Titel: Antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota
Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten Generaal
Datum
Uw brief (Kenmerk)
Ons kenmerk
28 juni 2001
BZ 2001-00862 M
Onderwerp
Antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2001
Bijgaand ontvangt u de antwoorden op de Kamervragen naar aanleiding
van de Voorjaarsnota 2001.
DE MINISTER VAN FINANCIËN
Vraag 1
Kan een overzicht worden gegeven van de financiële consequenties voor
de komende jaren van de tegenvaller MKZ-crisis.
Vraag 73
Op welk moment is een meevaller te verwachten door teruggave van de
voorfinanciering van de EU-bijdrage voor de MKZ-crisis.
Antwoord
De hogere uitgaven (180 miljoen) op de rijksbegroting vallen geheel in
2001. De bijdragen van de EU zullen naar verwachting gespreid in de
tijd worden ontvangen. Hierbij wordt momenteel de technische
veronderstelling gehanteerd dat van 2002 t/m 2004 per jaar 60 mln
wordt ontvangen.
Vraag 2
Kan meer inzicht worden verschaft in het Regeringsstandpunt van het al
dan niet aanwenden van het saldi van de sociale fondsen.
Antwoord
In het Regeerakkoord en bij het gevoerde budgettaire beleid van het
Kabinet worden de belastingen en premies in samenhang bezien. Zo
worden in de meevallerformule belasting- en premie-inkomsten gelijk
behandeld en is de lastenverlichting van 4½ miljard een saldo van
belasting- en premiemutaties. Vanwege deze benadering wordt de
premievaststelling bij de sociale fondsen en de hieruit volgende
ontwikkeling van de vermogens- en exploitatiesaldi mede bezien tegen
de achtergrond van het integrale lastenbeeld (belastingen en premies)
en de koopkracht- en lastenontwikkeling. Bovenstaande laat onverlet
dat, hoewel de exploitatie- en vermogenssaldi vanuit het totaal van de
collectieve sector bezien niet problematisch zijn, het vanuit het
oogpunt van de sociale fondsen in de rede ligt binnen de hierboven
geschetste systematiek te bezien in hoeverre exploitatie- en
vermogenssaldi weggewerkt kunnen worden (equivalentiegedachte).
Daarbij dient trouwens te worden aangetekend dat deze overschotten
voor een deel conjunctureel van aard zijn.
De samenhangende benadering van belastingen en premies komt onder
andere tot uitdrukking in de wijze waarop de uitgaven van de sociale
fondsen en de premie-ontvangsten zijn meegenomen in de budgettaire
systematiek van resp. de uitgavenijklijnen en inkomstenijklatten. Ook
ten aanzien van de vaststelling van het EMU-saldo worden uitgaven van
de sociale fondsen en premie-ontvangsten hetzelfde behandeld als
overige collectieve uitgaven en inkomsten.
Uitgavenijklijnen
De uitgaven van de sociale fondsen zijn opgenomen onder de
uitgavenkaders Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en Zorg. Dit betekent
dat meevallende uitgaven bij bijvoorbeeld het Algemeen
Werklossheidsfonds (AWf) als gevolg van een lager aantal
uitkeringsgerechtigden ruimte onder het kader creëert voor andere
uitgaven. Gedurende deze kabinetsperiode is de ruimte onder de
uitgavenkaders als gevolg van meevallende uitgaven bij de sociale
fondsen (evenals bijvoorbeeld rentemeevallers) vrijwel volledig
aangewend voor financiering van andere uitgaven. Echter, deze
aanwending komt niet ten laste van het exploitatieoverschot van het
AWf maar komt tot uiting in een kleiner saldo van de Rijksbegroting.
Dit betekent in feite dat meevallende uitgaven bij de sociale fondsen
zijn aangewend voor andere uitgaven, zonder dat dit tot een daling van
de exploitatiesaldi bij de sociale fondsen heeft geleid. Hiermee
blijven de overschotten in de sociale fondsen beschikbaar voor
uitkeringen en uitkeringsgerelateerde uitgaven en/of als buffer voor
het opvangen van schommelingen in de premie-inkomsten.
Inkomstenijklatten
De inkomsten van de sociale fondsen, de premieontvangsten, zijn
meegenomen onder de inkomstenijklat. Hogere inkomsten bij de sociale
fondsen dan verwacht ten tijde van het Regeerakkoord komen tot uiting
in de inkomstenmeevaller en worden meegenomen bij de ruimte voor
lastenverlichting conform de mee- en tegenvallerformule. Voor zover
dit inpasbaar is in het algemene budgettaire en lastenbeeld kunnen
eventuele inkomstenmeevallers in de fondsen tot premieverlaging
aanleiding geven (lastendekkendheid).
EMU-saldo
Het EMU-saldo wordt bepaald door het saldo bij het Rijk, OPL en de
sociale fondsen. De exploitatieoverschotten bij de sociale fondsen
maken onderdeel uit van het EMU-saldo
en zorgen momenteel voor een deel van het positieve EMU-saldo. Dat wil
zeggen dat vermindering van de overschotten via premieverlaging zonder
gelijktijdige verhoging van de belastingtarieven ten laste komt van
het EMU-saldo dat hierdoor zal verslechteren.
Vraag 3
Hoe heeft het totaal van de uitgaven en ontvangsten die niet tot de
ijklijn behoren zich ontwikkeld sinds de Miljoenennota? Kunnen de
belangrijkste mutaties in een overzicht worden gepresenteerd?
Antwoord
De netto uitgaven buiten de kaders bedragen bij Miljoenennota 2001 5,1
miljard voor 2001. Op basis van stand Voorjaarsnota bedragen deze
uitgaven 6,3 miljard voor 2001. De belangrijkste mutaties staan hier
onder in een tabel opgenomen. Voor een totaaloverzicht wordt verwezen
naar de suppletoire begroting.
(bedragen in miljarden)
2001
Balansverkorting VROM
0,2
Studieleningen
0,1
Aankoop staatsbezit (Tennet)
2,4
Rente Nationale Schuld (agio/disagio)
0,4
Winstafdracht DNB
-0,7
Gasopbrengsten tbv FES
-0,3
Gasopbrengsten overig
-0,5
BTW openbaar vervoer
-0,6
Overig
0,1
Totaal
1,2
Vraag 4
Hoe verhoudt zich de inschatting van de regering, inzake de inflatie
over 2001 en 2002, tot de inschatting van de president van De
Nederlandsche Bank en wat verklaart het verschil?
Antwoord
Het Kabinet baseert zijn verwachtingen inzake de inflatie, zoals
gebruikelijk, op de ramingen van het CPB. Het CPB en DNB voorzien in
hun meest recente ramingen beide een daling van de inflatie in 2002.
DNB rekent voor 2002 op een iets hogere inflatie dan het CPB, omdat
DNB uitgaat van een hogere dollarkoers (die is gebaseerd op een
technische veronderstelling o.b.v. afspraken hierover binnen het
ESCB). Voor 2003 verwacht DNB een verdere afzwakking van de inflatie.
Recente inflatie-ramingen van CPB en DNB - in procenten
CPB
DNB
2001
2002
2001
2002
2003
CPI
4½
2½
4,5
3,1
2,2
Bron: CPB-Report (publicatiedatum: 29 juni 2001) en DNB
Kwartaalbericht Juni 2001
Vraag 5
Kan een overzicht worden gegeven van departementen waarvoor de
maximaal beschikbare
Eindejaarsmarge 2001 ontoereikend was om alle in 2000 opgetreden
onderuitputting mee te nemen naar 2001?
Kan daarbij worden toegelicht welke bedragen niet meegenomen konden
worden en
Welke beleidsmatige consequenties dat heeft?
Antwoord
Maximale
Eindejaarsmarge
Totale
onderuitputting
Vrijval
onderuitputting
Huis der Koningin
-
-0,3
-
Hoge Colleges van Staat
3
-10,2
-
Algemene Zaken
0,6
-2,1
-1,5
Koninkrijksrelaties
20
-24,3
-4,3
Justitie
93
-107,3
-14,3
Binnenlandse Zaken
71,7
-35,2
-
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
388,2
-354,6
-
Financiën
55,9
-358,2
-302,3
Defensie
300
-289,1
-
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
En Milieubeheer
73,6
-43,5
-
Verkeer en Waterstaat
45,9
-66,0
-
Economische Zaken
31,3
44,2
12,9
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
37,6
-25,4
-
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)
4,8
-48,7
-43,9
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (S)
268,5
-1211,2
-942,7
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)
28,9
-56,6
-27,7
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Z)
54,3
-56,7
-2,4
Maximale eindejaarsmarge = bedragen die meegenomen mogen worden naar
2001.
Bij Financiën wordt de grote onderuitputting met name verklaard door
meevallers op terrein van de exportkredietverzekering door de
aanhoudende gunstige economische situatie. Bij SZA wordt de grote
onderuitputting met name veroorzaakt door meevallers bij de
werkloosheid en bij regelingen voor arbeidsmarktactivering. De
ontoereikende eindejaarsmarge heeft, gelet op de oorzaak van de
onderuitputting, geen gevolgen voor de bovengenoemde beleidsterreinen.
Bij de overige begrotingen is de onderuitputting opgebouwd uit diverse
kleine bedragen op een veelheid van beleidsterreinen; per saldo heeft
de ontoereikendheid van de eindejaarsmarge geen consequenties voor
deze terreinen.
Vraag 6
Wat is de ijklat in de lopende prijzen van de netto uitgaven de
Nationale Schuld tot en met 2002?
Antwoord
De netto-rentelasten maken deel uit van het uitgavenkader voor de
rijksbegroting in enge zin. Er bestaat geen afzonderlijke ijklijn voor
de begroting Nationale Schuld.
Vraag 7
Wat zijn de werkelijke netto uitgaven tot en met de Voorjaarsnota en
de meerjarenramingen tot en met 2005?
Antwoord
De totale netto uitgaven in 2001 tot en met stand Voorjaarsnota 2001
bedragen 366,8 mld. Actuele meerjarenramingen van de netto uitgaven
zullen bij Miljoenennota 2002 in beeld worden gebracht.
Vraag 8
Hoe is de uitsplitsing van de nominale EMU-schuld van fl. 497 miljoen
volgens tabel 10.2 en 10.3 in de Miljoenennota 2001?
Antwoord
De navolgende tabellen bevatten de gevraagde informatie à la tabel
10.2 en 10.3 van de Miljoenennota 2001.
Tabel EMU-schuld 2001 stand Voorjaarsnota 2001; in miljarden guldens
en in % geharmoniseerde BBP.
2001
1. Geharmoniseerde BBP
956,2
Staatsschuld (conform EMU-definitie)
(in % geharmoniseerde BBP)
406,2
42,5%
Schuld overige overheden
(in % geharmoniseerde BBP)
91,2
9,5%
EMU-schuld
(in % geharmoniseerde BBP)
497,4
52,0%
Tabel Staatsschuld naar instrument stand Voorjaarsnota 2001; in
miljarden guldens
2001
1. Gevestigde schuld
384,3
2. Vlottende schuld (DTCs)
17,2
3. Overig (o.a. munten en consolidatie)
4,7
4. Totale staatsschuld
406,2
Vraag 9
Kan een overzicht worden verstrekt van hoe uitvoering is gegeven aan
de aangenomen moties van de Algemene Beschouwingen 2000 en het debat
over de Najaarsnota 2000?
Vraag 126
Wordt in de Voorjaarsnota 2001 invulling gegeven aan motie 27400-12,
waarin de regering wordt verzocht een meerjarig perspectief te
onderzoeken, gericht op een structurele verhoging van het huidige
budget? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Overzicht van moties bij algemene beschouwingen.
8
Extra uitgaven voor onderwijs(arbeidsmarkt) en kenniseconomie ad 150
mln.
Verwerkt in de Nota van wijziging begrotingen OCW en LNV.
9
Nagaan mogelijkheid van opheffing numerus fixus, aanpassen
opleidingscapaciteit artsen aan de behoefteraming. Verzoek is voorts
om het aantal artsen uit te breiden door middel van het verkorten van
de opleidingsduur, het verlengen van de arbeidstijd van de opleiders
en het vergroten van de capaciteit van de opleiding.
Bij Voorjaarsnota is geld ter beschikiing gesteld aan de begroting van
OCW ten behoeve van de uitbreiding numeris fixus geneeskunde,
tandheelkunde en de opleidingscapaciteit van mondhygiënisten. Voor de
zorgsector is geld ter beschikking gesteld om het aantal huisartsen
uit te breiden.
10
Kinderkorting.
Verwerkt in de nota van wijziging Tariefwet 2001.
11
Onderzoeken op welke wijze het huidige belastingforfait chronisch
zieken en arbeidsgehandicapten omgezet kan worden in een
heffingskorting. Onderzoek te doen naar een systeem van forfaitaire
individueel geïndiceerde aftrekposten.
Het kabinet zal hier in de fiscale verkenning die voor Prinsjesdag aan
de Kamer verzonden zal worden op ingaan.
12
· Onderzoeken van meerjarig perspectief van de uitgaven aan kunst en
cultuur.
· Verzoek via de fiscaliteit het investeren in kunst en cultuur voor
individuele burgers en ondernemingen aantrekkelijker te maken.
Voor wat betreft het meerjarig uitgavenperspectief is op basis van
motie 21 meerjarig extra geld uitgetrokken voor cultuur.
Op Prinsjesdag ontvangt de kamer de tariefwet met het voor 2002
voorgestelde fiscale beleid, voor Prinsjesdag ontvangt de kamer de
fiscale verkenning.
15/21
· Verzoek arbeidsvoorwaarden in cultuursector te verbeteren.
· Kwaliteit in de kunstensector te waarborgen via een toevoeging aan
cultuurbudget van 40 mln. structureel.
Verwerkt in de Nota van wijziging OCW.
16
Extra gelden ad 130 mln. voor een aantal specifieke knelpunten in de
Zorgsector.
Verwerkt in de Notas van wijziging op begrotingen/ aanvullende brief
op zorgnota VWS/BZK.
17
Verlaging Motorrijtuigenbelasting
Meerjarige voorstellen doen voor een verdere verlaging , alsmede een
herziening van het stelsel van autobelastingen mede gericht op
variabilisatie en vergroening voor 1 mei 2001. Nota van Wijziging
Tariefwet
· Op Prinsjesdag ontvangt de kamer de tariefwet met het voor 2002
voorgestelde fiscale beleid, voor Prinsjesdag ontvangt de kamer de
fiscale verkenning.
22
Verzoek op korte termijn voorstellen te doen voor de uitvoering van de
EHS, de Randstadgroenstructuur en bosaanleg en mede op basis van de 5e
nota ruimtelijke ordening een nationaal natuuroffensief aan de Tweede
Kamer voor te leggen.
Het kabinet heeft besloten tot het uitvoeren van een natuurverkenning
als bouwsteen voor de volgende kabinetsformatie, zo mogelijk wordt het
natuuroffensief betrokken bij de Najaarsnota 2001.
23
De Kamer spreekt een voorkeur uit evt. beschikbare ruimte bij
Najaarsnota prioritair in te zetten voor EHS en natuurontwikkeling,
Monumentenzorg, Schoolgebouwen en inventaris, ICT, Gigaport en MKB,
Veiligheid (gevangenis Noordsingel Rotterdam), Sport, E-culture.
In de Najaarsnota 2000 is een overzicht gegeven van de additionele
uitgaven waartoe besloten is.
24
Combinatiekorting.
Verwerkt in de Nota van wijziging van de Tariefwet 2001.
25
Toevoeging 30 mln. extra gelden voor versterken positie politie en
gezinsvoogdij.
Verwerkt in de Notas van wijziging begrotingen Justitie en BZK.
26
Onderzoeken mogelijkheden slachtoffers van ernstige misdrijven het
recht te geven op een gratis door de overheid ter beschikking gestelde
advocaat.
Eind 2000 is een brief naar de TK verzonden waarin wordt aangegeven
dat de Kamer in het Voorjaar van 2001 nader zal worden geïnformeerd
over de noodzakelijke uitkomsten van het onderzoek. Nu blijkt dat voor
het onderzoek meer tijd nodig is, waardoor de Kamer eerst in Najaar
kan worden geïnformeerd. Een brief van Justitie hierover wordt
separaat aan de TK verzonden.
27
Verzoek voor 1 januari een integrale notitie voor te leggen over de
vraag hoe kan worden gekomen tot maximale versterking van de
effectiviteit van toezicht en opsporing.
Op 21 mei 2001 is er een brief naar de Kamer gegaan waarmee antwoord
werd gegeven op de in de motie gestelde vraag. Hiermee is de motie
afgedaan.
28
Verzoek aan de regering de onderwijsbonden uit te nodigen om in
samenhang met maatregelen om de werkdruk te verlagen afspraken te
maken zodat het mogelijk wordt dat leraren tijdelijk en vrijwillig hun
volledige ADV omzetten in gewerkte uren.
Het overleg met de onderwijsbonden heeft plaatsgevonden; dit heeft
geleid tot additionele mogelijkheden tot het vrijwillig omzetten van
ADV in gewerkte uren.
Overzicht Moties bij Najaarsnota
4
Verzoek om nadere afspraken met gemeenten over verbetering van de
modelverordening waarop scholen en gemeenten zicht richten, teneinde
de kwaliteit van schoolgebouwen te verbeteren en daarbij het accres
van het gemeentefonds te betrekken.
De VNG en het IPO werken in overleg met het kabinet plannen uit voor
een verdere inzet van gemeenten rond de prioriteiten van zorg,
onderwijs en veiligheid. Inzet van het kabinet is om de gemeenten en
provincies te bewegen tot verhoudingsgewijs eenzelfde bestemming van
middelen als het Rijk.
5
De regering wordt verzocht voor de jaren 2001 en daarna 4 mln extra
aan de lokale omroepen en 14,4mln aan de regionale omroepen toe te
kennen.
De provincies zijn gecompenseerd voor de afschaffing van de opcenten
op de omroepbijdragen. De provincies hadden aan eigen middelen
(opcenten) 80,9 miljoen ter beschikking. De toevoeging aan het
provinciefonds bedraagt nu structureel 114 miljoen. De provincies als
collectiviteit krijgen dus meer middelen voor de omroep.
Vraag 10
Kan een overzicht worden gegeven hoe het staat met de realisatie van
de ombuigingen en intensiveringen uit:
- het Regeerakkoord;
- de Miljoenen- en Voorjaarsnota 2000 en de Miljoenennota 2001?
Antwoord
In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de stand van
zaken met betrekking tot de afgesproken intensiveringen en ombuigingen
Regeerakkoord (tabel 1,2, 3 en 4). Tevens wordt ingegaan op de
uitgavenverhogingen na RA (MN2000, VJN2000, NJN2000 en MN2001; tabel 4
en 5)
Tabel 1: Regeerakkoordintensiveringen (excl. infrastructuur)
Intensiveringen (in miljoenen guldens)
1999
2000
2001
2002
Stand van zaken
Kwaliteit onderwijs
435
1040
1491
1977
Algemene toelichting
In het Regeerakkoord is een reeks kwaliteit van het onderwijs
opgenomen die afwijkt van wat hier vermeld staat. Uit de optelsom van
de begrotingen van OCenW en LNV en het gemeentefonds resulteert de
hier genoemde reeks.
OcenW
384
925
1335
1761
- klassenverkleining primair onderwijs
100
330
580
De tweede stap naar Klassenverkleining is op 1 augustus 2000 gezet.
Desalniettemin kan niet worden ontkend dat enige knelpunten worden
ervaren bij het aantrekken van extra leerkrachten uit hoofde van deze
operatie. Anticiperend hierop heeft de regering in het plan Maatwerk
voor Morgen perspectieven en acties ontwikkeld om deze knelpunten op
te lossen.
- ICT in het onderwijs (exploitatie)
40
244
242
240
In 1999 heeft de Kamer ingestemd met ICT-plannen zoals verwoord in
Onderwijs Online. Inmiddels is begonnen met de uitvoering van de
plannen gericht op het integreren van ICT in het dagelijkse onderwijs
teneinde de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De middelen van
het Regeerakkoord zijn versneld ingezet.
- BVE (apparatuur en nieuwe taken WEB)
69
96
96
154
Het kasritme voor de investeringen in apparatuur is aangepast
(gelijkmatiger over de jaren verdeeld). Daarnaast is ongeveer
tweederde van de vernieuwingsgelden (61 miljoen) ingezet voor het
voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Het rapport over voortijdig
schoolverlaten is aan de Kamer aangeboden. Hierin wordt voorgesteld
hoe de problemen effectief aangepakt kunnen worden. De resterende
vernieuwingsgelden zijn opgenomen via de lump-sum bekostiging ter
beschikking gesteld aan het beroepsonderwijs voor de aanschaf van
moderne apparatuur.
- verbetering materieel in PO/VO
113
199
175
295
Naast extra middelen voor de versterking van het management op scholen
in het primair onderwijs, zijn extra gelden bij Regeerakkoord
gereserveerd voor de aanschaf van nieuwe leermiddelen en voor de
schoonmaak. Ook is een deel van de middelen ingezet voor de onderwijs
CAO. In het voortgezet onderwijs zijn extra gelden ingezet ter
bestrijding van de onderhoudsachterstanden en vernieuwingen. Om de
verdeling over de jaren gelijkmatiger te laten verlopen is het
kasritme van de uitgaven aangepast.
- studiefinanciering (exclusief WTS)
84
125
331
282
Voor de genomen maatregelen wordt verwezen naar de nota Flexibele
studiefinanciering en het wetsvoorstel WSF 2000. In essentie komen de
beleidsintenties neer op de verbetering van de financiële positie van
studenten.
- leraren
78
161
161
210
Al eerder is gememoreerd dat voor het aantrekkelijker maken van het
beroep leraar bij Regeerakkoord extra geld beschikbaar is gesteld. In
het plan Maatwerk voor morgen, dat aan de Kamer is aangeboden, geeft
de regering een meerjarig perspectief om de oplossingen concreet
handen en voeten te geven.
LNV
11
25
26
36
Het betreft hier de intensiveringen in het agrarisch onderwijs die
samenhangen met de OCenW-intensiveringen.
Gemeentefonds
40
90
130
180
In het kader van de Klassenverkleining is bij Regeerakkoord geld
vrijgemaakt voor de gefaseerde verkleining van de groepen 1 tot en met
4 in het basisonderwijs. Groepsverkleining leidt tot een grotere
behoefte aan klaslokalen. Om aan deze behoefte te kunnen voldoen, zijn
gelden aan het gemeentefonds toegevoegd oplopend van 40 miljoen in
1999 tot 180 miljoen in 2002.
