Brief LHV aan Vaste Kamercommissie
29 juni 2001
De LHV heeft in voorbereiding op het algemeen overleg huisartsenzorg
op 4 juli 2001 in de Tweede Kamer aan de Vaste Kamercommissie VWS de
onderstaande brief gestuurd, om de standpunten van de huisartsen nog
eens duidelijk te onderstrepen.
Geachte leden,
Met het oog op een algemeen overleg dat u op 4 juli a.s. met de
minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de huisartsenzorg
hebt willen wij u graag nog over enkele actuele aspecten informeren.
1. De 1 juli maatregelen
De maatregelen die per 1 juli 2001 worden geëffectueerd betreffen:
- aanpassing van de normatieve praktijkkostenvergoeding waarvan voor
2001 de macroconsequentie 125 mln bedraagt en vanaf 2002 structureel
op jaarbasis 250 mln.
- aanpassing van het norminkomen voor de gestegen premie voor
verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en de gestegen premie voor
ziektekostenverzekering. Hierbij is het premieniveau 2000 als
uitgangspunt genomen. De macroconsequentie voor 2001 van deze
maatregel bedraagt ca 16 mln en structureel op jaarbasis vanaf 2002,
33 mln.
- financiering van de infrastructurele kosten voor de nieuwe
organisaties voor de huisartsenzorg gedurende avond, nacht en weekend
waarmee voor 2001 een bedrag van 115 mln is gemoeid en vanaf 2002 op
jaarbasis een bedrag van 150 mln.
Naast genoemde maatregelen is ook de verbetering van het salarisniveau
voor de huisartsen in opleiding (HAIO) per 1 januari 2001 in de
voorjaarsbeslissing qua financiering zeker gesteld alsook de
uitbreiding van de opleidingscapaciteit in de komende jaren naar 670
plaatsen.
Commentaar LHV
De maatregelen zoals die nu zijn getroffen ten behoeve van de
huisartsenzorg via de besluitvorming in het Kabinet over de
voorjaarsnota, worden - bezien op de effecten op jaarbasis - als een
belangrijke eerste bijdrage in het oplossen van de knelpunten gezien.
Er is echter wel een enorme teleurstelling over de ingangsdatum. Dit
is gebaseerd op het feit dat bij eerdere gelegenheden over de
praktijkkostenaanpassing en over de aanpassing van het norminkomen
voor de premiemutaties verzekering arbeidsongeschiktheid, een
ingangsdatum van 1 januari 2001 door de minister is uitgesproken. Deze
uitspraken hebben uiteraard verwachtingen gewekt die niet zijn
waargemaakt. Dit betekent helaas dat de LHV over de ingangsdatum voor
de premiemutatie arbeidsongeschiktheidsverzekering een juridische
procedure heeft moeten starten.
2. Periode 1 juli 2001 tot 1 januari 2002, onderdeel regionale
vergoeding praktijkkosten
De Ledenvergadering is akkoord gegaan met het resultaat dat wij tot 1
juli 2001 hebben bereikt, en heeft besloten dat over het jaar 2001
contracten met zorgverzekeraars gesloten moeten worden. Tegelijkertijd
wordt de tweede helft van 2001 als cruciaal beschouwd voor het
bereiken van verdere resultaten op de terreinen van inkomensaanpassing
inclusief een vergoeding voor het werk van de huisartsen tijdens Avond
Nacht en Weekend (ANW) uren en het maken van aanvullende afspraken
over kostenvergoedingen op basis van lokaal en individueel bepaalde
kostenposten en -niveaus. Graag gaan we nader in op de hier bedoelde
praktijkkostencomponent.
Deze moeten inzichtelijk worden gemaakt via door huisartsenpraktijken
op te stellen bedrijfsplannen. Deze plannen worden overgelegd aan de
regionale zorgverzekeraar (marktleider) die het plan beoordeelt en
afspraken maakt over een aanvullende tarieftoeslag.
