Ministerie van Financien

Titel: Antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota



Aan:

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten Generaal

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

28 juni 2001

BZ 2001-00862 M

Onderwerp

Antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2001

Bijgaand ontvangt u de antwoorden op de Kamervragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2001.

DE MINISTER VAN FINANCIËN

Vraag 1

Kan een overzicht worden gegeven van de financiële consequenties voor de komende jaren van de tegenvaller MKZ-crisis.

Vraag 73

Op welk moment is een meevaller te verwachten door teruggave van de voorfinanciering van de EU-bijdrage voor de MKZ-crisis.

Antwoord

De hogere uitgaven (180 miljoen) op de rijksbegroting vallen geheel in 2001. De bijdragen van de EU zullen naar verwachting gespreid in de tijd worden ontvangen. Hierbij wordt momenteel de technische veronderstelling gehanteerd dat van 2002 t/m 2004 per jaar 60 mln wordt ontvangen.

Vraag 2

Kan meer inzicht worden verschaft in het Regeringsstandpunt van het al dan niet aanwenden van het saldi van de sociale fondsen.

Antwoord

In het Regeerakkoord en bij het gevoerde budgettaire beleid van het Kabinet worden de belastingen en premies in samenhang bezien. Zo worden in de meevallerformule belasting- en premie-inkomsten gelijk behandeld en is de lastenverlichting van 4½ miljard een saldo van belasting- en premiemutaties. Vanwege deze benadering wordt de premievaststelling bij de sociale fondsen en de hieruit volgende ontwikkeling van de vermogens- en exploitatiesaldi mede bezien tegen de achtergrond van het integrale lastenbeeld (belastingen en premies) en de koopkracht- en lastenontwikkeling. Bovenstaande laat onverlet dat, hoewel de exploitatie- en vermogenssaldi vanuit het totaal van de collectieve sector bezien niet problematisch zijn, het vanuit het oogpunt van de sociale fondsen in de rede ligt binnen de hierboven geschetste systematiek te bezien in hoeverre exploitatie- en vermogenssaldi weggewerkt kunnen worden (equivalentiegedachte). Daarbij dient trouwens te worden aangetekend dat deze overschotten voor een deel conjunctureel van aard zijn.

De samenhangende benadering van belastingen en premies komt onder andere tot uitdrukking in de wijze waarop de uitgaven van de sociale fondsen en de premie-ontvangsten zijn meegenomen in de budgettaire systematiek van resp. de uitgavenijklijnen en inkomstenijklatten. Ook ten aanzien van de vaststelling van het EMU-saldo worden uitgaven van de sociale fondsen en premie-ontvangsten hetzelfde behandeld als overige collectieve uitgaven en inkomsten.

Uitgavenijklijnen

De uitgaven van de sociale fondsen zijn opgenomen onder de uitgavenkaders Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en Zorg. Dit betekent dat meevallende uitgaven bij bijvoorbeeld het Algemeen Werklossheidsfonds (AWf) als gevolg van een lager aantal uitkeringsgerechtigden ruimte onder het kader creëert voor andere uitgaven. Gedurende deze kabinetsperiode is de ruimte onder de uitgavenkaders als gevolg van meevallende uitgaven bij de sociale fondsen (evenals bijvoorbeeld rentemeevallers) vrijwel volledig aangewend voor financiering van andere uitgaven. Echter, deze aanwending komt niet ten laste van het exploitatieoverschot van het AWf maar komt tot uiting in een kleiner saldo van de Rijksbegroting. Dit betekent in feite dat meevallende uitgaven bij de sociale fondsen zijn aangewend voor andere uitgaven, zonder dat dit tot een daling van de exploitatiesaldi bij de sociale fondsen heeft geleid. Hiermee blijven de overschotten in de sociale fondsen beschikbaar voor uitkeringen en uitkeringsgerelateerde uitgaven en/of als buffer voor het opvangen van schommelingen in de premie-inkomsten.

Inkomstenijklatten

De inkomsten van de sociale fondsen, de premieontvangsten, zijn meegenomen onder de inkomstenijklat. Hogere inkomsten bij de sociale fondsen dan verwacht ten tijde van het Regeerakkoord komen tot uiting in de inkomstenmeevaller en worden meegenomen bij de ruimte voor lastenverlichting conform de mee- en tegenvallerformule. Voor zover dit inpasbaar is in het algemene budgettaire en lastenbeeld kunnen eventuele inkomstenmeevallers in de fondsen tot premieverlaging aanleiding geven (lastendekkendheid).

EMU-saldo

Het EMU-saldo wordt bepaald door het saldo bij het Rijk, OPL en de sociale fondsen. De exploitatieoverschotten bij de sociale fondsen maken onderdeel uit van het EMU-saldo

en zorgen momenteel voor een deel van het positieve EMU-saldo. Dat wil zeggen dat vermindering van de overschotten via premieverlaging zonder gelijktijdige verhoging van de belastingtarieven ten laste komt van het EMU-saldo dat hierdoor zal verslechteren.

Vraag 3

Hoe heeft het totaal van de uitgaven en ontvangsten die niet tot de ijklijn behoren zich ontwikkeld sinds de Miljoenennota? Kunnen de belangrijkste mutaties in een overzicht worden gepresenteerd?

Antwoord

De netto uitgaven buiten de kaders bedragen bij Miljoenennota 2001 5,1 miljard voor 2001. Op basis van stand Voorjaarsnota bedragen deze uitgaven 6,3 miljard voor 2001. De belangrijkste mutaties staan hier onder in een tabel opgenomen. Voor een totaaloverzicht wordt verwezen naar de suppletoire begroting.

(bedragen in miljarden)

2001

Balansverkorting VROM

0,2

Studieleningen

0,1

Aankoop staatsbezit (Tennet)

2,4

Rente Nationale Schuld (agio/disagio)

0,4

Winstafdracht DNB


-0,7
Gasopbrengsten tbv FES


-0,3
Gasopbrengsten overig


-0,5
BTW openbaar vervoer


-0,6
Overig

0,1

Totaal


1,2



Vraag 4

Hoe verhoudt zich de inschatting van de regering, inzake de inflatie over 2001 en 2002, tot de inschatting van de president van De Nederlandsche Bank en wat verklaart het verschil?

Antwoord

Het Kabinet baseert zijn verwachtingen inzake de inflatie, zoals gebruikelijk, op de ramingen van het CPB. Het CPB en DNB voorzien in hun meest recente ramingen beide een daling van de inflatie in 2002. DNB rekent voor 2002 op een iets hogere inflatie dan het CPB, omdat DNB uitgaat van een hogere dollarkoers (die is gebaseerd op een technische veronderstelling o.b.v. afspraken hierover binnen het ESCB). Voor 2003 verwacht DNB een verdere afzwakking van de inflatie.

Recente inflatie-ramingen van CPB en DNB - in procenten

CPB

DNB

2001

2002

2001

2002

2003

CPI







4,5


3,1


2,2

Bron: CPB-Report (publicatiedatum: 29 juni 2001) en DNB Kwartaalbericht Juni 2001

Vraag 5

Kan een overzicht worden gegeven van departementen waarvoor de maximaal beschikbare

Eindejaarsmarge 2001 ontoereikend was om alle in 2000 opgetreden onderuitputting mee te nemen naar 2001?

Kan daarbij worden toegelicht welke bedragen niet meegenomen konden worden en

Welke beleidsmatige consequenties dat heeft?

Antwoord

Maximale

Eindejaarsmarge

Totale

onderuitputting

Vrijval

onderuitputting

Huis der Koningin


-


-0,3


-

Hoge Colleges van Staat


3


-10,2


-

Algemene Zaken

0,6


-2,1


-1,5


Koninkrijksrelaties

20


-24,3


-4,3

Justitie

93


-107,3


-14,3

Binnenlandse Zaken

71,7


-35,2


-

Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

388,2


-354,6


-

Financiën

55,9


-358,2


-302,3

Defensie

300


-289,1


-

Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening

En Milieubeheer

73,6


-43,5


-

Verkeer en Waterstaat

45,9


-66,0


-

Economische Zaken

31,3

44,2

12,9

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

37,6


-25,4


-

Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng)

4,8


-48,7


-43,9

Sociale Zaken en Werkgelegenheid (S)

268,5


-1211,2


-942,7

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rbg-eng)

28,9


-56,6


-27,7

Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Z)

54,3


-56,7


-2,4

Maximale eindejaarsmarge = bedragen die meegenomen mogen worden naar 2001.

Bij Financiën wordt de grote onderuitputting met name verklaard door meevallers op terrein van de exportkredietverzekering door de aanhoudende gunstige economische situatie. Bij SZA wordt de grote onderuitputting met name veroorzaakt door meevallers bij de werkloosheid en bij regelingen voor arbeidsmarktactivering. De ontoereikende eindejaarsmarge heeft, gelet op de oorzaak van de onderuitputting, geen gevolgen voor de bovengenoemde beleidsterreinen. Bij de overige begrotingen is de onderuitputting opgebouwd uit diverse kleine bedragen op een veelheid van beleidsterreinen; per saldo heeft de ontoereikendheid van de eindejaarsmarge geen consequenties voor deze terreinen.

Vraag 6

Wat is de ijklat in de lopende prijzen van de netto uitgaven de Nationale Schuld tot en met 2002?

Antwoord

De netto-rentelasten maken deel uit van het uitgavenkader voor de rijksbegroting in enge zin. Er bestaat geen afzonderlijke ijklijn voor de begroting Nationale Schuld.

Vraag 7

Wat zijn de werkelijke netto uitgaven tot en met de Voorjaarsnota en de meerjarenramingen tot en met 2005?

Antwoord

De totale netto uitgaven in 2001 tot en met stand Voorjaarsnota 2001 bedragen 366,8 mld. Actuele meerjarenramingen van de netto uitgaven zullen bij Miljoenennota 2002 in beeld worden gebracht.

Vraag 8

Hoe is de uitsplitsing van de nominale EMU-schuld van fl. 497 miljoen volgens tabel 10.2 en 10.3 in de Miljoenennota 2001?

Antwoord

De navolgende tabellen bevatten de gevraagde informatie à la tabel 10.2 en 10.3 van de Miljoenennota 2001.

Tabel EMU-schuld 2001 stand Voorjaarsnota 2001; in miljarden guldens en in % geharmoniseerde BBP.

2001


1. Geharmoniseerde BBP


956,2
Staatsschuld (conform EMU-definitie)

(in % geharmoniseerde BBP)

406,2

42,5%
Schuld overige overheden

(in % geharmoniseerde BBP)

91,2

9,5%
EMU-schuld

(in % geharmoniseerde BBP)

497,4

52,0%

Tabel Staatsschuld naar instrument stand Voorjaarsnota 2001; in miljarden guldens

2001


1. Gevestigde schuld


384,3


2. Vlottende schuld (DTCs)


17,2


3. Overig (o.a. munten en consolidatie)



4,7


4. Totale staatsschuld

406,2

Vraag 9

Kan een overzicht worden verstrekt van hoe uitvoering is gegeven aan de aangenomen moties van de Algemene Beschouwingen 2000 en het debat over de Najaarsnota 2000?

Vraag 126

Wordt in de Voorjaarsnota 2001 invulling gegeven aan motie 27400-12, waarin de regering wordt verzocht een meerjarig perspectief te onderzoeken, gericht op een structurele verhoging van het huidige budget? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Overzicht van moties bij algemene beschouwingen.

8

Extra uitgaven voor onderwijs(arbeidsmarkt) en kenniseconomie ad 150 mln.

Verwerkt in de Nota van wijziging begrotingen OCW en LNV.

9

Nagaan mogelijkheid van opheffing numerus fixus, aanpassen opleidingscapaciteit artsen aan de behoefteraming. Verzoek is voorts om het aantal artsen uit te breiden door middel van het verkorten van de opleidingsduur, het verlengen van de arbeidstijd van de opleiders en het vergroten van de capaciteit van de opleiding.

Bij Voorjaarsnota is geld ter beschikiing gesteld aan de begroting van OCW ten behoeve van de uitbreiding numeris fixus geneeskunde, tandheelkunde en de opleidingscapaciteit van mondhygiënisten. Voor de zorgsector is geld ter beschikking gesteld om het aantal huisartsen uit te breiden.

10

Kinderkorting.

Verwerkt in de nota van wijziging Tariefwet 2001.

11

Onderzoeken op welke wijze het huidige belastingforfait chronisch zieken en arbeidsgehandicapten omgezet kan worden in een heffingskorting. Onderzoek te doen naar een systeem van forfaitaire individueel geïndiceerde aftrekposten.

Het kabinet zal hier in de fiscale verkenning die voor Prinsjesdag aan de Kamer verzonden zal worden op ingaan.

12

· Onderzoeken van meerjarig perspectief van de uitgaven aan kunst en cultuur.

· Verzoek via de fiscaliteit het investeren in kunst en cultuur voor individuele burgers en ondernemingen aantrekkelijker te maken. Voor wat betreft het meerjarig uitgavenperspectief is op basis van motie 21 meerjarig extra geld uitgetrokken voor cultuur.

Op Prinsjesdag ontvangt de kamer de tariefwet met het voor 2002 voorgestelde fiscale beleid, voor Prinsjesdag ontvangt de kamer de fiscale verkenning.

15/21

· Verzoek arbeidsvoorwaarden in cultuursector te verbeteren.

· Kwaliteit in de kunstensector te waarborgen via een toevoeging aan cultuurbudget van 40 mln. structureel.

Verwerkt in de Nota van wijziging OCW.

16

Extra gelden ad 130 mln. voor een aantal specifieke knelpunten in de Zorgsector.

Verwerkt in de Notas van wijziging op begrotingen/ aanvullende brief op zorgnota VWS/BZK.

17
Verlaging Motorrijtuigenbelasting

Meerjarige voorstellen doen voor een verdere verlaging , alsmede een herziening van het stelsel van autobelastingen mede gericht op variabilisatie en vergroening voor 1 mei 2001. Nota van Wijziging Tariefwet

· Op Prinsjesdag ontvangt de kamer de tariefwet met het voor 2002 voorgestelde fiscale beleid, voor Prinsjesdag ontvangt de kamer de fiscale verkenning.

22

Verzoek op korte termijn voorstellen te doen voor de uitvoering van de EHS, de Randstadgroenstructuur en bosaanleg en mede op basis van de 5e nota ruimtelijke ordening een nationaal natuuroffensief aan de Tweede Kamer voor te leggen.

Het kabinet heeft besloten tot het uitvoeren van een natuurverkenning als bouwsteen voor de volgende kabinetsformatie, zo mogelijk wordt het natuuroffensief betrokken bij de Najaarsnota 2001.

23

De Kamer spreekt een voorkeur uit evt. beschikbare ruimte bij Najaarsnota prioritair in te zetten voor EHS en natuurontwikkeling, Monumentenzorg, Schoolgebouwen en inventaris, ICT, Gigaport en MKB, Veiligheid (gevangenis Noordsingel Rotterdam), Sport, E-culture.

In de Najaarsnota 2000 is een overzicht gegeven van de additionele uitgaven waartoe besloten is.

24

Combinatiekorting.

Verwerkt in de Nota van wijziging van de Tariefwet 2001.

25

Toevoeging 30 mln. extra gelden voor versterken positie politie en gezinsvoogdij.

Verwerkt in de Notas van wijziging begrotingen Justitie en BZK.

26

Onderzoeken mogelijkheden slachtoffers van ernstige misdrijven het recht te geven op een gratis door de overheid ter beschikking gestelde advocaat.

Eind 2000 is een brief naar de TK verzonden waarin wordt aangegeven dat de Kamer in het Voorjaar van 2001 nader zal worden geïnformeerd over de noodzakelijke uitkomsten van het onderzoek. Nu blijkt dat voor het onderzoek meer tijd nodig is, waardoor de Kamer eerst in Najaar kan worden geïnformeerd. Een brief van Justitie hierover wordt separaat aan de TK verzonden.

