Titel: Stand van zaken 13de richtlijn
De Tweede Kamer der Staten Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum
Ons kenmerk
02-07-2001
FM 2001-1136-M
Onderwerp
Stand van zaken 13de richtlijn
In aanvulling op mijn beantwoording op vragen van het lid Witteveen-Hevinga over overnamebiedingen van 1 juni jl. (Kamerstukken II, 2000-2001, Aanhangsel, nr. 1273) informeer ik u hierbij nader over recente ontwikkelingen in het kader van de 13de richtlijn overnamebiedingen.
Zoals bekend hebben de onderhandelingen over de 13de richtlijn een lange voorgeschiedenis. Na meer dan 10 jaar onderhandelen en het sluiten van talrijke compromissen, bereikte de Raad op 21 juni 1999 met unanimiteit een politiek akkoord over de richtlijn. Op 19 juni 2000 heeft dit geresulteerd in een Gemeenschappelijk Standpunt. Totstandkoming van de richtlijn is een belangrijk speerpunt van de EU in het kader van het Actieplan Financiële Diensten, met als doel de totstandkoming van een geïntegreerde competitieve Europese kapitaalmarkt. De richtlijn vormt daartoe een belangrijke bijdrage door in EU kader de bescherming van minderheidsaandeelhouders te bevorderen. Ook wordt spoedige totstandkoming van de richtlijn noodzakelijk geacht om een aantal overnameregels binnen de EU te harmoniseren. Lidstaten plaatsten verschillende kritische kanttekeningen bij de richtlijn, maar het bereikte resultaat werd uiteindelijk door alle lidstaten aanvaard. Mede ook in deze bredere context heeft Nederland zich aangesloten bij het resultaat zoals dat na lange en moeizame onderhandelingen is bereikt.
In bovengenoemde beantwoording van de Kamervragen is reeds aangegeven dat Nederland niet de later gewijzigde Duitse houding ten aanzien van artikel 9 (het verbod op het nemen van beschermingsmaatregelen nadat is besloten tot het uitbrengen van een bod) heeft gevolgd. Wel zijn mogelijkheden richting betrokkenen bij de conciliatieprocedure gesuggereerd om aan de amendementen van het Europees Parlement tegemoet te komen, zonder de kern van de 13de richtlijn te compromitteren. Oogmerk was een brug te slaan tussen de standpunten van de Raad en Commissie respectievelijk het Parlement.
Daarbij is geopperd om in richtlijn de mogelijkheid op te nemen om tijdelijke bescherming toe te laten. Een tijdelijk karakter van de door het (bestuur van het) doelwit opgeworpen beschermingsconstructies is noodzakelijk om een bona fide bieder die de overgrote meerderheid van het kapitaal in de doelwitvennootschap verschaft, in staat te stellen om uiteindelijk ook daadwerkelijk zeggenschap over die vennootschap te kunnen uitoefenen. Het betreft hier een gedachte die qua benadering spoort met het wetsvoorstel beschermingsconstructies.
Op 6 juni jl. is in de conciliatieprocedure overeenstemming bereikt tussen de Raad, de Commissie en de delegatie van het Europees Parlement over een gemeenschappelijke ontwerptekst. Er is daarbij op belangrijke elementen tegemoet gekomen aan de bezwaren van het Parlement. Van de 15 amendementen van het Parlement zijn er 11 verwerkt in de compromistekst. De overeenstemming kon overigens zonder bijstelling van het genoemde artikel 9 worden bereikt.
Zo is in de nieuwe ontwerptekst voorzien in een uitgebreidere informatieplicht richting de werknemers. Ook dient het biedingsbericht volledige openheid te geven over de gevolgen die de overname zal hebben voor de toekomstige werkgelegenheid. Bij de opinie van het bestuur van de doelwitvennootschap dient de opinie van de werknemers(vertegenwoordigers) te worden bijgevoegd. Ondanks een discrepantie met de in Nederland gebruikelijke vennootschap-pelijke informatie- en overlegstructuur, komen deze bijstellingen wel meer in lijn met de in Nederland gebruikelijke structuur. Nederland had derhalve geen bezwaar tegen deze bijstellingen.
Verder is een implementatietermijn van 4 jaar overeengekomen, met voor artikel 9 zelfs nog 1 jaar extra. Europese ondernemingen krijgen daardoor een ruime periode om zich aan de nieuwe regelgeving aan te passen. Met diezelfde overweging heeft Nederland reeds bij de totstandkoming van het Gemeen-schappelijk Standpunt aangedrongen op de termijn voor implementatie van 4 jaar. Ook deze uitkomst van de conciliatie kon derhalve op Nederlandse steun rekenen.
Uiteindelijk is in het kader van de conciliatie tijdig een gemeenschappelijke ontwerptekst overeengekomen. Bij de afrondende conciliatiebespreking op 6 juni bleek het nieuwe Duitse standpunt door geen enkele lidstaat te worden gesteund. In overeenstemming met het co-decisierecht, zoals bepaald in artikel 251 van het Verdrag, moet zowel het Europees Parlement als de Raad nog formeel de ontwerptekst goedkeuren. De stemming in het Parlement is voor 4 juli a.s. geagendeerd. Gelet op het bereikte compromis in de conciliatieprocedure en het grote belang dat in brede context wordt toegekend aan de totstandkoming van de richtlijn, ga ik er van uit dat de richtlijn spoedig definitief zal worden vastgesteld.
De Minister van Financiën,