Kinderopvang en naschoolse activiteiten
65
155
265
265
Algemene toelichting
SZW
15
15
15
15
- commissie dagindeling
Aanbevelingen van de commissie dagindeling (die voorziet in een betere
combinatie van werk- en thuissituatie) zijn door middel van een
tijdelijke stimuleringsmaatregel worden uitgewerkt in experimenten,
ervaringsuitwisseling en informatievoorziening. De middelen zijn
inmiddels voor een groot deel verdeeld. Over de jaren is wel een
kleine wijziging in het kaspatroon opgetreden.
VWS
50
140
250
250
- specifieke uitkering
Met betrekking tot de kinderopvang is met de Tweede Kamer een Plan van
Aanpak besproken en afgestemd. In dit plan zijn streefdoelen
geformuleerd. De uitvoering van deze plannen loopt op schema. Tot en
met 2002 lopen deze middelen via de VWS-begroting.
Politie/overige justitiële keten
175
482
616
750
Algemene toelichting
BZK
123
298
294
375
- politie
In het kader van het veiligheidsbeleid worden de RA-middelen aangewend
voor meer politieagenten (3.000 ftes extra) en oplossen financiële
knelpunten politieregios. In het afgesloten politieconvenant zijn over
beide zaken (gekwantificeerde) afspraken gemaakt. Bij de
herstructurering van het politieonderwijs en voor ICT politie heeft
een versnelling van de RA-intensiveringen plaatsgevonden.
Justitie
52
184
322
375
- sanctiecapaciteit
6
61
122,5
170
Met de bij Regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen wordt de
sanctiecapaciteit vergroot. Een deel van de middelen is inmiddels voor
de sociale advocatuur ingezet voor de sociale advocatuur (10 mln. in
2000 en 2001 en 20 miljoen). Een deel van deze middelen is versneld
ingezet.
- versterken en moderniseren rechterlijke macht
30
79
130
130
Met de contourennota die in december 1998 naar de Tweede Kamer is
gestuurd is een start gemaakt met de versterking en modernisering van
de rechterlijke macht. Een belangrijk deel van de werkzaamheden neemt
de rechterlijke macht zelf ter hand via het Programma Versterking
Rechterlijke Macht. Over de voortgang van dit grote project wordt de
Tweede Kamer minstens tweemaal per jaar geïnformeerd. Een deel van
deze middelen is versneld ingezet.
- Jeugd en Geweld
16
44,4
69,8
75
De RA-middelen voor jeugd en geweld zijn onder andere ingezet voor de
Raad voor de kinderbescherming, uitvoering van het programma CRIEM,
verkorten wachtlijsten in de jeugdhulpverlening en voor
criminaliteitsbestrijdingsprojecten. Voor wat betreft de extra
middelen na RA toegevoegd wordt verwezen naar overzicht 2. Ook hier is
een deel van de middelen versneld ingezet.
Sport
10
20
35
55
VWS
10
20
35
55
- versterking sportbeoefening in alle geledingen
Met de Tweede Kamer is een Plan van Aanpak besproken dat erop ziet om
sportbeoefening in alle gelederen te versterken. Er is enige
vertraging opgetreden in de uitvoering van deze plannen doordat de
nota Brede Sport later dan verwacht in de Kamer is ingediend.
Cultuur
15
40
60
60
OcenW
De uitgangspuntenbrief is vorig najaar door de Tweede Kamer behandeld
en aanvaard. De brief was de voorloper van de Cultuurnota 2001-2004
die in september 2000 aan de Kamer is aangeboden. De RA-middelen zijn
versneld ingezet.
Specifiek Werkgelegenheidsbeleid
250
500
750
950
SZW
250
500
750
950
- Sluitende aanpak (netto)
75
150
225
250
Iedere nieuwe werkzoekende van 23 jaar en ouder krijgt binnen een jaar
een arbeidsbemiddelingstraject aangeboden. In 2000 zijn circa 30.000
trajecten gerealiseerd.
- I/D-banen (netto)
100
200
300
400
Er worden in totaal 20.000 nieuwe I/D-banen (Instroom/Doorstroom)
geïntroduceerd. In 2000 is het aantal I/D banen met zon 5.000
toegenomen tot 44.500 eind 2000
- Uitbreiding WSW-plaatsen
50
100
150
200
Er vinden intensiveringen plaats in de WSW waarmee de wachtlijsten
worden beperkt. Daarbij komt relatief veel nadruk te liggen op het
instrument begeleid werken. In 2000 zijn 1600 nieuwe WSW plaatsen
gerealiseerd (std.eenheden).
- bevordering betere arbeidsomstandigheden
25
50
75
100
Met het oog op de verbetering van de arbeidsmarktomstandigheden
bevordert het Rijk de totstandkoming van
arbeidsomstandighedenconvenanten op bedrijfstakniveau.
Specifiek inkomensbeleid
175
500
575
750
OcenW
50
175
175
250
- WTS
Het wetstraject is in twee fases ingevoerd. Een eerste fase per
1/8/1999 en een tweede fase (nieuwe wet WTOS), per 1/8/2001. De wet
WTOS treedt m.i.v. 1-8-2001 in werking. Daaraan voorafgaand is de oude
WTS aangepast en per 1/8/1999 in werking getreden. Dit omdat de
bedragen als oploop beschikbaar kwamen. De intensiveringen zijn
ingezet door een aanpassing van de WTS.
VROM
25
75
100
125
- IHS
De RA-intensivering IHS is deels beschikbaar gesteld ter dekking van
het woon-zorgstimuleringsfonds, die is bedoeld voor de afstemming van
wonen en zorg voor met name ouderen. Daarnaast is een oplopend bedrag
(12,5 mln in 2002) besteed aan de extra IHS-uitgaven als gevolg van de
ontdooiing van de huurgrens. Ten slotte zijn gelden beschikbaar
gesteld voor de BEW (Wet bevordering eigenwoningbezit) die naar
verwachting per 1 januari 2001 van kracht is geworden.
SZW
- Bijzondere bijstand
50
75
125
150
Het kabinet heeft overeenkomstig het Regeerakkoord extra middelen
beschikbaar gesteld voor de bijzondere bijstand als onderdeel van het
lokale inkomensondersteuningsbeleid. Deze middelen, oplopend van 50
miljoen in 1999 tot 150 miljoen in 2002, zijn aan het gemeentefonds
toegevoegd. In 1999 en 2000 is de totale intensivering op grond van
een amendement op de begroting van SZW eenmalig verhoogd met 50
miljoen respectievelijk 25 miljoen.
Gemeentefonds
50
175
200
225
- WVG/Chronisch zieken
Er vinden intensiveringen plaats in de Wvg. Deze middelen zijn
toegevoegd aan het Gemeentefonds. Overigens is er voor
jonggehandicapten met een Wajong-uitkering een fiscale faciliteit
geïntroduceerd om hun inkomstenniveau op te trekken naar dat van
ouderen.
Zorg
1415
3021
4506
5660
VWS
1415
3021
4506
5660
In het Regeerakkoord is in totaal 5,66 mrd aan de zorg toegevoegd.
Deze 5,66 mrd bestaat uit 3,46 mrd reeds beschikbare volumegroei en
2,2 mrd extra intensiverings-middelen (overeenkomend met groei van
2,3% per jaar). De aan de zorgsector toegevoegde middelen zijn in de
meeste sectoren middels meerjarenafspraken belegd.
- curatieve zorg
593
778
1142
1495
Met de huisartsen en de paramedici zijn meerjarenafspraken
overeengekomen over de aanwending van de middelen. Met de ziekenhuizen
en de specialisten zijn akkoorden gesloten over de hoogte van de
intensiveringsgelden.
- geestelijke gezondheidszorg
127
133
230
256
In de sector GGZ zijn geen meerjarenafspraken gesloten omdat door het
vorige kabinet al is besloten tot capaciteitsuitbreiding in de zorg
via bouw van nieuwe faciliteiten.
- gehandicaptenzorg
136
245
376
386
Met de sector zijn meerjarenafspraken gemaakt over de inzet van de
intensiveringen. Dit ligt op schema. Een deel van deze RA-middelen is
versneld ingezet voor de reductie van wachtlijsten in de
gehandicaptenzorg.
- ouderen- en thuiszorg
368
1084
1558
1903
Met de sector zijn afspraken gemaakt over de inzet van de
intensiveringen. Dit ligt op schema. Een deel van de RA-middelen is
versneld ingezet voor reductie van wachtlijsten in de
verpleging/verzorging.
- genees- en hulpmiddelen
215
774
1161
1548
In het Regeerakkoord is uitgegaan van een volumegroei bij de
medicijnen van ca. 6%. Om deze 6% te realiseren dienen onder meer de
maatregelen uit het met de Tweede Kamer besproken Plan Koopmans tijdig
geïmplementeerd te worden (voornamelijk beheersing van poliklinisch
voorgeschreven geneesmiddelen en de invoering van het Electronisch
Voorschrijfsysteem).
- overig
-23,6
7,1
38,8
71,4
Sociale infrastructuur
25
50
75
100
BZK
12,5
25
37,5
50
- inburgering
Deze middelen zijn bestemd voor inburgering van oudkomers (langer in
Nederland verblijvende allochtonen). Het merendeel van deze middelen
is toegevoegd aan de regeling sociale integratie en veiligheid ten
behoeve van de 25 grootste gemeenten in ons land. In de afgesloten
convenanten in het kader van het Grote Stedenbeleid zijn over de inzet
van deze middelen afspraken gemaakt. Het restant van de middelen is
bedoeld voor de inburgering van oudkomers in de andere steden.
VWS
25
37,5
50
- jeugdbeleid
In het kader van een brede aanpak omtrent het Jeugdbeleid zijn de
Plannen van Aanpak eerder dit jaar met de Tweede Kamer besproken.
Tevens is dit jaar het beleidskader voor de nieuwe wet op de Jeugdzorg
met de Tweede Kamer besproken.
Doorwerking GF/PF
75
245
275
335
Tabel 2: Regeerakkoordintensivering Infrastructuur
Maatregel (bedragen in miljoenen)
Totaal
1999
2000
2001
2002
Stand van zaken
6.42511
NB. De RA-intensivering voor infrastructuur bedraagt 6.200 miljoen;
het restant komt, conform RA, uit de vrije ruimte op de begrotingen.
a. Bereikbaarheid
2.730
328
704
773
925
Infrastructuurfonds
Hoofdwegennet
Regionaal/lokaal vervoer
Rail personenvervoer
Rail goederenvervoer
Vaarwegen
+
Inpassingsbudget wegen/OV/Vaarwegen (na 2002)
Na het vaststellen van het geïntegreerde investeringsprogramma
Bereikbaarheid, in samenhang met het Infrastructuurfonds in het MIT
zijn aanvullende afspraken gemaakt met de regios. Op basis van een
bijstelling van de geraamde prijsbijstelling ad 2,3 miljard en met
verdeling van de 2 miljard uit het RA voor extra inpassing zijn extra
projecten aan het programma tot en met 2010 toegevoegd (zie brief van
4 december 1998 aan de TK). Tevens kunnen regios door voorfinanciering
projecten laten versnellen.
In de Monitoringsrapportage van dit voorjaar wordt per maatregel een
korte stand van zaken gegeven.
VenW
Rekeningrijden
535
50
160
160
165
Voor het aanvankelijke voornemen zijn uitvoeringskosten gemaakt. De
ramingen in de komende jaren worden betrokken bij de voorbereidingen
van een kilometerheffing.
b. Vitaliteit Steden
930
110
240
265
315
Algemeen
In 1998 zijn doorstartconvenanten met de Grote Steden gesloten. Het
instrument om stedelijke vernieuwing te stimuleren is het
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Dit instrument is te
beschouwen als de fysieke kolom van het overkoepelende GSB, dat verder
bestaat uit een sociale en een economische kolom.
EZ
Stadseconomie (v/h Bedrijventerreinen)
17
36
40
47
Op basis van ontwikkelings- en investeringsprogrammas van steden zijn
in december 1999 meerjarentoezeggingen aan steden voor de periode tot
en met 2004 gedaan.
VROM
Sleutelprojecten
12
27
30
36
De sleutelprojecten zijn nog volop in ontwikkeling. De beschikbare
middelen zijn nog gereserveerd in het FES.
OCenW/VROM
Monumentenzorg
14
31
34
41
OCenW: De plannen voor monumentenzorg zijn vanwege de bestaande
toekenningssystematiek geaccordeerd tot en met 2008. De inzet van
middelen voor Rijksmonumenten niet in rijksbezit, wordt in
overeenstemming met de VNG, in verband gebracht met het plannen voor
het ISV en het GSB.
VROM: Inmiddels wordt de restauratie van reeds 31 geselecteerde
Rijksmonumenten in rijksbezit ter hand genomen.
VROM
Stedelijke vernieuwing en Lokale Milieuhinder
56
121
134
159
In relatie met het bestaande ISV, worden de middelen beschikbaar
gesteld voor de grootstedelijke programmas tot en met 2004.
BZK
Fonds Leefbaarheid Grote Steden
11
25
27
32
Ter verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid van de
leefomgeving worden in het kader van de meerjaren
ontwikkelingsprogrammas van de G25 middelen beschikbaar gesteld.
c. Milieu
350
42
89
96
123
EZ/VROM
Milieutechnologie
7
16
17
20
De (uitbreidingen van de) programmas Economie, Ecologie en Technologie
(EET) en het Programma Milieutechnologie (ProMT) zijn in uitvoering
genomen.
EZ
Duurzame energie-
Impuls
10
20
23
27
Er worden 2 onderzoeks- en demonstratieprogrammas onder beheer van
Novem geïntensiveerd en er is een subsidiefaciliteit gecreëerd voor
warmtepompboilers.
VROM/VenW
Sanering waterbodems
20
28
31
36
De voornemens voor realisering van additionele stort- en
verwerkingsfaciliteiten, voor sanering in regionale wateren en voor
waterbodems in gemeentelijke en regionale wateren zijn in uitvoering
genomen.
VROM
Overige NMP3-opties
5
25
25
40
Met de middelen wordt uitvoering gegeven aan maatregelen op het gebied
van aanvullend stikstofbeleid, klimaatbeleid, bronbeleid voor Nox en
geluid, en voor een stimuleringsregeling vervanging loden leidingen.
Ruimtedruk en
-kwaliteit
745
147
206,5
201
224,5
LNV
Natte natuur, reservering EHS, Agrarisch natuur- en landschapsbeheer,
Glastuinbouw
67
126,5
121
144,5
De concrete uitwerking van de projecten Natte natuur
(Ijsselmeer/Randmeren, Zuid-Hollandse Delta e.a.) is in overleg met
betrokken bestuurders en maatschappelijke organisaties vastgesteld. De
grondverwerving tbv de EHS ligt door de impuls kwantitatief (qua
hectares) op schema. Inmiddels is een aantal natuur- en
landschapsbeheerprojecten in bijzondere landschappen in uitvoering
genomen. Tevens zijn middelen beschikbaar gesteld in het kader van
groen in en om de stad (ISV-kader). Voor de glastuinbouw is inmiddels
de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden
(Stidug) in werking getreden. Deze regeling is gericht op de
inrichting van nieuwe, hoogwaardige vestigingslokaties voor de
glastuinbouw.
LNV
Reconstructie / Kwaliteitsimpuls zandgronden
80
80
80
80
Op grond van de reeds in werking getreden Regeling voor
bedrijfsbeëindiging en verplaatsing varkenshouderijbedrijven zijn veel
aanvragen toegekend. In het kader van de kwaliteitsverbetering zijn
inmiddels pilots opgestart. Een deel van de middelen zal worden
ingezet ten behoeve van het integrale mestbeleid. Daarnaast worden
middelen beschikbaar gesteld in het kader van de herstructurering van
de melkveehouderij en kennisontwikkeling en -verspreiding met
betrekking tot nitraat.
e. Kennis
1.135
209
300
311
315
NB: Een aantal projecten hebben ten opzichte van 1998 een gewijzigd
kasritme.
OCenW
Technocentra
16
12
12
De plannen voor technocentra zijn met de TK besproken en worden thans
in uitvoering genomen. Besloten is om in plaats van pilots, in deze
kabinetsperiode te komen tot een landelijk gespreid stelsel van circa
15 technocentra. Een regeling is inmiddels uitgewerkt.
Diversen
Onderzoek (kennis en toepassing)
24
76
90
93
De kennisprojecten zijn in uitvoering genomen.
EZ
Internet / Exchange / diensten
25
38
39
40
Dit onderwerp is uitgewerkt in het project Gigaport, dat is
goedgekeurd en in uitvoering is genomen.
OCenW
ICT Onderwijs
160
170
170
170
Het plan voor ICT in het onderwijs is inmiddels goedgekeurd. De
middelen zijn verdeeld over de beleidsterreinen en de scholen zijn op
de hoogte gesteld. De uitrol van Kennisnet is van start gegaan in de
BVE- en VO-sector.
Regeerakkoordombuigingen
In onderstaande tabel 3 wordt, op basis van de tabel op pagina 66 van
het Regeerakkoord, een overzicht gegeven van de stand van zaken.
Aangezien in het Regeerakkoord tevens is afgesproken dat de
maatregelen die in de zorg zijn genomen ten gunste van de zorg
blijven, zijn deze niet in tabel 3 opgenomen. Om tóch inzichtelijk te
maken hoe de maatregelen in de zorg zich uitkristalliseren is een
aparte tabel 4 opgesteld, die qua opzet vergelijkbaar is met tabel 3.
Tabel 3: Regeerakkoordombuigingen
Ombuigingen (in miljoenen guldens)
1999
2000
2001
2002
Stand van Zaken
Doelmatigheid
474
1117
1747
2334
1. Arbeidsproductiviteit collectieve sector
110
220
330
450
Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de
diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd
en er zullen geen besparingsverliezen optreden.
2. Volume-taakstelling departementen
36
72
108
144
Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de
diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd
en er zullen geen besparingsverliezen optreden.
3. Budgettering incidentele loonstijging
73
170
285
435
Bij Miljoenennota 1999 is deze taakstelling verwerkt op de aanvullende
post arbeidsvoorwaarden. De jaarlijkse uitdeling loonbijstelling is,
respectievelijk wordt, vervolgens voor deze taakstelling gekort; de
ombuiging wordt dus per definitie volledig gerealiseerd. Voor de
sector onderwijs en wetenschappen is de taakstelling naar rato
verdeeld over de relevante begrotingen (OCenW en LNV).
4. Vergroting doelmatigheid departementale
aankoop
62
123
185
246
Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de
diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd
en er zullen geen besparingsverliezen optreden.
5. Externe advisering
18
37
54
54
Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de
diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd
en er zullen geen besparingsverliezen optreden.
6. Efficiency uitvoeringskosten uvis en SVB
50
250
400
500
De SVB en de uvis hebben een aantal plannen waarmee de taakstelling
zal worden gerealiseerd. Een aantal plannen van de uvis voor de
komende jaren wordt nog nader uitgewerkt en besproken met het LISV.
7. Efficiency Arbvo/SWI
25
50
75
100
Deze ombuiging is taakstellend op de budgetten van Arbeidsvoorziening
en het Gemeentefonds verwerkt. De ombuiging wordt gerealiseerd.
8. Tendering en uitbesteding VenW
0
30
60
90
De verlagingen zijn programmatisch verwerkt in het Infrastructuurfonds
respectievelijk via doelmatigheidsbesparing op het beleidsterrein van
personenvervoer verwerkt in de begroting van VenW.
9. LNV
50
90
125
150
Op de begroting van LNV is een aantal maatregelen genomen, die zijn
toegedeeld naar diverse artikelen. Het betreft hier onder meer een
beperking van de apparaatsuitgaven en een beperking van een aantal
subsidies. Besparingsverliezen zullen zich bij deze maatregel niet
voordoen.
10. Gevangeniswezen
25
50
75
115
De Tweede Kamer is via brief nr. 49 (TK 26.200 VI) geïnformeerd over
de invulling van de taakstelling van 115 miljoen bij de gevangenissen.
In de brief worden de concrete maatregelen genoemd, die op dit moment
door justitie concreet worden geïmplementeerd.
11. Efficiency uitvoering IHS
25
25
50
50
De maatregelen zullen effect hebben bij de verhuurders en bij het
ministerie zelf. Door de aanvragen geautomatiseerd te verwerken wordt
de vergoeding voor uitvoerignskosten van verhuurders uitgespaard;
tezamen met het aandeel van het ministerie leidt dit tot een
structurele besparing oplopend tot ruim f 60 miljoen vanaf 2002. Zoals
het er thans naar uitziet wordt de taakstelling in 2001 niet geheel
(tekort 12 mln) en in 2002 en latere jaren ruimschoots gehaald
(overschot ca 14 mln). Tekort en overschot komen ten laste
respectievelijk ten gunste van het specifieke beeld van VROM.
Marktconforme prijzen
135
170
260
300
1. Nieuw contract gasprijs tuinders
35
70
110
150
Invulling van de maatregel heeft gedeeltelijk plaatsgevonden via een
verhoging van de gasbatenraming met de geraamde meeropbrengst als
gevolg van de nieuwe contracten voor de tuinbouwsector. Een bedrag van
structureel 45 miljoen vanaf 1999 is gerealiseerd, waardoor vanaf 2000
dus een besparingsverlies op deze ombuiging is opgetreden. Budgettair
heeft het accepteren van het besparingsverlies geen effect gehad,
aangezien bij de meest recente gasbatenramingen reeds rekening is
gehouden met een lagere opbrengst gasprijs tuinders.
2. Verkoop agrarische domeinen
100
100
150
150
De maatregel is verwerkt in de ontvangsten uit de verkoop domeinen. In
verband met extra ontvangsten in 1999 is de taakstelling voor 2001 en
2002 middels een intertemporele compensatie naar beneden aangepast tot
125 miljoen in 2001 en 100 miljoen in 2002. Er is geen aanleiding om
te veronderstellen dat de taakstelling niet gerealiseerd gaat worden.
Decentralisatie
0
250
375
500
1. ABW-volume
0
250
375
500
In het Regeerakkoord is afgesproken dat de ingeboekte bezuiniging moet
worden gerealiseerd door een verhoging van het gemeentelijk aandeel in
de financiering van de bijstand. Met de gemeenten is afgesproken om
dit aandeel per 2001in beperkte mate te verhogen (van 10% naar 25%).