27

Verzoek voor 1 januari een integrale notitie voor te leggen over de vraag hoe kan worden gekomen tot maximale versterking van de effectiviteit van toezicht en opsporing.

Op 21 mei 2001 is er een brief naar de Kamer gegaan waarmee antwoord werd gegeven op de in de motie gestelde vraag. Hiermee is de motie afgedaan.

28

Verzoek aan de regering de onderwijsbonden uit te nodigen om in samenhang met maatregelen om de werkdruk te verlagen afspraken te maken zodat het mogelijk wordt dat leraren tijdelijk en vrijwillig hun volledige ADV omzetten in gewerkte uren.

Het overleg met de onderwijsbonden heeft plaatsgevonden; dit heeft geleid tot additionele mogelijkheden tot het vrijwillig omzetten van ADV in gewerkte uren.

Overzicht Moties bij Najaarsnota

4

Verzoek om nadere afspraken met gemeenten over verbetering van de modelverordening waarop scholen en gemeenten zicht richten, teneinde de kwaliteit van schoolgebouwen te verbeteren en daarbij het accres van het gemeentefonds te betrekken.

De VNG en het IPO werken in overleg met het kabinet plannen uit voor een verdere inzet van gemeenten rond de prioriteiten van zorg, onderwijs en veiligheid. Inzet van het kabinet is om de gemeenten en provincies te bewegen tot verhoudingsgewijs eenzelfde bestemming van middelen als het Rijk.


5


De regering wordt verzocht voor de jaren 2001 en daarna 4 mln extra aan de lokale omroepen en 14,4mln aan de regionale omroepen toe te kennen.

De provincies zijn gecompenseerd voor de afschaffing van de opcenten op de omroepbijdragen. De provincies hadden aan eigen middelen (opcenten) 80,9 miljoen ter beschikking. De toevoeging aan het provinciefonds bedraagt nu structureel 114 miljoen. De provincies als collectiviteit krijgen dus meer middelen voor de omroep.

Vraag 10

Kan een overzicht worden gegeven hoe het staat met de realisatie van de ombuigingen en intensiveringen uit:


- het Regeerakkoord;


- de Miljoenen- en Voorjaarsnota 2000 en de Miljoenennota 2001?
Antwoord

In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken met betrekking tot de afgesproken intensiveringen en ombuigingen Regeerakkoord (tabel 1,2, 3 en 4). Tevens wordt ingegaan op de uitgavenverhogingen na RA (MN2000, VJN2000, NJN2000 en MN2001; tabel 4 en 5)

Tabel 1: Regeerakkoordintensiveringen (excl. infrastructuur)

Intensiveringen (in miljoenen guldens)

1999

2000

2001

2002

Stand van zaken

Kwaliteit onderwijs

435

1040

1491

1977

Algemene toelichting

In het Regeerakkoord is een reeks kwaliteit van het onderwijs opgenomen die afwijkt van wat hier vermeld staat. Uit de optelsom van de begrotingen van OCenW en LNV en het gemeentefonds resulteert de hier genoemde reeks.

OcenW

384

925

1335

1761


- klassenverkleining primair onderwijs

100

330

580

De tweede stap naar Klassenverkleining is op 1 augustus 2000 gezet. Desalniettemin kan niet worden ontkend dat enige knelpunten worden ervaren bij het aantrekken van extra leerkrachten uit hoofde van deze operatie. Anticiperend hierop heeft de regering in het plan Maatwerk voor Morgen perspectieven en acties ontwikkeld om deze knelpunten op te lossen.


- ICT in het onderwijs (exploitatie)

40

244

242

240

In 1999 heeft de Kamer ingestemd met ICT-plannen zoals verwoord in Onderwijs Online. Inmiddels is begonnen met de uitvoering van de plannen gericht op het integreren van ICT in het dagelijkse onderwijs teneinde de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De middelen van het Regeerakkoord zijn versneld ingezet.


- BVE (apparatuur en nieuwe taken WEB)

69

96

96

154

Het kasritme voor de investeringen in apparatuur is aangepast (gelijkmatiger over de jaren verdeeld). Daarnaast is ongeveer tweederde van de vernieuwingsgelden (61 miljoen) ingezet voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Het rapport over voortijdig schoolverlaten is aan de Kamer aangeboden. Hierin wordt voorgesteld hoe de problemen effectief aangepakt kunnen worden. De resterende vernieuwingsgelden zijn opgenomen via de lump-sum bekostiging ter beschikking gesteld aan het beroepsonderwijs voor de aanschaf van moderne apparatuur.


- verbetering materieel in PO/VO

113

199

175

295

Naast extra middelen voor de versterking van het management op scholen in het primair onderwijs, zijn extra gelden bij Regeerakkoord gereserveerd voor de aanschaf van nieuwe leermiddelen en voor de schoonmaak. Ook is een deel van de middelen ingezet voor de onderwijs CAO. In het voortgezet onderwijs zijn extra gelden ingezet ter bestrijding van de onderhoudsachterstanden en vernieuwingen. Om de verdeling over de jaren gelijkmatiger te laten verlopen is het kasritme van de uitgaven aangepast.


- studiefinanciering (exclusief WTS)

84

125

331

282

Voor de genomen maatregelen wordt verwezen naar de nota Flexibele studiefinanciering en het wetsvoorstel WSF 2000. In essentie komen de beleidsintenties neer op de verbetering van de financiële positie van studenten.


- leraren

78

161

161

210

Al eerder is gememoreerd dat voor het aantrekkelijker maken van het beroep leraar bij Regeerakkoord extra geld beschikbaar is gesteld. In het plan Maatwerk voor morgen, dat aan de Kamer is aangeboden, geeft de regering een meerjarig perspectief om de oplossingen concreet handen en voeten te geven.

LNV

11

25

26

36

Het betreft hier de intensiveringen in het agrarisch onderwijs die samenhangen met de OCenW-intensiveringen.

Gemeentefonds

40

90

130

180

In het kader van de Klassenverkleining is bij Regeerakkoord geld vrijgemaakt voor de gefaseerde verkleining van de groepen 1 tot en met 4 in het basisonderwijs. Groepsverkleining leidt tot een grotere behoefte aan klaslokalen. Om aan deze behoefte te kunnen voldoen, zijn gelden aan het gemeentefonds toegevoegd oplopend van 40 miljoen in 1999 tot 180 miljoen in 2002.

Kinderopvang en naschoolse activiteiten

65

155

265

265

Algemene toelichting

SZW

15

15

15

15


- commissie dagindeling

Aanbevelingen van de commissie dagindeling (die voorziet in een betere combinatie van werk- en thuissituatie) zijn door middel van een tijdelijke stimuleringsmaatregel worden uitgewerkt in experimenten, ervaringsuitwisseling en informatievoorziening. De middelen zijn inmiddels voor een groot deel verdeeld. Over de jaren is wel een kleine wijziging in het kaspatroon opgetreden.

VWS

50

140

250

250


- specifieke uitkering

Met betrekking tot de kinderopvang is met de Tweede Kamer een Plan van Aanpak besproken en afgestemd. In dit plan zijn streefdoelen geformuleerd. De uitvoering van deze plannen loopt op schema. Tot en met 2002 lopen deze middelen via de VWS-begroting.

Politie/overige justitiële keten

175

482

616

750

Algemene toelichting

BZK

123

298

294

375


- politie

In het kader van het veiligheidsbeleid worden de RA-middelen aangewend voor meer politieagenten (3.000 ftes extra) en oplossen financiële knelpunten politieregios. In het afgesloten politieconvenant zijn over beide zaken (gekwantificeerde) afspraken gemaakt. Bij de herstructurering van het politieonderwijs en voor ICT politie heeft een versnelling van de RA-intensiveringen plaatsgevonden.

Justitie

52

184

322

375


- sanctiecapaciteit


6


61

122,5

170

Met de bij Regeerakkoord beschikbaar gestelde middelen wordt de sanctiecapaciteit vergroot. Een deel van de middelen is inmiddels voor de sociale advocatuur ingezet voor de sociale advocatuur (10 mln. in 2000 en 2001 en 20 miljoen). Een deel van deze middelen is versneld ingezet.


- versterken en moderniseren rechterlijke macht
30

79

130

130

Met de contourennota die in december 1998 naar de Tweede Kamer is gestuurd is een start gemaakt met de versterking en modernisering van de rechterlijke macht. Een belangrijk deel van de werkzaamheden neemt de rechterlijke macht zelf ter hand via het Programma Versterking Rechterlijke Macht. Over de voortgang van dit grote project wordt de Tweede Kamer minstens tweemaal per jaar geïnformeerd. Een deel van deze middelen is versneld ingezet.


- Jeugd en Geweld

16

44,4

69,8

75

De RA-middelen voor jeugd en geweld zijn onder andere ingezet voor de Raad voor de kinderbescherming, uitvoering van het programma CRIEM, verkorten wachtlijsten in de jeugdhulpverlening en voor criminaliteitsbestrijdingsprojecten. Voor wat betreft de extra middelen na RA toegevoegd wordt verwezen naar overzicht 2. Ook hier is een deel van de middelen versneld ingezet.

Sport

10

20

35

55

VWS

10

20

35

55


- versterking sportbeoefening in alle geledingen
Met de Tweede Kamer is een Plan van Aanpak besproken dat erop ziet om sportbeoefening in alle gelederen te versterken. Er is enige vertraging opgetreden in de uitvoering van deze plannen doordat de nota Brede Sport later dan verwacht in de Kamer is ingediend.

Cultuur

15

40

60

60

OcenW

De uitgangspuntenbrief is vorig najaar door de Tweede Kamer behandeld en aanvaard. De brief was de voorloper van de Cultuurnota 2001-2004 die in september 2000 aan de Kamer is aangeboden. De RA-middelen zijn versneld ingezet.

Specifiek Werkgelegenheidsbeleid

250

500

750

950

SZW

250

500

750

950


- Sluitende aanpak (netto)

75

150

225

250

Iedere nieuwe werkzoekende van 23 jaar en ouder krijgt binnen een jaar een arbeidsbemiddelingstraject aangeboden. In 2000 zijn circa 30.000 trajecten gerealiseerd.


- I/D-banen (netto)

100

200

300

400

Er worden in totaal 20.000 nieuwe I/D-banen (Instroom/Doorstroom) geïntroduceerd. In 2000 is het aantal I/D banen met zon 5.000 toegenomen tot 44.500 eind 2000


- Uitbreiding WSW-plaatsen

50

100

150

200

Er vinden intensiveringen plaats in de WSW waarmee de wachtlijsten worden beperkt. Daarbij komt relatief veel nadruk te liggen op het instrument begeleid werken. In 2000 zijn 1600 nieuwe WSW plaatsen gerealiseerd (std.eenheden).


- bevordering betere arbeidsomstandigheden

25

50

75

100

Met het oog op de verbetering van de arbeidsmarktomstandigheden bevordert het Rijk de totstandkoming van
arbeidsomstandighedenconvenanten op bedrijfstakniveau.

Specifiek inkomensbeleid

175

500

575

750

OcenW

50

175

175

250


- WTS

Het wetstraject is in twee fases ingevoerd. Een eerste fase per
1/8/1999 en een tweede fase (nieuwe wet WTOS), per 1/8/2001. De wet WTOS treedt m.i.v. 1-8-2001 in werking. Daaraan voorafgaand is de oude WTS aangepast en per 1/8/1999 in werking getreden. Dit omdat de bedragen als oploop beschikbaar kwamen. De intensiveringen zijn ingezet door een aanpassing van de WTS.

VROM

25

75

100

125


- IHS

De RA-intensivering IHS is deels beschikbaar gesteld ter dekking van het woon-zorgstimuleringsfonds, die is bedoeld voor de afstemming van wonen en zorg voor met name ouderen. Daarnaast is een oplopend bedrag (12,5 mln in 2002) besteed aan de extra IHS-uitgaven als gevolg van de ontdooiing van de huurgrens. Ten slotte zijn gelden beschikbaar gesteld voor de BEW (Wet bevordering eigenwoningbezit) die naar verwachting per 1 januari 2001 van kracht is geworden.

SZW


- Bijzondere bijstand

50

75

125

150

Het kabinet heeft overeenkomstig het Regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld voor de bijzondere bijstand als onderdeel van het lokale inkomensondersteuningsbeleid. Deze middelen, oplopend van 50 miljoen in 1999 tot 150 miljoen in 2002, zijn aan het gemeentefonds toegevoegd. In 1999 en 2000 is de totale intensivering op grond van een amendement op de begroting van SZW eenmalig verhoogd met 50 miljoen respectievelijk 25 miljoen.

Gemeentefonds

50

175

200

225


- WVG/Chronisch zieken

Er vinden intensiveringen plaats in de Wvg. Deze middelen zijn toegevoegd aan het Gemeentefonds. Overigens is er voor jonggehandicapten met een Wajong-uitkering een fiscale faciliteit geïntroduceerd om hun inkomstenniveau op te trekken naar dat van ouderen.

Zorg

1415

3021

4506

5660

VWS

1415

3021

4506

5660

In het Regeerakkoord is in totaal 5,66 mrd aan de zorg toegevoegd. Deze 5,66 mrd bestaat uit 3,46 mrd reeds beschikbare volumegroei en
2,2 mrd extra intensiverings-middelen (overeenkomend met groei van
2,3% per jaar). De aan de zorgsector toegevoegde middelen zijn in de meeste sectoren middels meerjarenafspraken belegd.


- curatieve zorg

593

778

1142

1495

Met de huisartsen en de paramedici zijn meerjarenafspraken overeengekomen over de aanwending van de middelen. Met de ziekenhuizen en de specialisten zijn akkoorden gesloten over de hoogte van de intensiveringsgelden.


- geestelijke gezondheidszorg

127

133

230

256

In de sector GGZ zijn geen meerjarenafspraken gesloten omdat door het vorige kabinet al is besloten tot capaciteitsuitbreiding in de zorg via bouw van nieuwe faciliteiten.


- gehandicaptenzorg

136

245

376

386

Met de sector zijn meerjarenafspraken gemaakt over de inzet van de intensiveringen. Dit ligt op schema. Een deel van deze RA-middelen is versneld ingezet voor de reductie van wachtlijsten in de gehandicaptenzorg.


- ouderen- en thuiszorg

368

1084

1558

1903

Met de sector zijn afspraken gemaakt over de inzet van de intensiveringen. Dit ligt op schema. Een deel van de RA-middelen is versneld ingezet voor reductie van wachtlijsten in de verpleging/verzorging.


- genees- en hulpmiddelen

215

774

1161

1548

In het Regeerakkoord is uitgegaan van een volumegroei bij de medicijnen van ca. 6%. Om deze 6% te realiseren dienen onder meer de maatregelen uit het met de Tweede Kamer besproken Plan Koopmans tijdig geïmplementeerd te worden (voornamelijk beheersing van poliklinisch voorgeschreven geneesmiddelen en de invoering van het Electronisch Voorschrijfsysteem).


- overig


-23,6


7,1

38,8

71,4

Sociale infrastructuur

25

50

75

100

BZK

12,5

25

37,5

50


- inburgering

Deze middelen zijn bestemd voor inburgering van oudkomers (langer in Nederland verblijvende allochtonen). Het merendeel van deze middelen is toegevoegd aan de regeling sociale integratie en veiligheid ten behoeve van de 25 grootste gemeenten in ons land. In de afgesloten convenanten in het kader van het Grote Stedenbeleid zijn over de inzet van deze middelen afspraken gemaakt. Het restant van de middelen is bedoeld voor de inburgering van oudkomers in de andere steden.

