Ministerie van Buitenlandse Zaken


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Voorlichting & Communicatie Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 29 juni 2001 Auteur Kees van Spronsen
Kenmerk DVL-424/2001 Telefoon 070/3484188
Blad /1 Fax 070/3485559
Bijlage(n) 1 E-mail Kva.spronsen@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Van Middelkoop over het onderzoek naar het imago van Nederland in het buitenland Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier uwer Kamer d.d. 21 mei jl., kenmerk 2000110850, waarbij gevoegd waren de door het lid Van Middelkoop overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij u ingediende vragen, heb ik de eer u als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Middelkoop

Vraag 1

Bent u voornemens een uitgebreid onderzoek in te stellen naar het imago van Nederland in het buitenland? Zo ja, waar richt dit onderzoek zich precies op? Op grond van welke overwegingen wordt een selectie van de te onderzoeken thema's gemaakt?

Antwoord

Uit eerder onderzoek blijkt dat het beeld van Nederland in het buitenland redelijk positief is. Als sterke kanten van het imago worden genoemd: toerisme, veiligheid, zaken doen, politieke stabiliteit en het openbaar vervoer. Waar het gaat om een aantal 'moral issues' (drugs, euthanasie, abortus e.d.) worden de Nederlandse standpunten niet door een ieder onderschreven.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken verzamelt reeds jaren via de posten informatie over het beeld van Nederland in het buitenland. Ten einde de kwaliteit van dat onderzoek te verbeteren, is besloten de gegevens met behulp van een onderzoeksbureau op een gestructureerder, kwantitatieve wijze te verzamelen. Aan 25 posten is dan ook gevraagd te rapporteren binnen een vast format over diverse onderwerpen die van invloed zijn op de beeldvorming van Nederland, waaronder de eerder genoemde moral issues.

Vraag 2

Wat is de noodzaak van een onderzoek op dit moment over het Nederlandse imago in het buitenland? Bestaat er bij de minister zorg of ongerustheid op dit punt? Zo ja, waarom?

Antwoord

Er is geen sprake van ongerustheid of reden tot zorg over het Nederlandse imago in het buitenland. Het genoemde onderzoek behelst in feite niets meer dan een structurering van de gegevensverzameling, die reeds jaren gaande is.

Vraag 3

Wat is precies de rol van de ambassades bij dit onderzoek?

Antwoord

De ambassades verstrekken relevante gegevens, met name uit berichtgeving van lokale media, via een vragenlijst aan het onderzoeksbureau.

Vraag 4

Om welke redenen zijn de uitkomsten van dit onderzoek kennelijk alleen voor intern gebruik op het ministerie bedoeld?

Antwoord

De gegevens van het onderzoek zijn bestemd voor gebruik in de voorlichting buitenland van het ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries, alsmede belangstellende organisaties die zich bezighouden met imago-aspecten van Nederland. De gegevens zijn uiteraard openbaar.

Vraag 5

Erkent u dat de Tweede en Eerste Kamer als medewetgevende en controlerende organen belang kunnen hebben bij kennisneming van de bevindingen van dit onderzoek? Bent u bereid de Kamer op passende wijze op de hoogte te houden van de onderzoeksresultaten?

Antwoord

Ja.

Kenmerk
Blad /1

1 De Volkskrant, 12 mei jl.






===