http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=417463
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Azië en Oceanië afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 29 juni 2001 Auteur mr J. Roodenburg
Kenmerk DAO-0605-01 Telefoon 070-3485655
Blad 1/1 Fax 070-3485323
Bijlage(n) 1 E-mail jj.roodenburg@minbuza.nl
Betreft Vragen van het lid Karimi over mogelijke militaire samenwerking tussen Nederland en Indonesië
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer van 1 juni 2001, kenmerk 2000111470, waarbij gevoegd waren de door het lid Karimi overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U, mede namens de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Economische Zaken, in bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen aan te bieden.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer De Grave, Minister van Defensie en de heer Ybema, Staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Karimi.
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoord tijdens het Algemeen Overleg met de Kamer over
de mogelijke militaire samenwerking tussen Nederland en Indonesië?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Wat is momenteel de stand van zaken bij deze (mogelijke) samenwerking? Is de
bilaterale werkgroep al bijeengekomen? Zijn er in de bilaterale werkgroep al
concrete voorstellen geformuleerd voor deze samenwerking? Zo ja, hoe luiden
deze voorstellen en zijn deze al geïmplementeerd?
Antwoord
Op basis van een globaal voorstel van Indonesische kant is aan Nederlandse
zijde een inventarisatie gemaakt van concrete mogelijkheden voor
samenwerking. Voorshands gaat de Nederlandse voorkeur uit naar opleidingen
en trainingen. Gezamenlijke oefeningen en materieelsamenwerking zijn voor
het moment niet aan de orde. Het overleg hierover is nog gaande en verloopt
via de Nederlandse ambassade te Jakarta. De bilaterale werkgroep is nog niet
bijeengeweest.
Vraag 3
Heeft de Indonesische regering inmiddels een aanvraag ingediend bij
Nederland voor reserveonderdelen voor zes marineschepen teneinde deze in
staat te stellen te waken over de territoriale integriteit van de
Indonesische wateren?
Antwoord
Nederland heeft geen formele aanvraag voor een exportvergunning voor de
levering van dergelijke reserveonderdelen ontvangen. Ik voeg daar aan toe
dat de inventarisatie die naar aanleiding van initiële Indonesische
voorstellen is gemaakt, en waaraan in het antwoord op vraag 2 wordt
gerefereerd, zich wel uitstrekte over materieel voor de Indonesische marine.
De Koninklijke marine heeft vastgesteld dat zij niet (meer) beschikt over
reserveonderdelen waaraan aan Indonesische zijde blijkbaar behoefte bestaat.
Vraag 4
Hebben Indonesische militairen al deelgenomen aan (bestaande) cursussen van
militaire onderzoeksinstituten in Nederland als onderdeel van de militaire
samenwerking?
Antwoord
Tot dusver heeft in december 2000 één Indonesische TNI-officier deelgenomen
aan de "Netherlands Defence Orientation Course" aan het Instituut Defensie
Leergangen. Voorzien is dat ook dit jaar één Indonesiër deelneemt aan deze
cursus.
Vraag 5
Is het waar dat de minister van Politieke Zaken en Veiligheid Susilo Bambang
Yudhoyono het mandaat krijgt om de orde in het land te herstellen? Zo ja, is
het inmiddels bekend welke concrete stappen er genomen worden om de orde in
het land te herstellen?
Antwoord
Op 28 mei gaf president Wahid de toenmalige coördinerend minister voor
Politieke Zaken en Veiligheid, Susilo Bambang Yudhoyono, de opdracht
speciale maatregelen te nemen gericht op beëindiging van de crisis en
herstel van orde en veiligheid. Direct nadat het desbetreffende decreet was
uitgevaardigd, liet minister Yudhoyono weten dat hiermee geen opdracht werd
gegeven tot afkondiging van de noodtoestand. Wel werden op dezelfde dag de
politietroepen in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Inmiddels is
minister Yudhuyono bij de algehele kabinetswijziging door President
vervangen door luitenant-generaal bd. Agum Gumelar.
Vraag 6
Hoe groot acht u de kans dat de opdracht tot speciale maatregelen om de orde
in het land te herstellen, het leger of althans ongedisciplineerde eenheden,
ingezet worden tegen de bevolking?
Antwoord
Toen president Wahid in de aanloop naar de bijeenkomst van het parlement op
30 mei jl. dreigde met het uitroepen van de noodtoestand, bleek het leger,
net als toenmalig minister Yudhoyono en bijna alle andere kabinetsleden,
niet bereid deze richting in te slaan. Het Indonesische leger lijkt zich te
hoeden voor uitspraken of acties die buiten de constitutionele kaders zouden
vallen.
Vanuit mijn grote zorg over de ontstane crisis heb ik tijdens mijn gesprek
met minister Alwi Shihab op 25 mei benadrukt dat alle partijen langs
constitutionele en democratische weg zouden moet zoeken naar een oplossing.
Vraag 7
In hoeverre wordt een militaire samenwerking tussen Nederland en Indonesië
door de Indonesische militairen gezien als politieke steun?
Antwoord
Vanuit de gedachte dat hervorming van het leger hoge prioriteit moet
krijgen, staan bij de verkenning van de mogelijkheden tot militaire
samenwerking twee doelstellingen centraal: de democratisering en de
professionalisering van de Indonesische strijdkrachten. Hierover bestaat ook
bij de Indonesische civiele en militaire autoriteiten geen misverstand.
Vraag 8
Deelt u de mening dat gezien de recente omstandigheden aldaar en de nog
steeds omstreden rol van het leger in diverse conflicten, een militaire
samenwerking te vroeg en ongepast is? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De zeer specifiek militaire samenwerking zoals door Nederland nu ondernomen
is uitsluitend gericht op de hervorming van het Indonesische krijgsmacht.
Die hervorming is een zeer belangrijk element in het Indonesische
democratiseringsproces. De internationale gemeenschap kan daaraan in de
eerste plaats bijdragen via ondersteuning van de opbouw van een krachtig
civiel bestuur. Daarnaast kan de hervorming van de strijdkrachten worden
ondersteund via in omvang en doelgroep beperkte samenwerking op het gebied
van professionalisering en democratisering. Zoals hierboven aangegeven
achten wij andere vormen van militaire samenwerking nog niet aan de orde.
Ook het -restrictieve- beleid t.a.v. export van strategische goederen naar
Indonesië houdt met deze omstandigheden rekening.
Kenmerk DAO-
Blad /1
1 Kamerstuk 26 049, nr. 36.
===