Ministerie van Defensie



Brieven aan de Kamer


Integriteit

28-06-2001

In bovenvermelde brief verzoekt de griffier van uw commissie mij u te informeren over de integriteitsregels bij Defensie, in het bijzonder die welke gelden voor het doen van aan Defensie gerelateerde werkzaamheden na functioneel leeftijdsontslag. Aan dat verzoek wil ik graag voldoen.

Voorop wil ik stellen dat voormalige werknemers van Defensie na dienstverlating vrij zijn in de keuze van hun vervolgwerkzaamheden. Dat geldt zowel voor degenen die met functioneel leeftijdsontslag zijn gegaan, als voor hen die om andere redenen ontslag is verleend. Deze keuze kan niet worden beperkt door het opleggen van een concurrentiebeding of een daaraan soortgelijke regeling. Indien geen nadere regelgeving zou gelden, bestaat de mogelijkheid dat deze oud-medewerkers in een nieuwe hoedanigheid betrokken raken bij zakelijke contacten met Defensie. Daarom is, om (de schijn van) belangenverstrengeling en vriendjespolitiek tegen te gaan, voor het zittend personeel een gedragscode opgesteld die aangeeft op welke wijze hiermee moet worden omgegaan. Zo is bepaald dat een functionaris, die na beëindiging van zijn dienstverband bij Defensie een functie aanvaardt bij een bedrijf waarmee hij namens Defensie de laatste drie jaar van zijn dienstverband zakelijke contacten heeft onderhouden, gedurende een periode van drie jaar na het beëindigen van dat dienstverband, niet als gesprekspartner namens dat bedrijf mag worden geaccepteerd. Dezelfde regel geldt ook als een functionaris zich na zijn dienstverband aanbiedt als gesprekspartner, bemiddelaar of tussenpersoon voor het werkterrein waarop hij in zijn dienstverband bij Defensie werkzaam was. Voor contacten met voormalige bewindslieden en oud-Kamerleden in dienst van het bedrijfsleven wordt dezelfde lijn gevolgd. De regeling zal overigens worden aangepast in de zin dat geen enkele oud-medewerker van Defensie in de eerste jaren na dienstverlating als gesprekspartner van het bedrijfsleven zal worden geaccepteerd. Dat vergemakkelijkt de controle op een juiste toepassing van de regeling.

Hoewel de oud-medewerker niet kan worden beperkt in de keuze van zijn vervolgwerkzaamheden, gelden wel enige restricties voor het gebruik van de bij Defensie verkregen kennis. Zo bepalen de Ambtenarenwet en de Militaire Ambtenarenwet dat de (gewezen) ambtenaar is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in zijn functie als ambtenaar ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt. Daarnaast gelden de algemene geheimhoudingsverplichtingen van het Wetboek van Strafrecht (artikelen 98 e.v. en 272).

Naast de regeling hoe in het zakelijk verkeer moet worden omgegaan met oud-medewerkers, zijn er nog andere bepalingen die de integriteit van Defensie en het personeel moeten beschermen. Zo zijn regels gesteld over het al dan niet aannemen van geschenken en uitnodigingen, het verrichten van nevenwerkzaamheden en de inhuur van oud-medewerkers. De regels voor de handhaving van de integriteit zijn neergelegd in een aanwijzing van de Secretaris-Generaal. De bevelhebbers zien nauwgezet toe op een juiste toepassing van deze aanwijzing. Om hen daarbij behulpzaam te zijn, is bij elk van de krijgsmachtdelen een functionaris integriteitszorg aangesteld. Ook bij het Defensie interservice commando en bij de centrale organisatie van het ministerie zijn zulke functionarissen werkzaam.

Omdat de gewezen ambtenaar vrij is in de keuze van zijn vervolgwerkzaamheden, kan hij niet worden verplicht deze bij Defensie aan te melden. Er bestaat daarvan dan ook geen registratie. Het overzicht, waarom gevraagd, van bedrijven waarmee Defensie zaken doet en waar oud-medewerkers actief zijn, kan daarom niet worden verstrekt.

Ik vertrouw erop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

H.A.L. van Hoof.