Nationale Bank van
België
Perscommuniqué
Brussel, 29 juni 2001
ENQUETE OVER DE INVOERING VAN DE EURO
SYNTHESE
De Nationale Bank van België houdt bij de ondernemingen een nieuwe enquête over de invoering van de euro. Deze enquête gaat na, enerzijds, in hoeverre ze voorbereid zijn op de overgang naar de eenheidsmunt en, anderzijds, welke weerslag de euro zou kunnen hebben op hun bedrijfskosten en op de inflatie. Meer dan 2.500 bedrijven uit alle bedrijfstakken, behalve de diensten aan gezinnen, zoals de horeca, hebben deze maand de vragenlijst beantwoord.
Uit de eerste resultaten van de voornoemde enquête, die eind mei aan de ondernemingen werd opgestuurd, kunnen hoofdzakelijk
de volgende conclusies worden getrokken :
- De meeste ondernemingen zijn zich bewust geworden van de noodzaak om zich op de invoering van de euro voor te
bereiden; bij een klein kwart van de ondernemingen is de omschakeling voltooid en twee derde zitten in de
implementatiefase. Toch is er nog heel wat werk aan de winkel. Vooral de kleinere ondernemingen en eenmanszaken zijn
geneigd de omschakeling tot de uiterste datum uit te stellen, wat zekere risico's inhoudt.
- De kosten die de bedrijven moeten dragen voor de overgang op de eenheidsmunt blijken beperkt. Ze zouden 0,2 pct. van hun
omzet belopen en zouden voornamelijk betrekking hebben op de aanpassing van de computerinfrastructuur, de opleiding van
het personeel en de interne communicatie. Meer dan de helft van de kosten zouden zich reeds in 1999 en in 2000 hebben
voorgedaan.
- De ondernemingen zijn van oordeel dat ze vooral winst kunnen halen uit de eenheidsmunt dankzij de transparantie van de
prijzen en de daling van de transactiekosten en de kosten verbonden aan het wisselkoersrisico.
- Afgaand op de analyse van de door de ondervraagde ondernemingen vertolkte intenties, lijken de risico's voor een algemene
prijsstijging als gevolg van de invoering van de euro gering. Enerzijds acht 70 pct. van de bedrijven die aan de enquête
hebben deelgenomen het effect op hun verkoopprijzen verwaarloosbaar, anderzijds wil 80 pct. een over het geheel genomen
neutrale omrekening van de prijzen in euro toepassen, terwijl de dubbele prijsaanduiding door 92 pct. van de bedrijven uit de
detailhandel algemeen zou worden gebruikt tegen januari 2002.
Dat de ondervraagde ondernemingen doorgaans geen prijsstijgingen voorzien, is een positieve vaststelling. Er wordt trouwens aan herinnerd dat de invoering van de euro de prijstransparantie zal vergroten, waarvan op termijn in principe een matigend effect op de prijzen wordt verwacht. Waakzaamheid tijdens de transitieperiode is niettemin aangewezen. De Nationale Bank zal de toestand op de voet volgen, samen met haar partners in het Eurosysteem (Europese Centrale Bank en nationale centrale banken van het eurogebied); dit laatste zal naar aanleiding van de overgang naar de euro niet afwijken van de doelstelling om de prijsstabiliteit op middellange termijn te handhaven, ongeacht of de prijzen in euro of in nationale munt zijn uitgedrukt.
DOSSIER
De nieuwe enquête die bij de ondernemingen wordt gehouden in verband met de overgang op de euro is in de
eerste plaats bedoeld om het Commissariaat-generaal voor de euro een indicator te verschaffen aan de hand
waarvan het snel en regelmatig de bij de voorbereiding van de definitieve overgang op de euro geboekte
vooruitgang kan meten. Bovendien zal ze de Nationale Bank van België in staat stellen, op verzoek van de Raad
van Bestuur van de ECB, de weerslag te evalueren van de invoering van de euro op de bedrijfskosten van de
ondernemingen en op de inflatie.
De enquête bestaat uit twee delen. Het eerste deel, betreffende de voorbereiding op de euro, wordt maandelijks
gehouden. Doordat dit enquêtegedeelte vaak plaatsvindt, vormt het een nuttige aanvulling op de reeds door het
VBO georganiseerde enquêtes. Het tweede deel zal tegen februari 2002 nog driemaal worden verzonden en heeft
betrekking op de macro-economische effecten die uit de overschakeling op de euro kunnen voortvloeien.