Deze mogelijkheid tot betaling van werkelijke kosten is zeer
belangrijk en kan ook weer tot een nieuw elan in de huisartsenzorg
leiden. Kosten waaraan wordt gedacht betreffen bv huisvestingskosten
die zowel qua aantallen vierkante meters als de vierkante meterprijs
kunnen variëren alsook variaties in financiering op basis van
specifieke patiëntenkenmerken met aantoonbare verschillen in belasting
voor de huisarts.
Deze opzet wordt nadrukkelijk ook toegejuicht door de zorgverzekeraars
omdat ook zij in toenemende mate tegen situaties aanlopen waarin met
extra tegemoetkomingen in de betaling van kosten aan huisartsen ook in
minder aantrekkelijke vestigingssituaties vestiging kan worden
gerealiseerd.
Een probleem dat zich ook hier opnieuw voordoet is de dualiteit in ons
verzekeringsstelsel. Immers waar het mogelijk is om met de
ziekenfondsen op kostenonderdelen als benoemd aanspreekbare afspraken
te maken met voorwaardelijke betaling, kan dat in de particuliere
omgeving niet. Zolang er geen uniform tariefsysteem voor de
huisartsenzorg is, is het onvermijdelijk dat voor de particuliere
sector op basis van normatief gemiddeld bepaalde kosten, verrekening
in het tarief moet plaatsvinden.
Gezien het belang van deze ontwikkelingen doen wij een dringend beroep
op u als Tweede Kamer om mede te bewerkstelligen dat de
WTG-beleidsregels die voor deze aanvullende afspraken over de
praktijkkosten in samenspraak tussen ZN, LHV en CTG worden opgesteld,
ook door de minister zullen worden goedgekeurd. Wij hopen dat de
beleidsregels in het najaar van 2001 aan de minister worden
voorgelegd. Het spoedig tekenen hiervan is een belangrijk ijkpunt voor
de Ledenvergadering van de LHV.
3. Contractuele relaties
In de afgelopen weken is er veel discussie geweest over het
continueren van de contractuele relatie tussen ziekenfonds en
huisarts. De onzekerheid over de besluitvorming inzake de
tariefstelling per 1 juli 2001 in combinatie met de consequentie dat
aanpassing van de inhoud van het contract zou moeten worden overwogen
als er negatief zou worden besloten, heeft hierin zeker bijgedragen.
Wij gaan er vanuit dat het besluit van onze Ledenvergadering om voor
2001 alsnog contracten aan te gaan met de ziekenfondsen, massaal wordt
opgevolgd. Desalniettemin blijven er enkele incidentele en in omvang
kleine haarden van verzet.
Het onlangs genomen NMa-besluit, waarin huisartsenpraktijken als
ondernemingen in de zin van de Mededingingswet moeten worden beschouwd
met alle mededingingsconsequenties van dien, draagt bij aan de
gedachte bij veel huisartsen dat hiermee ook echte onderhandelingen
over de inhoud van het contract op alle aspecten kan plaatsvinden.
Er moet dus wel rekening mee worden gehouden dat er toch situaties
kunnen gaan ontstaan waarin geen overeenstemming wordt bereikt en dus
ook geen contract met de zorgverzekeraar wordt gesloten. Dit fenomeen
wordt nog versterkt door het oplopende huisartsentekort en dus het
gevaar dat grote groepen van de bevolking niet kunnen worden
ingeschreven bij een eigen huisarts. Hoewel wij dit een ongewenste
ontwikkeling vinden heeft deze situatie ons gedwongen een verzoek aan
het CTG te doen om in die onverhoopte situaties waarin er geen
contract tot stand komt een verrichtingentarief in de
ziekenfondssector te hebben gelijk aan het tarief in de particuliere
sfeer.