VWS

25

37,5

50


- jeugdbeleid

In het kader van een brede aanpak omtrent het Jeugdbeleid zijn de Plannen van Aanpak eerder dit jaar met de Tweede Kamer besproken. Tevens is dit jaar het beleidskader voor de nieuwe wet op de Jeugdzorg met de Tweede Kamer besproken.

Doorwerking GF/PF

75

245

275

335

Tabel 2: Regeerakkoordintensivering Infrastructuur

Maatregel (bedragen in miljoenen)

Totaal

1999

2000

2001

2002

Stand van zaken

6.42511

NB. De RA-intensivering voor infrastructuur bedraagt 6.200 miljoen; het restant komt, conform RA, uit de vrije ruimte op de begrotingen.


a. Bereikbaarheid

2.730

328

704

773

925

Infrastructuurfonds

Hoofdwegennet

Regionaal/lokaal vervoer

Rail personenvervoer

Rail goederenvervoer

Vaarwegen


+

Inpassingsbudget wegen/OV/Vaarwegen (na 2002)

Na het vaststellen van het geïntegreerde investeringsprogramma Bereikbaarheid, in samenhang met het Infrastructuurfonds in het MIT zijn aanvullende afspraken gemaakt met de regios. Op basis van een bijstelling van de geraamde prijsbijstelling ad 2,3 miljard en met verdeling van de 2 miljard uit het RA voor extra inpassing zijn extra projecten aan het programma tot en met 2010 toegevoegd (zie brief van 4 december 1998 aan de TK). Tevens kunnen regios door voorfinanciering projecten laten versnellen.

In de Monitoringsrapportage van dit voorjaar wordt per maatregel een korte stand van zaken gegeven.

VenW

Rekeningrijden

535

50

160

160

165

Voor het aanvankelijke voornemen zijn uitvoeringskosten gemaakt. De ramingen in de komende jaren worden betrokken bij de voorbereidingen van een kilometerheffing.


b. Vitaliteit Steden

930

110

240

265

315

Algemeen

In 1998 zijn doorstartconvenanten met de Grote Steden gesloten. Het instrument om stedelijke vernieuwing te stimuleren is het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Dit instrument is te beschouwen als de fysieke kolom van het overkoepelende GSB, dat verder bestaat uit een sociale en een economische kolom.

EZ

Stadseconomie (v/h Bedrijventerreinen)

17

36

40

47

Op basis van ontwikkelings- en investeringsprogrammas van steden zijn in december 1999 meerjarentoezeggingen aan steden voor de periode tot en met 2004 gedaan.

VROM

Sleutelprojecten

12

27

30

36

De sleutelprojecten zijn nog volop in ontwikkeling. De beschikbare middelen zijn nog gereserveerd in het FES.

OCenW/VROM

Monumentenzorg

14

31

34

41

OCenW: De plannen voor monumentenzorg zijn vanwege de bestaande toekenningssystematiek geaccordeerd tot en met 2008. De inzet van middelen voor Rijksmonumenten niet in rijksbezit, wordt in overeenstemming met de VNG, in verband gebracht met het plannen voor het ISV en het GSB.

VROM: Inmiddels wordt de restauratie van reeds 31 geselecteerde Rijksmonumenten in rijksbezit ter hand genomen.

VROM

Stedelijke vernieuwing en Lokale Milieuhinder

56

121

134

159

In relatie met het bestaande ISV, worden de middelen beschikbaar gesteld voor de grootstedelijke programmas tot en met 2004.

BZK

Fonds Leefbaarheid Grote Steden

11

25

27

32

Ter verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid van de leefomgeving worden in het kader van de meerjaren ontwikkelingsprogrammas van de G25 middelen beschikbaar gesteld.


c. Milieu

350

42

89

96

123

EZ/VROM

Milieutechnologie

7

16

17

20

De (uitbreidingen van de) programmas Economie, Ecologie en Technologie (EET) en het Programma Milieutechnologie (ProMT) zijn in uitvoering genomen.

EZ

Duurzame energie-

Impuls

10

20

23

27

Er worden 2 onderzoeks- en demonstratieprogrammas onder beheer van Novem geïntensiveerd en er is een subsidiefaciliteit gecreëerd voor warmtepompboilers.

VROM/VenW

Sanering waterbodems

20

28

31

36

De voornemens voor realisering van additionele stort- en verwerkingsfaciliteiten, voor sanering in regionale wateren en voor waterbodems in gemeentelijke en regionale wateren zijn in uitvoering genomen.

VROM

Overige NMP3-opties


5

25

25

40

Met de middelen wordt uitvoering gegeven aan maatregelen op het gebied van aanvullend stikstofbeleid, klimaatbeleid, bronbeleid voor Nox en geluid, en voor een stimuleringsregeling vervanging loden leidingen.

Ruimtedruk en


-kwaliteit

745

147

206,5

201

224,5

LNV

Natte natuur, reservering EHS, Agrarisch natuur- en landschapsbeheer, Glastuinbouw

67

126,5

121

144,5

De concrete uitwerking van de projecten Natte natuur (Ijsselmeer/Randmeren, Zuid-Hollandse Delta e.a.) is in overleg met betrokken bestuurders en maatschappelijke organisaties vastgesteld. De grondverwerving tbv de EHS ligt door de impuls kwantitatief (qua hectares) op schema. Inmiddels is een aantal natuur- en landschapsbeheerprojecten in bijzondere landschappen in uitvoering genomen. Tevens zijn middelen beschikbaar gesteld in het kader van groen in en om de stad (ISV-kader). Voor de glastuinbouw is inmiddels de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (Stidug) in werking getreden. Deze regeling is gericht op de inrichting van nieuwe, hoogwaardige vestigingslokaties voor de glastuinbouw.

LNV

Reconstructie / Kwaliteitsimpuls zandgronden

80

80

80

80

Op grond van de reeds in werking getreden Regeling voor bedrijfsbeëindiging en verplaatsing varkenshouderijbedrijven zijn veel aanvragen toegekend. In het kader van de kwaliteitsverbetering zijn inmiddels pilots opgestart. Een deel van de middelen zal worden ingezet ten behoeve van het integrale mestbeleid. Daarnaast worden middelen beschikbaar gesteld in het kader van de herstructurering van de melkveehouderij en kennisontwikkeling en -verspreiding met betrekking tot nitraat.


e. Kennis


1.135



209



300



311



315


NB: Een aantal projecten hebben ten opzichte van 1998 een gewijzigd kasritme.

OCenW

Technocentra


16



12



12


De plannen voor technocentra zijn met de TK besproken en worden thans in uitvoering genomen. Besloten is om in plaats van pilots, in deze kabinetsperiode te komen tot een landelijk gespreid stelsel van circa
15 technocentra. Een regeling is inmiddels uitgewerkt.

Diversen

Onderzoek (kennis en toepassing)


24



76



90



93


De kennisprojecten zijn in uitvoering genomen.

EZ

Internet / Exchange / diensten


25



38



39



40


Dit onderwerp is uitgewerkt in het project Gigaport, dat is goedgekeurd en in uitvoering is genomen.

OCenW

ICT Onderwijs


160



170



170



170


Het plan voor ICT in het onderwijs is inmiddels goedgekeurd. De middelen zijn verdeeld over de beleidsterreinen en de scholen zijn op de hoogte gesteld. De uitrol van Kennisnet is van start gegaan in de BVE- en VO-sector.

Regeerakkoordombuigingen

In onderstaande tabel 3 wordt, op basis van de tabel op pagina 66 van het Regeerakkoord, een overzicht gegeven van de stand van zaken. Aangezien in het Regeerakkoord tevens is afgesproken dat de maatregelen die in de zorg zijn genomen ten gunste van de zorg blijven, zijn deze niet in tabel 3 opgenomen. Om tóch inzichtelijk te maken hoe de maatregelen in de zorg zich uitkristalliseren is een aparte tabel 4 opgesteld, die qua opzet vergelijkbaar is met tabel 3.

Tabel 3: Regeerakkoordombuigingen

Ombuigingen (in miljoenen guldens)


1999



2000



2001



2002


Stand van Zaken

Doelmatigheid


474



1117



1747



2334





1. Arbeidsproductiviteit collectieve sector


110



220



330



450


Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd en er zullen geen besparingsverliezen optreden.


2. Volume-taakstelling departementen


36

72

108

144

Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd en er zullen geen besparingsverliezen optreden.


3. Budgettering incidentele loonstijging


73

170

285

435

Bij Miljoenennota 1999 is deze taakstelling verwerkt op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden. De jaarlijkse uitdeling loonbijstelling is, respectievelijk wordt, vervolgens voor deze taakstelling gekort; de ombuiging wordt dus per definitie volledig gerealiseerd. Voor de sector onderwijs en wetenschappen is de taakstelling naar rato verdeeld over de relevante begrotingen (OCenW en LNV).


4. Vergroting doelmatigheid departementale

aankoop

62

123

185

246

Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd en er zullen geen besparingsverliezen optreden.


5. Externe advisering

18

37

54

54

Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd en er zullen geen besparingsverliezen optreden.


6. Efficiency uitvoeringskosten uvis en SVB

50

250

400

500

De SVB en de uvis hebben een aantal plannen waarmee de taakstelling zal worden gerealiseerd. Een aantal plannen van de uvis voor de komende jaren wordt nog nader uitgewerkt en besproken met het LISV.


7. Efficiency Arbvo/SWI


25

50

75

100

Deze ombuiging is taakstellend op de budgetten van Arbeidsvoorziening en het Gemeentefonds verwerkt. De ombuiging wordt gerealiseerd.


8. Tendering en uitbesteding VenW


0

30

60

90

De verlagingen zijn programmatisch verwerkt in het Infrastructuurfonds respectievelijk via doelmatigheidsbesparing op het beleidsterrein van personenvervoer verwerkt in de begroting van VenW.


9. LNV


50

90

125

150

Op de begroting van LNV is een aantal maatregelen genomen, die zijn toegedeeld naar diverse artikelen. Het betreft hier onder meer een beperking van de apparaatsuitgaven en een beperking van een aantal subsidies. Besparingsverliezen zullen zich bij deze maatregel niet voordoen.


10. Gevangeniswezen


25

50

75

115

De Tweede Kamer is via brief nr. 49 (TK 26.200 VI) geïnformeerd over de invulling van de taakstelling van 115 miljoen bij de gevangenissen. In de brief worden de concrete maatregelen genoemd, die op dit moment door justitie concreet worden geïmplementeerd.


11. Efficiency uitvoering IHS


25

25

50

50

De maatregelen zullen effect hebben bij de verhuurders en bij het ministerie zelf. Door de aanvragen geautomatiseerd te verwerken wordt de vergoeding voor uitvoerignskosten van verhuurders uitgespaard; tezamen met het aandeel van het ministerie leidt dit tot een structurele besparing oplopend tot ruim f 60 miljoen vanaf 2002. Zoals het er thans naar uitziet wordt de taakstelling in 2001 niet geheel (tekort 12 mln) en in 2002 en latere jaren ruimschoots gehaald (overschot ca 14 mln). Tekort en overschot komen ten laste respectievelijk ten gunste van het specifieke beeld van VROM.

Marktconforme prijzen

135

170

260

300


1. Nieuw contract gasprijs tuinders



35



70



110



150


Invulling van de maatregel heeft gedeeltelijk plaatsgevonden via een verhoging van de gasbatenraming met de geraamde meeropbrengst als gevolg van de nieuwe contracten voor de tuinbouwsector. Een bedrag van structureel 45 miljoen vanaf 1999 is gerealiseerd, waardoor vanaf 2000 dus een besparingsverlies op deze ombuiging is opgetreden. Budgettair heeft het accepteren van het besparingsverlies geen effect gehad, aangezien bij de meest recente gasbatenramingen reeds rekening is gehouden met een lagere opbrengst gasprijs tuinders.


2. Verkoop agrarische domeinen


100

100

150

150

De maatregel is verwerkt in de ontvangsten uit de verkoop domeinen. In verband met extra ontvangsten in 1999 is de taakstelling voor 2001 en 2002 middels een intertemporele compensatie naar beneden aangepast tot 125 miljoen in 2001 en 100 miljoen in 2002. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de taakstelling niet gerealiseerd gaat worden.

Decentralisatie

0

250

375

500


1. ABW-volume


0


250



375



500


In het Regeerakkoord is afgesproken dat de ingeboekte bezuiniging moet worden gerealiseerd door een verhoging van het gemeentelijk aandeel in de financiering van de bijstand. Met de gemeenten is afgesproken om dit aandeel per 2001in beperkte mate te verhogen (van 10% naar 25%). Het is twijfelachtig of met deze maatregel de ombuiging (volledig) gerealiseerd zal worden.

Arbeidsvoorwaarden overheid

0


133



267



400





1. Functioneel Leeftijdsontslag


0


33



67



100


Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel toegedeeld naar diverse begrotingen, met name de begrotingen van Defensie en BZK (sector Politie). Voor beide sectoren geldt dat overeenstemming is bereikt over maatregelen voor de FLO.


2. Ziektekostentegemoetkomingen


0


100



200



300


Bij Miljoenennota 1999 is deze maatregel verwerkt op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden. Nadien is een verdeling afgesproken over de sectoren Rijk, Onderwijs en Wetenschappen, Rechterlijke Macht, Politie en Defensie. De op basis van deze verdeling berekende percentageszullen in het desbetreffende jaar als korting op de kabinetsbijdrage voor de arbeidsvoorwaarden worden verwerkt.

Concrete maatregelen t.a.v. de ziektekostentegemoetkomingen vallen onder het overeenstemmingsvereiste. Voor alle sectoren geldt dat inmiddels concrete maatregelen zijn genomen in de CAOs.

Onderwijs


25



50



75



100





1. Wacht- en lesgelden



25



50



75



100


De maatregel wachtgelden is taakstellend verdeeld over de onderwijssectoren. De lesgelden worden op basis van de Les- en cursusgeldenwet geïndexeerd. Daarnaast is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aangepast waarmee de jaarlijkse indexering van collegegeld met ingang van het collegejaar
1999/2000 plaatsvindt. Besparingsverliezen worden niet voorzien.













Volume Sociale Zekerheid


170



335



500



665





1. Volume WAO/vangnet ZW (keuringspraktijk/arbo)


75



150



225



300


Het kabinet heeft in het najaar van 1998 een Plan van aanpak voor terugdringing van het WAO-volume gepresenteerd; de uitwerking verloopt traag. Hervormingen van het poortwachtersmodel zijn in juni 2001 in de TK behandeld zodat het nieuwe Poortwachtersmodel nog niet operationeel is.moeten nog worden uitgewerkt. Opwaartse bijstellingen van het volume sinds Regeerakkoord lijken erop te wijzen dat het realiseren van de ombuiging op zijn minst vertraging oploopt.


2. Volume WAO/vangnet ZW a.g.v. reductie wachtlijsten zorg


50



100



150



200


Van deze ombuiging slaat 150 miljoen in 2002 neer bij de geprivatiseerde ziektewetuitgaven (geen onderdeel uitgavenkader). De overige 50 miljoen zal gerealiseerd moeten worden door een verkorting van de wachttijden zorg en zorginkoop (verdeling onbekend). Het Platform aanpak wachttijden curatieve zorg (Commissie Dees) werkt mogelijke voorstellen voor realisatie van deze ombuiging verder uit. De zorginkoop loopt in elk geval vertraging op. Voor de verkorting van de wachttijden zijn al wel maatregelen in gang gezet. De effecten hiervan zijn echter nog niet bekend.


3. Volume WW


25

50

75

100

Een aantal van de voorstellen voor realisatie van de ombuiging zijn reeds ingevoerd en een aantal nog niet. Het betreft met name voorstellen voor het activerend ouderenbeleid. Hierover is inmiddels door de SER geadviseerd. Het SER-advies is besproken in de Commissie Borstlap. Dit heeft geresulteerd in twee regelingen: fiscale faciliëring VUT afgeschaft (vanaf 2002), invoeren van de sollicitatieplicht voor ouderen (per 1/7/2002).


