Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over munitiedumpplaatsen
Een parlementair stuk bij het onderwerp Brandweer en Rampenbestrijding
11 juni 2001
Vragen van de leden Buijs en Th. A. M. Meijer (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over munitiedumpplaatsen (ingezonden 3 mei 2001).
1. Vraag
Is bij de conclusie uit het rapport munitieruiming periode 1944-1947 van 15 december 2000 dat de belangrijkste potentiële risicolocatie het munitieruimingsgebied bij Cadzand is, ook betrokken de dumping van 35.000 ton munitie uit de Eerste Wereldoorlog? Zo nee, in hoeverre is dit gegeven nog van invloed op bovengenoemde conclusie? (SV van de Eerste Kamerleden Eversdijk en Baarda d.d. 09-04-1998 en antwoord op 26-05-1998).
1. Antwoord
Nee, het rapport heeft zich gericht op de munitie die ten gevolge van oorlogshandelingen uit de Tweede Wereldoorlog op Nederlands grondgebied is achtergebleven en in de periode 1944-1947 is geruimd. De desbetreffende 35.000 ton munitie is inderdaad afkomstig uit de Eerste Wereldoorlog en bevindt zich op een (fysiek gesloten) locatie over de grens met België.
2. Vraag
Wat is de reden dat het op 15 december 2000 gereedgekomen onderzoeksrapport eerst op 26 april 2001, ruim vier maanden later, aan de Kamer is aangeboden?

2. Antwoord
Het in opdracht van de staatssecretaris van Defensie opgestelde rapport bevat nog enkele elementen die nader onderzoek verlangen. De opstellers van het rapport geven dat ook aan in de conclusies. Onder meer wordt geconcludeerd dat in het algemeen alleen de naam van de gemeenten waar in genoemde periode munitie is geruimd en/of vernietigd, bekend is. Slechts in een enkel geval zijn de locaties nader aangeduid. Op basis van de geraadpleegde bronnen is slechts een klein aantal grote en kleine springplaatsen met zekerheid vast te stellen. Het was de doelstelling van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie eerst de onduidelijkheden op te lossen en het rapport daarna aan te bieden aan de Kamer. Nu op basis van een daartoe strekkend Wob-verzoek het rapport door de staatssecretaris van Defensie aan een mediabedrijf is verstrekt, leek het mij evenwel wenselijk het uw Kamer onverwijld aan te bieden.

3. Vraag
Langs welke weg zal het onderzoek worden gecoördineerd dat gemeente- en provinciebesturen opdraagt om in hun archieven nadere gegevens boven water te krijgen? Op welk moment kan de Kamer rapportage over de uitkomst van dit onderzoek tegemoet zien? 3. Antwoord
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benadert in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de desbetreffende gemeente- en provinciebesturen. Zoals het zich nu laat aanzien worden alleen gemeenten verzocht hun archieven te raadplegen. Het gemeentebestuur beslist als bevoegd gezag zelf of het archiefonderzoek daadwerkelijk plaatsvindt; van een opdracht is dus geen sprake. Op dit moment is niet aan te geven wanneer de desbetreffende gemeenten hun onderzoek zullen hebben afgerond. Dit is sterk afhankelijk van de omvang van de lokale problematiek. Ik zal de Kamer vóór het eind van dit jaar informeren over de voortgang.

4. Vraag
Op welk moment zullen de onderzoeksresultaten bekend zijn van de mogelijke schadelijke gevolgen voor het milieu als gevolg van mogelijk vrijkomend fosfor bij de munitiedumpplaats Zierikzee? (SV van de Tweede Kamerleden Buijs en Van der Knaap d.d. 13-07-1999 en antwoord d.d. 27-08-1999)
4. Antwoord
De onderzoeksresultaten van TNO van de mogelijke schadelijke gevolgen voor het milieu als gevolg van mogelijk vrijkomend fosfor bij de munitiedumpplaats Zierikzee worden verwacht in de eerste helft van 2002.

5. Vraag
Waarom wordt na de ervaring met de ramp in Enschede niet gekozen voor een gecoördineerde aanpak onder verantwoordelijkheid van uw ministerie, maar voor een lokale beoordeling van de vraag of de veiligheid in het geding is en of er aanleiding is voor opsporing en ruiming?
5. Antwoord
Zoals gemeld in de aanbiedingsbrief aan de Kamer (EB2001/65943) is er wel sprake van een gecoördineerde aanpak bij de selectie en benadering van de desbetreffende gemeenten, maar er is ook een eigen verantwoordelijkheid van gemeenten. De burgemeester blijft verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in zijn gemeente.

6. Vraag
Bent u van mening dat het van het grootste belang is om snel zekerheid te krijgen over de mogelijke veiligheidsrisicos voor de bevolking die vlakbij de munitiedepotplaatsen wonen? Heeft deze onzekerheid nu al niet te lang geduurd? Wilt u de Kamer toezeggen zo spoedig mogelijk met een plan van aanpak te komen om aan deze ongewenste situatie een eind te maken?
6. Antwoord
Het is van belang om zo snel als mogelijk zekerheid te krijgen over de mogelijke veiligheidsrisicos voor de bevolking die in de nabijheid van de munitiedumpplaatsen woont. De voorbereidingen van het door de opstellers van het rapport voorgestelde vervolgonderzoek om nauwkeurig te bepalen waar de springputten zich bevinden zijn dan ook reeds in gang gezet. De hoofdlijnen van de aanpak heb ik u aangegeven in mijn brief van 26 april jl. Ik zal voor het eind van dit jaar de Kamer informeren over het vervolgonderzoek bij gemeenten en de voortgang hiervan.