4. Periode 1 juli 2001 tot 1 januari 2002, onderdeel herijking
norminkomen
Wij gaan er van uit dat de minister met de herijking van het
norminkomen per 1 januari 2002, in de uitgavenraming voor 2002
rekening zal houden. Het gaat om aanpassing van het huidige
norminkomen dat in 1983 door de toenmalige bewindslieden van VWS, EZ
en SZW is vastgesteld. Zoals u bekend is bestaat het norminkomen uit
de salariscomponent en de zogenaamde aankledingscomponent. Het laatste
betreft de voor de specifieke huisartsensituatie op de gekozen
vergelijkingsfiguur, toegerekende werkgeversbijdrage voor premies
verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen. De minister
heeft vorig jaar de noodzaak tot herijking van het norminkomen
onderschreven en het CTG verzocht een traject te starten en in 2002 af
te ronden. Het ingezette traject betreft de volgende deeltrajecten.
? Onderzoeken naar de aankledingscomponent en naar de
salarisontwikkeling van de in 1983 gekozen vergelijkingsfiguur. Dit
onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van het CTG.
? Een door de beroepsgroep zelf geëntameerd onderzoek naar de actuele
functieinhoud, -zwaarte en daarop gebaseerde -beloning inclusief de
aankleding. Van groot belang is dat het werk dat huisartsen in avond,
nacht en weekend verrichten adequaat en gepast in het inkomensniveau
is verwerkt alsook de premies voor arbeidsongeschiktheidsverzekering
die vanaf 2001 voor huisartsen dramatisch zijn gestegen.
Het onderzoek dat de LHV laat doen naar het gepaste norminkomen door
bureau Hay zal in juli worden afgerond en worden voorgelegd ter
vaststelling aan de ledenvergadering begin september 2001. De
macrokostenconsequenties worden zo spoedig mogelijk onderbouwd aan de
minister verstrekt met het oog op de voorbereiding van de Zorgnota
2002.
Voor onze achterban is een voortvarend verloop van dit traject in de
tweede helft van 2001 cruciaal. De huisartsen wensen in ieder geval de
honorering voor het werken in ANW-uren per 1 januari 2002 gerealiseerd
te zien. Aangezien deze uren tot op vandaag gratis worden verricht
(gesloten beurzensysteem), stelt men dit als harde voorwaarde voor de
continuering van het werken in dienstenstructuren.
5. Rapport Tabaksblat
Over het advies dat de commissie Tabaksblat heeft uitgebracht over een
toekomstige financiering en organisatie van de huisartsenzorg hebben
wij recent een LHV-reactie aan de minister gezonden. Dit mede met het
oog op haar voorbereidingen om te komen tot een kabinetsstandpunt.
Kortheidshalve zend ik u bijgaand een afschrift van deze brief.
6. Apotheekhoudende huisartsen
Ten aanzien van de apotheekhoudende huisartsen moet helaas worden
vastgesteld dat de minister haar gedane toezeggingen niet is
nagekomen. Zij zou zich maximaal inspannen om hun positie te
beschermen tegen onvrijwillige overname door een openbare apotheek op
grond van het in de WOG opgenomen primaat voor de openbare apotheek.
Aan de minister is recent opnieuw schriftelijk gemeld dat de
bescherming onder meer in de vorm van vertraging van
vestigingprocedures in afwachting van nieuw geformuleerde
beleidsvoornemens, tot op heden niet is gerealiseerd. De experimenten
voor het scheiden van zorg en handel komen hierdoor niet van de grond.
In de brief aan de minister wordt daarom nadrukkelijk verzocht om nu
zo spoedig mogelijk de gevraagde duidelijkheid te verschaffen over
haar beleidsvoornemens opdat de apotheekhoudende huisartsen en de LHV
hun beleid hierop kunnen baseren.