4. Vrijval ABW en arbeidsongeschiktheidsuitkering (WSW)
20

35

50

65

Als gevolg van de intensivering bij de WSW treedt vrijval op bij de ABW en de arbeidsongeschiktheidsregelingen.

Specifieke maatregelen zorg

0

15

30

45


1. Verhaalsrecht AWBZ


0


15



30



45


De stand van zaken wordt toegelicht in tabel 4.

Buitenlandbeleid


569



1025



1575



2000





1. Beperking EU-uitgaven


0


425



925



1300


Deze maatregel is reeds volledig gerealiseerd via de uitkomsten van Berlijn.


2. Verbreding begrip internationale samenwerking (non-ODA)


69



100



150



200


Gerealiseerd; de binnenlandse apparaatsuitgaven van Buitenlandse Zaken zijn onder de hgIS gebracht, onder aftrek van de in het Regeerakkoord opgenomen budgettaire taakstellingen.


3. Opvang A-statushouders onder ODA



125



125



125



125


Gerealiseerd. Bij Miljoenennota 1999 zijn de uitgaven voor A-statushouders uit ontwikkelingslanden onder de hgIS gebracht.


4. Defensie



375



375



375



375


De maatregel is volledig gerealiseerd. Voor 1999 was dit reeds in de Voorjaarsnota gebeurd, voor 2000 en latere jaren is dit geëffectueerd en geïllustreerd in de Defensienota. In de Defensienota zijn posterioriteiten en nieuwe prioriteiten aangekondigd, die per saldo resulteren in de ombuiging van 375 miljoen. Bij Voorjaarsnota 2000 is een deel van de taakstelling - de in de Defensienota voorziene opheffing van een F-16 squadron gecompenseerd, nadat de Kamer had aangegeven het squadron te willen behouden (45 miljoen vanaf 2000).

Overige ombuigingen


126



431



681



1308





1. Versneld afschaffen BWS


0

0


60



145


Gerealiseerd door een verlaging van de rijkssubsidiëring aan budgethouders en corporaties. Er zal geen besparingsverlies optreden.


2. Verrekening lokatiegebonden subsidies


0


50



50



50


In het Regeerakkoord is besloten tot een intertemporele compensatie op de budgetten voor Locatiegebonden Subsidies (BLS) van 2000 t/m 2002 naar 2003 en 2004. De kasverschuiving was ingeboekt met de verwachting dat de woningbouwrealisaties op Vinexlokaties zou achterblijven en zich in latere jaren zou herstellen. Gebleken is dat de realisaties toch op schema liggen en derhalve is de intertemporele compensatie teruggedraaid (VJN 2000).


3. Vermindering subsidies en kredieten EZ



40



80



95



110


Invulling heeft plaatsgevonden op diverse artikelen op de begroting van EZ waar subsidies en kredieten worden verantwoord. De taakstelling is voor het jaar 1999 en 2000 is volledig gerealiseerd; voor 2001 en later worden geen besparingsverliezen voorzien.


4. Vermindering kredieten FIN



20



40



40



40


De maatregel is verwerkt op het artikel bijzondere financiering.


5. Verhogen boeten en transacties


60

60

60

60

In het Regeerakkoord is de raming voor Boeten en Transacties verhoogd met structureel 60 miljoen. Justitie en financiën zijn overeengekomen dat de verhoging niet ingevuld zal worden door een verhoging van de bedragen voor Boeten en Transacties, maar door een intensivering van het verkeerstoezicht. Deze intensivering zal per saldo jaarlijks 60 miljoen opleveren.


6. Fraudeplan


-23

42

138

285

De besparing wordt gerealiseerd door verschillende fraudebestrijdingsmaatregelen, op de terreinen van SZW, de fiscaliteit en de horizontale fraudebestrijding (i.h.b. politie, magistratuur en bijzondere opsporingsdiensten). De maatregelen worden op dit moment geïmplementeerd. Vooralsnog zijn er geen redenen om aan te nemen dat de ombuiging niet gerealiseerd zal worden.


7. Tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik fiscale regelgeving
0

100

150

500

De RA-ombuiging wordt ingevuld binnen een integraal pakket voor ondernemers (ondernemerspakket 21e eeuw). Het wetsvoorstel terzake is naar de Tweede Kamer gestuurd en is in werking getreden per 2001. Op dit moment is er geen aanleiding om besparingsverliezen te veronderstellen.


8. Algemene indexatie eigen bijdragen


29

59

88

118

Deze maatregel is bij Miljoenennota 1999 naar rato toegedeeld aan de diverse begrotingen. De begrotingsramingen zijn structureel verlaagd en er zullen geen besparingsverliezen optreden.

Totaal

1499

3526

5510

7652

Tabel 4: Regeerakkoordombuigingen Zorg

Ombuigingen (in miljoenen guldens)

1999

2000

2001

2002

Stand van Zaken


1. Geneesmiddelen verzorgingshuizen (*)



25



25



25



25


Deze taakstelling wordt per 2001 gerealiseerd met de overgang van verzorgingshuizen naar de AWBZ per 1-1-2001. Het besparingsverlies is in 1999 en 2000 elders in het BKZ gedekt.


2. Beperking groei hardlopende geneesmiddelen(*)


10



20



30



40


Ten opzichte van de taakstelling Miljoenennota 1999 is het beleid t.a.v. hardlopende geneesmiddelen (cholestorol-verlagende middelen, maagzuurremmers en slaapmiddelen) aangescherpt, dit heeft tot ruimte geleid in 2000 en 2001. Deze meevaller is aangewend voor tegenvallers en besparingsverliezen elders. .


3. Overheveling buiten-WTG (*)



155



155



155



155


Over het buiten de WTG plaatsen van geneesmiddelen is een onderzoek uitbesteed aan de Ziekenfondsraad (m.n. gericht op de positie van chronisch zieken), waardoor de geplande invoering per 1-1-99 niet kon worden gerealiseerd, maar per 1-4 99. Daarnaast is de ruimte voor de toelating van nieuwe geneesmiddelen vergroot. Dit tezamen resulteert in een besparingsverlies van 115 miljoen in 1999 en 20 miljoen structureel. Dit verlies is inmiddels gedekt uit meevallers elders in het BKZ.


4. Kortingen en bonussen apothekers (*)



150



150



150



150


De taakstelling bij Miljoenennota 1999 is gerealiseerd door een generieke korting op de inkoopvergoeding. Inmiddels is een additionele taakstelling opgenomen van 75 miljoen in 1999 tot 225 miljoen in 2002 welke op schema ligt.


5. Koopmans (*)





80



295



555


Afgesproken is dat per 1-1-2000 de poliklinisch voorgeschreven geneesmiddelen gebudgetteerd gaan worden. Wel is rekening gehouden met een tegenvaller van 60 miljoen tot 2002. T.b.v. de realisering van de plannen Koopmans rond het Farmaco Transmuraal Therapeutisch Overleg en de invoering van het Electronisch Voorschrijfsysteem bij huisartsen, wordt momenteel beleid ontwikkeld. In de meerjarenafspraken is overeengekomen dat de LHV en het NHG het electronisch voorschrijfsysteem in de huisartsenpraktijk vanaf 2002 ingevoerd zullen hebben.


6.TVK-hulpmiddelen



150



200



200



200


Deze taakstelling is gedeeltelijk meegenomen in de bijstelling van de uitgavenraming van de Zorgnota 2000 (van 6% naar 9,5%). Wat nog resteert zijn de maatregelen uit het Plan van Aanpak hulpmiddelen (uit
1998) die nog gerealiseerd moeten worden. Daarnaast is inmiddels een additionele taakstelling ingeboekt van 47 mln in 2000, 80 mln in 2001 en 2002. Ter invulling hiervan dienen de maatregelen uit het Actieprogramma uitgavenbeheersing hulpmiddelen (2000).


7. Prijsbijstelling hulpmiddelen



10



10



10



10


Zie toelichting TVK-hulpmiddelen; de taakstelling wordt meegenomen in het totaalpakket hulpmiddelen.


8. Verhaalsrecht AWBZ



15



30



45



60


Het wetsvoorstel hiertoe is in het Parlement aangenomen.


9. Centrale inning CAK




50

50

50

De centrale inning van de eigen bijdragen wordt per 1-7-2001 ingevoerd. Door de vertraging met een anderhalf jaar is een besparingsverlies van 50 miljoen in 2000 en 25 mln in 2001 optreden.


10. Zittend ziekenvervoer


48

48

48

48

Met de zorgverzekeraars zijn afspraken gemaakt over deze taakstelling.


11. Modernisering GVS (*)


255

255

255

255

De feitelijke opbrengst van de modernisering GVS blijft achter bij de taakstelling. Er is een beparingsverlies opgenomen van 110 miljoen in 1999 en 97 miljoen structureel. Dit verlies is binnen het BKZ gecompenseerd.


12. 3e VGR/Britse Pond (*)




51

30

10

Door de stijging van de koers van het Britse Pond zijn de geneesmiddelenprijzen meer gestegen dan geraamd. Hiervoor is bij de 3e VGR1998 een taakstelling opgenomen. Deze is niet met maatregelen belegd, waardoor er een besparingsverlies is opgetreden. Inmiddels zijn door verdere appreciatie nieuwe tegenvallers opgetreden welke binnen het BKZ gecompenseerd zijn.


13. Prijsbijstelling geneesmiddelen (*)


45

45

45

45

De structurele doorwerking is in het beeld verwerkt


14. Beperking incidenteel




15


50

100

In overleg met de werkgevers is overeenstemming bereikt over het realiseren van deze taakstelling.

15. Beheerskosten particuliere verzekeraars

10

10

10

10

Deze taakstelling is gerealiseerd via afboeking van het kader.


16. Beheerskosten WTZ


10

10

10

10

Deze korting is deels gerealiseerd door een bevriezing van de administratiekostenvergoeding, het resterende bedrag wordt gerealiseerd door een nieuw systeem van administratiekostenvergoeding.


17. Doelmatiger inkoop



100

200

300

Deze taakstelling is verwerkt in de meerjarenafspraken met de zorginstellingen.


18. Beheerskosten ZFW


50

50

50

50

Deze taakstelling vloeit voort uit het afschaffen van de eigen bijdrage ZFW en is verwerkt in de budgetten

(*) Voor een uitgebreidere toelichting op de ombuigingen in het geneesmiddelendossier wordt verwezen naar een separate notitie.

Vraag 11

In het Centraal Economisch Plan (CEP) was voor het jaar 2002 al een beperkte overschrijding van het uitgavenkader voorzien. In deze Voorjaarsnota zitten enkele miljarden aan structurele intensiveringen. Kan worden toegelicht hoeveel van de collectief gefinancierde fl. 6,5 miljard uitgavenimpuls een structureel karakter heeft en kan toegelicht worden met hoeveel het uitgavenkader daardoor in 2002 wordt overschreden?

Vraag 33

Welk deel van het bedrag aan intensiveringen is structureel?

Vraag 50

Hoe werkt de uitgavenverhoging in de zorg, gericht op de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?

Vraag 54

Hoe werkt de uitgavenverhoging in het onderwijs, gericht op de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?

Vraag 55

Hoe werkt de uitgavenverhoging bij de politie, gericht op de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?

Vraag 63

De intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten lopen op van fl.2151 miljoen in 2001 tot fl. 3,5 à fl. 4 miljard structureel. Volgens welk tijdpad wordt het structurele bedrag gehaald?

Antwoord

Over de besluitvorming van het kabinet met betrekking tot het uitvoeringsjaar van de begroting wordt het parlement, conform de Comptabiliteitswet, geïnformeerd in de Voorjaarsnota.

De besluitvorming die jaarlijks in het voorjaar binnen het kabinet plaatsvindt over de begroting van het volgend jaar is naar haar aard nog op hoofdlijnen en zal in de zomermaanden nader worden uitgewerkt. Deze besluitvorming krijgt vervolgens haar beslag in de Miljoenennota en de daarbij behorende begrotingen die op Prinsjesdag aan het parlement worden aangeboden.

Vraag 12

Hoe verhouden de uitgavenimpulsen voor de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten collectieve sector zich met de volume-taakstelling departementen uit het Regeerakkoord?

Antwoord

Bij de invulling van arbeidsmarktbeleid naar aanleiding van de Rapportage De Arbeidsmarkt in de collectieve sector heeft specifiek beleid ter vermindering van knelpunten steeds centraal gestaan. Er is een groot aantal doelgerichte maatregelen getroffen die de collectieve sector waar nodig aantrekkelijker zullen maken als werkgever. Ook departementen zullen in de toekomst beter in staat zijn om goed gekwalificeerd en voldoende personeel aan te trekken. De volumetaakstelling voor de departementen in het Regeerakkoord is van een geheel andere orde. Daarin ligt een generale opdracht aan de departementen om efficiënter en dus met minder mensen het uitgezette beleid te realiseren. De uitgavenimpulsen bij VJN zullen aan die opdracht alleen maar positief bijdragen. Overigens draagt de volumetaakstelling in zichzelf al een verlichtend karakter ten aanzien van arbeidsmarktknelpunten, in die zin dat het de vraag naar arbeid vermindert.

Vraag 13

Van de extra uitgaven van fl. 6,7 miljard wordt fl. 6,5 miljard collectief gefinancierd. Hoe wordt de rest gefinancierd? Leidt dit tot een premiestijging?

Vraag 14

Werden niet-collectief gefinancierde intensiveringen in eerdere Voorjaarsnotas ook onder de totale intensiveringen geschaard? Werd dit in het verleden ook apart vermeld?

Vraag 30

In tabel 1 en 3 is er een verschil tussen de totale uitgavenimpuls en de collectieve financiering. Vindt de overige financiering plaats door middel van een stijging van de particuliere ziektekostenpremies.

Vraag 34

Hoe worden de extra uitgaven voor zorg (fl. 2,2 miljard) gefinancierd? Met hoeveel procent zullen de particuliere ziektekostenpremies stijgen als gevolg van de extra uitgaven in de zorg?

Antwoord

Van de zorguitgaven wordt het overgrote deel (86%) collectief gefinancierd. De overige 14% wordt betaald uit de particuliere ziektekostenpremies. Van de extra uitgaven aan de zorg uit de Voorjaarsnota 2001 wordt derhalve een deel betaald door de particuliere ziektekostenverzekeraars.

De premies particuliere ziektekostenverzekeringen voor 2001 zijn vastgesteld. Ramingen voor 2002 zullen volgen op Prinsjesdag.

Ook vorig jaar is in de presentatie onderscheid gemaakt tussen collectief en niet-collectief gefinancierde zorguitgaven.

Vraag 15

Is fl. 0,6 miljard het maximum dat - naar de huidige stand van zaken - via het FES-bruggetje kan worden ingezet of is in principe meer ruimte beschikbaar? Welke dollarkoers en olieprijs zijn verondersteld?

Vraag 74

Hoeveel bedraagt de meevaller bij de voeding van het FES en kan deze meevaller worden onderbouwd?

Vraag 77

Uit de Voorjaarsnota blijkt dat fl. 600 miljoen wordt gebruikt voor het FES-bruggetje. Hoe wordt dit bedrag precies gedekt?

Vraag 97

In welk opzicht is de raming voor de aardgasbaten gewijzigd en in hoeverre is de Tweede Kamer daarbij betrokken geweest?

Vraag 103

Welke veronderstellingen inzake dollarkoers en olieprijs zijn gehanteerd bij de raming in de Miljoenennota 2001, respectievelijk bij de huidige raming in de Voorjaarsnota en zijn deze dezelfde als de ramingen van het CPB?

