Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

29 juni 2001 Nr. 01/115

Financiële gevolgen Anw voor nabestaanden blijken beperkt

Door de invoering van de Algemene nabestaandenwet (Anw) is het aantal mensen met een nabestaandenuitkering gedaald van ruim 195.000 in 1995 tot ruim 175.000 in 2000. De daling is vooral het gevolg van nieuwe toelatingsvoorwaarden en de toepassing van een inkomenstoets. Het aantal nabestaanden dat door de overgang van de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW) naar de Anw financiële problemen heeft ondervonden, blijkt beperkt: slechts 3 procent zegt financiële problemen te ervaren die mogelijk aan de Anw kunnen worden toegeschreven. Staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft dit aan de Tweede Kamer bij de aanbieding van het evaluatierapport van de Algemene nabestaandenwet.

De Anw werd in 1996 ingevoerd en kwam in de plaats van de AWW van 1959. De AWW ging uit van een samenleving waarin de man de kost verdiende en de vrouw voor het gezin zorgde. De AWW moest voorkomen dat de vrouw na het overlijden van haar man in financiële problemen zou raken. Om die reden kende de AWW oorspronkelijk alleen een uitkeringsrecht voor weduwen, niet voor weduwnaars. Het doel van de Anw is een basisvoorziening voor nabestaanden die niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien. Om na te gaan of de Anw zijn doelstelling heeft gerealiseerd, werd bepaald dat de wet binnen vijf jaar na inwerkingtreding zou worden geëvalueerd.

De evaluatie, die werd uitgevoerd door Onderzoeksbureau Regioplan, wijst uit dat de invoering van de Anw voor ruim de helft van de voormalig AWW-gerechtigden niet tot een verandering van inkomen heeft geleid. Anderen kregen een lagere uitkering als gevolg van de inkomenstoets of omdat zij met een nieuwe partner zijn gaan samenwonen. Drie procent van de voormalig AWW-gerechtigden geeft aan financiële problemen te ervaren die mogelijk aan de Anw kunnen worden toegeschreven.

De Anw is, met een overgangsregeling, ook van toepassing op voormalig AWW-gerechtigden. Hiertoe was besloten om te voorkomen dat gedurende lange tijd mensen die in dezelfde omstandigheden verkeren, een verschillende uitkering zouden ontvangen. In januari 2001 heeft de Centrale Raad van Beroep de afweging van de wetgever om de Anw ook te laten gelden voor mensen die al AWW-uitkeringsgerechtigd waren, geaccordeerd.

Sinds de invoering van de Anw zijn er bijna 55.000 nieuwe uitkeringsgerechtigden bijgekomen. Uit het onderzoek blijkt dat 'nieuwe nabestaanden' - net als voormalig AWW-gerechtigden - hun financiële situatie over het algemeen als redelijk tot goed omschrijven.

In de evaluatie is onderzocht hoe vaak het voorkomt dat mensen zich niet particulier kunnen verzekeren voor het zogeheten Anw-hiaat. Het Anw-hiaat is het verschil in het recht op en de hoogte van de AWW- en de Anw-uitkering. Uit het onderzoek blijkt (zoals ook al uit eerdere onderzoeken is gebleken) dat onverzekerbaarheid voor het Anw-hiaatrisico slechts in zeer beperkte mate voorkomt. Bij een onderzoek onder chronisch zieken gaf 2 procent aan onverzekerbaar te zijn. De partners van deze chronisch zieken bleken echter allemaal te voldoen aan de Anw-criteria voor het recht op een uitkering. Daarnaast is ook onderzoek gedaan onder een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking. Hieruit bleek dat 0,8 procent van de ondervraagden onverzekerbaar was.

Staatssecretaris Hoogervorst vindt het wenselijk dat mensen erop worden gewezen om op jonge leeftijd na te denken over een nabestaandenverzekering. Zo wordt voorkomen dat men pas nadat men onverzekerbaar is geworden een regeling wil treffen, maar dan moet constateren dat het te laat is om dat te doen. De staatssecretaris schrijft dat daarom de voorlichtingscampagne over de Anw, die in het najaar opnieuw van start gaat, mensen erop zal wijzen dit risico tijdig te overwegen.

Bij de invoering van de Anw is een tijdelijke onverzekerbarenregeling ingesteld voor mensen die vanwege gezondheidsredenen op de particuliere markt alleen een nabestaandenverzekering konden afsluiten tegen een premie die meer dan 2,5 maal hoger lag dan gemiddeld. De regeling eindigde op 1 april 1999. Staatssecretaris Hoogervorst ziet geen aanleiding deze regeling met terugwerkende kracht opnieuw open te stellen, omdat slechts een zeer beperkt aantal mensen er baat bij zou hebben, terwijl die mensen zich blijkens de evaluatie over het algemeen financieel goed kunnen redden als zij nabestaande worden.

Staatssecretaris Hoogervorst concludeert dat de geraamde besparing van 1,2 miljard gulden per jaar is gerealiseerd zonder dat dit op grote schaal tot problemen bij de nabestaanden heeft geleid. De Anw heeft haar doelstelling om alleen een basisvoorziening te verstrekken aan nabestaanden die niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, adequaat vormgegeven, aldus Hoogervorst. De staatssecretaris schrijft dat het onderzoek op twee onderwerpen aanleiding geeft tot nadere maatregelen. De verspreiding van de aanvraagformulieren voor de Anw door de gemeenten moet verbeterd worden. Dit zal ook de onbekendheid met de Anw kunnen verminderen. Verder is het wenselijk dat Anw-gerechtigden zich tijdig op de arbeidsmarkt oriënteren zodat voorkomen wordt dat zij een beroep op de bijstand moeten doen als de uitkering eindigt op het moment dat het jongste kind 18 jaar geworden is.



De volledige tekst van het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de Algemene nabestaandenwet staat op de internetsite van het ministerie van SZW: www.minszw.nl (klikken op "Officiële publicaties" in de linker knoppenbalk).