Titel: Fiscale behandeling van pensioenregelingen welke zijn verzekerd
Fiscale behandeling van pensioenregelingen welke zijn verzekerd door middel van een kapitaalverzekering met pensioenclausule
Directie Rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst
Besluit van 2 juli 2001, nr. RTB2001/739M
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Inleiding
Tijdens de parlementaire behandeling van het Wetsvoorstel fiscale
behandeling van pensioenen in de Eerste Kamer is toegezegd om na te
gaan of zich in de uitvoeringspraktijk knelpunten voordoen met
betrekking tot de fiscale behandeling van de kapitaalverzekering met
pensioenclausule. In de aan de voorzitter van de Eerste Kamer gezonden
brief van 29 oktober 1999 wordt hierop ingegaan. Bij de behandeling
van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 is de
kapitaalverzekering met pensioenclausule wederom aan de orde geweest
in verband met de wijziging van artikel 18a, negende lid van de Wet op
de loonbelasting 1964.
In mijn brief aan de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
van de Eerste Kamer der Staten Generaal van 10 april 2000
(AFP2000-0188 U) heb ik aangegeven dat pensioenregelingen welke zijn
verzekerd door middel van een kapitaalverzekering met gegarandeerde
winstbijschrijvingen onder voorwaarden collectief aangewezen kunnen
worden als beschikbare premieregeling. Ik heb in de brief de
voorwaarden aangegeven waaraan voldaan moet worden. Omdat er in de
praktijk onduidelijkheid blijkt te bestaan heb ik besloten om de
gestelde voorwaarden nader uit te werken.
Ik zal allereerst omschrijven op welke pensioenregelingen de
goedkeuring van toepassing is. Vervolgens zal ik ingaan op de
voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van
de collectieve aanwijzing als beschikbare premieregeling. Tenslotte
zal ik aangeven wanneer pensioenregelingen aan de voorwaarden van dit
besluit aangepast moeten worden.
Pensioenregeling op basis van kapitaalverzekering met
pensioenclausule
Bij een pensioentoezegging op basis van middelloon of eindloon is een
uitkering in guldens dan wel euros gegarandeerd. Aan een eventueel
aanwezig hoger pensioenkapitaal bij de pensioenverzekeraar of het
pensioenfonds kunnen geen rechten ontleend worden en bij tegenvallende
resultaten worden de uitkeringen, bijzondere omstandigheden
daargelaten, niet verlaagd.
Daarnaast zijn er pensioentoezeggingen waarbij sprake is van een
verzekering van een pensioenkapitaal. De pensioentoezegging heeft als
uitgangspunt een eindloonresultaat dat gebaseerd is op het huidige
salaris. In de opbouwfase wordt de eindloontoezegging in guldens dan
wel euros als rekenkundige grootheid gebruikt om een pensioenkapitaal
te bepalen. Er wordt overeengekomen dat van het op
pensioeningangsdatum daadwerkelijk aanwezige kapitaal, met de dan
geldende verzekeringstarieven, een pensioen wordt aangekocht. Het
aangekochte pensioen treedt in de plaats van het beoogde pensioen.
Het pensioenkapitaal is een vastgesteld bedrag in guldens dan wel
euros bij leven of overlijden plus eventueel een winstbijschrijving.
Dit pensioenkapitaal wordt doorgaans gefinancierd met een
gelijkblijvende premie, die veelal herrekend wordt op het moment
waarop zich een salarisaanpassing voordoet.
Omdat de uiteindelijk te ontvangen pensioenuitkeringen afhankelijk
zijn van het op de pensioeningangsdatum aanwezige pensioenkapitaal en
de tarieven waarvoor op dat moment een pensioen kan worden gekocht, is
geen sprake van een eindloonregeling. Er wordt immers geen garantie
gegeven voor de uiteindelijke pensioenuitkering. Kapitaalverzekeringen
met pensioenclausule voldoen echter veelal ook niet aan de voor
beschikbare premieregelingen in artikel 18a, derde lid van de Wet op
de loonbelasting 1964 gestelde voorwaarden. Met name de wijze waarop
de premie wordt vastgesteld levert problemen op. Dergelijke hybride
pensioenregelingen hebben zowel kenmerken van een eindloonregeling als
van een beschikbare premieregeling.
Aanpassing van deze kapitaalverzekeringen met pensioenclausule aan de
wettelijke eisen stuit in de praktijk op grote problemen. Ik heb
daarom besloten om pensioenregelingen die worden uitgevoerd in de vorm
van een kapitaalverzekeringen met pensioenclausule, de hybride
pensioenregelingen, onder de hierna aangegeven voorwaarden aan te
wijzen als beschikbare premieregeling.
Voorwaarden voor collectieve aanwijzing
Pensioen- en spaarfondsenwet
- Er moet sprake zijn van een streefregeling, waarbij wordt gestreefd
naar een kapitaal dat voldoende is om de beoogde pensioenuitkeringen
na te komen. Daartoe moet in de pensioenregeling een bepaling zijn
opgenomen waaruit duidelijk blijkt dat het te verzekeren kapitaal de
toezegging is. Op de pensioeningangsdatum treedt dit kapitaal in
plaats van het beoogde pensioen en is uitsluitend dit kapitaal
bepalend voor de hoogte van de aan te kopen pensioenuitkeringen. De
(gelijkblijvende) premie moet worden afgeleid van het te verzekeren
kapitaal. Indien de regeling hieraan niet voldoet, zal
civielrechtelijk veelal sprake zijn van een eindloonregeling. De
eindloontoezegging moet alsdan geheel zijn gedekt door de
pensioenverzekering. Er mag immers niet in strijd met artikel 7a van
de Pensioen- en spaarfondsenwet worden gehandeld. Bij onderverzekering
van de eindloonaanspraak is fiscaal sprake van een vorm van eigen
beheer, hetgeen kan leiden tot toepassing van artikel 19b van de Wet
op de loonbelasting 1964. Voorts is het verzekeraars verboden om mee
te werken aan pensioenproducten, waarbij sprake kan zijn van een vorm
van eigen beheer (circulaire van de Verzekeringskamer van juli 1997,
nr. Psf97/18).