Het is twijfelachtig of met deze maatregel de ombuiging (volledig)
gerealiseerd zal worden.
Arbeidsvoorwaarden overheid
0
133
267
400
1. Functioneel Leeftijdsontslag
0
33
67
100
Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel toegedeeld naar diverse
begrotingen, met name de begrotingen van Defensie en BZK (sector
Politie). Voor beide sectoren geldt dat overeenstemming is bereikt
over maatregelen voor de FLO.
2. Ziektekostentegemoetkomingen
0
100
200
300
Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel verwerkt op de aanvullende
post arbeidsvoorwaarden. Nadien is een verdeling afgesproken over de
sectoren Rijk, Onderwijs en Wetenschappen, Rechterlijke Macht, Politie
en Defensie. De op basis van deze verdeling berekende
percentageszullen in het desbetreffende jaar als korting op de
kabinetsbijdrage voor de arbeidsvoorwaarden worden verwerkt.
Concrete maatregelen t.a.v. de ziektekostentegemoetkomingen vallen onder het overeenstemmingsvereiste. Voor alle sectoren geldt dat inmiddels concrete maatregelen zijn genomen in de CAOs.
Onderwijs
25
50
75
100
1. Wacht- en lesgelden
25
50
75
100
De maatregel wachtgelden is taakstellend verdeeld over de
onderwijssectoren. De lesgelden worden op basis van de Les- en
cursusgeldenwet geïndexeerd. Daarnaast is de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aangepast waarmee de
jaarlijkse indexering van collegegeld met ingang van het collegejaar
1999/2000 plaatsvindt. Besparingsverliezen worden niet voorzien.
Volume Sociale Zekerheid
170
335
500
665
1. Volume WAO/vangnet ZW (keuringspraktijk/arbo)
75
150
225
300
Het kabinet heeft in het najaar van 1998 een Plan van aanpak voor
terugdringing van het WAO-volume gepresenteerd; de uitwerking verloopt
traag. Hervormingen van het poortwachtersmodel zijn in juni 2001 in de
TK behandeld zodat het nieuwe Poortwachtersmodel nog niet operationeel
is.moeten nog worden uitgewerkt. Opwaartse bijstellingen van het
volume sinds Regeerakkoord lijken erop te wijzen dat het realiseren
van de ombuiging op zijn minst vertraging oploopt.
2. Volume WAO/vangnet ZW a.g.v. reductie wachtlijsten zorg
50
100
150
200
Van deze ombuiging slaat 150 miljoen in 2002 neer bij de
geprivatiseerde ziektewetuitgaven (geen onderdeel uitgavenkader). De
overige 50 miljoen zal gerealiseerd moeten worden door een verkorting
van de wachttijden zorg en zorginkoop (verdeling onbekend). Het
Platform aanpak wachttijden curatieve zorg (Commissie Dees) werkt
mogelijke voorstellen voor realisatie van deze ombuiging verder uit.
De zorginkoop loopt in elk geval vertraging op. Voor de verkorting van
de wachttijden zijn al wel maatregelen in gang gezet. De effecten
hiervan zijn echter nog niet bekend.
3. Volume WW
25
50
75
100
Een aantal van de voorstellen voor realisatie van de ombuiging zijn
reeds ingevoerd en een aantal nog niet. Het betreft met name
voorstellen voor het activerend ouderenbeleid. Hierover is inmiddels
door de SER geadviseerd. Het SER-advies is besproken in de Commissie
Borstlap. Dit heeft geresulteerd in twee regelingen: fiscale
faciliëring VUT afgeschaft (vanaf 2002), invoeren van de
sollicitatieplicht voor ouderen (per 1/7/2002).
4. Vrijval ABW en arbeidsongeschiktheidsuitkering (WSW)
20
35
50
65
Als gevolg van de intensivering bij de WSW treedt vrijval op bij de
ABW en de arbeidsongeschiktheidsregelingen.
Specifieke maatregelen zorg
0
15
30
45
1. Verhaalsrecht AWBZ
0
15
30
45
De stand van zaken wordt toegelicht in tabel 4.
Buitenlandbeleid
569
1025
1575
2000
1. Beperking EU-uitgaven
0
425
925
1300
Deze maatregel is reeds volledig gerealiseerd via de uitkomsten van
Berlijn.
2. Verbreding begrip internationale samenwerking (non-ODA)
69
100
150
200
Gerealiseerd; de binnenlandse apparaatsuitgaven van Buitenlandse Zaken
zijn onder de hgIS gebracht, onder aftrek van de in het Regeerakkoord
opgenomen budgettaire taakstellingen.
3. Opvang A-statushouders onder ODA
125
125
125
125
Gerealiseerd. Bij Miljoenennota 1999 zijn de uitgaven voor
A-statushouders uit ontwikkelingslanden onder de hgIS gebracht.
4. Defensie
375
375
375
375
De maatregel is volledig gerealiseerd. Voor 1999 was dit reeds in de
Voorjaarsnota gebeurd, voor 2000 en latere jaren is dit geëffectueerd
en geïllustreerd in de Defensienota. In de Defensienota zijn
posterioriteiten en nieuwe prioriteiten aangekondigd, die per saldo
resulteren in de ombuiging van 375 miljoen. Bij Voorjaarsnota 2000 is
een deel van de taakstelling - de in de Defensienota voorziene
opheffing van een F-16 squadron gecompenseerd, nadat de Kamer had
aangegeven het squadron te willen behouden (45 miljoen vanaf 2000).
Overige ombuigingen
126
431
681
1308
1. Versneld afschaffen BWS
0
0
60
145
Gerealiseerd door een verlaging van de rijkssubsidiëring aan
budgethouders en corporaties. Er zal geen besparingsverlies optreden.
2. Verrekening lokatiegebonden subsidies
0
50
50
50
In het Regeerakkoord is besloten tot een intertemporele compensatie op
de budgetten voor Locatiegebonden Subsidies (BLS) van 2000 t/m 2002
naar 2003 en 2004. De kasverschuiving was ingeboekt met de verwachting
dat de woningbouwrealisaties op Vinexlokaties zou achterblijven en
zich in latere jaren zou herstellen. Gebleken is dat de realisaties
toch op schema liggen en derhalve is de intertemporele compensatie
teruggedraaid (VJN 2000).
3. Vermindering subsidies en kredieten EZ
40
80
95
110
Invulling heeft plaatsgevonden op diverse artikelen op de begroting
van EZ waar subsidies en kredieten worden verantwoord. De taakstelling
is voor het jaar 1999 en 2000 is volledig gerealiseerd; voor 2001 en
later worden geen besparingsverliezen voorzien.
4. Vermindering kredieten FIN
20
40
40
40
De maatregel is verwerkt op het artikel bijzondere financiering.
5. Verhogen boeten en transacties
60
60
60
60
In het Regeerakkoord is de raming voor Boeten en Transacties verhoogd
met structureel 60 miljoen. Justitie en financiën zijn overeengekomen
dat de verhoging niet ingevuld zal worden door een verhoging van de
bedragen voor Boeten en Transacties, maar door een intensivering van
het verkeerstoezicht. Deze intensivering zal per saldo jaarlijks 60
miljoen opleveren.
6. Fraudeplan
-23
42
138
285
De besparing wordt gerealiseerd door verschillende
fraudebestrijdingsmaatregelen, op de terreinen van SZW, de fiscaliteit
en de horizontale fraudebestrijding (i.h.b. politie, magistratuur en
bijzondere opsporingsdiensten). De maatregelen worden op dit moment
geïmplementeerd. Vooralsnog zijn er geen redenen om aan te nemen dat
de ombuiging niet gerealiseerd zal worden.
7. Tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik fiscale regelgeving
0
100
150
500
De RA-ombuiging wordt ingevuld binnen een integraal pakket voor
ondernemers (ondernemerspakket 21e eeuw). Het wetsvoorstel terzake is
naar de Tweede Kamer gestuurd en is in werking getreden per 2001. Op
dit moment is er geen aanleiding om besparingsverliezen te
veronderstellen.
8. Algemene indexatie eigen bijdragen
29
59
88
118
Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de
diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd
en er zullen geen besparingsverliezen optreden.
Totaal
1499
3526
5510
7652
Tabel 4: Regeerakkoordombuigingen Zorg
Ombuigingen (in miljoenen guldens)
1999
2000
2001
2002
Stand van Zaken
1. Geneesmiddelen verzorgingshuizen (*)
25
25
25
25
Deze taakstelling wordt per 2001 gerealiseerd met de overgang van
verzorgingshuizen naar de AWBZ per 1-1-2001. Het besparingsverlies is
in 1999 en 2000 elders in het BKZ gedekt.
2. Beperking groei hardlopende geneesmiddelen(*)
10
20
30
40
Ten opzichte van de taakstelling Miljoenennota 1999 is het beleid
t.a.v. hardlopende geneesmiddelen (cholestorol-verlagende middelen,
maagzuurremmers en slaapmiddelen) aangescherpt, dit heeft tot ruimte
geleid in 2000 en 2001. Deze meevaller is aangewend voor tegenvallers
en besparingsverliezen elders. .
3. Overheveling buiten-WTG (*)
155
155
155
155
Over het buiten de WTG plaatsen van geneesmiddelen is een onderzoek
uitbesteed aan de Ziekenfondsraad (m.n. gericht op de positie van
chronisch zieken), waardoor de geplande invoering per 1-1-99 niet kon
worden gerealiseerd, maar per 1-4 99. Daarnaast is de ruimte voor de
toelating van nieuwe geneesmiddelen vergroot. Dit tezamen resulteert
in een besparingsverlies van 115 miljoen in 1999 en 20 miljoen
structureel. Dit verlies is inmiddels gedekt uit meevallers elders in
het BKZ.
4. Kortingen en bonussen apothekers (*)
150
150
150
150
De taakstelling bij Miljoenennota 1999 is gerealiseerd door een
generieke korting op de inkoopvergoeding. Inmiddels is een additionele
taakstelling opgenomen van 75 miljoen in 1999 tot 225 miljoen in 2002
welke op schema ligt.
5. Koopmans (*)
80
295
555
Afgesproken is dat per 1-1-2000 de poliklinisch voorgeschreven
geneesmiddelen gebudgetteerd gaan worden. Wel is rekening gehouden met
een tegenvaller van 60 miljoen tot 2002. T.b.v. de realisering van de
plannen Koopmans rond het Farmaco Transmuraal Therapeutisch Overleg en
de invoering van het Electronisch Voorschrijfsysteem bij huisartsen,
wordt momenteel beleid ontwikkeld. In de meerjarenafspraken is
overeengekomen dat de LHV en het NHG het electronisch
voorschrijfsysteem in de huisartsenpraktijk vanaf 2002 ingevoerd
zullen hebben.
6.TVK-hulpmiddelen
150
200
200
200
Deze taakstelling is gedeeltelijk meegenomen in de bijstelling van de
uitgavenraming van de Zorgnota 2000 (van 6% naar 9,5%). Wat nog
resteert zijn de maatregelen uit het Plan van Aanpak hulpmiddelen (uit
1998) die nog gerealiseerd moeten worden. Daarnaast is inmiddels een
additionele taakstelling ingeboekt van 47 mln in 2000, 80 mln in 2001
en 2002. Ter invulling hiervan dienen de maatregelen uit het
Actieprogramma uitgavenbeheersing hulpmiddelen (2000).
7. Prijsbijstelling hulpmiddelen
10
10
10
10
Zie toelichting TVK-hulpmiddelen; de taakstelling wordt meegenomen in
het totaalpakket hulpmiddelen.
8. Verhaalsrecht AWBZ
15
30
45
60
Het wetsvoorstel hiertoe is in het Parlement aangenomen.
9. Centrale inning CAK
50
50
50
De centrale inning van de eigen bijdragen wordt per 1-7-2001
ingevoerd. Door de vertraging met een anderhalf jaar is een
besparingsverlies van 50 miljoen in 2000 en 25 mln in 2001 optreden.
10. Zittend ziekenvervoer
48
48
48
48
Met de zorgverzekeraars zijn afspraken gemaakt over deze taakstelling.
11. Modernisering GVS (*)
255
255
255
255
De feitelijke opbrengst van de modernisering GVS blijft achter bij de
taakstelling. Er is een beparingsverlies opgenomen van 110 miljoen in
1999 en 97 miljoen structureel. Dit verlies is binnen het BKZ
gecompenseerd.
12. 3e VGR/Britse Pond (*)
51
30
10
Door de stijging van de koers van het Britse Pond zijn de
geneesmiddelenprijzen meer gestegen dan geraamd. Hiervoor is bij de 3e
VGR1998 een taakstelling opgenomen. Deze is niet met maatregelen
belegd, waardoor er een besparingsverlies is opgetreden. Inmiddels
zijn door verdere appreciatie nieuwe tegenvallers opgetreden welke
binnen het BKZ gecompenseerd zijn.
13. Prijsbijstelling geneesmiddelen (*)
45
45
45
45
De structurele doorwerking is in het beeld verwerkt
14. Beperking incidenteel
15
50
100
In overleg met de werkgevers is overeenstemming bereikt over het
realiseren van deze taakstelling.
15. Beheerskosten particuliere verzekeraars
10
10
10
10
Deze taakstelling is gerealiseerd via afboeking van het kader.
16. Beheerskosten WTZ
10
10
10
10
Deze korting is deels gerealiseerd door een bevriezing van de
administratiekostenvergoeding, het resterende bedrag wordt
gerealiseerd door een nieuw systeem van administratiekostenvergoeding.
17. Doelmatiger inkoop
100
200
300
Deze taakstelling is verwerkt in de meerjarenafspraken met de
zorginstellingen.
18. Beheerskosten ZFW
50
50
50
50
Deze taakstelling vloeit voort uit het afschaffen van de eigen
bijdrage ZFW en is verwerkt in de budgetten
(*) Voor een uitgebreidere toelichting op de ombuigingen in het
geneesmiddelendossier wordt verwezen naar een separate notitie.
Vraag 11
In het Centraal Economisch Plan (CEP) was voor het jaar 2002 al een
beperkte overschrijding van het uitgavenkader voorzien. In deze
Voorjaarsnota zitten enkele miljarden aan structurele intensiveringen.
Kan worden toegelicht hoeveel van de collectief gefinancierde fl. 6,5
miljard uitgavenimpuls een structureel karakter heeft en kan
toegelicht worden met hoeveel het uitgavenkader daardoor in 2002 wordt
overschreden?
Vraag 33
Welk deel van het bedrag aan intensiveringen is structureel?
Vraag 50
Hoe werkt de uitgavenverhoging in de zorg, gericht op de aanpak van de
arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?
Vraag 54
Hoe werkt de uitgavenverhoging in het onderwijs, gericht op de aanpak
van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?
Vraag 55
Hoe werkt de uitgavenverhoging bij de politie, gericht op de aanpak
van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?
Vraag 63
De intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten lopen op van fl.2151
miljoen in 2001 tot fl. 3,5 à fl. 4 miljard structureel. Volgens welk
tijdpad wordt het structurele bedrag gehaald?
Antwoord
Over de besluitvorming van het kabinet met betrekking tot het
uitvoeringsjaar van de begroting wordt het parlement, conform de
Comptabiliteitswet, geïnformeerd in de Voorjaarsnota.
De besluitvorming die jaarlijks in het voorjaar binnen het kabinet
plaatsvindt over de begroting van het volgend jaar is naar haar aard
nog op hoofdlijnen en zal in de zomermaanden nader worden uitgewerkt.
Deze besluitvorming krijgt vervolgens haar beslag in de Miljoenennota
en de daarbij behorende begrotingen die op Prinsjesdag aan het
parlement worden aangeboden.
Vraag 12
Hoe verhouden de uitgavenimpulsen voor de aanpak van de
arbeidsmarktknelpunten collectieve sector zich met de
volume-taakstelling departementen uit het Regeerakkoord?
Antwoord
Bij de invulling van arbeidsmarktbeleid naar aanleiding van de
Rapportage De Arbeidsmarkt in de collectieve sector heeft specifiek
beleid ter vermindering van knelpunten steeds centraal gestaan. Er is
een groot aantal doelgerichte maatregelen getroffen die de collectieve
sector waar nodig aantrekkelijker zullen maken als werkgever. Ook
departementen zullen in de toekomst beter in staat zijn om goed
gekwalificeerd en voldoende personeel aan te trekken. De
volumetaakstelling voor de departementen in het Regeerakkoord is van
een geheel andere orde. Daarin ligt een generale opdracht aan de
departementen om efficiënter en dus met minder mensen het uitgezette
beleid te realiseren. De uitgavenimpulsen bij VJN zullen aan die
opdracht alleen maar positief bijdragen. Overigens draagt de
volumetaakstelling in zichzelf al een verlichtend karakter ten aanzien
van arbeidsmarktknelpunten, in die zin dat het de vraag naar arbeid
vermindert.
Vraag 13
Van de extra uitgaven van fl. 6,7 miljard wordt fl. 6,5 miljard
collectief gefinancierd. Hoe wordt de rest gefinancierd? Leidt dit tot
een premiestijging?
Vraag 14
Werden niet-collectief gefinancierde intensiveringen in eerdere
Voorjaarsnotas ook onder de totale intensiveringen geschaard? Werd dit
in het verleden ook apart vermeld?
Vraag 30
In tabel 1 en 3 is er een verschil tussen de totale uitgavenimpuls en
de collectieve financiering. Vindt de overige financiering plaats door
middel van een stijging van de particuliere ziektekostenpremies.
Vraag 34
Hoe worden de extra uitgaven voor zorg (fl. 2,2 miljard) gefinancierd?
Met hoeveel procent zullen de particuliere ziektekostenpremies stijgen
als gevolg van de extra uitgaven in de zorg?
Antwoord
Van de zorguitgaven wordt het overgrote deel (86%) collectief
gefinancierd. De overige 14% wordt betaald uit de particuliere
ziektekostenpremies. Van de extra uitgaven aan de zorg uit de
Voorjaarsnota 2001 wordt derhalve een deel betaald door de
particuliere ziektekostenverzekeraars.
De premies particuliere ziektekostenverzekeringen voor 2001 zijn
vastgesteld. Ramingen voor 2002 zullen volgen op Prinsjesdag.
Ook vorig jaar is in de presentatie onderscheid gemaakt tussen collectief en niet-collectief gefinancierde zorguitgaven.
Vraag 15
Is fl. 0,6 miljard het maximum dat - naar de huidige stand van zaken -
via het FES-bruggetje kan worden ingezet of is in principe meer ruimte
beschikbaar? Welke dollarkoers en olieprijs zijn verondersteld?
Vraag 74
Hoeveel bedraagt de meevaller bij de voeding van het FES en kan deze
meevaller worden onderbouwd?
Vraag 77
Uit de Voorjaarsnota blijkt dat fl. 600 miljoen wordt gebruikt voor
het FES-bruggetje. Hoe wordt dit bedrag precies gedekt?
Vraag 97
In welk opzicht is de raming voor de aardgasbaten gewijzigd en in
hoeverre is de Tweede Kamer daarbij betrokken geweest?
Vraag 103
Welke veronderstellingen inzake dollarkoers en olieprijs zijn
gehanteerd bij de raming in de Miljoenennota 2001, respectievelijk bij
de huidige raming in de Voorjaarsnota en zijn deze dezelfde als de
ramingen van het CPB?
Vraag 130
Van welke dollarkoers en olieprijs wordt uitgegaan bij de bijgestelde
raming voor 2001, en van welke cijfers werd uitgegaan bij de
oorspronkelijke raming en voor de jaren vanaf 2002?
Antwoord
In 2001 zijn er wijzigingen in de voeding FES opgetreden als gevolg
van hogere gasbaten, een andere spreiding van de verkopen
staatsdeelnemingen en de omzetting van de opbrengst UMTS in een
annuïteit. De budgettaire gevolgen van het voorgaande worden in de
onderstaande tabel weergegeven.
2001
Hogere gasbaten
+ 332
Andere spreiding verkopen staatsdeelenemingen
-160
UMTS-annuiteit
+266
Totaal
+438
Uit de tabel blijkt dat er 438 mln extra voeding FES in 2001 is. Dit
is lager dan de verhoging van het bruggetje met 552 mln in 2001. Voor
de beoordeling van de ruimte in het FES is de meerjarige ruimte in het
fonds maatgevend. Binnen de planningsperiode van 10 jaar is er geen
extra ruimte voor het gebruik van het bruggetje. Volgens huidig
inzicht is het eerder verstandig de taakstelling verkoop
staatsdeelnemingen te verlagen, hetgeen de ruimte zal verkleinen.
In de oorspronkelijke raming 2001 is uitgegaan van een dollarkoers van
2,20 en een olieprijs van 24$. In de huidige ramingen is de
dollarkoers in 2001 2,20 en de olieprijs 25$. Deze veronderstellingen
zijn conform het CEP. In de Miljoenennota 2001 werd voor 2002 en
latere jaren uitgegaan van een olieprijs van 17,5$ en een dollarkoers
van 2,05.
Vraag 16
Stel dat de economische groei in het jaar 2001 uitkomt op 2,75% in
plaats van de nu geraamde 3,25% BBP, hetgeen zal leiden tot lagere
ontvangsten dan begroot. Wat is daarvan het effect op het EMU-saldo?
Vraag 17
Als mocht blijken dat de economische groei een ½%-punt lager uitkomt
dan nu geraamd, zal dat dan leiden tot een overschrijding van de
uitgavenkaders (meer werkloosheid en minder rentebesparingen als
gevolg van lager overschot) en zo ja, met hoeveel.
Vraag 43
Wat zijn de gevolgen voor het EMU-saldo bij een groei van 2,75% in
2001 en 2002?
Antwoord
Ontvangsten
De relatie tussen de ontvangsten en het BBP kan worden uitgedrukt in
de macro progressiefactor. Dit is de verhouding van de procentuele
toename van de inkomsten ten opzichte van de (nominale) groei van het
BBP. De progressiefactor kan sterk fluctueren. Gegeven een opbrengst
van belasting en premies van 360 miljard gulden is, bij een lagere
groei van het BBP met 0,5% en een progressiefactor van 1, het effect
op het EMU-saldo door een derving van de inkomsten een lager saldo van
1,8 miljard gulden.
Uitgaven
De relatie tussen het BBP en de uitgaven is minder eenvoudig te
leggen. Ervan uitgaande dat de lagere groei neerslaat in hogere
werkloosheidsuitgaven, leidt dit samen met iets hogere rente-uitgaven
vanwege het ongunstiger saldo tot circa ½ miljard hogere uitgaven.