De enquête werd opgestuurd aan de zowat 6.000 bedrijven die behoren tot het staal dat de Bank gebruikt in het
kader van de conjunctuurenquêtes. Alle bedrijfstakken zijn derhalve vertegenwoordigd (met inbegrip van de
diensten aan ondernemingen), behalve de diensten aan gezinnen (zoals horeca, toerisme en gezondheidszorg) en de
financiële diensten en verzekeringen. Deze eerste enquête betreffende de overgang op de euro was reeds
succesvol. Niet minder dan 2.511 bedrijven hebben geantwoord: 353 uit de bouwnijverheid, 433 uit de sector
diensten aan ondernemingen, 723 uit de handel (waaronder 378 uit de detailhandel) en 1.002 uit de verwerkende
nijverheid. De totale omzet van de deelnemende bedrijven bedraagt 60,5 miljard euro; ze hebben samen ongeveer
225.000 personen in dienst.
Het eerste, maandelijkse, deel van de enquête gaat over de mate waarin de ondernemingen voorbereid zijn op de
overgang naar de eenheidsmunt.
Stand van de
voorbereiding
Zes maanden voor de introductie van de euro, lijkt de voorbereiding goed op gang te zijn gekomen. Slechts 11 pct. gevallen sommige en in de
van de ondernemingen hebben nog geen stappen ondernomen, terwijl in 49 pct. van de
overige 39 pct. alle maatregelen en/of beslissingen werden getroffen. Bij 24 pct. van de ondernemingen is de
omschakeling naar de euro reeds voltooid en twee derde van de ondernemingen zitten volop in de
implementatiefase.
Voor 84 pct. van de ondernemingen verloopt de voorbereiding op de definitieve omschakeling naar de euro volgens
schema, terwijl 14 pct. meldt dat de geplande aanpassingen meer tijd in beslag nemen dan aanvankelijk werd
vooropgesteld. Slechts 2 pct. van de ondernemingen rapporteert een snellere realisatie. Bij de interpretatie van
deze cijfers lijkt enige voorzichtigheid wel geboden : het is immers mogelijk dat de vertragingen worden
gesignaleerd door diegenen die reeds de ervaring hebben opgedaan terwijl diegenen die nog geen maatregelen
hebben getroffen nu nog in de overtuiging kunnen verkeren dat ze op schema zitten en de vertragingen zich bij
deze groep eventueel pas in een later stadium zullen manifesteren.
Bijna de helft van de ondernemingen stelt de omschakeling van de facturatie en de interne financiële administratie (boekhouding, BTW-aangiften, ...) uit tot 1 januari 2002. Ruim een vierde werkt nu reeds in euro en van de overige bedrijven zal ongeveer de helft de stap zetten vanaf het derde trimester van 2001 en de andere helft vanaf het vierde trimester van 2001. Bijna 70 pct. van de ondernemingen wacht met het uitbetalen van zijn personeel in euro tot 1 januari 2002. Bij 13 pct. van de ondernemingen gebeurt de loonadministratie nu reeds in euro, 8 pct. zijn van plan in het derde trimester van 2001 naar de euro om te schakelen en 10 pct. in het vierde trimester.
Wat de meeste van deze aspecten betreft, lijkt de omschakeling in de industrie en de dienstensector verder gevorderd dan in de bouw en de handel. De kleinhandel schakelt bovendien trager over dan de groothandel. Voornamelijk de zeer kleine ondernemingen of eenmanszaken zijn het minst opgeschoten.
Algemeen genomen zijn bovenstaande cijfers dus bemoedigend, maar enige nuancering is wellicht op haar plaats,
met name inzake de voorbereiding van kleinere ondernemingen of eenmanszaken. Voor deze laatste kan de
noodzaak om over een gedetailleerde overgangsplanning te beschikken weliswaar kleiner zijn, een grondige
analyse van de gevolgen van de euro op de bedrijfsvoering is allerminst overbodig. Uit diverse bevragingen is
immers reeds gebleken dat KMO-bedrijfsleiders vaak een te restrictieve visie hebben op de impact van de euro en
dat ze eveneens geneigd zijn om de omvang van de aanpassingen die noodzakelijk zijn te onderschatten. De finale
overschakeling op de euro vraagt echter niet enkel een aanpassing van boekhouding, jaarrekening en
informatiesystemen, maar ook van de prijszettingsstrategie, het commercieel beleid, de relaties met klanten en
leveranciers, opleiding van personeel enz. Zelfs wanneer men voor het eerste "technische" luik beroep kan doen op
externe dienstverleners of op kant-en-klare softwarepakketten, dan nog moeten tijdig contacten worden genomen of
orders worden geplaatst. Wat het tweede, meer strategische deel betreft, zullen het vaak deze bedrijven zijn die in
direct contact staan met de consumenten en zullen zij bij de omschakelingsoperatie juist extra vertrouwen moeten
uitstralen naar hun klanten toe.