Vraag 130

Van welke dollarkoers en olieprijs wordt uitgegaan bij de bijgestelde raming voor 2001, en van welke cijfers werd uitgegaan bij de oorspronkelijke raming en voor de jaren vanaf 2002?

Antwoord

In 2001 zijn er wijzigingen in de voeding FES opgetreden als gevolg van hogere gasbaten, een andere spreiding van de verkopen staatsdeelnemingen en de omzetting van de opbrengst UMTS in een annuïteit. De budgettaire gevolgen van het voorgaande worden in de onderstaande tabel weergegeven.

2001

Hogere gasbaten


+ 332

Andere spreiding verkopen staatsdeelenemingen


-160

UMTS-annuiteit


+266

Totaal


+438

Uit de tabel blijkt dat er 438 mln extra voeding FES in 2001 is. Dit is lager dan de verhoging van het bruggetje met 552 mln in 2001. Voor de beoordeling van de ruimte in het FES is de meerjarige ruimte in het fonds maatgevend. Binnen de planningsperiode van 10 jaar is er geen extra ruimte voor het gebruik van het bruggetje. Volgens huidig inzicht is het eerder verstandig de taakstelling verkoop staatsdeelnemingen te verlagen, hetgeen de ruimte zal verkleinen.

In de oorspronkelijke raming 2001 is uitgegaan van een dollarkoers van 2,20 en een olieprijs van 24$. In de huidige ramingen is de dollarkoers in 2001 2,20 en de olieprijs 25$. Deze veronderstellingen zijn conform het CEP. In de Miljoenennota 2001 werd voor 2002 en latere jaren uitgegaan van een olieprijs van 17,5$ en een dollarkoers van 2,05.

Vraag 16

Stel dat de economische groei in het jaar 2001 uitkomt op 2,75% in plaats van de nu geraamde 3,25% BBP, hetgeen zal leiden tot lagere ontvangsten dan begroot. Wat is daarvan het effect op het EMU-saldo?

Vraag 17

Als mocht blijken dat de economische groei een ½%-punt lager uitkomt dan nu geraamd, zal dat dan leiden tot een overschrijding van de uitgavenkaders (meer werkloosheid en minder rentebesparingen als gevolg van lager overschot) en zo ja, met hoeveel.

Vraag 43

Wat zijn de gevolgen voor het EMU-saldo bij een groei van 2,75% in 2001 en 2002?

Antwoord

Ontvangsten

De relatie tussen de ontvangsten en het BBP kan worden uitgedrukt in de macro progressiefactor. Dit is de verhouding van de procentuele toename van de inkomsten ten opzichte van de (nominale) groei van het BBP. De progressiefactor kan sterk fluctueren. Gegeven een opbrengst van belasting en premies van 360 miljard gulden is, bij een lagere groei van het BBP met 0,5% en een progressiefactor van 1, het effect op het EMU-saldo door een derving van de inkomsten een lager saldo van
1,8 miljard gulden.


Uitgaven

De relatie tussen het BBP en de uitgaven is minder eenvoudig te leggen. Ervan uitgaande dat de lagere groei neerslaat in hogere werkloosheidsuitgaven, leidt dit samen met iets hogere rente-uitgaven vanwege het ongunstiger saldo tot circa ½ miljard hogere uitgaven. Indien de lagere groei niet neerslaat in de werkloosheid zal het effect op de uitgaven minder groot zijn.

EMU-saldo

Per saldo verslechtert het EMU-saldo met ongeveer ¼% BBP.

Vraag 17

Als mocht blijken dat de economische groei een ½%-punt lager uitkomt dan nu geraamd, zal dat dan leiden tot een overschrijding van de uitgavenkaders (meer werkloosheid en minder rentebesparingen als gevolg van lager overschot) en zo ja, met hoeveel.

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 16.

Vraag 18

In welke mate stijgt de inflatie door de uitgavenimpuls?

Vraag 32

Kan de regering een berekening geven van het effect van de in de Voorjaarsnota aangekondigde uitgavenintensiveringen op de ontwikkeling van de inflatie?

Vraag 49

Welke gevolgen voor de middellange termijn heeft de uitgavenimpuls van fl. 6,7 miljard voor 2001 op de inflatie?

Antwoord

De uitgaven blijven binnen het afgesproken uitgavenkader, zodat uit dien hoofde geen extra druk op de inflatie ontstaat. Een verhoging daarenboven zoals bij voorbeeld zou voortvloeien uit de zogenoemde Balkenende-norm zou de inflatie opstuwen. Het effect van een verhoging van de collectieve uitgaven op de inflatie kan worden geïllustreerd aan de hand van een spoorboekje van de Nederlandse economie van het CPB. Dit spoorboekje laat zien dat een verhoging van de materiële overheidsuitgaven met 1% BBP een vierjaarseffect op de inflatie heeft van 0,15%-punt.

Vraag 19

Is de loonbijstelling die de departementen in deze Voorjaarsnota hebben ontvangen ter compensatie van de loonstijging in 2001 gebaseerd op de 4% uit het CEP die op bladzijde 2 wordt genoemd?

Antwoord

Ja.

Vraag 20

Hoe verhoudt zich de tegenvaller bij de werkloosheidsramingen in tabel
3 op bladzijde 2 (30.000 werklozen meer geraamd dan bij Miljoenennota) tot de constatering op bladzijde 56 dat de verwachting is dat voor
2001 een meevallende werkloosheidsontwikkeling optreedt? Hanteert de regering op dit punt andere ramingen en aannames dan het Centraal Plan Bureau (CPB)? Kan inzichtelijk worden gemaakt welke cijfers het kabinet hanteert ten aanzien van aantallen werklozen en welke meevallers daar uit voortvloeien?

Vraag 67

Hoe kan het dat er 1 miljard aan arbeidsmarktmiddelen onbesteed blijft (tabel 7) terwijl de werkloosheidsraming 30000 personen hoger uitvalt ten opzichte van de Miljoenennota (tabel 3) en het aantal WAO'ers stijgt?

Vraag 147

Van welke veronderstellingen omtrent de werkloosheid en arbeidsongeschiktheid in de jaren 2001 en 2002 wordt nu precies uitgegaan, hoe hebben deze veronderstellingen zich de afgelopen tijd ontwikkeld en welke gevolgen heeft de (volgens het Centraal Economisch Plan) oplopende werkloosheid?

Antwoord

In de VJN zit ogenschijnlijk de tegenstelling dat de werkloosheid toeneemt, maar tegelijkertijd van een meevallende ontwikkeling wordt gesproken. Om te verklaren dat er meevallers zijn (en arbeidsmarktmiddelen onbesteed blijven), terwijl de werkloosheidsraming oploopt ten opzichte van eerdere rapportages, moet goed gekeken worden waar de raming betrekking op heeft.
* Het CPB stelt ramingen op voor de (gemiddelde) omvang van de werkloze beroepsbevolking (in een bepaald jaar). Het kabinet neemt deze ramingen als uitgangspunt voor het budgettaire beeld.
* Bij VJN2001 bleek de raming voor het jaar 2001 hoger te liggen dan ten tijde van de MN2001 werd geraamd, namelijk 260 duizend in plaats van 230 duizend. Dit is zichtbaar in de plus 30.000 in de ramingen. Ten opzichte van een jaar eerder daalt de werkloosheid nog steeds. In 2000 bedroeg de werkloze beroepsbevolking 267 duizend personen, (in 1999 nog 292 duizend). Er is in 2001 dus nog wel sprake van een dalende werkloosheid, maar deze daling is minder groot dan eerder gedacht.

De verdergaande zij het minder sterke- daling van de werkloze beroepsbevolking ten opzichte van eerdere jaren geeft een indicatie van de aanhoudend krappe arbeidsmarkt. Zoals gesteld in de VJN2001 ligt het huidige arbeidsmarktprobleem vooral bij de aanbodkant. De uitgaven aan arbeidsmarktbeleid blijven op de krappe arbeidsmarkt achter bij de ramingen, omdat regelingen als de WIW, I/D-banen en RSP minder gebruikt worden dan geraamd.

Vraag 21

Wat is het gevolg voor de Nederlandse concurrentiepositie als de arbeidsproductiviteit minder sterk stijgt dan verwacht terwijl de loonstijging zich overeenkomstig de raming ontwikkelt?

Antwoord

Een verslechtering.

Vraag 22

Kan worden gespecificeerd waaraan de extra middelen in de Voorjaarsnota 2001 precies worden besteed (dat wil zeggen, met welke beleidsmatige mutaties in de verticale toelichting corresponderen de uitgavenverhogingen in Tabel 1)?

Antwoord

De uitgavenimpuls voor de Zorg (2,2 mld)is onder meer bestemd voor het terugdringen van wachtlijsten en arbeidsmarktknelpunten. Dit is terug te vinden in de verticale toelichting voor de Zorg. Tevens is een deel van de uitgavenimpuls voor de Zorg terug te vinden in de verticale toelichting op de begroting van VWS (onder meer de mutaties kwaliteitsverbetering jeugdhulpverlening en vrijwilligers).

De extra gelden voor het Onderwijs (1,5 mld) zijn zichtbaar in de verticale toelichting op de begroting van OCW. Zo worden er onder meer extra middelen uitgetrokken voor arbeidsmarktknelpunten, materieel in het primair en voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs (met name VMBO) en de OV-studentenkaart. Een deel van de uitgavenimpuls Onderwijs slaat neer op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de inburgering oudkomers.

In intensiveringen op het gebied van de Veiligheid (0,9 mld) zijn terug te vinden in de verticale toelichtingen op de begrotingen van Justitie (voor onder meer sancties, zittende magistratuur en jeugd), BZK (onder meer de capaciteitsvergroting politie, c2000 en versnelling bijdrage regionale korpsen) en LNV (voedselveiligheid).

De post Overige (2,1 mld) omvat naast de toename van het gemeente- en provinciefonds diverse extra uitgaven op verschillende begrotingen.

De uitgavenimpuls voor Natuur en Milieu (0,2 mld) betreft onder meer extra uitgaven voor milieudrukcompensatie (terug te vinden in de verticale toelichting op de begroting van VROM) en brandstofcompensatie visserij en groen/natuur (prijsstijging SGR). Deze laatste 2 intensiveringen zijn terug te vinden in de verticale toelichting op de begroting van LNV.

De intensiveringen werkgelegenheid en inkomensbeleid (0,7 mld) zijn toegelicht in de verticale toelichting Sociale Zekeherheid en Arbeidsmarkt. De intensiveringen zijn voor het grootste deel bestemd voor de inrichting van de nieuwe uitvoeringsorganisaties in het kader van SUWI, de ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en het afwikkelingsprogramma ESF. Daarnaast worden onder meer middelen uitgetrokken voor bestuurlijke afspraken en de motie Noorman-Den Uyl en MKB-convenanten.

Vraag 23

Welke doelstellingen moeten (op hoofdlijnen) worden bereikt met de uitgavenverhogingen in de Voorjaarsnota 2001?

Antwoord

Zie vraag 44.

Vraag 24

Met welke mutaties in de verticale toelichting corresponderen de ruimtevergrotende bijstellingen uit tabel 2 van de Voorjaarsnota?

Antwoord

Allereerst zij opgemerkt dat niet alle ruimtevergrotende bijstellingen
2001 terug te vinden zijn in bijlage 2 vanwege het karakter ervan. Het betreft de nominale ontwikkeling (ruilvoet), wat een saldo is van kaderaanpassing conform pBBP en loon- en prijsbijstelling (3,0 miljard gulden) en de inzet van de uitgavenreserve (0,3 miljard gulden).

De andere posten zijn op de volgende plaatsen terug te vinden in bijlage 2:

* de post rente (0,5 miljard gulden) is terug te vinden bij de uitgaven van de begroting nationale schuld (de regels wijziging kapitaalmarktberoep en rente; overigens telt deze regel niet precies op tot 0,5 miljard daar de wijzigingen in het kapitaalmarktberoep en de rente ook een niet-rentecomponent omvat).

* de post bijstellingen SZA (1,0 miljard gulden) is terug te vinden onder de uitgaven van de begroting van sociale zaken en werkgelegenheid onder punt 1 mee- en tegenvallers sociale zekerheid.

* de post EU/HGIS (0,3 miljard gulden) is voor 0,2 miljard terug te vinden in het overzicht van belastingafdrachten aan de EU (i.c. de tabel Nederlandse EU-afdrachten) en voor 0,1 miljard gulden bij de uitgaven voor internationale samenwerking (de posten BNP-ontwikkeling en EU-toerekening).

* de post inzet van het FES-bruggetje (0,6 miljard gulden) is terug te vinden bij de uitgaven van het Fonds Economische Structuurversterking.

* voor het overige betreft het diverse kleinere mutaties op diverse begrotingen.

Vraag 25

In hoeverre mogen de bedragen in tabel 1 bij elkaar worden opgeteld? Is de totale uitgavenimpuls voor het jaar 2001 waartoe de regering heeft besloten Fl. 21,5 miljard? Zo ja, ten opzichte van wat wordt er dan gerekend?

Antwoord

De Voorjaarsnota impliceert, inclusief het Regeerakkoord, een uitgavenverhoging van Fl. 21,5 miljard ten opzichte van ongewijzigd beleid. Daarvan is 14,4 miljard na het Regeerakkoord. Dit bedrag is ingevuld binnen de ruimte die onder de uitgavenkaders ontstond, met name door autonome ontwikkelingen zoals dalende rente- en sociale zekerheidsuitgaven.

Vraag 26

Kan worden toegelicht hoe het verschil wordt verklaard tussen de ruimte van fl. 6,5 miljard die in tabel 2 als extra bij de Voorjaarsnota wordt gekwalificeerd en de fl. 4 miljard die het CPB bij de opstelling van het CEP constateerde? Kan dit kwalitatief worden gedaan door bij alle posten uit tabel 2 (of tabel 7) het verschil met het CPB aan te geven?

Antwoord

Zowel in de berekeningen van het CPB als in de berekeningen van de Voorjaarsnota wordt het grootste deel van de extra ruimte verklaard door nominale ontwikkelingen. Met name door de forse stijging van de geraamde prijsontwikkeling van het BBP komt de ruimte ten opzichte van de inzichten bij de Miljoenennota 2001 ca. 3 miljard hoger uit. Het verschil met het CPB wordt dan ook vooral verklaard door de overige posten in tabel 2. Deze verschillen hangen samen met het feit dat bij het opstellen van de Voorjaarsnota rekening kon worden gehouden met actuele informatie over uitgavenontwikkelingen die bij het afronden van het CEP nog niet beschikbaar was. Deze informatie heeft mede betrekking op de onderuitputting op het terrein van SZA, het FES-bruggetje, en de zorgsector. Voor een volledige overzicht van de bijstellingen per departementale begrotingen wordt verwezen naar de bijlage bij de Voorjaarsnota. Het CPB zal deze informatie verwerken in de berekeningen voor de MEV 2002.

Vraag 27

Kan een overzicht worden gegeven van de aanvankelijk begrotingsgefinancierde uitgaven of projecten, die in het kader van het FES-bruggetje, voortaan uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) bekostigd zullen worden?

Vraag 99

Kan een overzicht worden gegeven van de aanvankelijk begrotingsgefinancierde uitgaven of projecten die, in het kader van het FES-bruggetje, voortaan uit het FES bekostigd zullen worden.

Antwoord

Door toepassing van het FES-bruggetje verandert de wijze van financiering van het zgn. 84-miljard programma (inclusief BOR). Het
84-miljard-programma" betreft een integraal investeringspakket in infrastructuur voor de periode tot en met 2010". Een groter deel wordt uit het FES gefinancierd.