Indien de lagere groei niet neerslaat in de werkloosheid zal het
effect op de uitgaven minder groot zijn.
EMU-saldo
Per saldo verslechtert het EMU-saldo met ongeveer ¼% BBP.
Vraag 17
Als mocht blijken dat de economische groei een ½%-punt lager uitkomt
dan nu geraamd, zal dat dan leiden tot een overschrijding van de
uitgavenkaders (meer werkloosheid en minder rentebesparingen als
gevolg van lager overschot) en zo ja, met hoeveel.
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 18
In welke mate stijgt de inflatie door de uitgavenimpuls?
Vraag 32
Kan de regering een berekening geven van het effect van de in de
Voorjaarsnota aangekondigde uitgavenintensiveringen op de ontwikkeling
van de inflatie?
Vraag 49
Welke gevolgen voor de middellange termijn heeft de uitgavenimpuls van
fl. 6,7 miljard voor 2001 op de inflatie?
Antwoord
De uitgaven blijven binnen het afgesproken uitgavenkader, zodat uit
dien hoofde geen extra druk op de inflatie ontstaat. Een verhoging
daarenboven zoals bij voorbeeld zou voortvloeien uit de zogenoemde
Balkenende-norm zou de inflatie opstuwen. Het effect van een verhoging
van de collectieve uitgaven op de inflatie kan worden geïllustreerd
aan de hand van een spoorboekje van de Nederlandse economie van het
CPB. Dit spoorboekje laat zien dat een verhoging van de materiële
overheidsuitgaven met 1% BBP een vierjaarseffect op de inflatie heeft
van 0,15%-punt.
Vraag 19
Is de loonbijstelling die de departementen in deze Voorjaarsnota
hebben ontvangen ter compensatie van de loonstijging in 2001 gebaseerd
op de 4% uit het CEP die op bladzijde 2 wordt genoemd?
Antwoord
Ja.
Vraag 20
Hoe verhoudt zich de tegenvaller bij de werkloosheidsramingen in tabel
3 op bladzijde 2 (30.000 werklozen meer geraamd dan bij Miljoenennota)
tot de constatering op bladzijde 56 dat de verwachting is dat voor
2001 een meevallende werkloosheidsontwikkeling optreedt? Hanteert de
regering op dit punt andere ramingen en aannames dan het Centraal Plan
Bureau (CPB)? Kan inzichtelijk worden gemaakt welke cijfers het
kabinet hanteert ten aanzien van aantallen werklozen en welke
meevallers daar uit voortvloeien?
Vraag 67
Hoe kan het dat er 1 miljard aan arbeidsmarktmiddelen onbesteed blijft
(tabel 7) terwijl de werkloosheidsraming 30000 personen hoger uitvalt
ten opzichte van de Miljoenennota (tabel 3) en het aantal WAO'ers
stijgt?
Vraag 147
Van welke veronderstellingen omtrent de werkloosheid en
arbeidsongeschiktheid in de jaren 2001 en 2002 wordt nu precies
uitgegaan, hoe hebben deze veronderstellingen zich de afgelopen tijd
ontwikkeld en welke gevolgen heeft de (volgens het Centraal Economisch
Plan) oplopende werkloosheid?
Antwoord
In de VJN zit ogenschijnlijk de tegenstelling dat de werkloosheid
toeneemt, maar tegelijkertijd van een meevallende ontwikkeling wordt
gesproken. Om te verklaren dat er meevallers zijn (en
arbeidsmarktmiddelen onbesteed blijven), terwijl de
werkloosheidsraming oploopt ten opzichte van eerdere rapportages, moet
goed gekeken worden waar de raming betrekking op heeft.
* Het CPB stelt ramingen op voor de (gemiddelde) omvang van de
werkloze beroepsbevolking (in een bepaald jaar). Het kabinet neemt
deze ramingen als uitgangspunt voor het budgettaire beeld.
* Bij VJN2001 bleek de raming voor het jaar 2001 hoger te liggen dan
ten tijde van de MN2001 werd geraamd, namelijk 260 duizend in
plaats van 230 duizend. Dit is zichtbaar in de plus 30.000 in de
ramingen. Ten opzichte van een jaar eerder daalt de werkloosheid
nog steeds. In 2000 bedroeg de werkloze beroepsbevolking 267
duizend personen, (in 1999 nog 292 duizend). Er is in 2001 dus nog
wel sprake van een dalende werkloosheid, maar deze daling is
minder groot dan eerder gedacht.
De verdergaande zij het minder sterke- daling van de werkloze
beroepsbevolking ten opzichte van eerdere jaren geeft een indicatie
van de aanhoudend krappe arbeidsmarkt. Zoals gesteld in de VJN2001
ligt het huidige arbeidsmarktprobleem vooral bij de aanbodkant. De
uitgaven aan arbeidsmarktbeleid blijven op de krappe arbeidsmarkt
achter bij de ramingen, omdat regelingen als de WIW, I/D-banen en RSP
minder gebruikt worden dan geraamd.
Vraag 21
Wat is het gevolg voor de Nederlandse concurrentiepositie als de
arbeidsproductiviteit minder sterk stijgt dan verwacht terwijl de
loonstijging zich overeenkomstig de raming ontwikkelt?
Antwoord
Een verslechtering.
Vraag 22
Kan worden gespecificeerd waaraan de extra middelen in de
Voorjaarsnota 2001 precies worden besteed (dat wil zeggen, met welke
beleidsmatige mutaties in de verticale toelichting corresponderen de
uitgavenverhogingen in Tabel 1)?
Antwoord
De uitgavenimpuls voor de Zorg (2,2 mld)is onder meer bestemd voor het
terugdringen van wachtlijsten en arbeidsmarktknelpunten. Dit is terug
te vinden in de verticale toelichting voor de Zorg. Tevens is een deel
van de uitgavenimpuls voor de Zorg terug te vinden in de verticale
toelichting op de begroting van VWS (onder meer de mutaties
kwaliteitsverbetering jeugdhulpverlening en vrijwilligers).
De extra gelden voor het Onderwijs (1,5 mld) zijn zichtbaar in de verticale toelichting op de begroting van OCW. Zo worden er onder meer extra middelen uitgetrokken voor arbeidsmarktknelpunten, materieel in het primair en voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs (met name VMBO) en de OV-studentenkaart. Een deel van de uitgavenimpuls Onderwijs slaat neer op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de inburgering oudkomers.
In intensiveringen op het gebied van de Veiligheid (0,9 mld) zijn terug te vinden in de verticale toelichtingen op de begrotingen van Justitie (voor onder meer sancties, zittende magistratuur en jeugd), BZK (onder meer de capaciteitsvergroting politie, c2000 en versnelling bijdrage regionale korpsen) en LNV (voedselveiligheid).
De post Overige (2,1 mld) omvat naast de toename van het gemeente- en provinciefonds diverse extra uitgaven op verschillende begrotingen.
De uitgavenimpuls voor Natuur en Milieu (0,2 mld) betreft onder meer
extra uitgaven voor milieudrukcompensatie (terug te vinden in de
verticale toelichting op de begroting van VROM) en
brandstofcompensatie visserij en groen/natuur (prijsstijging SGR).
Deze laatste 2 intensiveringen zijn terug te vinden in de verticale
toelichting op de begroting van LNV.
De intensiveringen werkgelegenheid en inkomensbeleid (0,7 mld) zijn
toegelicht in de verticale toelichting Sociale Zekeherheid en
Arbeidsmarkt. De intensiveringen zijn voor het grootste deel bestemd
voor de inrichting van de nieuwe uitvoeringsorganisaties in het kader
van SUWI, de ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en het
afwikkelingsprogramma ESF. Daarnaast worden onder meer middelen
uitgetrokken voor bestuurlijke afspraken en de motie Noorman-Den Uyl
en MKB-convenanten.
Vraag 23
Welke doelstellingen moeten (op hoofdlijnen) worden bereikt met de
uitgavenverhogingen in de Voorjaarsnota 2001?
Antwoord
Zie vraag 44.
Vraag 24
Met welke mutaties in de verticale toelichting corresponderen de
ruimtevergrotende bijstellingen uit tabel 2 van de Voorjaarsnota?
Antwoord
Allereerst zij opgemerkt dat niet alle ruimtevergrotende bijstellingen
2001 terug te vinden zijn in bijlage 2 vanwege het karakter ervan. Het
betreft de nominale ontwikkeling (ruilvoet), wat een saldo is van
kaderaanpassing conform pBBP en loon- en prijsbijstelling (3,0 miljard
gulden) en de inzet van de uitgavenreserve (0,3 miljard gulden).
De andere posten zijn op de volgende plaatsen terug te vinden in
bijlage 2:
* de post rente (0,5 miljard gulden) is terug te vinden bij de
uitgaven van de begroting nationale schuld (de regels wijziging
kapitaalmarktberoep en rente; overigens telt deze regel niet
precies op tot 0,5 miljard daar de wijzigingen in het
kapitaalmarktberoep en de rente ook een niet-rentecomponent
omvat).
* de post bijstellingen SZA (1,0 miljard gulden) is terug te vinden
onder de uitgaven van de begroting van sociale zaken en
werkgelegenheid onder punt 1 mee- en tegenvallers sociale
zekerheid.
* de post EU/HGIS (0,3 miljard gulden) is voor 0,2 miljard terug te
vinden in het overzicht van belastingafdrachten aan de EU (i.c. de
tabel Nederlandse EU-afdrachten) en voor 0,1 miljard gulden bij de
uitgaven voor internationale samenwerking (de posten
BNP-ontwikkeling en EU-toerekening).
* de post inzet van het FES-bruggetje (0,6 miljard gulden) is terug
te vinden bij de uitgaven van het Fonds Economische
Structuurversterking.
* voor het overige betreft het diverse kleinere mutaties op diverse
begrotingen.
Vraag 25
In hoeverre mogen de bedragen in tabel 1 bij elkaar worden opgeteld?
Is de totale uitgavenimpuls voor het jaar 2001 waartoe de regering
heeft besloten Fl. 21,5 miljard? Zo ja, ten opzichte van wat wordt er
dan gerekend?
Antwoord
De Voorjaarsnota impliceert, inclusief het Regeerakkoord, een
uitgavenverhoging van Fl. 21,5 miljard ten opzichte van ongewijzigd
beleid. Daarvan is 14,4 miljard na het Regeerakkoord. Dit bedrag is
ingevuld binnen de ruimte die onder de uitgavenkaders ontstond, met
name door autonome ontwikkelingen zoals dalende rente- en sociale
zekerheidsuitgaven.
Vraag 26
Kan worden toegelicht hoe het verschil wordt verklaard tussen de
ruimte van fl. 6,5 miljard die in tabel 2 als extra bij de
Voorjaarsnota wordt gekwalificeerd en de fl. 4 miljard die het CPB bij
de opstelling van het CEP constateerde? Kan dit kwalitatief worden
gedaan door bij alle posten uit tabel 2 (of tabel 7) het verschil met
het CPB aan te geven?
Antwoord
Zowel in de berekeningen van het CPB als in de berekeningen van de
Voorjaarsnota wordt het grootste deel van de extra ruimte verklaard
door nominale ontwikkelingen. Met name door de forse stijging van de
geraamde prijsontwikkeling van het BBP komt de ruimte ten opzichte van
de inzichten bij de Miljoenennota 2001 ca. 3 miljard hoger uit. Het
verschil met het CPB wordt dan ook vooral verklaard door de overige
posten in tabel 2. Deze verschillen hangen samen met het feit dat bij
het opstellen van de Voorjaarsnota rekening kon worden gehouden met
actuele informatie over uitgavenontwikkelingen die bij het afronden
van het CEP nog niet beschikbaar was. Deze informatie heeft mede
betrekking op de onderuitputting op het terrein van SZA, het
FES-bruggetje, en de zorgsector. Voor een volledige overzicht van de
bijstellingen per departementale begrotingen wordt verwezen naar de
bijlage bij de Voorjaarsnota. Het CPB zal deze informatie verwerken in
de berekeningen voor de MEV 2002.
Vraag 27
Kan een overzicht worden gegeven van de aanvankelijk
begrotingsgefinancierde uitgaven of projecten, die in het kader van
het FES-bruggetje, voortaan uit het Fonds Economische
Structuurversterking (FES) bekostigd zullen worden?
Vraag 99
Kan een overzicht worden gegeven van de aanvankelijk
begrotingsgefinancierde uitgaven of projecten die, in het kader van
het FES-bruggetje, voortaan uit het FES bekostigd zullen worden.
Antwoord
Door toepassing van het FES-bruggetje verandert de wijze van
financiering van het zgn. 84-miljard programma (inclusief BOR). Het
84-miljard-programma" betreft een integraal investeringspakket in
infrastructuur voor de periode tot en met 2010". Een groter deel wordt
uit het FES gefinancierd.
Vraag 28
Het CPB verwacht in haar verkenning voor de volgende regeringsperiode
een EMU-saldo van 1,1 procent in 2002. Hoe komt het grote verschil met
het EMU-saldo voor 2001 in de Voorjaarsnota tot stand?
Antwoord
De verbetering van het EMU-saldo 2002 ten opzichte van het EMU-saldo
2001 wordt voor een belangrijk deel verklaard door de
belastingherziening 2001. In 2001 blijven de opbrengsten van de
belastingherziening 2001 op verschoven kasbasis namelijk achter bij
verwachte structurele opbrengsten op verschoven kasbasis vanaf 2002
(in het EMU-saldo worden de belastingopbrengsten op verschoven
kasbasis geregistreerd). In de Miljoenennota 2002 zal het kabinet een
actuele raming van het EMU-saldo 2002 presenteren.
Vraag 29
Wat zijn de gevolgen voor de aardgasbaten als de huidige olieprijs en
de zwakke euro voortduren?
Antwoord
Die zullen dan hoger uitvallen. Het baseren van ramingen van de
begroting op de CPB-prognoses ten aanzien van olie en de dollar is
echter een goede traditie.
Vraag 30
In tabel 1 en 3 is er een verschil tussen de totale uitgavenimpuls en
de collectieve financiering. Vindt de overige financiering plaats door
middel van een stijging van de particuliere ziektekostenpremies?
Antwoord
Zie vraag 13.
Vraag 31
Op welke wijze verklaart de regering het tijdelijke van de hoge
niveaus van contractloonstijging en inflatie?
Vraag 36
Waarop is de verwachting van de regering gebaseerd dat de
loonontwikkeling slechts tijdelijk op een hoog niveau ligt? Geeft de
huidige ontwikkeling van de arbeidsmarkt, zoals bij voorbeeld het
afsluiten van relatief dure CAOs met loonstijgingen die ook doorlopen
in 2002, aanleiding tot bijstelling van de veronderstellingen.
Antwoord
De verwachting inzake de ontwikkeling van de contractlonen en de
inflatie is, zoals gebruikelijk, gebaseerd op de CPB-ramingen uit het
Centraal Economisch Plan van begin april.
Het CPB voorzag toendertijd een contractloonstijging van 4% in 2001 en
3¼% in 2002 en een inflatie van 4% in 2001 en 2% in 2002. In het,
aanstaande vrijdag te publiceren, CPB-Report heeft het CPB deze
ramingen opwaarts bijgesteld. Het CPB voorziet nu een stijging van de
contractlonen van 4¼% in 2001 en 3¾% in 2002, en een inflatie van
achtereenvolgens 4½% en 2½%.
De inflatie wordt om vier redenen tijdelijk opwaarts beïnvloed: (i.)
de verhoging van de indirecte belastingen in het kader van de
Belastingherziening 2001; (ii.) de recente oploop in de
energieprijzen; (iii.) de appreciatie van de dollar; (iv.) de stijging
van de voedselprijzen door de BSE en MKZ crises en slechte
weersomstandigheden in het zuiden van Europa.
Vraag 32
Kan de regering een berekening geven van het effect van de in de
Voorjaarsnota aangekondigde uitgavenintensiveringen op de ontwikkeling
van de inflatie?
Antwoord
Zie vraag 18.
Vraag 33
Welk deel van het bedrag aan intensiveringen is structureel?
Antwoord
Zie vraag 11.
Vraag 34
Hoe worden de extra uitgaven voor zorg (fl. 2,2 miljard) gefinancierd?
Met hoeveel procent zullen de particuliere ziektekostenpremies stijgen
als gevolg van de extra uitgaven in de zorg ?
Antwoord
Zie vraag 13.
Vraag 35
Met hoeveel procent zijn de particuliere zieketekostenpremies
gemiddeld gestegen in 2001 en hoeveel was in de MEV 2001 hieromtrent
voorzien?
Antwoord
De particuliere zieketekostenpremies zijn gemiddeld met 10% gestegen.
In de MEV 2001 werd een stijging van 6,5% voorzien. Het verschil kan
onder andere toegeschreven worden aan anticipatie op meerkosten
voortvloeiend uit uitgavenintensiveringen en aan verbetering van het
exploitatiesaldo.
Vraag 36
Waarop is de verwachting van de regering gebaseerd dat de
loonontwikkeling slechts tijdelijk op een hoog niveau ligt? Geeft de
huidige ontwikkeling van de arbeidsmarkt, zoals bijvoorbeeld het
afsluiten van relatief dure CAOs met loonstijgingen die ook doorlopen
in het jaar 2002, aanleiding tot bijstelling van de
veronderstellingen?
Antwoord
Zie vraag 31.
Vraag 37
Kan de regering voor de belangrijkste posten binnen de uitgavenimpuls
toelichten welke prestaties geleverd gaan worden met het extra geld en
welk doel wordt nagestreefd?
Antwoord
Zie vraag 44.
Vraag 38
Is de daling van de bijdrage van de uitvoer aan de economische groei
een direct gevolg van de loonkostenontwikkeling? Leidt een verdere
daling van de bijdrage van de uitvoer, als gevolg van verdere
loonstijgingen tot verdere negatieve gevolgen voor de economische
groei?
Antwoord
De voornaamste oorzaak van de vertraging van de groei van de uitvoer
is de afzwakking van de wereldhandelsgroei. Daarnaast draagt ook de
voor dit jaar geraamde verslechtering van de prijsconcurrentiepositie
aan de groeivertraging van de uitvoer bij. Mocht de
arbeidskostenontwikkeling tot een verdere aantasting van de
prijsconcurrentiepositie leiden, dan is sprake van een ongunstig
effect op de economische groei.
Vraag 39
Wat zijn de macro-economische gevolgen van de gestegen inflatie voor
de middellange termijn?
Antwoord
Vrijdag aanstaande publiceert het CPB nieuwe ramingen. Volgens deze
ramingen loopt de inflatie terug van 4½% dit jaar tot 2½% volgend
jaar, hetgeen impliceert dat er sprake is van een tijdelijk
verschijnsel. Voor zover er middellange termijn prognoses bekend zijn
voor de Nederlandse economie zijn deze gebaseerd op deze weer dalende
inflatieontwikkeling.
Vraag 40
Men verwacht dat de particuliere consumptie ook dit jaar groeit met
4%. Is dit wel reëel met het oog op recente berekeningen dat de
Nederlandse burgers de laatste paar maanden maar liefst 2 keer zo veel
gespaard hebben als het hele afgelopen jaar?
Antwoord
Deze groei-verwachting is, zoals gebruikelijk, gebaseerd op de
CPB-ramingen uit het Centraal Economisch Plan van begin april. Nadien
zijn CBS-cijfers bekend geworden over de werkelijke groei van de
particuliere consumptie in het eerste kwartaal van dit jaar. Hieruit
blijkt dat de groei van de particuliere consumptie is afgenomen van 4%
in 2000 tot 2% over het eerste kwartaal van 2001. De CBS-cijfers
lijken te duiden op een groeivertraging in de consumptie. De
voornaamste reden is dat veel consumenten een deel van de consumptie
van luxe artikelen vorig jaar reeds hebben gedaan in anticipatie op de
BTW-verhoging van 1 januari jongsleden. De CBS-cijfers laten ook zien
dat groeivertraging nagenoeg volledig is toe te schrijven aan lagere
auto-verkopen. Indien van deze daling wordt geabstraheerd nemen de
consumptieve bestedingen nog altijd met 3½% op jaarbasis toe. Het ligt
niet in de rede dat de auto-verkopen het gehele jaar op het lage
niveau uit het eerste kwartaal blijven liggen.
Het CPB voorziet in het, aanstaande vrijdag te publiceren, CPB-Report
een groei van de consumptieve bestedingen in 2001 van 3½%. Deze
groei-raming is ingegeven door de nog altijd grote koopbereidheid van
consumenten en de stijging van het besteedbaar inkomen van
huishoudens.
Vraag 41
Kan worden toegelicht wat de belangrijkste posten zijn waaruit de post
"Overige" in tabel 4 is opgebouwd?
Antwoord
De post Overige in tabel 4 bevat onder meer middelen ten behoeve van
Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), natuur en milieu,
arbeidsmarktknelpunten Rijk en Defensie, inburgering oudkomers,
Europees Defensiebeleid en actief Alleenstaande Minderjarige
Asielzoekers (AMA)-beleid.
Vraag 42
Is in de post "Overige" ook de automatische groei van het Nederlandse
budget voor Internationale Samenwerking (HGIS) inbegrepen?
Antwoord
Nee.
Vraag 43
Wat zijn de gevolgen voor het EMU-saldo bij een groei van 2,75% in
2001 en 2002?
Antwoord
Zie vraag 16.
Vraag 44
Wat is de reden dat in de Voorjaarsnota niet wordt ingegaan op de
prestaties die worden geleverd en de doelen
die bereikt moeten worden met de middelen die beschikbaar komen in het
kader van de uitgavenimpuls?
Kan alsnog worden toegelicht voor de belangrijkste posten binnen de
uitgavenimpuls welke prestatie geleverd
gaat worden met het extra geld en welk doel wordt nagestreefd? Het is
toch de bedoeling dat niet
uitsluitend departementale begrotingen, maar ook budgettaire notas
overeenkomstig
het Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (VBTB) gedachtegoed
worden opgezet?
Vraag 23
Welke doelstellingen moeten (op hoofdlijnen) worden bereikt met de
uitgavenverhogingen in de Voorjaarsnota 2001?
Vraag 37
Kan de regering voor de belangrijkste posten binnen de uitgavenimpuls
toelichten welke prestaties geleverd gaan worden met het extra geld en
welk doel wordt nagestreefd?
