat vrijheid van meningsuiting en van
godsdienst die ons grootste respect verdient. Maar juist deze vrijheden
houden in dat ook respect voor andersdenkenden wordt opgebracht. Imam El
Moumni lijkt dat respect voor andersdenkenden, andersvoelenden níet te
hebben kunnen opbrengen. Minister Van Boxtel heeft er goed aan gedaan El
Moumni op dit respect voor andersdenkenden, op dit respect voor elkaar te
wijzen. Mijn fractie dankt hem daarvoor. Van El Moumni kunnen we ons
inmiddels afvragen of hij een serieuze gesprekspartner is. Maar verder zal
de dialoog over hoe wij respect voor elkaar kunnen opbrengen moeten
voortgaan. Als lid van het Comité van Aanbeveling van de Stichting Yoesuf
weet ik dat deze stichting op het terrein van islam en homoseksualiteit een
samenwerkingsverband is aangegaan met de stuurgroep Islam en burgerschap.
Het is hun bedoeling het debat over het gevoelige onderwerp islam en
homoseksualiteit in te passen in een brede maatschappelijke discussie over
democratische vrijheden en de islam in Nederland. Dán breng je respect voor
elkaar op!
* Vanuit de homo-organisaties komt harde kritiek op het ministerie van
OCW: OCW werkt mee aan de verstandhouding van de slechte situatie van
homoseksuele scholieren en docenten. De indruk wordt gewekt dat
homodiscriminatie in het onderwijs een marginaal probleem is. Dit vraagt
erom dat de bewindslieden van OCW aangeven hoe er sprake kan zijn van
homospecifieke aandacht bij regelgeving, controle, innovatie en
implementatie! Wij hebben als Tweede- Kamerleden op een congres van het COC
in oktober 1998 een motie ondertekend over de voorlichting over
homoseksualiteit op scholen. Die lijkt nog steeds buitengewoon moeizaam te
verlopen. Welke mogelijkheden ziet het ministerie van OCW om de voorlichting
op scholen te verbeteren? De voorlichting over homoseksualiteit binnen
inburgeringscursussen schiet eveneens tekort. Kan verder de inspectie van
het onderwijs homodiscriminatie als aandachtspunt gaan hanteren? Tenslotte
wil ik vragen of OCW voor trainingen en werkgroepen ten behoeve van docenten
en schoolleiders kan gaan bieden, die ook bij krijgsmacht en politie worden
geboden?
* In het internationaliseringsbeleid rond homoseksualiteit moet
informatieverstrekking alle aandacht hebben. Welke inspanningen levert de
staatssecretaris, bijvoorbeeld als het gaat om brochures, het
waarheidsgehalte van ambtsberichten en de informatievoorziening over
cursussen homo- en lesbische studies?
* Onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat veel homoseksuele
werknemers een homo-onvriendelijk werkklimaat ervaren. Het probleem is dat
niet precies bekend is waar en in welke mate hiervan sprake is. Kan de
staatssecretaris aangeven in hoeverre daar met een RIE (Risico
Inventarisatie en Evaluatie) naar haar mening meer inzicht in te verkrijgen
is? Hoe wil zij stimuleren dat aan de hand van de resultaten van deze RIE's
de positie van homoseksuelen binnen de arbeidsorganisatie verbetert?
* Op welke manier is de staatssecretaris betrokken bij de problematiek
van homoseksuele asielzoekers?
* Ten aanzien van de sport word ik niet wild enthousiast van een
formulering over onderzoek naar (ik citeer) kwantitatieve informatie over de
sportdeelname van homo's om vervolgens de beleidsontwikkeling op het vlak
van homo-emancipatie richting te geven en te stimuleren. Moeten we nu nog
beginnen met tellen? Hoe voorkomt dit kabinet dat homo's zich zelfs
terugtrekken uit de actieve sport in plaats van daar meer zichtbaar te
worden?
* De AIDS-conferentie van de VN in New York is zojuist afgelopen,
Hoewel niemand meer zal stellen dat AIDS een homoziekte is, is duidelijk dat
homoseksuele mannen onevenredig zwaar getroffen worden door AIDS. Door de
Wet collectieve preventie volksgezondheid wordt de verantwoordelijkheid voor
de preventie van SOA inclusief HIV bij de gemeenten gelegd. Door veel
gemeenten wordt deze verantwoordelijkheid opgepakt, maar er zijn nog steeds
gemeenten in Nederland die dit uit principe (b.v. de afkeuring van
homoseksualiteit) niet doen of die het te lastig vinden (moeilijke
doelgroep) of die het idee hebben dat dit niet nodig is (soms zonder
onderbouwing). Hoe wijst de staatssecretaris deze gemeenten op hun
verantwoordelijkheid?
Partij van de Arbeid