Vraag 28

Het CPB verwacht in haar verkenning voor de volgende regeringsperiode een EMU-saldo van 1,1 procent in 2002. Hoe komt het grote verschil met het EMU-saldo voor 2001 in de Voorjaarsnota tot stand?

Antwoord

De verbetering van het EMU-saldo 2002 ten opzichte van het EMU-saldo
2001 wordt voor een belangrijk deel verklaard door de belastingherziening 2001. In 2001 blijven de opbrengsten van de belastingherziening 2001 op verschoven kasbasis namelijk achter bij verwachte structurele opbrengsten op verschoven kasbasis vanaf 2002 (in het EMU-saldo worden de belastingopbrengsten op verschoven kasbasis geregistreerd). In de Miljoenennota 2002 zal het kabinet een actuele raming van het EMU-saldo 2002 presenteren.

Vraag 29

Wat zijn de gevolgen voor de aardgasbaten als de huidige olieprijs en de zwakke euro voortduren?

Antwoord

Die zullen dan hoger uitvallen. Het baseren van ramingen van de begroting op de CPB-prognoses ten aanzien van olie en de dollar is echter een goede traditie.
Vraag 30

In tabel 1 en 3 is er een verschil tussen de totale uitgavenimpuls en de collectieve financiering. Vindt de overige financiering plaats door middel van een stijging van de particuliere ziektekostenpremies?

Antwoord

Zie vraag 13.

Vraag 31

Op welke wijze verklaart de regering het tijdelijke van de hoge niveaus van contractloonstijging en inflatie?

Vraag 36

Waarop is de verwachting van de regering gebaseerd dat de loonontwikkeling slechts tijdelijk op een hoog niveau ligt? Geeft de huidige ontwikkeling van de arbeidsmarkt, zoals bij voorbeeld het afsluiten van relatief dure CAOs met loonstijgingen die ook doorlopen in 2002, aanleiding tot bijstelling van de veronderstellingen.

Antwoord

De verwachting inzake de ontwikkeling van de contractlonen en de inflatie is, zoals gebruikelijk, gebaseerd op de CPB-ramingen uit het Centraal Economisch Plan van begin april.

Het CPB voorzag toendertijd een contractloonstijging van 4% in 2001 en
3¼% in 2002 en een inflatie van 4% in 2001 en 2% in 2002. In het, aanstaande vrijdag te publiceren, CPB-Report heeft het CPB deze ramingen opwaarts bijgesteld. Het CPB voorziet nu een stijging van de contractlonen van 4¼% in 2001 en 3¾% in 2002, en een inflatie van achtereenvolgens 4½% en 2½%.

De inflatie wordt om vier redenen tijdelijk opwaarts beïnvloed: (i.) de verhoging van de indirecte belastingen in het kader van de Belastingherziening 2001; (ii.) de recente oploop in de energieprijzen; (iii.) de appreciatie van de dollar; (iv.) de stijging van de voedselprijzen door de BSE en MKZ crises en slechte weersomstandigheden in het zuiden van Europa.

Vraag 32

Kan de regering een berekening geven van het effect van de in de Voorjaarsnota aangekondigde uitgavenintensiveringen op de ontwikkeling van de inflatie?

Antwoord

Zie vraag 18.

Vraag 33

Welk deel van het bedrag aan intensiveringen is structureel?

Antwoord

Zie vraag 11.

Vraag 34

Hoe worden de extra uitgaven voor zorg (fl. 2,2 miljard) gefinancierd? Met hoeveel procent zullen de particuliere ziektekostenpremies stijgen als gevolg van de extra uitgaven in de zorg ?

Antwoord

Zie vraag 13.

Vraag 35

Met hoeveel procent zijn de particuliere zieketekostenpremies gemiddeld gestegen in 2001 en hoeveel was in de MEV 2001 hieromtrent voorzien?

Antwoord

De particuliere zieketekostenpremies zijn gemiddeld met 10% gestegen. In de MEV 2001 werd een stijging van 6,5% voorzien. Het verschil kan onder andere toegeschreven worden aan anticipatie op meerkosten voortvloeiend uit uitgavenintensiveringen en aan verbetering van het exploitatiesaldo.

Vraag 36

Waarop is de verwachting van de regering gebaseerd dat de loonontwikkeling slechts tijdelijk op een hoog niveau ligt? Geeft de huidige ontwikkeling van de arbeidsmarkt, zoals bijvoorbeeld het afsluiten van relatief dure CAOs met loonstijgingen die ook doorlopen in het jaar 2002, aanleiding tot bijstelling van de veronderstellingen?

Antwoord

Zie vraag 31.

Vraag 37

Kan de regering voor de belangrijkste posten binnen de uitgavenimpuls toelichten welke prestaties geleverd gaan worden met het extra geld en welk doel wordt nagestreefd?

Antwoord

Zie vraag 44.

Vraag 38

Is de daling van de bijdrage van de uitvoer aan de economische groei een direct gevolg van de loonkostenontwikkeling? Leidt een verdere daling van de bijdrage van de uitvoer, als gevolg van verdere loonstijgingen tot verdere negatieve gevolgen voor de economische groei?

Antwoord

De voornaamste oorzaak van de vertraging van de groei van de uitvoer is de afzwakking van de wereldhandelsgroei. Daarnaast draagt ook de voor dit jaar geraamde verslechtering van de prijsconcurrentiepositie aan de groeivertraging van de uitvoer bij. Mocht de arbeidskostenontwikkeling tot een verdere aantasting van de prijsconcurrentiepositie leiden, dan is sprake van een ongunstig effect op de economische groei.

Vraag 39

Wat zijn de macro-economische gevolgen van de gestegen inflatie voor de middellange termijn?

Antwoord

Vrijdag aanstaande publiceert het CPB nieuwe ramingen. Volgens deze ramingen loopt de inflatie terug van 4½% dit jaar tot 2½% volgend jaar, hetgeen impliceert dat er sprake is van een tijdelijk verschijnsel. Voor zover er middellange termijn prognoses bekend zijn voor de Nederlandse economie zijn deze gebaseerd op deze weer dalende inflatieontwikkeling.
Vraag 40

Men verwacht dat de particuliere consumptie ook dit jaar groeit met
4%. Is dit wel reëel met het oog op recente berekeningen dat de Nederlandse burgers de laatste paar maanden maar liefst 2 keer zo veel gespaard hebben als het hele afgelopen jaar?

Antwoord

Deze groei-verwachting is, zoals gebruikelijk, gebaseerd op de CPB-ramingen uit het Centraal Economisch Plan van begin april. Nadien zijn CBS-cijfers bekend geworden over de werkelijke groei van de particuliere consumptie in het eerste kwartaal van dit jaar. Hieruit blijkt dat de groei van de particuliere consumptie is afgenomen van 4% in 2000 tot 2% over het eerste kwartaal van 2001. De CBS-cijfers lijken te duiden op een groeivertraging in de consumptie. De voornaamste reden is dat veel consumenten een deel van de consumptie van luxe artikelen vorig jaar reeds hebben gedaan in anticipatie op de BTW-verhoging van 1 januari jongsleden. De CBS-cijfers laten ook zien dat groeivertraging nagenoeg volledig is toe te schrijven aan lagere auto-verkopen. Indien van deze daling wordt geabstraheerd nemen de consumptieve bestedingen nog altijd met 3½% op jaarbasis toe. Het ligt niet in de rede dat de auto-verkopen het gehele jaar op het lage niveau uit het eerste kwartaal blijven liggen.

Het CPB voorziet in het, aanstaande vrijdag te publiceren, CPB-Report een groei van de consumptieve bestedingen in 2001 van 3½%. Deze groei-raming is ingegeven door de nog altijd grote koopbereidheid van consumenten en de stijging van het besteedbaar inkomen van huishoudens.

Vraag 41

Kan worden toegelicht wat de belangrijkste posten zijn waaruit de post "Overige" in tabel 4 is opgebouwd?

Antwoord

De post Overige in tabel 4 bevat onder meer middelen ten behoeve van Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), natuur en milieu, arbeidsmarktknelpunten Rijk en Defensie, inburgering oudkomers, Europees Defensiebeleid en actief Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA)-beleid.

Vraag 42

Is in de post "Overige" ook de automatische groei van het Nederlandse budget voor Internationale Samenwerking (HGIS) inbegrepen?

Antwoord

Nee.

Vraag 43

Wat zijn de gevolgen voor het EMU-saldo bij een groei van 2,75% in
2001 en 2002?


Antwoord

Zie vraag 16.

Vraag 44

Wat is de reden dat in de Voorjaarsnota niet wordt ingegaan op de prestaties die worden geleverd en de doelen

die bereikt moeten worden met de middelen die beschikbaar komen in het kader van de uitgavenimpuls?

Kan alsnog worden toegelicht voor de belangrijkste posten binnen de uitgavenimpuls welke prestatie geleverd

gaat worden met het extra geld en welk doel wordt nagestreefd? Het is toch de bedoeling dat niet

uitsluitend departementale begrotingen, maar ook budgettaire notas overeenkomstig

het Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (VBTB) gedachtegoed worden opgezet?

Vraag 23

Welke doelstellingen moeten (op hoofdlijnen) worden bereikt met de uitgavenverhogingen in de Voorjaarsnota 2001?

Vraag 37

Kan de regering voor de belangrijkste posten binnen de uitgavenimpuls toelichten welke prestaties geleverd gaan worden met het extra geld en welk doel wordt nagestreefd?

Antwoord

Sinds het uitkomen van de regeringsnota Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording, in mei 1999, wordt hard

gewerkt aan de totstandkoming van de eerste VBTB-begroting. De eerste VBTB- begroting zal worden

uitgebracht als de begroting 2002. In de huidige Voorjaarsnota

die betrekking heeft op het uitvoeringsjaar 2001 is het derhalve nog niet mogelijk om reeds een opstelling op te

nemen die voldoet aan de VBTB-systematiek.

Voor de beleidsprioriteiten van de regering - te weten zorg, onderwijs en veiligheid- is op hoofdlijnen beschreven

welke doelstellingen de regering wil bereiken met de extra financiële middelen. Voor de zorg zijn de

uitgavenverhogingen met name gericht op het terugdringen van de arbeidsmarktknelpunten

en het terugdringen van de wachtlijstproblematiek. Ook bij het onderwijs speelt het terugdringen van

arbeidsmarktknelpunten een belangrijke rol. Daarnaast wordt gestreefd naar het verbeteren van de kwaliteit

van het onderwijs. Op het terrein van veiligheid wordt met een gerichte inzet van middelen voor capaciteit bij politie,

justitiële inrichtingen, zittende magistratuur en openbaar ministerie gestreefd naar een verbetering van de veiligheid.

In de departementale (suppletore) begrotingen wordt in meer detail ingegaan op de doelstellingen die

met de uitgavenverhogingen worden beoogd.

Vraag 45

In hoeverre kan gesproken worden over Fl. 6,7 miljard aan extra uitgaven als Fl. 0,4 miljard daarvan al eerder aangekondigde wijzigingen zijn, een miljard weer kan worden afgetrokken van de aangekondigde impuls in de miljoenennota 2001, en de besteding van Fl. 0,6 miljard onder de lokale autonomie valt?

Antwoord

De 6,7 miljard die in de Voorjaarsnota gemeld wordt is, zoals gemeld in tabel 4, ten opzichte van de Miljoenennota 2001; de 0,4 miljard uit hoofde van de moties APB is daar dus onderdeel van en ter voorkoming van misverstanden ook expliciet vermeld. Er is geen reden om aan te nemen dat de impuls 2001 die gemeld is in de Miljoenennota niet gerealiseerd zal worden. Voor wat betreft de toevoeging aan het Gemeente- en Provinciefonds van 0,6 miljard is het juist dat de besteding hiervan onder de lokale autonomie van de gemeenten valt, het betreft hier echter wel degelijk extra uitgaven. Kortom: er kan wel degelijk gesproken worden over Fl. 6,7 miljard extra uitgaven.

Vraag 46

Welke afspraken zijn er met sociale partners om ingaand volgend jaar een zelfde bijdrage te verstrekken aan het beroepsonderwijs als het Rijk nu doet?

Antwoord

Inzet van het kabinet is om de sociale partners te bewegen een wezenlijke additionele bijdrage te leveren aan het beroepsonderwijs en scholing in het verlengde van en in aansluiting op de recente intensiveringen in het beroepsonderwijs.

Vraag 47

In de Voorjaarsnota wordt vermeld dat er in 2001 een maximale inspanning wordt geleverd om de wachttijden in de zorg tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Wat acht de regering een aanvaardbaar niveau en wanneer wordt dat niveau bereikt?

Antwoord

Er wordt op dit moment door alle partijen een maximale inspanning geleverd om de wachttijden tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Naast de extra middelen die door de regering beschikbaar zijn gesteld is de voortgang echter ook afhankelijk van andere factoren als de krapte op de arbeidsmarkt en de organisatie van de zorg.

De regering heeft zich ten doel gesteld dat noodzakelijke zorg ook daadwerkelijk voor iedereen binnen een redelijke termijn beschikbaar komt. Het is moeilijk om precies vast te stellen wat een redelijke termijn is, de regering heeft zich daarover nog niet uitgesproken. Vooralsnog zijn de door zorgverzekeraars en zorgaanbieders opgestelde Treeknormen richtinggevend.

Vraag 48

Wat zijn de gevolgen als de inflatie in 2002 1% hoger uitkomt dan nu is verwacht voor de Nederlandse concurrentiepositie?

Antwoord

De gevolgen voor de Nederlandse concurrentiepositie zijn afhankelijk van de oorzaak van de versnelling in het binnenlandse inflatietempo en van de prijsontwikkeling in het buitenland. De Nederlandse concurrentiepositie wordt bijvoorbeeld niet beïnvloed voor zover de hogere inflatie samenhangt met een verhoging van het BTW-tarief. De ontwikkeling van de concurrentiekracht hangt immers af van het verschil tussen de prijsstijging van de Nederlandse uitvoer en die van onze concurrenten. Indien de inflatieversnelling wordt veroorzaakt door een snellere stijging van de arbeidskosten dan bij onze concurrenten verslechtert de Nederlandse concurrentiepositie.

De relatie tussen de ontwikkeling van de arbeidskosten en de prijsconcurrentiepositie kan worden geïllustreerd met de onzekerheidsvariant voor de contractloonstijging uit het CEP 2001. Deze doorrekening van het CPB laat zien dat, indien de contractloonstijging in 2002 1%-punt hoger uitkomt dan geraamd, de prijsconcurrentiepositie van Nederland met 0,3% verslechtert in 2002 en met 0,6% in 2006.

Vraag 49

Welke gevolgen voor de middellange termijn heeft de uitgavenimpuls van fl. 6,7 miljard voor 2001 op de inflatie?

Antwoord

Zie vraag 18.

Vraag 50

Hoe werkt de uitgavenverhoging in de zorg, gericht op de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?

Antwoord

Zie vraag 11.

Vraag 51

Zorguitgaven worden voor 86% collectief gefinancierd, wat het verschil zou verklaren tussen de totale uitgavenimpuls in de Miljoenennota
2000/2001 en de extra uitgavenimpuls bij Voorjaarsnota 2001. Inderdaad is 6,7 circa 86% van 7,7 maar het verband blijft zeer onduidelijk. Graag een nadere explicatie.

Antwoord

Het bedrag van 7,7 miljard en 6,7 miljard als genoemd in de vraag staan niet in een bepaalde verhouding tot elkaar. Het feit dat het ene bedrag ongeveer 86% is van het andere is een leuk toeval, noem het kabbala of numerologie.

Het bedrag van 7,7 miljard betreft de totale beleidsmatige uitgavenverhogingen die zijn gerealiseerd tussen Regeerakkoord en Miljoenennota 2001. Het bedrag van 6,7 miljard betreft het totaal aan beleidsmatige uitgavenverhogingen dat is voorgesteld tussen Miljoenennota 2001 en de Voorjaarsnota 2001.