Antwoord
Sinds het uitkomen van de regeringsnota Van beleidsbegroting tot
beleidsverantwoording, in mei 1999, wordt hard
gewerkt aan de totstandkoming van de eerste VBTB-begroting. De eerste
VBTB- begroting zal worden
uitgebracht als de begroting 2002. In de huidige Voorjaarsnota
die betrekking heeft op het uitvoeringsjaar 2001 is het derhalve nog
niet mogelijk om reeds een opstelling op te
nemen die voldoet aan de VBTB-systematiek.
Voor de beleidsprioriteiten van de regering - te weten zorg, onderwijs
en veiligheid- is op hoofdlijnen beschreven
welke doelstellingen de regering wil bereiken met de extra financiële
middelen. Voor de zorg zijn de
uitgavenverhogingen met name gericht op het terugdringen van de
arbeidsmarktknelpunten
en het terugdringen van de wachtlijstproblematiek. Ook bij het
onderwijs speelt het terugdringen van
arbeidsmarktknelpunten een belangrijke rol. Daarnaast wordt gestreefd
naar het verbeteren van de kwaliteit
van het onderwijs. Op het terrein van veiligheid wordt met een
gerichte inzet van middelen voor capaciteit bij politie,
justitiële inrichtingen, zittende magistratuur en openbaar ministerie gestreefd naar een verbetering van de veiligheid.
In de departementale (suppletore) begrotingen wordt in meer detail
ingegaan op de doelstellingen die
met de uitgavenverhogingen worden beoogd.
Vraag 45
In hoeverre kan gesproken worden over Fl. 6,7 miljard aan extra
uitgaven als Fl. 0,4 miljard daarvan al eerder aangekondigde
wijzigingen zijn, een miljard weer kan worden afgetrokken van de
aangekondigde impuls in de miljoenennota 2001, en de besteding van Fl.
0,6 miljard onder de lokale autonomie valt?
Antwoord
De 6,7 miljard die in de Voorjaarsnota gemeld wordt is, zoals gemeld
in tabel 4, ten opzichte van de Miljoenennota 2001; de 0,4 miljard uit
hoofde van de moties APB is daar dus onderdeel van en ter voorkoming
van misverstanden ook expliciet vermeld. Er is geen reden om aan te
nemen dat de impuls 2001 die gemeld is in de Miljoenennota niet
gerealiseerd zal worden. Voor wat betreft de toevoeging aan het
Gemeente- en Provinciefonds van 0,6 miljard is het juist dat de
besteding hiervan onder de lokale autonomie van de gemeenten valt, het
betreft hier echter wel degelijk extra uitgaven. Kortom: er kan wel
degelijk gesproken worden over Fl. 6,7 miljard extra uitgaven.
Vraag 46
Welke afspraken zijn er met sociale partners om ingaand volgend jaar
een zelfde bijdrage te verstrekken aan het beroepsonderwijs als het
Rijk nu doet?
Antwoord
Inzet van het kabinet is om de sociale partners te bewegen een
wezenlijke additionele bijdrage te leveren aan het beroepsonderwijs en
scholing in het verlengde van en in aansluiting op de recente
intensiveringen in het beroepsonderwijs.
Vraag 47
In de Voorjaarsnota wordt vermeld dat er in 2001 een maximale
inspanning wordt geleverd om de wachttijden in de zorg tot een
aanvaardbaar niveau terug te dringen. Wat acht de regering een
aanvaardbaar niveau en wanneer wordt dat niveau bereikt?
Antwoord
Er wordt op dit moment door alle partijen een maximale inspanning
geleverd om de wachttijden tot een aanvaardbaar niveau terug te
brengen. Naast de extra middelen die door de regering beschikbaar zijn
gesteld is de voortgang echter ook afhankelijk van andere factoren als
de krapte op de arbeidsmarkt en de organisatie van de zorg.
De regering heeft zich ten doel gesteld dat noodzakelijke zorg ook
daadwerkelijk voor iedereen binnen een redelijke termijn beschikbaar
komt. Het is moeilijk om precies vast te stellen wat een redelijke
termijn is, de regering heeft zich daarover nog niet uitgesproken.
Vooralsnog zijn de door zorgverzekeraars en zorgaanbieders opgestelde
Treeknormen richtinggevend.
Vraag 48
Wat zijn de gevolgen als de inflatie in 2002 1% hoger uitkomt dan nu
is verwacht voor de Nederlandse concurrentiepositie?
Antwoord
De gevolgen voor de Nederlandse concurrentiepositie zijn afhankelijk
van de oorzaak van de versnelling in het binnenlandse inflatietempo en
van de prijsontwikkeling in het buitenland. De Nederlandse
concurrentiepositie wordt bijvoorbeeld niet beïnvloed voor zover de
hogere inflatie samenhangt met een verhoging van het BTW-tarief. De
ontwikkeling van de concurrentiekracht hangt immers af van het
verschil tussen de prijsstijging van de Nederlandse uitvoer en die van
onze concurrenten. Indien de inflatieversnelling wordt veroorzaakt
door een snellere stijging van de arbeidskosten dan bij onze
concurrenten verslechtert de Nederlandse concurrentiepositie.
De relatie tussen de ontwikkeling van de arbeidskosten en de
prijsconcurrentiepositie kan worden geïllustreerd met de
onzekerheidsvariant voor de contractloonstijging uit het CEP 2001.
Deze doorrekening van het CPB laat zien dat, indien de
contractloonstijging in 2002 1%-punt hoger uitkomt dan geraamd, de
prijsconcurrentiepositie van Nederland met 0,3% verslechtert in 2002
en met 0,6% in 2006.
Vraag 49
Welke gevolgen voor de middellange termijn heeft de uitgavenimpuls van
fl. 6,7 miljard voor 2001 op de inflatie?
Antwoord
Zie vraag 18.
Vraag 50
Hoe werkt de uitgavenverhoging in de zorg, gericht op de aanpak van de
arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?
Antwoord
Zie vraag 11.
Vraag 51
Zorguitgaven worden voor 86% collectief gefinancierd, wat het verschil
zou verklaren tussen de totale uitgavenimpuls in de Miljoenennota
2000/2001 en de extra uitgavenimpuls bij Voorjaarsnota 2001. Inderdaad
is 6,7 circa 86% van 7,7 maar het verband blijft zeer onduidelijk.
Graag een nadere explicatie.
Antwoord
Het bedrag van 7,7 miljard en 6,7 miljard als genoemd in de vraag
staan niet in een bepaalde verhouding tot elkaar. Het feit dat het ene
bedrag ongeveer 86% is van het andere is een leuk toeval, noem het
kabbala of numerologie.
Het bedrag van 7,7 miljard betreft de totale beleidsmatige
uitgavenverhogingen die zijn gerealiseerd tussen Regeerakkoord en
Miljoenennota 2001. Het bedrag van 6,7 miljard betreft het totaal aan
beleidsmatige uitgavenverhogingen dat is voorgesteld tussen
Miljoenennota 2001 en de Voorjaarsnota 2001.
Van de pakketten is beide keren gemiddeld circa 0,25 miljard niet
collectief gefinancierd. Het gaat hier om 14% van de Zorguitgaven in
de pakketten.
Vraag 52
Welke concrete afspraken wil de regering maken of zijn inmiddels door
de regering gemaakt met de gemeenten over de bouw van schoolruimtes
(de buitenkant van scholen), mede ter uitvoering van de bij
Najaarsnota aangenomen motie Crone?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 53 wordt gesteld is door het kabinet
met VNG en IPO gesproken over de inzet van de gemeenten en provincies
bij de aanpak van de drie door het kabinet aangewezen maatschappelijke
prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid. VNG en IPO onderschrijven
die prioriteiten en werken momenteel plannen uit voor een verdere
inzet rond de benoemde maatschappelijke prioriteiten. Bij de
uitwerking van de plannen behoort ook de buitenkant
onderwijshuisvesting. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de motie
Crone.
Vraag 53
Vermeld wordt dat de inzet van de regering is de provincies en
gemeenten te bewegen het extra accres verhoudingsgewijs eenzelfde
bestemming te laten geven als de extra uitgaven van het Rijk. Is de
regering er in geslaagd overeenstemming te bereiken met de provincies
en gemeenten en zo ja, hoe luiden die afspraken?
Antwoord
In het kader van de Voorjaarsnota 2001 en met het oog op de
begrotingsvoorbereiding 2002 is door het kabinet op 11 april jl. met
de VNG en het IPO gesproken over de inzet van de gemeenten en
provincies bij de aanpak van de drie door het kabinet aangewezen
maatschappelijke prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid. Voor de
gemeenten gaat dan vooral om onderwijs en veiligheid, voor de
provincies met name om zorg en veiligheid.
De vervolgbesprekingen tussen het Rijk enerzijds en de VNG en het IPO
anderzijds zijn nog in volle gang. Voorzien wordt dat voor het
opstellen van de Miljoenennota 2002 hierover een bestuurlijk overleg
tussen Rijk en VNG / IPO wordt gehouden, waarvan de uitkomsten dan nog
voor de Algemene Politieke Beschouwingen aan de Kamer kunnen worden
gemeld.
Vraag 54
Hoe werkt de uitgavenverhoging in het onderwijs, gericht op de aanpak
van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?
Antwoord
Zie vraag 11.
Vraag 55
Hoe werkt de uitgavenverhoging bij de politie, gericht op de aanpak
van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?
Antwoord
Zie vraag 11.
Vraag 56
Volgens de Voorjaarsnota ligt het in de rede dat de extra gelden in
het Gemeente- en Provinciefonds zoveel mogelijk worden aangewend voor
de prioriteiten zorg, onderwijs en veiligheid. Zou het niet in de rede
liggen dat de andere prioriteit uit het Regeerakkoord, namelijk
milieu, aan deze lijst wordt toegevoegd in verband met financiering
van de Ecologische Hoofdstructuur door de provincies?
Antwoord
De maatschappelijke behoeften op de gebieden onderwijs, zorg en
veiligheid zijn groot. Dat is de reden dat het kabinet deze gebieden
als de prioritaire beleidsvelden heeft aangemerkt. De VNG en het IPO
onderschrijven deze maatschappelijk gekozen prioriteiten en zullen
nagaan op welke wijze zij de gerichte inzet van het kabinet ook in
financiële zin kunnen ondersteunen. Door middel van een gezamenlijke,
gerichte aanpak wil het kabinet de problemen op deze gebieden te lijf
gaan.
Overigens betekent de keuze voor de drie genoemde beleidsprioriteiten
niet dat er voor andere beleidsterreinen geen aandacht is, maar dat is
primair een zaak van de gemeentelijke en provinciale autonomie. Het
Rijk zal er echter wel bij de provincies op aandringen de financiering
van groen/natuur op historisch aandeel te brengen.
Vraag 57
Kan een historisch overzicht worden gegeven van het aandeel van de
provincies in de financiering van natuur/groen (zowel in guldens als
in percentages van de totaal door de overheid bestede middelen aan
groen/natuur), en kan tevens worden toegelicht hoe de bestedingen van
de provincies aan de natuur zich hebben ontwikkeld.
Antwoord
Zoals aangegeven in de brief inzake middelen voor grondverwerving van
de Staatssecretaris van LNV aan de Tweede Kamer, dd 3 november 2000,
dragen de provincies jaarlijks uit eigen middelen een bedrag van fl.
23 mln. bij aande financiering van grondverwerving ten behoeve van SGR
doelstellingen. Aangezien deze autonome provinciale middelen niet zijn
gewijzigd en het budget van het Rijk voor de aankoop van grond voor
natuur deze regeerperiode sterk is verhoogd, is het relatieve aandeel
van provincies in
de financiering gedaald. Voor 2001 vormt de fl. 23 mln een aandeel van
circa 6% op een totaal van fl.365 mln. voor verwerving in het kader
van het SGR (exclusief Voorjaarsnota 2001). Tevens is door het Rijk 25
mln. structureel aan het Provinciefonds toegevoegd ten behoeve van
leningen voor grondverwerving. Het Rijk zal er echter wel bij de
provincies op aandringen de financiering
van groen/natuur op historisch aandeel te brengen. Voorts kan worden
opgemerkt dat de provincies geen bijdrage leveren in de financiering
van aankooptaakstellingen in het kader van ICES/Natte natuur en Natuur
voor Mensen, Mensen voor Natuur (robuuste verbindingen en
kwaliteitsimpuls landschap).
Vraag 58
Wat is de uitkomst van de berekening over extra milieudruk als gevolg
van hogere economische groei, hoe verhoudt deze uitkomst zich tot het
pakket aan maatregelen dat de extra milieudruk beoogt te beperken
(welke maatregelen zijn dat eigenlijk?) en welke milieuresultaten
worden van dit maatregelenpakket verwacht?
Antwoord
Verondersteld is dat het gedeelte van de groei dat hoger is dan
verwacht en waarvoor dus geen beleid is ontwikkeld, volledig leidt tot
extra milieudruk. De milieudruk neemt daarbij niet in alle
milieuthemas in gelijke mate toe. Dit komt omdat de gemiddelde
economische groei van 3,9% in 2000 zeer ongelijk is verdeeld over de
sectoren. Bij vrijwel alle milieuthemas wordt de belangrijkste
bijdrage aan de milieudruk geleverd door het verkeer en vervoer,
gevolgd door de dienstensectoren en de particuliere consumptie.
Per milieuthema is de extra milieudruk door meer dan veronderstelde
groei in 2000 per milieuthema :
Milieuthema
Extra druk / eenheid
CO2
- 0,4 mld kg
Nox
2,1 mln kg
w.v. Verkeer
1,5 mln kg
w.v. Overig
0,5 mln kg
SO2
-1,4 mln kg
VOS
1,5 mln kg
Fijn stof (PM 10)
0,1 mln kg
Afval
0,6 mln kg
Baggerspecie
0,64 mln m3
Bestrijdingsmiddelen
0,25 mln kg
Geluidhinder
0,81 procentpunten geluidgehinderden
Op dit moment wordt een pakket maatregelen samengesteld ter beperking
van de extra milieudruk dat zoveel mogelijk aansluit bij de
verschillende ontwikkelingen per milieuthema. Daarmee wordt uiteraard
beoogd negatieve gevolgen van economische groei waar mogelijk weg te
nemen of te compenseren.
Het accent ligt op fiscale maatregelen zoals bijv. stimulering van het
gebruik van WKK.
Daarnaast kan bijvoorbeeld aan maatregelen worden gedacht in de sfeer
van extra uitgaven voor in educatie, informatie en voorlichting aan
burgers en bedrijven over duurzame productie en consumptie en meer
aandacht voor en onderzoek naar gezondheidseffecten; het sterker
betrekken van gemeenten en provincies bij het klimaatbeleid; extra
inzet op geluidhinder.
Een deel van de maatregelen zal aansluiten bij de voorstellen die in
NMP4 zijn gedaan.
In de Rijksbegroting 2002 zal de nadere invulling voor de komende
jaren worden opgenomen.
Vraag 59
Op welke wijze sluiten de budgetten voor werknemers in de zorg, het
onderwijs en voor de vrije beroepsbeoefenaren aan op de collectieve
afspraken in zorg en onderwijs en met de beroepsbeoefenaren? Is de
regering voornemens eventuele tekorten aan te vullen?
Antwoord
Het kabinet stelt jaarlijks de kabinetsbijdrage arbeidskosten voor
onderwijs en zorg (OVA) vast. Uitgangspunt daarbij is de
loonontwikkeling in de marktsector. Eventuele afwijkingen tussen de
werkelijke loonontwikkeling welke sociale partners in het
arbeidsvoorwaardenoverleg overeenkomen en de kabinetsbijdrage kunnen
uit meerdere bronnen binnen de arbeidsvoorwaardenruimte worden
gefinancierd zoals de produktiviteitsontwikkeling, eventuele ruimte
uit een vorige CAO, daling ziekteverzuim, de incidentele
loonontwikkeling etc.. De tarieven voor de vrije beroepers worden
vastgesteld door het CTG. Hierbij wordt o.a. rekening gehouden met de
loon- en prijsontwikkeling. De regering is niet voornemens tekorten
aan te vullen.
Vraag 60
Hoe hoog komt de verwachte loonstijging per sector in 2001 uit als,
naast de loonbijstelling, ook rekening wordt gehouden met de extra
arbeidsmarktmiddelen die in tabel 6 worden opgesomd?
Antwoord
De uitgavenimpulsen die zijn opgenomen in tabel 6: Intensiveringen
voor arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector vatten een scala
aan maatregelen samen die betrekking hebben op specifieke
beroepsgroepen en deelterreinen van de collectieve sector. Geen van de
maatregelen betreft een generale ophoging van de lonen. Het pakket
bestaat bijvoorbeeld uit kinderopvang, opleidingscapaciteit of extra
stageplekken. Daar waar wel de beloning in het geding is betreft het
steeds specifieke groepen binnen een sector zoals bijvoorbeeld bij het
verkorten van carrièrepatronen in het onderwijs. Dit maakt dat er geen
zinvolle uitspraak kan worden gedaan over loonstijging per sector. De
maatregelen zijn passend bij gesignaleerde knelpunten op de
arbeidsmarkt; Zorg en Onderwijs kende de grootste problemen; Politie,
Openbaar bestuur en Defensie kende minder grote problemen. U vindt
deze verhouding terug in de tabel.
Vraag 61
Waaruit bestaat de onderuitputting bij SZA en in hoeverre is deze
onderuitputting structureel en in hoeverre incidenteel?
Vraag 132
Kan de geraamde onderuitputting bij de sector SZA worden
gespecificeerd en toegelicht naar arbeidsmarktinstrument? Waarom werkt
deze onderuitputting niet structureel door, en hoeveel banen bij de
verschillende regelingen moeten in 2002 (ten opzichte van 2001) extra
worden bezet bij de huidige (niet-gekorte, en inclusief
intensiveringen uit het regeerakkoord) uitgavenraming voor 2002?
Antwoord
De onderuitputting op de ijklijn SZW bestaat uit onderuitputting aan
de uitgavenkant en extra niet-belastingmiddelen (NBM). De uitsplitsing
is opgenomen in de tabel.
2001
NBM
Arbeidsmarkt
190
ABW
50
Uitgaven
WIW
334
I/D
255
ABW
30
Arbeidsmarkt
100
Totale Onderuitputting
-959,0
De onderuitputting bij de WIW wordt veroorzaakt door het dalende
aantal langdurig werklozen. De onderuitputting bij de ID-banen wordt
met name veroorzaakt doordat de capaciteit beschikbaar voor de
uitvoering van de ID-banen deels werd opgeslokt door de overheveling
van de oude zorgbanen van de uitvoeringsorganisaties bij VWS naar de
gemeenten. In de Miljoenennota 2002 zal nader worden ingegaan op de
structurele dimensie.
Er kan niet worden aangegeven hoeveel banen er extra in 2002 dienen te
worden bezet om de voor 2002 beschikbare middelen volledig uit te
geven. Dat is immers afhankelijk van het resultaat over 2001. Voor
2002 verwacht SZW 55.800 ID-banen aan het einde van het jaar te
realiseren en gemiddeld 89.800 Wsw-banen (op jaarbasis).
Vraag 62
Wat zijn de gevolgen voor de inflatieontwikkeling als het extra accres
Gemeente- en Provinciefonds wordt ingezet voor lokale
lastenverlichting?
Antwoord
Wanneer 600 miljoen voor lokale lastenverlichting wordt ingezet, heeft
dit op de inflatieontwikkeling een effect van circa -0,1 procentpunt à
-0,2 procentpunt. De gemeenten en provincies zijn in principe vrij in
de besteding van het extra accres, maar worden wel gevraagd zich in te
spannen om het extra accres in te zetten voor de drie door het kabinet
aangewezen maatschappelijke prioriteiten onderwijs, zorg en
veiligheid.
Vraag 63
De intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten lopen op van fl.2151
miljoen in 2001 tot fl. 3,5 à fl. 4 miljard structureel. Volgens welk
tijdpad wordt het structurele bedrag gehaald?
Antwoord
Zie vraag 11.
Vraag 64
Extra middelen boven op de Overheidsbijdrage voor
arbeidskostenontwikkeling (OVA) in de zorg worden pas uitgekeerd nadat
sluitende afspraken met de sociale partners over de inzet ervan zijn
gemaakt. Waarover precies moeten deze afspraken gaan?
Antwoord
Op basis van de analyse van het rapport de arbeidsmarkt in de
collectieve sector: investeren in mensen en kwaliteit is een pakket
van maatregelen samengesteld om de arbeidsmarktpositie van de sector
zorg en welzijn te verbeteren. Het gaat hierbij om een verbetering van
het functiewaarderingssysteem in de zorg (m.n. voordelig voor
verzorgende en verplegende beroepen), harmonisatie van CAOs in de
jeugdhulpverlening en v&v sector, meer mogelijkheden voor specifiek
belonen, kinderopvang, arbeid en zorg, functiedifferentiatie, meer
begeleiding en beloning voor stagiares en inspanningen om het
ziekteverzuim terug te dringen. De extra middelen voor
arbeidsmarktbeleid in de zorg worden uitgekeerd nadat er door sociale
partners afspraken zijn gemaakt die in lijn zijn met deze doelen.
Vraag 65
Welk bedrag van de ruimte waaruit de intensiveringen worden
gefinancierd is conjunctuurgevoelig?
Antwoord
De werkloosheids- en renteuitgaven zijn het meest conjunctuurgevoelig.
Deze twee posten dragen in 2001 voor circa ½ miljard bij aan de ruimte
voor intensiveringen.
Vraag 66
Volgens de Voorjaarsnota tellen de getallen in tabel 7 op tot fl. 6,5
miljard. Moet dit niet fl. 6,3 miljard zijn?
Antwoord
Dit heeft te maken met de afronding. De getallen worden afgerond op
honderd miljoen. De onafgeronde getallen tellen wel degelijk op tot
fl. 6,5 miljard.
Vraag 67
Hoe kan het dat er 1 miljard aan arbeidsmarktmiddelen onbesteed blijft
(tabel 7) terwijl de werkloosheidsraming 30000 personen hoger uitvalt
ten opzichte van de Miljoenennota (tabel 3) en het aantal WAO'ers
stijgt?
Antwoord
Zie vraag 20.
Vraag 68
Mag, mede gelet op de inflatiecijfers tot en met mei, worden
aangenomen dat de pBBP dit jaar nog verder stijgt en daardoor meer
nominale ruimte ontstaat binnen de uitgavenkaders?
Vraag 95
In hoeverre zou met het oog op de recente inflatieontwikkeling - de
nominale ontwikkeling (ruilvoet) moeten worden bijgesteld?
