Partij van de Arbeid

Den Haag, 28 juni 2001

BIJDRAGE VAN JAAP JELLE FEENSTRA (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER CHLOORTHALONIL

Het zal je maar gebeuren, zo vlak voor het seizoen: de knolselderij en de chrysanten staan al op het land, de bestrijdingsmiddelen liggen al op de plank en dan blijkt opeens dat sinds twee dagen chloorthalonil niet meer gebruikt mag worden! Terecht schrijft LTO dan ook aan Kamer en Kabinet over grote schrik over deze schorsing, het is schrijnend dat overgangstermijnen niet fatsoenlijk zijn te regelen, blijkbaar kunnen we in Nederland niet meer aan op een betrouwbare wetgever of blijkt wetgeving in de praktijk niet uitvoerbaar te zijn. Harde woorden maar als dit de praktijk is, ook begrijpelijke en terechte woorden.

De vraag is echter: is dit ook de praktijk? Immers in het MJPG was chloorthalonil al als probleemstof aangemerkt en het CTB heeft in juli 1999 al aangegeven dat deze stof in november 1999 zou verdwijnen. Dat daarna het CTB nog heeft besloten tot een procedure verlenging tot november 2000 én nogmaals een verlenging tot april 2001 én een aflever- en opgebruiktermijn tot september 2001 resp. maart 2002 laat onverlet dat de kern van de boodschap duidelijk was. Namelijk chloorthalonil zal een keer verdwijnen. Op dit onzekere feit kun je niet toekomstgericht je bedrijf, je sector baseren.

Dat roept een tweede vraag op die ik vorig jaar in het debat over de landbouwkundige onmisbaarheid ook gesteld heb: wie is verantwoordelijk voor deze gang van zaken, wie is probleemeigenaar?

Laat ik voorop stellen: dat zijn nadrukkelijk niet de individuele boer en tuinder; zij zitten aan het eind van de keten, in een afhankelijke positie, afhankelijk van weer en ziektes, afhankelijk van welke bestrijdingsmethoden en -middelen voorhanden zijn.

Maar ook is duidelijk dat de overheid geen probleemeigenaar is. De Staat ontwikkelt, produceert noch distribueert gewasbeschermingsmiddelen; we kennen geen rijks-bestrijdingsmiddelen! De overheid formuleert wel in het algemeen belang en na parlementair debat een algemeen beleidskader, het MJPG, dat in de Bestuursovereenkomst overigens ook door de sector is onderschreven.

Ook de CTB is geen probleemeigenaar. Het CTB moet toetsen op basis van dit beleidskader en criteria. En dat doet ze goed, dat moet ze ook goed doen want elke onvolkomenheid wordt via de rechter door sector of milieubeweging nauwlettend gecorrigeerd. En het CTB heeft zich ook flexibel opgesteld door een aangekondigde schorsing tweemaal te verlengen en akkoord te gaan met een opgebruiktermijn. Dit heeft een remweg van 2½ jaar extra opgeleverd.

Ook de milieuorganisaties zijn geen probleemeigenaar. Zij komen voor hun belang op, ook juridisch, met wisselend succes want hun bezwaar tegen de eerste verlenging werd afgewezen, tegen de tweede toegewezen, tegen de opgebruiktermijnen eveneens. Ik sluit me aan bij Servaes Huys: anno 2001 zijn boer en tuinder geen milieucrimineel, maar anderen zijn ook geen milieufanatici.

Over de juridische kant een vraag aan de staatssecretaris. Het CBB heeft het tweede bezwaar van SNM toegekend; daarmee verviel het oktoberbesluit, daarmee staat toch het verbod na de eerste verlenging tot november 2000 en, zo ja, wat was dan de basis voor het CTB-besluit van mei 2001 voor een opgebruiktermijn tot maart 2002?