Van de pakketten is beide keren gemiddeld circa 0,25 miljard niet collectief gefinancierd. Het gaat hier om 14% van de Zorguitgaven in de pakketten.

Vraag 52

Welke concrete afspraken wil de regering maken of zijn inmiddels door de regering gemaakt met de gemeenten over de bouw van schoolruimtes (de buitenkant van scholen), mede ter uitvoering van de bij Najaarsnota aangenomen motie Crone?

Antwoord

Zoals in het antwoord op vraag 53 wordt gesteld is door het kabinet met VNG en IPO gesproken over de inzet van de gemeenten en provincies bij de aanpak van de drie door het kabinet aangewezen maatschappelijke prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid. VNG en IPO onderschrijven die prioriteiten en werken momenteel plannen uit voor een verdere inzet rond de benoemde maatschappelijke prioriteiten. Bij de uitwerking van de plannen behoort ook de buitenkant onderwijshuisvesting. Daarmee wordt ook invulling gegeven aan de motie Crone.

Vraag 53

Vermeld wordt dat de inzet van de regering is de provincies en gemeenten te bewegen het extra accres verhoudingsgewijs eenzelfde bestemming te laten geven als de extra uitgaven van het Rijk. Is de regering er in geslaagd overeenstemming te bereiken met de provincies en gemeenten en zo ja, hoe luiden die afspraken?

Antwoord

In het kader van de Voorjaarsnota 2001 en met het oog op de begrotingsvoorbereiding 2002 is door het kabinet op 11 april jl. met de VNG en het IPO gesproken over de inzet van de gemeenten en provincies bij de aanpak van de drie door het kabinet aangewezen maatschappelijke prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid. Voor de gemeenten gaat dan vooral om onderwijs en veiligheid, voor de provincies met name om zorg en veiligheid.

De vervolgbesprekingen tussen het Rijk enerzijds en de VNG en het IPO anderzijds zijn nog in volle gang. Voorzien wordt dat voor het opstellen van de Miljoenennota 2002 hierover een bestuurlijk overleg tussen Rijk en VNG / IPO wordt gehouden, waarvan de uitkomsten dan nog voor de Algemene Politieke Beschouwingen aan de Kamer kunnen worden gemeld.

Vraag 54

Hoe werkt de uitgavenverhoging in het onderwijs, gericht op de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?

Antwoord

Zie vraag 11.

Vraag 55

Hoe werkt de uitgavenverhoging bij de politie, gericht op de aanpak van de arbeidsmarktknelpunten, door in volgende jaren?

Antwoord

Zie vraag 11.

Vraag 56

Volgens de Voorjaarsnota ligt het in de rede dat de extra gelden in het Gemeente- en Provinciefonds zoveel mogelijk worden aangewend voor de prioriteiten zorg, onderwijs en veiligheid. Zou het niet in de rede liggen dat de andere prioriteit uit het Regeerakkoord, namelijk milieu, aan deze lijst wordt toegevoegd in verband met financiering van de Ecologische Hoofdstructuur door de provincies?

Antwoord

De maatschappelijke behoeften op de gebieden onderwijs, zorg en veiligheid zijn groot. Dat is de reden dat het kabinet deze gebieden als de prioritaire beleidsvelden heeft aangemerkt. De VNG en het IPO onderschrijven deze maatschappelijk gekozen prioriteiten en zullen nagaan op welke wijze zij de gerichte inzet van het kabinet ook in financiële zin kunnen ondersteunen. Door middel van een gezamenlijke, gerichte aanpak wil het kabinet de problemen op deze gebieden te lijf gaan.

Overigens betekent de keuze voor de drie genoemde beleidsprioriteiten niet dat er voor andere beleidsterreinen geen aandacht is, maar dat is primair een zaak van de gemeentelijke en provinciale autonomie. Het Rijk zal er echter wel bij de provincies op aandringen de financiering

van groen/natuur op historisch aandeel te brengen.

Vraag 57

Kan een historisch overzicht worden gegeven van het aandeel van de provincies in de financiering van natuur/groen (zowel in guldens als in percentages van de totaal door de overheid bestede middelen aan groen/natuur), en kan tevens worden toegelicht hoe de bestedingen van de provincies aan de natuur zich hebben ontwikkeld.

Antwoord

Zoals aangegeven in de brief inzake middelen voor grondverwerving van de Staatssecretaris van LNV aan de Tweede Kamer, dd 3 november 2000, dragen de provincies jaarlijks uit eigen middelen een bedrag van fl.
23 mln. bij aande financiering van grondverwerving ten behoeve van SGR doelstellingen. Aangezien deze autonome provinciale middelen niet zijn gewijzigd en het budget van het Rijk voor de aankoop van grond voor natuur deze regeerperiode sterk is verhoogd, is het relatieve aandeel van provincies in

de financiering gedaald. Voor 2001 vormt de fl. 23 mln een aandeel van circa 6% op een totaal van fl.365 mln. voor verwerving in het kader van het SGR (exclusief Voorjaarsnota 2001). Tevens is door het Rijk 25 mln. structureel aan het Provinciefonds toegevoegd ten behoeve van leningen voor grondverwerving. Het Rijk zal er echter wel bij de provincies op aandringen de financiering

van groen/natuur op historisch aandeel te brengen. Voorts kan worden opgemerkt dat de provincies geen bijdrage leveren in de financiering van aankooptaakstellingen in het kader van ICES/Natte natuur en Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur (robuuste verbindingen en kwaliteitsimpuls landschap).

Vraag 58

Wat is de uitkomst van de berekening over extra milieudruk als gevolg van hogere economische groei, hoe verhoudt deze uitkomst zich tot het pakket aan maatregelen dat de extra milieudruk beoogt te beperken (welke maatregelen zijn dat eigenlijk?) en welke milieuresultaten worden van dit maatregelenpakket verwacht?

Antwoord

Verondersteld is dat het gedeelte van de groei dat hoger is dan verwacht en waarvoor dus geen beleid is ontwikkeld, volledig leidt tot extra milieudruk. De milieudruk neemt daarbij niet in alle milieuthemas in gelijke mate toe. Dit komt omdat de gemiddelde economische groei van 3,9% in 2000 zeer ongelijk is verdeeld over de sectoren. Bij vrijwel alle milieuthemas wordt de belangrijkste bijdrage aan de milieudruk geleverd door het verkeer en vervoer, gevolgd door de dienstensectoren en de particuliere consumptie.

Per milieuthema is de extra milieudruk door meer dan veronderstelde groei in 2000 per milieuthema :

Milieuthema

Extra druk / eenheid

CO2


- 0,4 mld kg

Nox


2,1 mln kg


w.v. Verkeer


1,5 mln kg


w.v. Overig

0,5 mln kg

SO2


-1,4 mln kg


VOS


1,5 mln kg


Fijn stof (PM 10)

0,1 mln kg

Afval

0,6 mln kg

Baggerspecie

0,64 mln m3

Bestrijdingsmiddelen

0,25 mln kg

Geluidhinder

0,81 procentpunten geluidgehinderden

Op dit moment wordt een pakket maatregelen samengesteld ter beperking van de extra milieudruk dat zoveel mogelijk aansluit bij de verschillende ontwikkelingen per milieuthema. Daarmee wordt uiteraard beoogd negatieve gevolgen van economische groei waar mogelijk weg te nemen of te compenseren.

Het accent ligt op fiscale maatregelen zoals bijv. stimulering van het gebruik van WKK.

Daarnaast kan bijvoorbeeld aan maatregelen worden gedacht in de sfeer van extra uitgaven voor in educatie, informatie en voorlichting aan burgers en bedrijven over duurzame productie en consumptie en meer aandacht voor en onderzoek naar gezondheidseffecten; het sterker betrekken van gemeenten en provincies bij het klimaatbeleid; extra inzet op geluidhinder.

Een deel van de maatregelen zal aansluiten bij de voorstellen die in NMP4 zijn gedaan.

In de Rijksbegroting 2002 zal de nadere invulling voor de komende jaren worden opgenomen.

Vraag 59

Op welke wijze sluiten de budgetten voor werknemers in de zorg, het onderwijs en voor de vrije beroepsbeoefenaren aan op de collectieve afspraken in zorg en onderwijs en met de beroepsbeoefenaren? Is de regering voornemens eventuele tekorten aan te vullen?

Antwoord

Het kabinet stelt jaarlijks de kabinetsbijdrage arbeidskosten voor onderwijs en zorg (OVA) vast. Uitgangspunt daarbij is de loonontwikkeling in de marktsector. Eventuele afwijkingen tussen de werkelijke loonontwikkeling welke sociale partners in het arbeidsvoorwaardenoverleg overeenkomen en de kabinetsbijdrage kunnen uit meerdere bronnen binnen de arbeidsvoorwaardenruimte worden gefinancierd zoals de produktiviteitsontwikkeling, eventuele ruimte uit een vorige CAO, daling ziekteverzuim, de incidentele loonontwikkeling etc.. De tarieven voor de vrije beroepers worden vastgesteld door het CTG. Hierbij wordt o.a. rekening gehouden met de loon- en prijsontwikkeling. De regering is niet voornemens tekorten aan te vullen.

Vraag 60

Hoe hoog komt de verwachte loonstijging per sector in 2001 uit als, naast de loonbijstelling, ook rekening wordt gehouden met de extra arbeidsmarktmiddelen die in tabel 6 worden opgesomd?

Antwoord

De uitgavenimpulsen die zijn opgenomen in tabel 6: Intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector vatten een scala aan maatregelen samen die betrekking hebben op specifieke beroepsgroepen en deelterreinen van de collectieve sector. Geen van de maatregelen betreft een generale ophoging van de lonen. Het pakket bestaat bijvoorbeeld uit kinderopvang, opleidingscapaciteit of extra stageplekken. Daar waar wel de beloning in het geding is betreft het steeds specifieke groepen binnen een sector zoals bijvoorbeeld bij het verkorten van carrièrepatronen in het onderwijs. Dit maakt dat er geen zinvolle uitspraak kan worden gedaan over loonstijging per sector. De maatregelen zijn passend bij gesignaleerde knelpunten op de arbeidsmarkt; Zorg en Onderwijs kende de grootste problemen; Politie, Openbaar bestuur en Defensie kende minder grote problemen. U vindt deze verhouding terug in de tabel.

Vraag 61

Waaruit bestaat de onderuitputting bij SZA en in hoeverre is deze onderuitputting structureel en in hoeverre incidenteel?

Vraag 132

Kan de geraamde onderuitputting bij de sector SZA worden gespecificeerd en toegelicht naar arbeidsmarktinstrument? Waarom werkt deze onderuitputting niet structureel door, en hoeveel banen bij de verschillende regelingen moeten in 2002 (ten opzichte van 2001) extra worden bezet bij de huidige (niet-gekorte, en inclusief intensiveringen uit het regeerakkoord) uitgavenraming voor 2002?

Antwoord

De onderuitputting op de ijklijn SZW bestaat uit onderuitputting aan de uitgavenkant en extra niet-belastingmiddelen (NBM). De uitsplitsing is opgenomen in de tabel.


2001

NBM

Arbeidsmarkt


190

ABW


50

Uitgaven

WIW


334

I/D


255

ABW


30

Arbeidsmarkt


100

Totale Onderuitputting


-959,0

De onderuitputting bij de WIW wordt veroorzaakt door het dalende aantal langdurig werklozen. De onderuitputting bij de ID-banen wordt met name veroorzaakt doordat de capaciteit beschikbaar voor de uitvoering van de ID-banen deels werd opgeslokt door de overheveling van de oude zorgbanen van de uitvoeringsorganisaties bij VWS naar de gemeenten. In de Miljoenennota 2002 zal nader worden ingegaan op de structurele dimensie.

Er kan niet worden aangegeven hoeveel banen er extra in 2002 dienen te worden bezet om de voor 2002 beschikbare middelen volledig uit te geven. Dat is immers afhankelijk van het resultaat over 2001. Voor
2002 verwacht SZW 55.800 ID-banen aan het einde van het jaar te realiseren en gemiddeld 89.800 Wsw-banen (op jaarbasis).

Vraag 62

Wat zijn de gevolgen voor de inflatieontwikkeling als het extra accres Gemeente- en Provinciefonds wordt ingezet voor lokale lastenverlichting?

Antwoord

Wanneer 600 miljoen voor lokale lastenverlichting wordt ingezet, heeft dit op de inflatieontwikkeling een effect van circa -0,1 procentpunt à
-0,2 procentpunt. De gemeenten en provincies zijn in principe vrij in de besteding van het extra accres, maar worden wel gevraagd zich in te spannen om het extra accres in te zetten voor de drie door het kabinet aangewezen maatschappelijke prioriteiten onderwijs, zorg en veiligheid.

Vraag 63

De intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten lopen op van fl.2151 miljoen in 2001 tot fl. 3,5 à fl. 4 miljard structureel. Volgens welk tijdpad wordt het structurele bedrag gehaald?

Antwoord

Zie vraag 11.

Vraag 64

Extra middelen boven op de Overheidsbijdrage voor arbeidskostenontwikkeling (OVA) in de zorg worden pas uitgekeerd nadat sluitende afspraken met de sociale partners over de inzet ervan zijn gemaakt. Waarover precies moeten deze afspraken gaan?

Antwoord

Op basis van de analyse van het rapport de arbeidsmarkt in de collectieve sector: investeren in mensen en kwaliteit is een pakket van maatregelen samengesteld om de arbeidsmarktpositie van de sector zorg en welzijn te verbeteren. Het gaat hierbij om een verbetering van het functiewaarderingssysteem in de zorg (m.n. voordelig voor verzorgende en verplegende beroepen), harmonisatie van CAOs in de jeugdhulpverlening en v&v sector, meer mogelijkheden voor specifiek belonen, kinderopvang, arbeid en zorg, functiedifferentiatie, meer begeleiding en beloning voor stagiares en inspanningen om het ziekteverzuim terug te dringen. De extra middelen voor arbeidsmarktbeleid in de zorg worden uitgekeerd nadat er door sociale partners afspraken zijn gemaakt die in lijn zijn met deze doelen.

Vraag 65

Welk bedrag van de ruimte waaruit de intensiveringen worden gefinancierd is conjunctuurgevoelig?

Antwoord

De werkloosheids- en renteuitgaven zijn het meest conjunctuurgevoelig. Deze twee posten dragen in 2001 voor circa ½ miljard bij aan de ruimte voor intensiveringen.

Vraag 66

Volgens de Voorjaarsnota tellen de getallen in tabel 7 op tot fl. 6,5 miljard. Moet dit niet fl. 6,3 miljard zijn?

Antwoord

Dit heeft te maken met de afronding. De getallen worden afgerond op honderd miljoen. De onafgeronde getallen tellen wel degelijk op tot fl. 6,5 miljard.

Vraag 67

Hoe kan het dat er 1 miljard aan arbeidsmarktmiddelen onbesteed blijft (tabel 7) terwijl de werkloosheidsraming 30000 personen hoger uitvalt ten opzichte van de Miljoenennota (tabel 3) en het aantal WAO'ers stijgt?

Antwoord

Zie vraag 20.

Vraag 68

Mag, mede gelet op de inflatiecijfers tot en met mei, worden aangenomen dat de pBBP dit jaar nog verder stijgt en daardoor meer nominale ruimte ontstaat binnen de uitgavenkaders?

Vraag 95

In hoeverre zou met het oog op de recente inflatieontwikkeling - de nominale ontwikkeling (ruilvoet) moeten worden bijgesteld?