Antwoord
De recente inflatieontwikkeling geeft aanleiding tot een opwaartse
bijstelling van de BBP-prijs, maar deze bijstelling zal geen gevolgen
meer hebben voor de ruimte. Het uitgavenkader voor het lopende jaar
wordt immers vastgezet op het Centraal Economisch Plan. Hetzelfde
geldt voor de budgetten voor loon- en prijsbijstelling (zie ook
Bijlage 14 van de Miljoenennota 1999).
Vraag 69
Bestonden of bestaan er geen plannen om de nog onbenutte ruimte in de
sector SZA alsnog in te zetten voor de doelen waarvoor de budgetten
beschikbaar zijn gesteld? Hoeveel is de nog onbenutte ruimte SZA en
welke werkloosheidsontwikkeling is daarbij verondersteld?
Antwoord
Die ruimte is door het kabinet benut bij de integrale besluitvorming
rond de Voorjaarsnota 2001/Kaderbrief 2002, voor kabinetsbrede
prioriteiten. Tot die prioriteiten behoren overigens ook knelpunten op
de arbeidsmarkt. Komende Prinsjesdag presenteert het kabinet het
integrale beeld van de inzet op de diverse prioriteiten voor 2002
In de sector SZA is voor 2001 sprake van een onderschrijding van de
ijklijn van 4,3 miljard, waarbij is uitgegaan van een werkloosheid van
260.000.
Vraag 70
Is de meevaller in de Eu-afdrachten stuctureel of gaat het om een
meevaller die die later als tegenvaller terug komt.
Antwoord
De meevaller is niet structureel en komt ook niet later als
tegenvaller terug.
Vraag 71
Hoe kan een uitgavenverhoging van de EU leiden tot een verlaging van
het Nederlands budget voor HGIS? Om welke uitgaven gaat het?
Antwoord
De totale Nederlandse uitgaven aan Internationale Samenwerking (ca.
1,1% BNP) bestaan uit begrotingsmiddelen en toerekeningen. Van de
toerekeningen is de EU-toerekening het omvangrijkst. De EU-toerekening
betreft het relatieve Nederlandse aandeel in de uitgaven van de EU die
betrekking hebben op hulp aan landen buiten de EU (m.n. hulp aan
ontwikkelingslanden maar ook een deel van de EU-hulp aan Midden- en
Oost-Europa). Wanneer dus de EU-uitgaven Internationale Samenwerking
stijgen kan het budget voor HGIS, dat rechtstreeks via de Nederlandse
begroting loopt, verlaagd worden om de gewenste 1,1% BNP IS uitgaven
te bereiken.
Vraag 72
Is het plan om de hoofdsom van de opbrengst van de UMTS- en andere
veilingen met een annuïteitenregeling geheel ten goede te laten komen
aan het FES in overeenstemming met het Regeerakkoord?
Vraag 75
In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel tot wijziging van
de FES-wet (26842, nr. 3, bladzijde 2) worden twee redenen vermeld om
de voedingssystematiek te wijzigen, te weten:
1) Verbetering van een deel FES-voeding en een deel van de
FES-uitgaven met betrekking tot de EMU-normering;
2) De toevoeging van vrijvallende rentelasten in plaats van
hoofdsommen leidt op kortere termijn tot een lager voeding maar op
langere termijn tot een continue en daardoor duurzamere voeding.
Waarom doen deze argumenten volgens de regering geen opgeld meer?
Vraag 76
Wanneer wordt de wet die de FES-voeding ten aanzien van vergunningen
regelt naar de Tweede Kamer gestuurd? Welke reeks komt in het FES
beschikbaar indien uitsluitend de rentecomponent van de UMTS-opbrengst
zou worden vergoed? Hoe is het bedrag van fl. 266 miljoen berekend?
Wat zijn de (meerjarige) gevolgen voor het EMU-saldo en de EMU-schuld
van de voorgestelde voedingssystematiek voor veilingopbrengsten van
vergunningen ten opzichte van de vigerende systematiek?
Vraag 80
In de Voorjaarsnota staat dat mede door de voorgestelde wijziging in
de voedingssystematiek met betrekking tot vergunningen er ruimte
ontstaat die via het FES-bruggetje wordt ingezet ter dekking van extra
uitgaven. Wordt door deze constructie vermogen van de staat omgezet in
consumptieve uitgaven?
Vraag 81
In het Regeerakkoord is toegelicht dat meevallers bij de voeding van
het FES kunnen worden benut voor het doen van extra uitgaven die onder
de FES-criteria vallen en/of worden gebruikt om meer reeds geplande
infrastructuuruitgaven ten laste van het FES te brengen. Acht de
regering de beleidsmatige wijziging van de voedingssystematiek van het
FES een meevaller zoals bedoeld in het Regeerakkoord ?
Vraag 128
Hoe lang is de looptijd van de UMTS-vergunningen, en wat betekent de
nieuwe voedingssystematiek van het FES voor de jaren na de looptijd
van de vergunningen (wanneer de annuïteit wegvalt)? Hoe verhouden de
voorgestelde stortingen (op basis van annuïteit) zich tot de
stortingen op basis van de oorspronkelijke systematiek (rentevrijval)?
Wat zijn de gevolgen van de gewijzigde voedingssystematiek van het FES
voor het EMU-saldo en de EMU-schuld?
Antwoord
Het kabinet heeft besloten de voeding FES uit hoofde van de veiling
van UMTS-frequenties in 2000 (opbrengst NLG 5,9 mld) met ingang van
2001 op een andere wijze vorm te geven. Met ingang van 1 januari 2001
zal het FES niet meer alleen worden gevoed uit de rentevrijval die
plaatsvindt als gevolg van het ten gunste van staatsschuld brengen van
de opbrengst van de veiling, doch uit een zogenaamde annuïteit op
basis van een looptijd van 15 jaar.
In het Regeerakkoord wordt in een voetnoot aangegeven dat er een
wetsvoorstel komt dat bij eenmalige opbrengsten in de vermogenssfeer
niet de hoofdsom maar de vrijvallende rentelasten in het FES worden
gestort. In het geval van veilingen van vergunningen met een eindige
looptijd is er echter geen sprake van eenmalige opbrengsten maar vindt
er na ommekomst van de looptijd van de geveilde rechten een nieuwe
veiling plaats. Voor deze wijziging van de voeding is er echter wel
wetswijziging nodig. Deze zal na het zomerreces naar de Tweede Kamer
worden gestuurd. Deze wijziging van de FES-wet leidt er volgens het
kabinet niet toe dat de argumenten voor de huidige FES-wet geen opgeld
meer doen. Immers omdat de veiling steeds opnieuw zal plaatsvinden
blijft er sprake van een duurzame voeding van het FES. Deze voeding
zal niet meer plaatsvinden op basis van de rentevrijval maar op basis
van een annuïteit
Conform de huidige wet is in 2001 alleen de rentecomponent ad 316 mln
van de UMTS-opbrengst in de begroting van het FES verwerkt. Door de
omzetting in de annuïteit wordt de storting in het Fes verhoogd met
266 mln. De annuïteit van in totaal 582 mln is berekend op basis van
een looptijd van 15 jaar en een rentepercentage van 5,35% zijnde het
rentepercentage op staatsleningen met een looptijd van 10 jaar op het
moment van ontvangst van de opbrengst van de UMTS-veiling. De extra
voeding van het FES is benut om het bruggetje te verhogen. Deze gelden
zijn ingezet ten behoeve van de beleidsprioriteiten van het kabinet
zoals in de VJN aangegeven.
De vervanging van de rentevrijval door de annuïteit leidt dus tot een
extra voeding van het FES van 266 miljoen gulden en via de zogenoemde
FES-brug tot 266 miljoen gulden extra uitgaven. Aldus leidt dit
partieel bezien tot een (jaarlijkse) belasting van het EMU-saldo en de
EMU-schuld van 266 miljoen gulden. Hierbij zij aangetekend dat de
ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld de resultante is van
vele andere uitgaven- en ontvangstenposten.
Vraag 73
Op welk moment is een meevaller te verwachten door teruggave van de
voorfinanciering van de EU-bijdrage voor de MKZ-crisis?
Antwoord
Zie vraag 1.
Vraag 74
Hoeveel bedraagt de meevaller bij de voeding van het FES en kan deze
meevaller worden onderbouwd?
Antwoord
Zie vraag 15.
Vraag 75
In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel tot wijziging van
de FES-wet (26842, nr. 3, bladzijde 2) worden twee redenen vermeld om
de voedingssystematiek te wijzigen, te weten:
1) Verbetering van een deel FES-voeding en een deel van de
FES-uitgaven met betrekking tot de EMU-normering;
2) De toevoeging van vrijvallende rentelasten in plaats van
hoofdsommen leidt op kortere termijn tot een lager voeding maar op
langere termijn tot een continue en daardoor duurzamere voeding.
Waarom doen deze argumenten volgens de regering geen opgeld meer?
Antwoord
Zie vraag 72.
Vraag 76
Wanneer wordt de wet die de FES-voeding ten aanzien van vergunningen
regelt naar de Tweede Kamer gestuurd? Welke reeks komt in het FES
beschikbaar indien uitsluitend de rentecomponent van de UMTS-opbrengst
zou worden vergoed? Hoe is het bedrag van fl. 266 miljoen berekend?
Wat zijn de (meerjarige) gevolgen voor het EMU-saldo en de EMU-schuld
van de voorgestelde voedingssystematiek voor veilingopbrengsten van
vergunningen ten opzichte van de vigerende systematiek?
Antwoord
Zie vraag 72.
Vraag 77
Uit de Voorjaarsnota blijkt dat fl. 600 miljoen wordt gebruikt voor
het FES-bruggetje. Hoe wordt dit bedrag precies gedekt?
Antwoord
Zie vraag 15.
Vraag 78
In de huidige situatie komen opbrengsten uit hoofde van de veiling van
vergunningen ten goede van de staatsschuld. Studies van de WRR, de
Nederlandsche Bank en het CPB geven aan dat de staatsschuld de komende
25 jaar afgelost moet worden om de vergrijzingskosten op te kunnen
vangen. Is het in dit licht bezien verstandig van de regering om de
opbrengsten van veilingen van vergunningen niet meer ten goede te
laten komen van de staatsschuld?
Antwoord
Het kabinet merkt op dat ook bij de voorgestelde wijziging van de
voedingssystematiek de opbrengst van een veiling initieel ten goede
komt aan een verlaging van de staatsschuld. Het verschil zit in de
wijze waarop de opbrengsten van de schuldverlaging door de
veilingopbrengst gedurende de looptijd van de vergunning worden
aangewend ten behoeve van het FES. In plaats van alleen de besparing
op de rentelasten zal ook de hoofdsom van de veilingopbrengst
gedurende de looptijd van de vergunning geleidelijk vrijvallen voor
het FES. Een cruciaal verschil met vervreemding van staatsbezit, waar
alleen vrijvallende rentelasten worden aangewend voor het FES, is dat
bij de verkoop van UMTS-licenties de mogelijkheid bestaat om deze na
15 jaar wederom te veilen. Dat betekent dat op dat moment opnieuw
dekking gevonden kan worden voor investeringswensen vanuit het FES.
Gegeven dit verschil acht het kabinet het verantwoord om ook de
hoofdsom van de UMTS-veiling gedurende de looptijd van de vergunning
geleidelijk ten goede te laten komen aan het FES.
Vraag 79
Kan de regering toelichten welk bedrag de staat over 15 jaar zal
ontvangen uit hoofde van de volgende veiling van de UMTS-frequenties?
Antwoord
Nee.
Vraag 80
In de Voorjaarsnota staat dat mede door de voorgestelde wijziging in
de voedingssystematiek met betrekking tot vergunningen er ruimte
ontstaat die via het FES-bruggetje wordt ingezet ter dekking van extra
uitgaven. Wordt door deze constructie vermogen van de staat omgezet in
consumptieve uitgaven?
Antwoord
Zie vraag 72.
Vraag 81
In het Regeerakkoord is toegelicht dat meevallers bij de voeding van
het FES kunnen worden benut voor het doen van extra uitgaven die onder
de FES-criteria vallen en/of worden gebruikt om meer reeds geplande
infrastructuuruitgaven ten laste van het FES te brengen. Acht de
regering de beleidsmatige wijziging van de voedingssystematiek van het
FES een meevaller zoals bedoeld in het Regeerakkoord ?
Antwoord
Zie vraag 72.
Vraag 82
Op pagina 7 van de ontwerp-begroting van het Fonds economische
structuurversterking staat dat in de het algemeen deel van de Memorie
van Toelichting bij de ontvangsten dat de regering ervan uitgaat dat
de additionele opbrengsten uit vervreemding van deelnemingen en
veilingen in de periode 2000 tot en met 2005 fl.35 miljard zullen
bedragen. Haalt de regering de geraamde fl. 35 miljard? Indien neen,
wat is dan het dekkingstekort?
Vraag 136
Kan de saldomutatie in de voeding van het FES worden uitgesplitst en
gespecificeerd naar onderdeel (hogere olieprijs, hogere dollarkoers,
ander volume aardgas, bijstelling rentebaten uit verkoop van
staatsdeelnemingen)? Wat zijn de budgettaire gevolgen voor de
waardedaling van de staatsdeelneming KPN voor de inkomsten van het
FES?
Antwoord
Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag 136 wordt verwezen
naar het antwoord op vraag 101.
In de voorjaarsnota is een verschuiving van de opbrengst verkopen
staatsdeelnemingen van 2001 naar latere jaren opgenomen. Deze
verschuiving was noodzakelijk omdat niet verwacht wordt dat de raming
dit jaar geheel wordt gerealiseerd. In Miljoenennota 2002 zal het
Kabinet aangeven in hoeverre zij het noodzakelijk acht de verwachte
opbrengst van de staatsdeelnemingen op basis van actuele inzichten aan
te passen. De kans dat dit neerwaarts zal zijn lijkt inmiddels groot.
Vraag 83
Kan de regering de post van 1 miljard overige bijstellingen nader
specificeren en de belangrijkste onderliggende posten nader
toelichten? Welk deel van de fl.1 miljard is gebaseerd op de in pagina
8 genoemde veronderstelde onderuitputting? Is deze onderuitputting in
de vorm van een taakstelling reeds in mindering gebracht op de
begrotingen en zo ja, op welke begrotingen? Op basis van welke
criteria of verdeelsleutel is bepaald of en in welke mate een
departementale begroting kan worden verlaagd in verband met te
verwachten onderuitputting?
Antwoord
De belangrijkste onderliggende posten van de 1 miljard overige
bijstellingen zijn:
1. Bijstelling begroting Financiën -0,6 mld.
2. Bijstelling bouwsector zorg -0,4 mld.
3. Afrekening Zorg 2000 -0,4 mld.
4. Studiefinanciering -0,1 mld.
5. Leenfaciliteit DJI -0,1 mld.
6. Tegenvaller Asiel +0,4 mld.
Toelichting:
1. Bijstelling van de begroting van Financiën is mogelijk door
ramingsbijstellingen bij de exportkredietverzekering als gevolg
van de economische situatie; een verhoging van de opbrengsten van
de Staatsloterij en een verhoging van de verkoopopbrengsten van
Domeinen.
2. De geraamde uitgaven voor de bouw zorg vallen mee.
3. Uit de afrekening zorg 2000 blijkt dat zich meevallers voordoen
bij met name de genees- en hulpmiddelen en de eigen bijdrage AWBZ.
4. Bij de studiefinanciering ontstaan op basis van de meest recente
cijfers meevallers.
5. De dienst Justitiële inrichtingen heeft in het verleden geld
ontvangen van Justitie voor het financieren van nieuwe
investeringen. Dit bedrag wordt omgezet in een lening, conform de
voor agentschappen geldende regeling leen- en depositofaciliteit,
waardoor eenmalig geld vrijvalt.
6. Naast de meevallers op diverse begrotingen is bij asiel sprake van
een tegenvaller.
De bovenstaande bijstellingen zijn doorgevoerd op de departementale
begrotingen. Hierbij is niet zozeer sprake van een taakstelling, zoals
geformuleerd in de vraag, maar veel meer van een bijstelling van de
ramingen op basis van nieuwe inzichten.
De overige bijstellingen zijn niet op basis van een verdeelsleutel
over de departementale begrotingen verdeeld. Uitgangspunt bij de
opstelling van ramingsbijstelling zijn de inzichten geweest die op
basis van een analyse van realisatiecijfers naar voren zijn gekomen.
Indien bleek dat er sprake was van structurele onderuitputting zijn de
ramingen naar beneden bijgesteld.
Vraag 84
Bij welk totaal aan raming knelpunten in de begrotingen 2001 moet de
toevoeging van fl. 2151 miljoen voor arbeidsmarktknelpunten worden
opgeteld? Hoeveel is totale loonkostenstijging door loonbijstelling en
knelpunten in 2001 en met welk percentage loonkostenkosten komt die
overeen?
Antwoord
De totale toevoeging van fl. 2151 miljoen heeft betrekking op vrijwel
alle begrotingen alsmede de premiegefinancierde uitgaven in de
zorgsector. Bij Miljoenennota waren, naar aanleiding van het rapport
In goede banen, alreeds fl. 716 miljoen extra uitgaven opgenomen in
2001 ter vermindering van arbeidsmarktknelpunten. Ten slotte bedraagt
de loonbijstelling 2001 over alle ijklijnen fl. 3774 miljoen.
Vraag 85
Hoeveel staatsschuld wordt wanneer ingekocht, en hoe loopt de
rentemeevaller in latere jaren verder op?
Antwoord
Ter vergroting van de liquiditeit van de staatsschuld is in 2000 een
terugkoopfaciliteit geweest voor openbare leningen met een uitstaand
bedrag van ten hoogste 2,5 miljard euro. De terugkoopfaciliteit was
het vervolg van de grote omruiloperatie, die heeft plaatsgevonden van
juli 1999 tot en met maart 2000. In totaal is in 2000 van tien
verschillende leningen in totaal f 11,1 miljard teruggekocht. In het
algemeen vindt terugkoop alleen plaats indien dat voor de Staat
bedrijfseconomisch voordelig is. Door de terugkoop in 2000 is per
saldo een beperkt rentevoordeel ontstaan in 2000 en latere jaren.
Doordat de inkomstenmeevallers in 2001 grotendeels worden bestemd voor
het EMU-saldo, neemt de financieringsbehoefte van de Staat af.
Hierdoor dalen ook de rentelasten. Omdat de inkomstenmeevallers zich
geleidelijk in het jaar voordoen, wordt ook de bijbehorende
rentebesparing geleidelijk gerealiseerd. Een deel van de
rentebesparing slaat neer in het lopende jaar. In de jaren daarna komt
de rentebesparing als gevolg van de inkomstenmeevallers volledig tot
uitdrukking in de rentelasten.
Vraag 86
Is er in 2001 sprake van twee taakstellingen op basis van
veronderstelde onderuitputting, namelijk in het kader van overige
bijstelling en in het kader van de in=uit-gedachte (bladzijde 54)?
Hoeveel onderuitputting zou er in totaliteit in 2001 moeten optreden
om de veronderstelling in deze Voorjaarsnota te realiseren?
Antwoord
De overige bijstelling omvat de dekking die geleverd wordt door middel
van meevallers op de diverse departementale begrotingen en betreft
derhalve geen taakstellende onderuitputting.
Om de veronderstelling in het kader van de in=uit gedachte zoals
opgenomen in de Voorjaarsnota in 2001 volledig te realiseren dient er
circa 1,2 mld aan onderuitputting op te treden.
Vraag 87
Kan de regering een overzicht geven per budgetdiscipline sector van de
ruilvoetverliezen/winsten voor 2001 uitgesplitst naar het
loongevoelige, prijsgevoelige en neutrale deel van de begroting? En
een overzicht voor de totale begroting van de
ruilvoetverliezen/-winsten, uitgesplitst naar het loongevoelige,
prijsgevoelige en neutrale deel van de begroting, voor 2001 en
cumulatief 1999-2002, in procenten en in miljarden.
Antwoord
In de onderstaande tabel wordt het ruilvoetresultaat voor 2001, per
budgetdiscipline sector alsmede voor het totaal weergegeven. Het
ruilvoetresultaat is gedefinieerd als het verschil ten opzichte van
het Regeerakkoord.
Ruilvoet voor het jaar 2001; in miljarden guldens (tussen haakjes als
percentage van het respectievelijke kader); als gevolg van
afrondingsverschillen kan het totaal afwijken van de som der delen; +
betekent ruilvoetwinst.
RBG-eng
SZA
Zorg
Totaal
Loongevoelig
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
Prijsgevoelig
+½ (¼%)
+0 (0%)
+0 (0%)
+½ (0%)
Neutraal
+1 (½%)
0 (0%)
+¼ (½%)
+1 (¼%)
Totaal
+1¼ (¾%)
+0 (0%)
+¼ (½%)
+1½ (½%)
In de volgende tabel wordt de cumulatieve ruilvoetontwikkeling per
budgetdisciplinesector voor de periode 1999-2002 gepresenteerd (stand
CEP 2002).
Cumulatieve ruilvoet over de periode 1999-2002; in miljarden guldens
(tussen haakjes als percentage van het respectievelijke kader); +
betekent ruilvoetwinst.
RBG-eng
SZA
Zorg
Totaal
Loongevoelig
-1½ (¾%)
-2 (2%)
-¾ (1¼%)
-4¼ (1¼%)
Prijsgevoelig
+½ (¼%)
+0 (0%)
+0 (0%)
+¾ (¼%)
Neutraal
+1 (½%)
0 (0%)
+¼ (¼%)
+1¼ (½%)
Totaal
0 (0%)
-2 (2%)
-½ (¾%)
-2¼ (¾%)
Vraag 88
Kan de regering, net als in de Miljoenennota gebeurt, ook per
afzonderlijke budgetdisciplinesector de ontwikkeling van de uitgaven
en ijklijn in 2001 inzichtelijk maken, waarbij ook een onderscheid
gemaakt in (nominale) mee- en tegenvallers, beleidsmaatregelen en
technische mutaties?
Vraag 104
Kan tabel 8 worden uitgesplitst in Rijksbegroting in enge zin, sociale
zekerheid en arbeidsmarkt en zorg conform de tabellen 2.3.3, 2.4.1 tot
en met 3 en 2.5.1. tot en met 4 van de Miljoenennota 2001?