Voor ongeveer 30 pct. van de bedrijven blijken psychologische prijzen niet van toepassing te zijn. Van de 70 pct. andere bedrijven past ongeveer een derde nu reeds psychologische prijzen in euro toe. In de detailhandel worden evenwel tekenen waargenomen dat die prijszetting, hoewel de psychologische prijzen er relatief belangrijker lijken dan voor de andere sectoren, later zal worden aangepast. De meeste bedrijven uit de detailhandel zouden die aanpassing immers niet vóór het vierde kwartaal van 2001 uitvoeren.
Het tweede deel van de enquête houdt verband met de kosten die de bedrijven moeten dragen bij de overgang op de eenheidsmunt en met de prijsvorming.
Evaluatie van de kosten ...
83 pct. van de ondernemingen die de enquête hebben beantwoord, deelden een raming van de kosten mee. Over
het geheel genomen zouden deze 0,2 pct. van hun omzet bedragen; de kosten zouden het hoogst zijn in de
detailhandel, met 0,4 pct.
Een zeer groot deel van de kosten, namelijk meer dan 80 pct., is verbonden aan de aanpassing van de
informatica-infrastructuur, de opleiding van het personeel en de interne communicatie. In de detailhandel zouden
de kosten ten gevolge van de aanpassing van de betaalterminaals, de bijkomende manipulaties van de liquiditeiten,
de specifieke veiligheidsmaatregelen tijdens de invoering van de euromunten en -biljetten en de dubbele
prijsvermelding meer dan 25 pct. van de totale kosten uitmaken, tegen ongeveer 10 pct. voor alle ondernemingen
uit het staal samen.
De bedrijven die aan de enquête hebben deelgenomen, zijn gemiddeld van oordeel dat 56 pct. van de kosten
werden gedragen in 1999 en 2000. Die verhouding loopt zelfs op tot 60 pct. in de industrie. Dat percentage is in de
diensten en de handel daarentegen kleiner en zelfs nog lager in de detailhandel. Het grootste deel, namelijk bijna
70 pct., van de door de detailhandel gedragen kosten zou dit jaar worden opgetekend en zowat 10 pct. zou zich
voordoen in 2002. Dit wekt geen verbazing, aangezien juist deze bedrijfstak het sterkst te maken krijgt met de
"cash changeover" van 1 januari aanstaande.
... en de
winsten
De bedrijven werden ook ondervraagd over de winsten die ze volgens hen kunnen halen uit de overgang op de euro. Hoewel het voor hen moeilijk is de omvang van dergelijke winsten te schatten, vermeldde 80 pct. van de aan de enquête deelnemende ondernemingen ten minste één terrein waarop het gebruik van de eenheidsmunt een gunstige invloed zou hebben. Tot de meest genoemde behoren de transparantie van de prijzen en de daling van de transactiekosten en de kosten verbonden aan het wisselkoersrisico, alsook, in mindere mate, de door de leveranciers gehanteerde prijzen, het opstellen van de boekhouding en de verruiming van de markten en de afzetmogelijkheden.
Prijsvorming
Wat de prijzen betreft, zijn 70 pct. van de ondernemingen uit het staal, en nog in meerdere mate de grote bedrijven die behoren tot de dienstensector en de handel van oordeel dat de invoering van de euro een verwaarloosbaar effect zal hebben op hun verkoopprijzen, terwijl slechts 8 pct. van de bedrijven een duurzame prijsstijging verwacht. Dit kan toe te schrijven zijn aan het relatief geringe peil van de kosten, die trouwens eenmalig zijn, maar ook aan de voordelen die de invoering van de euro met zich brengt.
Wat de omrekening betreft, is 80 pct. van de bedrijven van plan een over het geheel genomen neutrale conversie toe te passen, hetzij via een exacte omzetting, hetzij via een afronding naar boven voor sommige producten en naar beneden voor andere. Dat cijfer ligt iets hoger in de detailhandel, maar in deze branche zijn er vooral relatief meer bedrijven die systematisch hun prijzen naar beneden willen afronden dan in de andere bedrijfstakken. Dat geldt in het bijzonder voor sommige grote ondernemingen uit die sector. De vrees voor systematische prijsverhogingen lijkt dus niet te worden bevestigd in de voornemens van de bedrijven. Daarentegen lijken in de bouwnijverheid en de dienstensector meer dan het gemiddelde aantal bedrijven geneigd hun prijzen naar boven af te ronden.
Nagenoeg 60 pct. van de ondernemingen passen reeds de dubbele prijsaanduiding in Belgische frank en in euro toe. De bouwnijverheid lijkt terzake daarentegen minder ver gevorderd, aangezien slechts 45 pct. van de bedrijven uit deze bedrijfstak een dubbele prijsaanduiding toepast. De voornemens om de dubbele prijsaanduiding te hanteren tegen januari 2002 zijn sterker in de handel, waar in totaal 92 pct. van de bedrijven tegen januari 2002 de dubbele aanduiding zou toepassen, tegen ongeveer 80 pct. voor het staal als geheel.