Te verzekeren pensioenkapitaal
- Het te verzekeren (beoogde) pensioenkapitaal op pensioeningangsdatum
kan worden gebaseerd op een in 35 jaar op te bouwen ouderdomspensioen
van 70% van het eindloon, inclusief de minimaal vereiste inbouw van de
AOW. Bij de berekening van het pensioenkapitaal wordt ten hoogste
uitgegaan van een pensioen op basis van het pensioengevende loon van
het desbetreffende jaar. Daarmee wordt in afwijking van 18a, derde lid
van de Wet op de loonbelasting 1964 aangesloten bij de werkelijke
carrière- en loonontwikkeling.
- Er wordt uitgegaan van niet geïndexeerde pensioenuitkeringen.
- Er wordt gerekend met een tarief op basis van een netto rendement na
pensioeningangsdatum van ten minste 4%.
- Indien de omvang van het verzekerde kapitaal wordt aangepast
(bijvoorbeeld in verband met een gestegen salaris) dient rekening
gehouden te worden met de reeds bijgeschreven winstdeling.
- De omvang van het verzekerde kapitaal dient elk jaar te worden
beoordeeld. Ook bij deze beoordeling dient rekening gehouden te worden
met reeds bijgeschreven winstdeling. Het inbouwen van het winstrecht
kan ertoe leiden dat een premieverlaging nodig is.
Een premieverlaging kan achterwege blijven als in de regeling is
opgenomen dat de overwaarde op de pensioeningangsdatum dient te worden
wordt aangewend voor de aankoop van een, fiscaal aanvaardbaar,
geïndexeerd pensioen. Daarbij geldt als voorwaarde dat het jaarlijks
te beoordelen verzekerde kapitaal, inclusief de reeds bijgeschreven
winstdeling niet hoger is dan het benodigde kapitaal voor dat fiscaal
aanvaardbare geïndexeerde pensioen. Voor de pensioeningangsdatum geldt
dan dat slechts de na financiering van de indexatie resterende
overwaarde onder artikel 18a, negende lid van de Wet op de
loonbelasting 1964 valt.
Een premieverlaging als gevolg van een dalende pensioengrondslag mag
niet achterwege blijven.
In het geval dat voor de overwaarde geen verplichting tot aanwending
ten behoeve van een geïndexeerd pensioen bestaat dient de premie
zonodig te worden verlaagd tot uiterlijk nihil. Hetgeen op de
pensioeningangsdatum, ondanks de premieverlaging, aan overwaarde in de
pensioenverzekering is opgebouwd en niet uit eigen actie wordt
aangewend voor de aankoop van een geïndexeerd pensioen, valt onder
artikel 18a, negende lid van de Wet op de loonbelasting 1964.
Vaststelling premie
- De financiering van het kapitaal geschiedt door middel van
gelijkblijvende premies. Hierbij wordt bewust enige vorm van
voorfinanciering geaccepteerd omdat dit inherent is aan
gelijkblijvende premiemethoden.
- Voor de berekening van de gelijkblijvende premie in de opbouwfase
mag worden uitgegaan van het geldende tarief voor
kapitaalverzekeringen. Op dit moment wordt voor de berekening van het
tarief uitgegaan van een rekenrente van ten minste 3%.
Indien de kapitaalverzekering met pensioenclausule aan deze voorwaarden voldoet is er voor de toepassing van artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 sprake van een beschikbare premieregeling als bedoeld in artikel 18a, derde lid van deze wet. Deze aanspraak zal overigens binnen de grenzen dienen te blijven welke de Wet op de loonbelasting 1964 stelt aan dergelijke regelingen.
Termijn voor het aanpassen van pensioenregelingen
Het in artikel 38b van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen overgangsrecht voor op 1 juni 1999 bestaande pensioenregelingen kan op overeenkomstige wijze worden toegepast voor dit besluit. Dit betekent dat een op 1 juni 1999 bestaande hybride pensioenregeling, welke niet, of niet op meer dan ondergeschikte punten is aangepast, vóór 1 juni 2004 aangepast zal moeten worden aan de voorwaarden van dit besluit om aangemerkt te kunnen worden als beschikbare premieregeling.
Pensioenregelingen die na 1 juni 1999 tot stand zijn gekomen dan wel op meer dan ondergeschikte punten zijn gewijzigd, moeten uiterlijk 31 december 2002 aangepast zijn aan de voorwaarden van dit besluit. Na tijdige aanpassing worden deze regelingen met terugwerkende kracht als een fiscaal zuivere pensioenregeling aangemerkt.
De bij publicatie van het besluit bestaande premievrije aanspraken
kunnen worden beoordeeld naar het systeem van vóór 1 juni 1999. Het is
dus niet noodzakelijk om inmiddels premievrij gemaakte polissen aan te
passen aan de voorwaarden van dit besluit.