Nee, voor de PvdA zijn er twee partijen gezamenlijk verantwoordelijk voor de nu ontstane situatie: de fabrikanten en de sector die er onvoldoende in slagen om als vraag- en aanbodpartijen wederzijds innovatie realiseren. Verwijtend verwijzen naar omslachtige besluitvorming bij de toelating of naar traagheid in Brussel is weinig productief en maskeert het eigen onvermogen van LTO als belangenbehartiger voor alle individuele boeren en tuinders. Wie tijdig een toelating rond wil hebben moet noodzakelijkerwijs gewoon eerder beginnen en wie het trage Brussel op tempo wil brengen, moet niet afwachten maar knalhard lobbyen, zoals tijdig neergelegd in de motie-Feenstra/Schreijer van juni 2000. De oplossing ligt niet in het vertragen van het Nederlandse beleid maar in het versnellen van het Europese beleid. En naast het Kabinet heeft toch ook LTO daar wel enige contacten en positie?!

Tegen deze achtergrond is de toon van de brieven van LTO emotioneel begrijpelijk maar feitelijk misplaatst. Er is geen sprake van een plotselinge overval maar juist van een extra remweg van 2½ én het probleem van vandaag kan niet eenvoudig bij overheid of CTB worden neergelegd maar raakt de sector als vragende partij, als innovatie eisende klant. Beide overwegingen rechtvaardigen en verplichten tot een andere toonzetting vanuit LTO.

En dan nu de oplossingskant.


- Ten eerste vragen wij van de staatssecretaris een CTB-agenda: welke toelatingen lopen binnenkort af, welke worden niet door fabrikanten verlengd, wat blijft er over van de lijst van 11 landbouwkundig onmisbare middelen en waarover zal het CTB binnenkort besluiten? Een lange termijndoorkijk kan onaangename verrassingen voor individuele boeren en tuinders voorkomen als vervolgens fabrikanten en sector tijdig voldoende alternatieven en innovatie organiseren.


- Ten tweede, waar blijft de nieuwe beleidsnota van de staatssecretaris? Het "zicht op gezonde teelten" ontbreekt nu volledig. Daar is de PvdA bijzonder kritisch over. We kennen het nieuwe beleidskader niet en kunnen dus ook geen overgangsbeleid afspreken (zie brief Timmermans). Waarom ligt de nota er nog niet? Is dat omdat de verwerking van de motie-Stellingwerf te veel tijd vergt? Dan had de staatssecretaris politieke moed moeten tonen. Had dan de nota naar de Kamer gestuurd met de mededeling dat aan de heffing wordt gewerkt in het kader van de vergroening. Die uitwerking komt later, nu wacht alles en iedereen. Straks is er in deze hele kabinetsperiode niets gebeurd. De PvdA vraagt de staatssecretaris per omgaande haar nota te publiceren; als het kan met heffing, als het moet met een latere heffing!


- Ten derde, bij het CTB zien we een goede ontwikkeling; van prioriteitstelling en het willen organiseren van overgangsbeleid. En wat betreft de dossiers: als besluitvorming wordt gehinderd door het ontbreken van gegevens, gaat het dan om details of om hoofdzaken (zie VROM)? In het kader van het stoffenbeleid (SOMS-nota) is de toelating gebaseerd op zgn. essentiële gegevens. Hoe zit dat hier?


- Ten vierde, niet vertragen in Nederland maar tempo opvoeren in Brussel door gerichte inzet vanuit Kabinet (LNV, VROM) én vanuit sectoren.


- Ten vijfde, in de kabinetsbrief staat aangegeven dat bij dreigend verlies van teelten toelatingshouders en de sector ook een onmisbaarheidsaanvraag bij het CTB kunnen indienen. Kan de staatssecretaris aangeven of zo'n aanvraag is ingediend en wat de kans van slagen daarop is?

Deze vijf mogelijkheden voor het organiseren van oplossingen moeten ook verhinderen dat de Kamer van middel tot toepassing, van week tot week een debat moet houden. Op incidentenpolitiek zit niemand te wachten. De PvdA bepleit steun aan de voorlopers en zicht op geïntegreerde teelten op gecertificeerde bedrijven.