Antwoord
In onderstaande tabellen is de ontwikkeling van de uitgaven en ijklijn
voor 2001 inzichtelijk gemaakt. waarbij in
Toetsing netto relevante uitgaven aan uitgavenkaders
2001 in mld guldens
RBG-eng
SZ
Zorg
Uitgavenkader in lopende prijzen, stand VJN
188,4
115,3
63,2
Totale netto uitgaven, stand VJN 2001
190,5
111,0
65,3
Over/onderschrijding
2,1
-4,3
2,1
(+ = overschrijding)
Mutaties uitgaven sinds Miljoenennota
2001 in mld guldens
RBG-eng
SZ
Zorg
Mee- en tegenvallers
-0,1
-1,2
-0,2
Beleidsmatige bijstellingen
4,0
0,8
1,8
Technische mutaties
0,1
-0,1
0,0
Overigens betreft bovenstaande tabel alleen de uitgaven. De mutaties door bijstelling van het uitgavenkader zijn hier niet meegenomen.
Vraag 89
Kan meer duidelijkheid worden verschaft over de verdeling van de mee-
en tegenvallers over de drie sectoren, of ten gunste van welke
sectoren de uitgavenreserve is ingezet?
Antwoord
In onderstaande tabel zijn de mee- en tegenvallers en de aanwending
van de uitgavenreserve uitgesplitst over de drie sectoren.
Ruimtevergrotende bijstellingen tov MN2001
2001 (xmld)
Rbg-eng
SZ
Zorg
Totaal
Nominale ontwikkeling (ruilvoet)
-1,8
-0,6
-0,5
-3,0
Rente
-0,5
-
-
-0,5
Bijstelling SZA
-
-1,0
-
-1
EU-afdrachten
-0,2
-
-
-0,2
HGIS
-0,1
-
-
-0,1
FES-bruggetje
-0,6
-
-
-0,6
Uitgavenreserve
-0,2
-
-0,1
-0,3
Tegenvallers MKZ
0,4
-
-
0,4
Overige bijstellingen
-1,0
-
-
-1,0
Totale ruimte voor intensiveringen
-4,0
-1,6
-0,6
-6,5
Vraag 90
Kan de opwaartse bijstelling van de overheidsontvangsten met fl. 0,7
miljard ten opzichte van de Miljoenennota 2001 worden uitgesplitst in
een reel en een nominaal deel?
Antwoord
De bijstelling van de ontvangsten van 0,7 miljard kan worden
onderverdeeld in een reële daling van 1,3 miljard, een stijging van
4,1 miljard nominaal en een daling van 2 miljard uit hoofde van
beleidsmaatregelen en andere autonome ontwikkelingen. Deze verdeling
komt overeen met de wijze waarop de wijziging van de omvang van de
inkomstenmeevaller wordt bepaald. Deze staat toegelicht op pagina 11
en 12 in de Voorjaarsnota.
Vraag 91
Waarom is een (in de Miljoenennota niet voorziene) kasschuif van fl.
3,6 miljard tussen belastingen en premies nodig?
Antwoord
De kasschuif vloeit voort uit de systematiek van toedeling van de
opbrengst over belasting en premies.
De maandelijkse kasontvangsten van de loonheffing en de
inkomensheffing worden verdeeld over belastingen en premies, elk op
basis van een sleutel. Deze maandelijkse kasontvangsten hebben
betrekking op verschillende belastingjaren. Voor elk belastingjaar
geldt een aparte sleutel (ondermeer afhankelijk van de verhouding van
de belasting- en premietarieven van dat belastingjaar).
De ontvangsten van de inkomensheffing bestaan met ingang van het
belastingjaar 2001 uit ontvangsten uit box 1, 2 en 3. Voor het
belastingjaar 2001 bestaan de ontvangsten van de inkomensheffing in
het kasjaar 2001 vooral uit belasting en premieontvangsten uit Box 1.
De ontvangsten over box 2 en 3, die uitsluitend uit belasting en
bestaan, komen vooral in de kas van latere jaren (in de kas van 2002
en 2003). De sleutel is conform verhouding tussen belasting en premies
over het belastingjaar 2001, terwijl de verhouding belasting en
premies in de kasontvangst in 2001 over het belastingjaar 2001 hiervan
dus afwijkt. Gecumuleerd met de kasontvangsten in de jaren na 2001 met
betrekking tot het belastingjaar 2001 zal uiteindelijk de juiste
verdeling worden gerealiseerd. Er treedt daardoor een kasschuif op
tussen belasting en premies in 2001 die in latere jaren weer wordt
gecompenseerd.
In de raming voor 2001 ten tijde van de Miljoenennota was met het
gevolg van deze sleutelsystematiek op de gewijzigde verhouding van
belasting en premies in de kasontvangsten onvoldoende rekening
gehouden.
Overigens heeft deze kasschuif geen gevolgen voor het EMU-saldo noch
voor de omvang van de inkomstenmeevaller.
Vraag 92
Welke verklaring is er voor het feit dat als gevolg van het gewijzigd
economisch beeld in 2000 er meevallers zijn bij de omzetbelasting, de
loonbelasting en vennootschapsbelasting maar de inkomstenbelasting
tegenvalt?
Antwoord
De opbrengst van de inkomstenbelasting hangt niet alleen af van het
economisch beeld. De inkomstenbelasting is ondermeer afhankelijk van
de inkomensontwikkeling van zelfstandigen, maar ook van de omvang van
aftrekposten en de ontwikkeling van andere belastingen, die als
voorheffing gelde voor de inkomstenbelasting (loonbelasting,
dividendbelasting). Nadere inzichten leidden er toe dat het saldo te
optimistisch was ingeschat, zodat een neerwaartse bijstelling is
gepleegd.
Vraag 93
Als gevolg van de hogere particuliere consumptie neemt de opbrengst
van de omzetbelasting toe met fl. 0,7 miljard. Dit wordt echter
tenietgedaan door overige autonome oorzaken. Kan de daling van fl. 0,5
miljard van de raming van de omzetbelasting als gevolg van overige
autonome factoren nader worden toegelicht?
Vraag 112
Waarom is de raming van de Btw-opbrengsten neerwaarts aangepast?
Antwoord
De derving van de omzetbelasting als gevolg van een overige autonome
component hangt samen met de lagere opbrengst van BTW op
infrastructuur voor het openbaar vervoer.
Vraag 94
De opbrengst van de loonbelasting wordt fl. 2,0 miljard hoger geraamd.
Deels door beleidsmaatregelen en deels door overige factoren. Welke
concrete beleidsmaatregelen zijn er in de sfeer van de loonbelasting
getroffen die ertoe leiden dat de opbrengst in 2001 thans fl. 0,2
miljard hoger worden geraamd? Welke autonome oorzaken liggen ten
grondslag aan de daling van geraamde opbrengst met fl. 1,0 miljard van
de inkomstenbelasting, respectievelijk de stijging van de geraamde
opbrengst met fl. 1,0 miljard van de loonbelasting?
Antwoord
Ten tijde van de algemene politieke beschouwingen zijn de volgende
beleidsmaatregelen in de sfeer van de loonbelasting getroffen:
verhogen belastingtarief 1a met 0,1%-punt, verhogen aanvullende
kinderkorting en verruimen leeftijdsgrens en verhogen
combinatiekorting.
De stijging van de loonbelasting met 1 miljard en de daling van de
inkomstenbelasting van 1 miljard is het gevolg van een verschuiving
tussen deze twee belastingsoorten. De oorzaak is een nadere
toerekening van het belastingplan 2001 over loon en
inkomstenbelasting.
Vraag 95
In hoeverre zou met het oog op de recente inflatieontwikkeling - de
nominale ontwikkeling (ruilvoet) moeten worden bijgesteld?
Antwoord
Zie vraag 68.
Vraag 96
Kan meer helderheid worden verschaft over de onderuitputting van de
EU-begroting die de lagere EU-afdracht voor Nederland bewerkstelligt?
Antwoord
In de Voorjaarsnota zijn onder meer de inzichten van de Commissie van
eind 2000 verwerkt over de uitvoering van de EU-begroting 2000. De
meevaller in de EU-begroting 2000 is vooral ontstaan aan de
uitgavenzijde van de EU-begroting , met name bij het structuurbeleid
(categorie 2).
Vraag 97
In welk opzicht is de raming voor de aardgasbaten gewijzigd en in
hoeverre is de Tweede Kamer daarbij betrokken geweest?
Antwoord
Zie vraag 15.
Vraag 98
Van welke pBBP deflator is thans uitgegaan voor het jaar 2002? Hoe
groot acht de regering de kans dat in 2002 een ruilvoetverlies zal
optreden en in welke omvang?
Antwoord
Voor de pBBP-deflator in het jaar 2002 is thans uitgegaan van de
CEP-raming van het CPB. Op basis van het CEP zal over de periode
1999-2002 een ruilvoetverlies optreden van 2¼ miljard (zie ook vraag
87). Bij Miljoenennota zal de Kamer nader geïnformeerd worden over de
dan geldende inzichten omtrent het nominale beeld.
Vraag 99
Kan een overzicht worden gegeven van de aanvankelijk
begrotingsgefinancierde uitgaven of projecten die, in het kader van
het FES-bruggetje, voortaan uit het FES bekostigd zullen worden?
Antwoord
Zie vraag 27.
Vraag 100
Waarom heeft het gewijzigd economisch beeld enkel gevolgen voor de
geraamde Zfw-premieontvangsten en de WAO en niet voor bijvoorbeeld de
AOW, ANW en AWBZ (tabel 11)?
Antwoord
De reden is dat de grondslag voor premieheffing verschilt voor de
volksverzekeringen (AOW,ANW en AWBZ) en werknemersverzekeringen. Zo
heeft bijvoorbeeld een wijziging in de winst van zelfstandigen of een
andere omvang van buitengewone lastenaftrek wel gevolgen voor de
opbrengst van de volksverzekeringspremies maar niet voor de
werknemersverzekeringspremies. In de grondslagen voor de verschillende
verzekeringen is ook een verschil in hoogte van premiegrenzen en
franchises.
Vraag 101
Kan de oorzaak worden toegelicht van de toename van de aardgasbaten
met fl. 0,5 miljard? Voor welk gedeelte vindt dit zijn oorzaak in de
dollarkoers, de hogere olieprijzen en de grotere afzet of andere
factoren?
Antwoord
In 2001 bedragen de extra aardgasbaten ca 800 mln. Hiervan dient ruim
ca 300 mln als voeding FES. De gasbatenmutatie is voornamelijk het
gevolg van een hogere dollarkoers en olieprijs.
Vraag 102
Welke economische factoren veroorzaken een tegenvaller van fl. 0,4
miljard bij de geraamde opbrengsten Zfw-premies?
Antwoord
De premieopbrengsten hangen samen met het premieplichtig loon. Het
premieplichtig loon voor de ZFW geldt alleen voor ZFW-verzekerden. De
relatief meer omvangrijke neerwaartse bijstelling van de ZFW ten
opzichte van de andere werknemersverzekeringen heeft dan te maken met
het saldo-effect van een hoger contractloon, een lagere
werkgelegenheidsgroei en een kleinere aandeel van ZFW-verzekerden in
de totale populatie dan eerder voorzien. Door de hogere loonstijging
zijn er meer werkenden of zelfstandigen boven de ziekenfondsgrens
uitgekomen. De tegenvaller bedraagt slechts 0,2 procent van de totale
geraamde ZFW premieopbrengsten in 2001.
Vraag 103
Welke veronderstellingen inzake dollarkoers en olieprijs zijn
gehanteerd bij de raming van de Miljoenennota 2001, respectievelijk
bij de huidige raming in de Voorjaarsnota en zijn deze dezelfde als de
ramingen van het CPB?
Antwoord
Zie vraag 15.
Vraag 104
Kan tabel 8 worden uitgesplitst in Rijksbegroting in enge zin, sociale
zekerheid en arbeidsmarkt en zorg conform de tabellen 2.3.3, 2.4.1 tot
en met 3 en 2.5.1. tot en met 4 van de Miljoenennota 2001?
Antwoord
Zie vraag 88.
Vraag 105
Wat was ten tijde van de totstandkoming van het Regeerakkoord de
verwachting over de hoogte van de staatsschuld ultimo 2001 in
guldens?
Antwoord
De staatsschuld maakt deel uit van de EMU-schuld. Ten tijde van het
Regeerakkoord werd de staatsschuld 2001 geraamd op 468 miljard gulden.
Vraag 106
Bevat de correctiepost in tabel 12 alle beleidsmaatregelen en alle
incidentele mee- en tegenvallers, zodat de meevaller van fl. 0,6
miljard structureel van aard is? Wat is de bestemming van het bedrag
van fl. 20,6 miljard en waarom wordt deze niet toegelicht?
Vraag 107
Waaruit bestaat de correctiepost van 8,9 miljard in tabel 12?
Antwoord
De correctiepost bestaat uit som van alle beleidsmaatregelen en
overige autonome mutaties ten opzichte van de stand regeerakkoord en
voorts uit alle incidentele mee- en tegenvallers. De overschrijding
van inkomstenijklat van 20,6 miljard is structureel van aard. De
meevaller is aangewend voor additionele lastenverlichting en voor
schuldreductie.
Vraag 108
Ten opzichte van de Miljoenennota 2001 verslechtert het EMU-saldo. Het
EMU-saldo wordt nu geraamd op 1/2% BBP. Hoe beoordeelt de regering
deze verslechtering van het EMU-saldo in het licht van de passages op
pagina 14 van de Miljoenennota 2001 waarin wordt toegelicht dat de
vergrijzingslasten kunnen worden opgevangen zonder het
voorzieningenniveau te verlagen of de lasten te verhogen als de
staatsschuld in de komende 25 jaar wordt afgelost en waarin wordt
toegelicht dat als de komende 10 jaar overschotten worden gerealiseerd
van 1 à 2% BBP, het wegwerken van de schuld goed op schema komt?
Antwoord
In de Voorjaarsnota wordt voor 2001 een ten opzichte van de
Miljoenennota beperkte daling van het EMU-saldo verwacht van 0,7% BBP
naar 0,5% BBP. Deze verslechtering hangt mede samen met een lagere
groei dan in de Miljoenennota werd voorzien. Het zou echter strijdig
zijn met de uitgangspunten van het door het Kabinet gevoerde
trendmatige begrotingsbeleid om op dergelijke (conjuncturele)
schommelingen van het EMU-saldo te reageren. Dit geldt des te meer
daar de analyse om -- met het oog op de vergrijzing -- de komende 10
jaar overschotten van 1 à 2% BBP te realiseren, betrekking heeft op de
middellange en lange termijn. In dit verband kan nog worden opgemerkt
dat in het recent uitgebrachte advies van de Studiegroep
Begrotingsruimte Stabiel en duurzaam begroten de marge van 1 à 2% BBP
nader wordt ingevuld door voor de komende Kabinetsperiode een
overschot van 1¼ à 1¾% BBP te adviseren.
Dit laat onverlet dat het Kabinet zich ervan bewust is dat het
realiseren van dergelijke overschotten nog additionele inspanningen
vereist. Het ligt derhalve in de rede dat bij het opstellen van de
begroting 2002 de ontwikkeling van het EMU-saldo mede een rol speelt
bij de vraag in hoeverre de nog resterende ruimte voor
lastenverlichting ook daadwerkelijk benut zal worden voor
lastenverlichting, teneinde ook voor de komende Kabinetsperiode een zo
goed mogelijke budgettaire uitgangspositie voor de middellange en
lange termijn te bereiken. Dit is conform het eerder door het Kabinet
uitgesproken voornemen (zie pag. 81 Miljoenennota 2001).
Vraag 109
Kan de regering een nadere toelichting geven op de correctiepost van
fl. 10,3 miljard in tabel 12? Hoe wordt deze post bepaald en wat zijn
de oorzaken dat deze in de Voorjaarsnota fl. 2 miljard is ten opzichte
van de raming Miljoenennota?
Vraag 118
Kan de omvang van de correctiepost en de bijstelling van deze post ten
opzichte van de Miljoenennota 2001 worden toegelicht
Antwoord
De correctiepost van minus 10,3 miljard bevat voor de premieinkomsten
alle beleidsmaatregelen en alle incidentele mee- en tegenvallers ten
opzichte van het regeerakkoord. Voor de belastingen bedraagt deze
correctiepost 8,9 miljard.
De bijstelling van de correctiepost met 2 miljard betreft de mutatie
van de totale correctiepost voor premies, belastingen en aardgasbaten
ten opzichte van de Miljoenennota 2001. Het gaat hier bijvoorbeeld om
de additionele lastenverlichting waartoe is besloten naar aanleiding
van de algemene politieke beschouwingen (dieselpakket, verlaging
motorrijtuigenbelasting), en de lager dan verwachte BTW opbrengsten op
infrastructuur voor het Openbaar Vervoer. Voor de premies geldt
daarnaast dat na de Miljoenennota 2001 gebleken is dat de individuele
ziekenfondsen de nominale premie lager hebben vastgesteld. Ook dit is
een beleidsmaatregel die in de correctiepost wordt meegenomen.
Vraag 110
Kan tabel 10.2 uit de Miljoenennota geactualiseerd worden?
Vraag 111
Kan de regering inzicht geven in de factoren die van invloed zijn
geweest op de ontwikkeling van het EMU-saldo? Kan daarbij ook de
gebruikelijke tabel worden gepresenteerd waarin onderscheid gemaakt
wordt in uitgavenmutaties, belastingmutaties en mutaties bij de
fondsen en waarbij ook de onderverdeling naar Rijk, fondsen en lokale
overheden wordt gegeven.
Vraag 114
Hoe groot is het EMU-overschot in 2001, in tienden van procenten BBP?
Kan de ontwikkeling van het EMU-saldo toegelicht worden aan de hand
van de ontwikkeling van het saldo van het Rijk, de fondsen en de
andere overheden?
Antwoord
De navolgende tabel omvat de gevraagde informatie over de ontwikkeling
van het EMU-saldo van Miljoenennota 2001 naar Voorjaarsnota 2001.
Tabel ontwikkeling EMU-saldo 2001;
in % BBP
2001
1. Stand Miljoenennota 2001
0,7%
2. Mutatie Rijk
-/-0,6%
(waarvan verschuiving belastingen naar sociale premies)
(-/-0,4%)
(waarvan uitgaven, nbos en overig)
(-/-0,2%)
3. Mutatie sociale fondsen
+0,4%
(waarvan verschuiving belastingen naar sociale premies)
(+0,4%)
4. Mutatie lokale overheid
+0,0%
5. Stand Voorjaarsnota 2001
0,5%
Vraag 112
Waarom is de raming van de Btw-opbrengsten neerwaarts aangepast?
Antwoord
Zie vraag 93.
Vraag 113
Wat wordt bedoeld met de nominale groei van het BBP neemt toe ondanks
een daling van ¾%-punt van de reële groei van het BBP?
Antwoord
Het antwoord op vraag 115 omvat onder meer een actualisatie van tabel
10.2 uit de Miljoenennota.
Per definitie geldt dat de nominale ontwikkeling van het BBP de som is
van de volumemutatie en de prijsmutatie. Als de nominale groei van het
BBP toeneemt ondanks een daling van de reële groei van het BBP
impliceert dit een positieve prijsmutatie die groter is dan de
(negatieve) volumemutatie. De ontwikkeling van het BBP 2001 van MEV
2001 naar CEP 2001 is in de navolgende tabel weergegeven. Uit de tabel
blijkt dat de (neerwaartse) volumemutatie van ¾ % inderdaad kleiner is
dan de (opwaartse) prijsmutatie van 1%.
Tabel ontwikkeling BBP 2001
(in %)
MEV 2001
CEP 2001
Mutatie
Volumegroei BBP
4 %
3 ¼ %
-/- ¾ %
Prijsontwikkeling BBP
3 ¾ %
4 ¾ %
+ 1%
Nominale groei BBP
7 ¾ %
8 %
+ ¼ %
Vraag 114
Hoe groot is het EMU-overschot in 2001, in tienden van procenten BBP?
Kan de ontwikkeling van het EMU-saldo toegelicht worden aan de hand
van de ontwikkeling van het saldo van het Rijk, de fondsen en de
andere overheden?
Antwoord
Zie vraag 110.
Vraag 115
Waarom is de trend van de opbrengsten REB dalend?
Antwoord
De trend van de opbrengst is niet dalend, maar stijgend. De
verwachting rond de stijging was ten tijde van de Miljoenennota echter
vrij optimistisch en is bij Voorjaarsnota meer in lijn gebracht met de
gemiddelde stijging over de afgelopen jaren.
Vraag 116
Hoe hoog is de staatsschuld in guldens?
Antwoord
De staatsschuld maakt deel uit van de EMU-schuld. De staatsschuld
wordt voor ultimo 2001 op 406 miljard gulden geraamd.
Vraag 117
Hoe worden de tegenvallende premie-inkomsten bij de Zfw-verklaard?
Antwoord
De tegenvallende premie-inkomsten bij de Zfw zijn het saldo van beleid
(-0,5 miljard) de structurele doorwerking van 2000 (0,5 miljard) en
het gewijzigd economisch beeld (-0,4 miljard).
Na de Miljoenennota 2001 is gebleken dat de individuele ziekenfondsen
de nominale ZFW-premie lager hebben vastgesteld waardoor de
premieinkomsten 0,5 miljard lager zijn uitgevallen.
De wijziging ten gevolge van het economisch beeld is toegelicht bij
vraag 107. De doorwerking van 2000 is toegelicht in de Voorlopige
Rekening.
Vraag 118
Kan de omvang van de 'correctiepost' en de bijstelling van deze post
ten opzichte van de Miljoenennota 2001 worden toegelicht?
Antwoord
Zie vraag 109.
Vraag 119
Wat is het thans geraamde EMU-saldo in tienden nauwkeurig?
Antwoord
Voor 2001 is een EMU-saldo geraamd van 0,5% BBP
Vraag 120
De uitgaven aan de zittende magistratuur worden structureel met fl. 50
miljoen verhoogd. Hoe verhoudt deze intensivering zich tot het door de
Algemene Rekenkamer, in het rapport bij de financiële verantwoording
2000 van het ministerie van Justitie, geconstateerde 'parkeren van
begrotingsgelden' (ter voorkoming van onderuitputting) bij de directie
Rechtspleging op dit ministerie?
Antwoord
Het parkeren van begrotingsgelden heeft te maken met het in een
bepaald jaar nog niet (kunnen) doen van een uitgave, niet met een
structureel teveel aan middelen.