Overigens zijn LHV en ZN nog steeds van opvatting dat de positie van
de apotheekhoudende huisartsen gelijkwaardig moet zijn aan die van de
openbare apotheek. Een zorgverzekeraar moet een eigen keuze kunnen
maken in de contractpartner en niet vanuit de wet een partner opgelegd
krijgen.
7. Overige punten
Naast genoemde bovenstaande punten zijn er nog vele anderen die de
actualiteit betreffen. Gedacht kan hierbij worden aan een nieuw
stelsel voor de zorg en de positie van de huisartsenzorg hierin, de
modernisering van de Wet Tarieven Gezondheidszorg, etc.
Huisartsentekort
- In de komende jaren moet worden gevreesd dat het huisartsentekort
dramatisch oploopt en vele ingezetenen niet bij een eigen huisarts
kunnen worden ingeschreven. Dit ondanks het gegeven dat de minister
investeert in de uitbreiding van de opleidingscapaciteit. Hoewel de
LHV zich niet primair verantwoordelijk kan stellen voor dit probleem
voelen wij ons wel betrokken en mede verantwoordelijk voor de
ontwikkeling van maatregelen die een oplossing kunnen bieden. Wij
hebben daartoe een projectvoorstel neergelegd om met alle betrokkenen
maatregelen te inventariseren en ook enkele faciliteiten te
implementeren waaronder een kenniscentrum waarin de verschillende
regionaal gevonden oplossingen beschikbaar kunnen worden gesteld voor
anderen. Aan VWS is verzocht om bij te dragen in de financiering van
de met dit project gemoeide kosten. Hierop is nog geen uitsluitsel
gegeven.
Wet verplichtstelling beroepspensioenregeling
- In directe samenhang met het oplopende huisartsentekort speelt de
discussie over de Wet verplichtstelling beroepspensioenregeling. Het
kabinet heeft als haar voornemen neergelegd de verplichtstelling voor
deelname aan de beroepspensioenfondsen te schrappen. Naast het feit
dat privatiseren van deze voorziening tot 40% duurder kan uitvallen
ten opzichte van de actuele kosten zal schrappen betekenen dat voor de
collectiviteit en solidariteit gereserveerde middelen aan de
deelnemende huisartsen moet worden uitgekeerd met als effect
vervroegde uittreding.
Sluiting Kleine Ziekenhuizen
- Zorgen zijn er over een toenemende sluiting van kleine ziekenhuizen.
In enkele situaties worden daarmee zorgvuldig opgebouwde zorgnetwerken
verstoord en lijkt er sprake van het afstoten van bedden en
deskundigheid terwijl geen goed alternatief is gevonden. De eerste
lijn dreigt vervolgens met de problemen te worden opgezadeld.
Mededingingsrecht
- De toepassing van het mededingingsrecht op de huisartsenzorg heeft
geleid tot een aantal wijzigingen zoals het laten vervallen van het
vestigingsbeleid en het 15 minutencriterium. De meeste aandacht gaat
momenteel uit naar de toepassing van mededingingsrecht op de wijze
waarop wordt onderhandeld door huisartsen. Het collectief
onderhandelen wordt per 1 januari a.s. verboden, waarbij de NMA heeft
aangekondigd deze regel streng te controleren. De LHV en de DHV-en
treffen de noodzakelijke voorbereidingen om per 1 januari a.s.
uitgerust te zijn voor deze wijziging.
Ik verzoek u vriendelijk om in uw voorbereiding van het algemene
overleg onze informatie te betrekken. Uiteraard zijn wij graag bereid
desgewenst een en ander ook mondeling aan u toe te lichten.
Hoogachtend,
mw. T. M. Slagter-Roukema, huisarts
voorzitter
Bijlage: bestuurlijk standpunt LHV m.b.t. eindrapport "Een gezonde
spil in de zorg"
Ga naar : Nieuwspagina van de LHV
Volgend artikel : Huisartsen akkoord met tussentijds
onderhandelingsresultaat
© copyright LHV 2001 home . index . email/adres . Artsennet