Partij van de Arbeid

PERSBERICHT PVDA

Den Haag, 2 juli 2001

PVDA-FRACTIE WIL BELASTINGPLICHT VOOR OPENBAAR VERVOERBEDRIJVEN UITSTELLEN TOT 2006

Overheidsbedrijven die zich bezig houden met het vervoer van personen binnen een gemeente zijn vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. Dat is ingevoerd vanwege het monopolistische karakter van de gemeentelijke vervoerbedrijven.

Op basis van de Wet personenvervoer 2000 wordt marktwerking in het stads- en streekvervoer ingevoerd. Dit zal worden vormgegeven door periodieke aanbesteding van vervoersconcessies. De ingang van de aanbestedingsplicht voor stadsvervoer is afhankelijk van de uitkomst van de evaluatie in 2004. Daarmee vervalt de grond aan de vrijstelling. Om een «level playing field» te bereiken dient de vrijstelling van vennootschapsbelastingplicht voor gemeentelijke vervoerbedrijven uiteindelijk te vervallen. Het Kabinet stelt voor de vrijstelling te laten vervallen met ingang van 1 januari 2003.

Bij de Wet personenvervoer 2000 heeft de PvdA het standpunt ingenomen dat pas onomkeerbare stappen kunnen worden gezet nadat uit een evaluatie de voordelen van het concessiesysteem voor de reiziger zijn gebleken. Tevens heeft de PvdA aangegeven dat verzelfstandiging niet ook privatisering betekent. Ook dient men van een goede marktwerking verzekerd te zijn.

De PvdA-fractie vindt dat voor een goede marktwerking gelijke voorwaarden voor concurrenten noodzakelijk zijn. Op dit moment is daarvan nog geen sprake. De meeste publieke openbaar vervoerbedrijven hebben in termen van kapitalisatie en efficiency een forse achterstand op de actieve private partijen. Er is ons inziens dan ook alle reden om de bedrijven die nu eerst door een verzelfstandigingsproces heen moeten, vervolgens de interne organisatie op peil moeten brengen en daarna de concurrentie aan moeten gaan, enige rust op het fiscale front te gunnen.

Daarom is de PvdA van mening dat er alle reden is om de ingangsdatum op te schuiven naar 1 januari 2006. Op die datum wordt immers de concurrentie om concessies in de steden verplicht. De vraag doet zich dan voor waarom nu al, nog voor de evaluatie is besproken, dit wetsontwerp wordt ingediend.

De bestaande openbaar vervoerbedrijven die geraakt worden door dit wetsontwerp zullen nog geruime tijd nodig hebben om in termen van kapitalisatie en organisatie de concurrentie aan te kunnen. Daarom kan een compenserend fiscaal voordeel gedurende beperkte tijd aanvaardbaar zijn.

Opvallend is dat de betrokken bedrijven nog niet hebben gereageerd op het voorstel. PvdA-woordvoerder Rik Hindriks wil dat er eerst goed overleg wordt gevoerd en goede informatie wordt ingewonnen voor de wet verder in behandeling wordt genomen. Uit die informatie zal moeten blijken wat de financiële gevolgen voor de openbaar vervoerbedrijven zijn. Hoeveel winst wordt er door die bedrijven verwacht en hoeveel winst is nodig om financieel even sterk te worden als de private concurrenten? Daarnaast speelt het vraagstuk van de verzelfstandigingen. Daarover wordt in de gemeenten verschillend gedacht en is nog lang geen sprake van beslissingen die belastingplicht rechtvaardigen. Evenmin is duidelijk of de Stichting Participatiefonds Gemeentelijke Vervoerbedrijven effectief zal gaan deelnemen in openbaar vervoerbedrijven. Die stichting zal eventuele liquidatiesaldi aan het Rijk uitbetalen. Maar het is nog volstrekt onduidelijk hoe groot die saldi zullen zijn.

In het voorstel worden de openbaar vervoerbedrijven op achterstand gezet bij de fiscale behandeling van goodwill, geactiveerde immateriële activa en de wijze waarop kan worden afgeschreven. Dat wil de PvdA-fractie hersteld zien voordat zij akkoord kan gaan met het voorstel. Tenslotte vindt de PvdA-fractie dat de openbaar vervoerbedrijven net als private bedrijven hun historisch gemaakte verliezen met toekomstige winsten moeten kunnen compenseren. Die compensabele verliezen bedragen honderden miljoenen en de PvdA-fractie ziet niet in waarom die verliezen niet gecompenseerd zouden mogen worden voordat de bedrijven aan het betalen van winstbelasting toekomen.