De intensivering voor het ZM is bedoeld voor verkorting van
doorlooptijden, het wegwerken van achterstanden en het vergroten van
de capaciteit bij de gerechten.
Vraag 121
Kan een overzicht worden gegeven van de Rijksbrede uitgaven aan
asiel?
Antwoord
Vraag 122
Kan voor 2001 een tussenstand met betrekking tot de realisatie van de
in- en uitstroom van asielzoekers worden gegeven, en kan deze
tussenstand worden afgezet tegen de (tussen-)doelstellingen/ramingen?
Antwoord
De meest recente inzichten in de in- en uitstroom van asielzoekers
hebben betrekking op de maanden januari tot en met mei.
In die periode bedroeg de instroom (alle vreemdelingen die naar Nederland komen en aangeven een asielaanvraag te willen indienen en daartoe op de wachtlijst worden geplaatst voor een afspraak in één van de Aanmeldcentra) 13.648 personen en de uitstroom 9.569.
Voor het jaar 2001 wordt de totale instroom geraamd op circa 42.000,
de totale uitstroom op circa 34.000.
Gezien de onzekerheden waarmee in- en uitstroomramingen zijn omgeven
wordt niet met tussenramingen gewerkt
Vraag 123
Waarom is de verkoop van het NOB als niet tot een ijklijn behorend
aangemerkt (bladzijde 23) en de verkoop aandelen TPG (bladzijde 32)
als wel tot een ijklijn behorend?
Vraag 129
Wordt de verkoopopbrengst van aandelen TPG benut voor aflossing van de
staatsschuld en wordt de vrijvallende rente toegevoegd aan het FES?
Wat is per saldo de extra structurele uitgavenruimte (toename
FES-voeding minus dividendderving) die door deze verkoop ontstaat?
Waarom is deze verkoopopbrengst niet aangemerkt als niet tot een
ijklijn behorend maar geboekt onder de ijklijn Rijksbegroting?
Betekent dit dat er in 2001 eenmalig bijna 2 miljard gulden extra
ruimte is ontstaan?
Antwoord
De verkoopopbrengst van TPG is aangewend voor aflossing van de
staatsschuld en de rentevrijval is aan het FES toegevoegd. Ten
opzichte van de Miljoenennota is hier echter geen extra ruimte
ontstaan in het FES, of de schuld verder gedaald, aangezien deze
opbrengst gediend heeft ter invulling van de taakstelling van vier
keer 2 miljard die bij Regeerakkoord is afgesproken voor de verkoop
van staatsdeelnemingen. De verkoopopbrengst behoort niet tot de
ijklijn. Per abuis wijkt de presentatie in de Bijlage af van de
hoofdtekst.
Vraag 124
Moet uit het nog niet verschijnen van het toegezegde Meerjaren
Investeringsplan afgeleid worden dat er helemaal geen afzonderlijk
beleids- en investeringsplan voor onderwijs komt, of komt het later?
Antwoord
Het kabinet heeft besloten in het voorjaar geen afzonderlijk meerjarig
investeringsplan uit te brengen. Het kabinet wil in de zomer
verkenningen uitbrengen en daarbij aangeven welke opties en
mogelijkheden, kwalitatief en kwantitatief, aan de orde kunnen komen
bij het overzicht van de noodzakelijke richtingen en oplossingen voor
het onderwijsbeleid in de komende jaren. Bovendien zal in de memorie
van toelichting bij de begroting van OCW een meerjarige doorkijk
worden gegeven.
Vraag 125
Op wat voor manier wordt in de Voorjaarsnota 2001 invulling gegeven
aan motie 27400-15, waarin de regering wordt verzocht om bij de
Voorjaarsnota 2001 met voornemens te komen om de arbeidsvoorwaarden in
de kunstensector te verbeteren?
Antwoord
De betreffende motie heeft ertoe geleid dat CapGemini in opdracht van
OCW onderzoek heeft verricht naar de achterstanden in de
arbeidsvoorwaarden in de kunstensector. De resultaten van dit
onderzoek geven aan dat er mogelijk sprake is van achterstanden. In de
miljoenennota 2002 zal worden aangegeven of en in welke mate extra
middelen voor de cultuursector beschikbaar zijn gesteld die kunnen
worden aangewend voor het oplossen van eventuele
arbeidsvoorwaardelijke
knelpunten.
Vraag 126
Wordt in de Voorjaarsnota 2001 invulling gegeven aan motie 27400-12,
waarin de regering wordt verzocht een meerjarig perspectief te
onderzoeken, gericht op een structurele verhoging van het huidige
budget? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Zie vraag 9.
Vraag 127
Hoe verklaart de regering dat de ontvangsten bij de rentedragende
leningen van de Studiefinanciering zijn gestegen? Verwacht de regering
dat deze ontvangsten zullen blijven toenemen?
Antwoord
De raming van de ontvangsten is bijgesteld op basis van de
gerealiseerde ontvangsten 2000 en de actuele schuldstanden. Voor het
jaar 2001 is de stijging van de ontvangsten geraamd op f 25,4 mln. Ook
voor latere jaren is de raming van de ontvangsten op de leningen
verhoogd.
Vraag 128
Hoe lang is de looptijd van de UMTS-vergunningen, en wat betekent de
nieuwe voedingssystematiek van het FES voor de jaren na de looptijd
van de vergunningen (wanneer de annuïteit wegvalt)? Hoe verhouden de
voorgestelde stortingen (op basis van annuïteit) zich tot de
stortingen op basis van de oorspronkelijke systematiek (rentevrijval)?
Wat zijn de gevolgen van de gewijzigde voedingssystematiek van het FES
voor het EMU-saldo en de EMU-schuld?
Antwoord
Zie vraag 72.
Vraag 129
Wordt de verkoopopbrengst van aandelen TPG benut voor aflossing van de
staatsschuld en wordt de vrijvallende rente toegevoegd aan het FES?
Wat is per saldo de extra structurele uitgavenruimte (toename
FES-voeding minus dividendderving) die door deze verkoop ontstaat?
Waarom is deze verkoopopbrengst niet aangemerkt als niet tot een
ijklijn behorend maar geboekt onder de ijklijn Rijksbegroting?
Betekent dit dat er in 2001 eenmalig bijna 2 miljard gulden extra
ruimte is ontstaan?
Antwoord
Zie vraag 123.
Vraag 130
Van welke dollarkoers en olieprijs wordt uitgegaan bij de bijgestelde
raming voor 2001, en van welke cijfers werd uitgeggaan bij de
oorspronkelijke raming en voor de jaren vanaf 2002?
Antwoord
Zie vraag 15.
Vraag 131
Wat is de reden dat een bedrag van 116 mln aan geraamde ontvangsten
uit de varkensheffing die eerst niet tot een ijklijn behoorden, nu
worden geboekt als ontvangsten binnen de ijklijn rijksbegroting?
Ontstaat hierdoor meer ruimte voor uitgaven?
Antwoord
Het betreft hier een technische correctie op een eerdere geboekte
ontvangst. Hierdoor is een relevante meevaller ontstaan.
Vraag 132
Kan de geraamde onderuitputting bij de sector SZA worden
gespecificeerd en toegelicht naar arbeidsmarktinstrument? Waarom werkt
deze onderuitputting niet structureel door, en hoeveel banen bij de
verschillende regelingen moeten in 2002 (ten opzichte van 2001) extra
worden bezet bij de huidige (niet-gekorte, en inclusief
intensiveringen uit het Regeerakkoord) uitgavenraming voor 2002?
Antwoord
Zie vraag 61.
Vraag 133
Vanaf 2001 wordt structureel fl. 30 miljoen extra ingezet voor
kwaliteitsverbetering bij de jeugdhulpverlening. Is de rechtmatigheid
van deze uitgave wel gewaarborgd, gelet op de kritiek van de Algemene
Rekenkamer in het Rapport bij de Financiële Verantwoording 2000 van
het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het financieel
beheer rondom de doeluitkering jeugdhulpverlening, en gelet op de
volgende conclusie van de Algemene Rekenkamer: "Wel signaleert de
Rekenkamer nu het risico dat zij over de uitkering 2001 niet anders
dan tot onzekerheid over de rechtmatigheid zal kunnen komen. Zij
beveelt de minister dan ook aan om zo snel mogelijk in actie te komen
en de provincies er toe te bewegen haar alsnog in de benodigde
informatie over 1999 te voorzien."
Antwoord
Ook voor de extra middelen geldt het systeem van verantwoording zoals
dat is neergelegd in de Wet op de Jeugdhulpverlening. De wijzigingen
van art. 13, lid 3 en 4 van deze wet zoals deze met terugwerkende
kracht zijn ingegaan op 1 januari 1999, hebben de bestuurlijke
verantwoordelijkheden in deze verhelderd. Het rechtmatigheidsoordeel
over de besteding van de middelen, vindt plaats binnen het provinciale
systeem van democratische controle. Indien uit de provinciale
jaarrekening met het bijbehorende accountantsverslag blijkt dat er
sprake is van onrechtmatigheden of onzekerheden bij de besteding van
de middelen, dan wordt dit zo spoedig mogelijk door het provinciaal
bestuur aan de ministers gemeld (art. 13, lid 3). Het bestuur geeft
daarbij hoe het voornemens is de onzekerheden op te heffen en te
voorzien in het wegnemen van de onrechtmatigheden (art.13, lid 4). In
dat verband kunnen de ministers tot verrekening overgaan.
De kritiek van de Algemene Rekenkamer had onder andere betrekking op de informatievoorziening (het insturen van de jaarrekeningen) door de provincies en de behandeling van deze informatie op het departement.
Naar aanleiding van de kritiek van de Algemene Rekenkamer heeft de
minister van VWS onmiddellijk de nodige maatregelen getroffen ter
verbetering van de beoogde verantwoordingsstructuur. Zie ook de
antwoorden van de minister van VWS op de vragen 1 en 5 over het
rapport van de Algemene Rekenkamer (Vergaderjaar 2000-2001, 27700 nr.
57)
Voor het jaar 1999 zijn door de provincies, zoals ook de Algemene
Rekenkamer constateert, geen onrechtmatigheden gemeld. Voor het jaar
2001 is dit uiteraard nog niet bekend wat de provincies (en de daarmee
gelijkgestelde grootstedelijke regios ) zullen melden.
Vraag 134
Waarom wordt in 2001 fl. 258,6 miljoen gekort op macrosteun en
schuldenbeleid?
Antwoord
Zoals aangegeven in de tekstuele toelichting op pagina 43 van de VJN
is de meerjarige groei van het ODA budget in 2000 geparkeerd op het
artikel macrosteun en schuldenbeleid. In 2001 wordt dit budget
verdeeld naar beleidsartikelen waaronder de landenprogrammas. Hierdoor
wordt artikel macrosteun en schuldenbeleid verlaagd.
Vraag 135
In de Miljoenennota vertoonden de ontvangsten en uitgaven van het
Infrastructuurfonds meerjarig een overschot. IN de Voorjaarsnota
vertoont het Infrastructuurfonds meerjarig een tekort. Waarom is het
overschot omgeslagen in een tekort? Betekent dit tekort dat er
uitgaven geschrapt worden en zo ja, welke uitgaven zullen dit zijn?
Antwoord
In de jaren 2001 tot en met 2005 wordt een bedrag van 539 mln. aan het
Infrafonds toegevoegd. Dit vloeit voort uit het voordelig saldo in de
voorgaande jaren (dat wil zeggen in voorgaande jaren niet uitgegeven
bedragen). Daartegenover staat een kasritme-aanpassing bij een aantal
projecten van 400 mln in 2002 tot en met 2005. Dit laatste bedrag komt
in 2006-2010 tot betaling. Dit betekent dat er geen programma-uitgaven
zijn geschrapt; het betreft faseringen in het uitgaven patroon.
Vraag 136
Kan de saldomutatie in de voeding van het FES worden uitgesplitst en
gespecificeerd naar onderdeel (hogere olieprijs, hogere dollarkoers,
ander volume aardgas, bijstelling rentebaten uit verkoop van
staatsdeelnemingen)? Wat zijn de budgettaire gevolgen voor de
waardedaling van de staatsdeelneming KPN voor de inkomsten van het
FES?
Antwoord
Zie vraag 82.
Vraag 137
Via het FES-bruggetje worden in 2001 de uitgaven uit het FES met fl.
552 miljoen verhoogd. Daar staat een uitgavenverlaging op de begroting
van Verkeer en Waterstaat (bladzijde 32) tegenover van fl. 652 miljoen
in 2001 en fl. 100 mln in 2002. Hoe is het verschil van fl. 100
miljoen in 2001 en fl. 100 mln in 2002 te verklaren?
Antwoord
Het FES-bruggetje is een saldo-mutatie van de dekking van de
uitgavenverhogingen in 2001 (552 mln) en van door de Kamer aangenomen
moties bij de Algemene Politieke Beschouwingen (100 mln in 2001 en
2002). Ter dekking van deze moties is binnen het FES de reservering
ten behoeve van PPS-projecten komen te vervallen.
Vraag 138
Waarom bedraagt de reservering voor loonbijstelling in 2002 thans
slechts fl. 1,8 miljard, iets meer dan de helft van de loonbijstelling
2001? Gaat de regering er van uit dat de loonbijstelling afneemt in
2002 ten opzichte van 2001? Hoe wil de regering de nominale
ontwikkeling in 2002 financieren?
Vraag 139
Mag, uit het feit dat voor de loonbijstelling in 2002 thans een bedrag
gereserveerd is op de aanvullende post dat grofweg de helft bedraagt
van de in 2001 uitgekeerde loonbijstelling, er in 2002 met een
halvering van de loonstijging ten opzichte van 2001 wordt rekening
gehouden? Ergo: zijn de ramingen thans gebaseerd op een veronderstelde
loonstijging van circa 2% in 2002?
Vraag 141
Is de loonbijstelling gebaseerd op een contractloonstijging van 4% in
2001 en +/- 2% in 2002? Hoe luiden deze percentages als de
intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten (tabel 6, blz 6) worden
meegerekend?
Vraag 142
Hoe verhoudt het resterende bedrag op de aanvullende post
arbeidsvoorwaarden in 2002 zich tot de raming in het CEP van de
loonstijging in 2002?
Antwoord
Voor 2001 is op basis van CEP-cijfers de definitieve loonbijstelling
vastgesteld en uitgedeeld met een contractloonontwikkeling voor 2001
van 4%. De intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten staan hier
geheel los van. De stand 2002 is ten opzichte van Miljoenennota 2001
slechts gewijzigd met de uitdeling van tranche 2001. In de
miljoenennota 2001 is de contractloonontwikkeling voor 2002 gesteld op
2%. De constatering dat de reservering dus betrekking heeft op 2% is
juist. Voor 2002 wordt bij de komende Miljoenennota, op basis van MEV
2002, opnieuw geraamd en zal de reservering worden bijgesteld. Deze
mutatie heeft dan ook betrekking op het begrotingsjaar 2002. Ter
voorbereiding van de begroting 2002 houdt de regering uiteraard
rekening met de meest recente gegevens van het Centraal Planbureau
omtrent de contractloonontwikkeling.
Vraag 140
Kan worden toegelicht wanneer en voor welke zaken de fl. 59.1 miljoen
in 2001 zal worden uitgegeven die thans nog gereserveerd staat op de
aanvullende post arbeidsvoorwaarden?
Antwoord
Conform het referentiebegrip zijn op basis van de meeste recente
macro-economische inzichten de begrotingen op het loonniveau 2001
gebracht. Het resterende bedrag op de Aanvullende Post
arbeidsvoorwaarden is gereserveerd voor met name de
oorlogsgetroffenen. De oorlogsgetroffenen lopen niet direct mee in het
referentiebegrip en worden op een later moment op het loonniveau 2001
gebracht.
Vraag 141
Is de loonbijstelling gebaseerd op een contractloonstijging van 4% in
2001 en ± 2% in 2002? Hoe luiden deze percentages als de
intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten (Tabel 6, bladzijde 6)
worden meegerekend?
Antwoord
Zie vraag 138.
Vraag 142
Hoe verhoudt het resterende bedrag op de aanvullende post
arbeidsvoorwaarden in 2002 zich tot de raming in het CEP van de
loonstijging in 2002?
Antwoord
Zie vraag 138.
Vraag 143
Zowel bij de ruimtevergrotende bijstellingen als in het kader van de
in=uit-gedachte bij de eindejaarsmarges is sprake van taakstellende
onderuitputting. Brengt de cumulatie van taakstellingen niet het
risico met zich mee dat de taakstellingen niet volledig gehaald
worden?
Antwoord
Op basis van ervaringsgegevens is bekend dat in (vrijwel) alle jaren
een bepaalde onderuitputting optreedt die wordt veroorzaakt doordat
door vertragingen in de uitvoering kasbetalingen over de jaargrens
heen worden verricht. Dit maakt het dan ook mogelijk om voor de
onderuitputting die via de eindejaarsmarge mag worden meegenomen de
in=uittaakstelling zonder al te veel risico te hanteren. Naast deze
onderuitputting wordt er jaarlijks een uitgebreide analyse gemaakt van
onderuitputting die zich structureel voordoet op de begrotingen.
Verklaring voor deze structurele onderuitputting is dat de ramingen
voor bepaald beleid te ruim zijn opgesteld. Deze gelden kunnen zonder
risico worden aangewend voor ander beleid. Hier is dan ook feitelijk
geen sprake van een taakstelling. Als zodanig is er geen cumulatie van
taakstellingen die tot een risico leiden.
Vraag 144
Betekent het feit dat de aanvullende post algemeen in 2001 thans per
saldo (uitgaven minus geraamde niet-belastingontvangsten) negatief
staat, dat er een tekort is op de totale begroting? Kan worden
toegelicht welke taakstellingen er, naast de in=uit-taakstelling, nog
meer geraamd staan op de aanvullende post, hoe de stand daarvan is en
wat de huidige verwachting is over de mate waarin ze zullen worden
gerealiseerd?
Antwoord
De veronderstelling dat op de totale begroting een tekort bestaat is
niet juist. De aanvullende post Algemeen heeft een bijzonder karakter
aangezien hierop middelen en taakstellingen worden geraamd waarvan op
het moment van raming nog niet expliciet kan worden aangegeven op
welke begroting(en) zij uiteindelijk zullen neerslaan. Zo is ook de
taakstelling in het kader van de in=uit gedachte ten bedrage van 1,2
mld voorlopig op de aanvullende post geraamd. Op basis van ervaringen
in eerdere jaren wordt verondersteld dat deze taakstelling volledig
zal worden gerealiseerd. In dit stadium is echter nog niet duidelijk
welke begrotingen welke bijdrage hiervoor zullen leveren.
Naast de in=uit taakstelling bevat de aanvullende post Algemeen de regeerakkoordtaakstellingen verkoop staatsdeelnemingen en dividendopbrengsten. Door de verkoop van aandelen TPG is de regeerakkoordtaakstelling verkoop staatsdeelnemingen in 2001 al bijna volledig gerealiseerd. De taakstelling dividendopbrengsten bedraagt in 2001 71,5 mln, waarvan bij Voorjaarsnota nog niets is gerealiseerd.
Vraag 145
Kan een toelichting worden gegeven op meerjarige raming van de
niet-belastingontvangsten op de aanvullende post Algemeen? Wat is de
verklaring voor het feit dat in 2002 nog fl. 1.791,9 miljoen aan
ontvangsten worden geraamd, terwijl in het volgende jaar een tekort
wordt geraamd van fl. 494,4 miljoen dat in latere jaren verder
oploopt?
Antwoord
De ontvangstenraming op de aanvullende post Algemeen wordt in 2002
beïnvloed door de regeerakkoordtaakstelling verkoop staatsdeelnemingen
ad. 2 mld. De afloop in de ontvangstenraming hangt samen met de
dividendderving die op zal treden als gevolg van de verkoop van
staatsdeelnemingen.
Vraag 146
Wat is thans de totale meerjarige reservering op de aanvullende post
voor SUWI? Kan in hoofdlijnen een onderbouwing worden gegeven van deze
raming en de te verwachten uitgaven?
Vraag 148
Kan nauwkeuriger toegelicht worden waar de incidentele intensivering
van fl. 500 miljoen in 2001 op de aanvullende post Algemeen ten
behoeve van SUWI/ Arbvo/ ESF nu eigenlijk voor is bestemd, met name
voor wat betreft de afwikkeling van de ESF-periode 1994-2000? Hoe
groot is thans de meerjarige reservering voor SUWI op de aanvullende
post Algemeen?
Antwoord
Omdat precies inzicht in de kosten en baten van de SUWI-operatie
vooralsnog ontbreken en ook pas in de loop der jaren zal ontstaan, is
gekozen voor een reservering op de aanvullende post Algemeen. Deze
reservering heeft derhalve het karakter van een stelpost. Vanuit deze
aanvullende post worden middelen overgeheveld naar de begroting van
SZW, op basis van specifieke bestedingsplannen.
De totale meerjarige reservering op de aanvullende post bedraagt thans
599 mln voor 2001, 200 mln voor 2002, 200 voor 2003 en 125 voor 2004.
Onderdeel van de 599 mln voor 2001 vormt de incidentele intensivering
van 500 mln bij Voorjaarnota. Deze middelen worden extra beschikbaar
gesteld voor de inrichting van de Centra voor Werk en Inkomen en het
UWV, de ontvlechting en liquidatie van de
Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de afwikkeling van de oude
programmaperiode ESF. Ook voor deze incidentele intensivering van 500
mln geldt dat deze het karakter heeft van een stelpost, precieze
inzichten in de verschillende componenten van deze raming zullen
uiterlijk bij Najaarsnota bekend zijn.
Vraag 147
Van welke veronderstellingen omtrent de werkloosheid en
arbeidsongeschiktheid in de jaren 2001 en 2002 wordt nu precies
uitgegaan, hoe hebben deze veronderstellingen zich de afgelopen tijd
ontwikkeld en welke gevolgen heeft de (volgens het Centraal Economisch
Plan) oplopende werkloosheid?
Antwoord
Zie vraag 20.
Vraag 148
Kan nauwkeuriger toegelicht worden waar de incidentele intensivering
van fl. 500 miljoen in 2001 op de aanvullende post Algemeen ten
behoeve van SUWI/Arbvo/ESF' nu eigenlijk voor is bestemd, met name
voor wat betreft de afwikkeling van de ESF-periode 1994-2000? Hoe
groot is thans de meerjarige reservering voor SUWI op de aanvullende
post Algemeen?
Antwoord
Zie vraag 146.