Antwoord

De recente inflatieontwikkeling geeft aanleiding tot een opwaartse bijstelling van de BBP-prijs, maar deze bijstelling zal geen gevolgen meer hebben voor de ruimte. Het uitgavenkader voor het lopende jaar wordt immers vastgezet op het Centraal Economisch Plan. Hetzelfde geldt voor de budgetten voor loon- en prijsbijstelling (zie ook Bijlage 14 van de Miljoenennota 1999).

Vraag 69

Bestonden of bestaan er geen plannen om de nog onbenutte ruimte in de sector SZA alsnog in te zetten voor de doelen waarvoor de budgetten beschikbaar zijn gesteld? Hoeveel is de nog onbenutte ruimte SZA en welke werkloosheidsontwikkeling is daarbij verondersteld?

Antwoord

Die ruimte is door het kabinet benut bij de integrale besluitvorming rond de Voorjaarsnota 2001/Kaderbrief 2002, voor kabinetsbrede prioriteiten. Tot die prioriteiten behoren overigens ook knelpunten op de arbeidsmarkt. Komende Prinsjesdag presenteert het kabinet het integrale beeld van de inzet op de diverse prioriteiten voor 2002

In de sector SZA is voor 2001 sprake van een onderschrijding van de ijklijn van 4,3 miljard, waarbij is uitgegaan van een werkloosheid van
260.000.




Vraag 70

Is de meevaller in de Eu-afdrachten stuctureel of gaat het om een meevaller die die later als tegenvaller terug komt.

Antwoord
De meevaller is niet structureel en komt ook niet later als tegenvaller terug.

Vraag 71

Hoe kan een uitgavenverhoging van de EU leiden tot een verlaging van het Nederlands budget voor HGIS? Om welke uitgaven gaat het?

Antwoord

De totale Nederlandse uitgaven aan Internationale Samenwerking (ca.
1,1% BNP) bestaan uit begrotingsmiddelen en toerekeningen. Van de toerekeningen is de EU-toerekening het omvangrijkst. De EU-toerekening betreft het relatieve Nederlandse aandeel in de uitgaven van de EU die betrekking hebben op hulp aan landen buiten de EU (m.n. hulp aan ontwikkelingslanden maar ook een deel van de EU-hulp aan Midden- en Oost-Europa). Wanneer dus de EU-uitgaven Internationale Samenwerking stijgen kan het budget voor HGIS, dat rechtstreeks via de Nederlandse begroting loopt, verlaagd worden om de gewenste 1,1% BNP IS uitgaven te bereiken.

Vraag 72

Is het plan om de hoofdsom van de opbrengst van de UMTS- en andere veilingen met een annuïteitenregeling geheel ten goede te laten komen aan het FES in overeenstemming met het Regeerakkoord?

Vraag 75

In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel tot wijziging van de FES-wet (26842, nr. 3, bladzijde 2) worden twee redenen vermeld om de voedingssystematiek te wijzigen, te weten:


1) Verbetering van een deel FES-voeding en een deel van de FES-uitgaven met betrekking tot de EMU-normering;


2) De toevoeging van vrijvallende rentelasten in plaats van hoofdsommen leidt op kortere termijn tot een lager voeding maar op langere termijn tot een continue en daardoor duurzamere voeding.

Waarom doen deze argumenten volgens de regering geen opgeld meer?

Vraag 76

Wanneer wordt de wet die de FES-voeding ten aanzien van vergunningen regelt naar de Tweede Kamer gestuurd? Welke reeks komt in het FES beschikbaar indien uitsluitend de rentecomponent van de UMTS-opbrengst zou worden vergoed? Hoe is het bedrag van fl. 266 miljoen berekend? Wat zijn de (meerjarige) gevolgen voor het EMU-saldo en de EMU-schuld van de voorgestelde voedingssystematiek voor veilingopbrengsten van vergunningen ten opzichte van de vigerende systematiek?

Vraag 80

In de Voorjaarsnota staat dat mede door de voorgestelde wijziging in de voedingssystematiek met betrekking tot vergunningen er ruimte ontstaat die via het FES-bruggetje wordt ingezet ter dekking van extra uitgaven. Wordt door deze constructie vermogen van de staat omgezet in consumptieve uitgaven?

Vraag 81

In het Regeerakkoord is toegelicht dat meevallers bij de voeding van het FES kunnen worden benut voor het doen van extra uitgaven die onder de FES-criteria vallen en/of worden gebruikt om meer reeds geplande infrastructuuruitgaven ten laste van het FES te brengen. Acht de regering de beleidsmatige wijziging van de voedingssystematiek van het FES een meevaller zoals bedoeld in het Regeerakkoord ?

Vraag 128

Hoe lang is de looptijd van de UMTS-vergunningen, en wat betekent de nieuwe voedingssystematiek van het FES voor de jaren na de looptijd van de vergunningen (wanneer de annuïteit wegvalt)? Hoe verhouden de voorgestelde stortingen (op basis van annuïteit) zich tot de stortingen op basis van de oorspronkelijke systematiek (rentevrijval)? Wat zijn de gevolgen van de gewijzigde voedingssystematiek van het FES voor het EMU-saldo en de EMU-schuld?

Antwoord

Het kabinet heeft besloten de voeding FES uit hoofde van de veiling van UMTS-frequenties in 2000 (opbrengst NLG 5,9 mld) met ingang van
2001 op een andere wijze vorm te geven. Met ingang van 1 januari 2001 zal het FES niet meer alleen worden gevoed uit de rentevrijval die plaatsvindt als gevolg van het ten gunste van staatsschuld brengen van de opbrengst van de veiling, doch uit een zogenaamde annuïteit op basis van een looptijd van 15 jaar.

In het Regeerakkoord wordt in een voetnoot aangegeven dat er een wetsvoorstel komt dat bij eenmalige opbrengsten in de vermogenssfeer niet de hoofdsom maar de vrijvallende rentelasten in het FES worden gestort. In het geval van veilingen van vergunningen met een eindige looptijd is er echter geen sprake van eenmalige opbrengsten maar vindt er na ommekomst van de looptijd van de geveilde rechten een nieuwe veiling plaats. Voor deze wijziging van de voeding is er echter wel wetswijziging nodig. Deze zal na het zomerreces naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Deze wijziging van de FES-wet leidt er volgens het kabinet niet toe dat de argumenten voor de huidige FES-wet geen opgeld meer doen. Immers omdat de veiling steeds opnieuw zal plaatsvinden blijft er sprake van een duurzame voeding van het FES. Deze voeding zal niet meer plaatsvinden op basis van de rentevrijval maar op basis van een annuïteit

Conform de huidige wet is in 2001 alleen de rentecomponent ad 316 mln van de UMTS-opbrengst in de begroting van het FES verwerkt. Door de omzetting in de annuïteit wordt de storting in het Fes verhoogd met
266 mln. De annuïteit van in totaal 582 mln is berekend op basis van een looptijd van 15 jaar en een rentepercentage van 5,35% zijnde het rentepercentage op staatsleningen met een looptijd van 10 jaar op het moment van ontvangst van de opbrengst van de UMTS-veiling. De extra voeding van het FES is benut om het bruggetje te verhogen. Deze gelden zijn ingezet ten behoeve van de beleidsprioriteiten van het kabinet zoals in de VJN aangegeven.

De vervanging van de rentevrijval door de annuïteit leidt dus tot een extra voeding van het FES van 266 miljoen gulden en via de zogenoemde FES-brug tot 266 miljoen gulden extra uitgaven. Aldus leidt dit partieel bezien tot een (jaarlijkse) belasting van het EMU-saldo en de EMU-schuld van 266 miljoen gulden. Hierbij zij aangetekend dat de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld de resultante is van vele andere uitgaven- en ontvangstenposten.

Vraag 73

Op welk moment is een meevaller te verwachten door teruggave van de voorfinanciering van de EU-bijdrage voor de MKZ-crisis?

Antwoord

Zie vraag 1.

Vraag 74

Hoeveel bedraagt de meevaller bij de voeding van het FES en kan deze meevaller worden onderbouwd?

Antwoord

Zie vraag 15.

Vraag 75

In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel tot wijziging van de FES-wet (26842, nr. 3, bladzijde 2) worden twee redenen vermeld om de voedingssystematiek te wijzigen, te weten:


1) Verbetering van een deel FES-voeding en een deel van de FES-uitgaven met betrekking tot de EMU-normering;


2) De toevoeging van vrijvallende rentelasten in plaats van hoofdsommen leidt op kortere termijn tot een lager voeding maar op langere termijn tot een continue en daardoor duurzamere voeding.

Waarom doen deze argumenten volgens de regering geen opgeld meer?

Antwoord

Zie vraag 72.

Vraag 76

Wanneer wordt de wet die de FES-voeding ten aanzien van vergunningen regelt naar de Tweede Kamer gestuurd? Welke reeks komt in het FES beschikbaar indien uitsluitend de rentecomponent van de UMTS-opbrengst zou worden vergoed? Hoe is het bedrag van fl. 266 miljoen berekend? Wat zijn de (meerjarige) gevolgen voor het EMU-saldo en de EMU-schuld van de voorgestelde voedingssystematiek voor veilingopbrengsten van vergunningen ten opzichte van de vigerende systematiek?

Antwoord

Zie vraag 72.

Vraag 77

Uit de Voorjaarsnota blijkt dat fl. 600 miljoen wordt gebruikt voor het FES-bruggetje. Hoe wordt dit bedrag precies gedekt?

Antwoord

Zie vraag 15.

Vraag 78

In de huidige situatie komen opbrengsten uit hoofde van de veiling van vergunningen ten goede van de staatsschuld. Studies van de WRR, de Nederlandsche Bank en het CPB geven aan dat de staatsschuld de komende
25 jaar afgelost moet worden om de vergrijzingskosten op te kunnen vangen. Is het in dit licht bezien verstandig van de regering om de opbrengsten van veilingen van vergunningen niet meer ten goede te laten komen van de staatsschuld?

Antwoord

Het kabinet merkt op dat ook bij de voorgestelde wijziging van de voedingssystematiek de opbrengst van een veiling initieel ten goede komt aan een verlaging van de staatsschuld. Het verschil zit in de wijze waarop de opbrengsten van de schuldverlaging door de veilingopbrengst gedurende de looptijd van de vergunning worden aangewend ten behoeve van het FES. In plaats van alleen de besparing op de rentelasten zal ook de hoofdsom van de veilingopbrengst gedurende de looptijd van de vergunning geleidelijk vrijvallen voor het FES. Een cruciaal verschil met vervreemding van staatsbezit, waar alleen vrijvallende rentelasten worden aangewend voor het FES, is dat bij de verkoop van UMTS-licenties de mogelijkheid bestaat om deze na
15 jaar wederom te veilen. Dat betekent dat op dat moment opnieuw dekking gevonden kan worden voor investeringswensen vanuit het FES. Gegeven dit verschil acht het kabinet het verantwoord om ook de hoofdsom van de UMTS-veiling gedurende de looptijd van de vergunning geleidelijk ten goede te laten komen aan het FES.

Vraag 79

Kan de regering toelichten welk bedrag de staat over 15 jaar zal ontvangen uit hoofde van de volgende veiling van de UMTS-frequenties?

Antwoord

Nee.

Vraag 80

In de Voorjaarsnota staat dat mede door de voorgestelde wijziging in de voedingssystematiek met betrekking tot vergunningen er ruimte ontstaat die via het FES-bruggetje wordt ingezet ter dekking van extra uitgaven. Wordt door deze constructie vermogen van de staat omgezet in consumptieve uitgaven?

Antwoord

Zie vraag 72.

Vraag 81

In het Regeerakkoord is toegelicht dat meevallers bij de voeding van het FES kunnen worden benut voor het doen van extra uitgaven die onder de FES-criteria vallen en/of worden gebruikt om meer reeds geplande infrastructuuruitgaven ten laste van het FES te brengen. Acht de regering de beleidsmatige wijziging van de voedingssystematiek van het FES een meevaller zoals bedoeld in het Regeerakkoord ?

Antwoord

Zie vraag 72.

Vraag 82

Op pagina 7 van de ontwerp-begroting van het Fonds economische structuurversterking staat dat in de het algemeen deel van de Memorie van Toelichting bij de ontvangsten dat de regering ervan uitgaat dat de additionele opbrengsten uit vervreemding van deelnemingen en veilingen in de periode 2000 tot en met 2005 fl.35 miljard zullen bedragen. Haalt de regering de geraamde fl. 35 miljard? Indien neen, wat is dan het dekkingstekort?

Vraag 136

Kan de saldomutatie in de voeding van het FES worden uitgesplitst en gespecificeerd naar onderdeel (hogere olieprijs, hogere dollarkoers, ander volume aardgas, bijstelling rentebaten uit verkoop van staatsdeelnemingen)? Wat zijn de budgettaire gevolgen voor de waardedaling van de staatsdeelneming KPN voor de inkomsten van het FES?

Antwoord

Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag 136 wordt verwezen naar het antwoord op vraag 101.

In de voorjaarsnota is een verschuiving van de opbrengst verkopen staatsdeelnemingen van 2001 naar latere jaren opgenomen. Deze verschuiving was noodzakelijk omdat niet verwacht wordt dat de raming dit jaar geheel wordt gerealiseerd. In Miljoenennota 2002 zal het Kabinet aangeven in hoeverre zij het noodzakelijk acht de verwachte opbrengst van de staatsdeelnemingen op basis van actuele inzichten aan te passen. De kans dat dit neerwaarts zal zijn lijkt inmiddels groot.

Vraag 83

Kan de regering de post van 1 miljard overige bijstellingen nader specificeren en de belangrijkste onderliggende posten nader toelichten? Welk deel van de fl.1 miljard is gebaseerd op de in pagina
8 genoemde veronderstelde onderuitputting? Is deze onderuitputting in de vorm van een taakstelling reeds in mindering gebracht op de begrotingen en zo ja, op welke begrotingen? Op basis van welke criteria of verdeelsleutel is bepaald of en in welke mate een departementale begroting kan worden verlaagd in verband met te verwachten onderuitputting?

Antwoord

De belangrijkste onderliggende posten van de 1 miljard overige bijstellingen zijn:

1. Bijstelling begroting Financiën -0,6 mld.
2. Bijstelling bouwsector zorg -0,4 mld.

3. Afrekening Zorg 2000 -0,4 mld.

4. Studiefinanciering -0,1 mld.

5. Leenfaciliteit DJI -0,1 mld.

6. Tegenvaller Asiel +0,4 mld.


Toelichting:

1. Bijstelling van de begroting van Financiën is mogelijk door ramingsbijstellingen bij de exportkredietverzekering als gevolg van de economische situatie; een verhoging van de opbrengsten van de Staatsloterij en een verhoging van de verkoopopbrengsten van Domeinen.

2. De geraamde uitgaven voor de bouw zorg vallen mee.
3. Uit de afrekening zorg 2000 blijkt dat zich meevallers voordoen bij met name de genees- en hulpmiddelen en de eigen bijdrage AWBZ.
4. Bij de studiefinanciering ontstaan op basis van de meest recente cijfers meevallers.

5. De dienst Justitiële inrichtingen heeft in het verleden geld ontvangen van Justitie voor het financieren van nieuwe investeringen. Dit bedrag wordt omgezet in een lening, conform de voor agentschappen geldende regeling leen- en depositofaciliteit, waardoor eenmalig geld vrijvalt.

6. Naast de meevallers op diverse begrotingen is bij asiel sprake van een tegenvaller.

De bovenstaande bijstellingen zijn doorgevoerd op de departementale begrotingen. Hierbij is niet zozeer sprake van een taakstelling, zoals geformuleerd in de vraag, maar veel meer van een bijstelling van de ramingen op basis van nieuwe inzichten.

De overige bijstellingen zijn niet op basis van een verdeelsleutel over de departementale begrotingen verdeeld. Uitgangspunt bij de opstelling van ramingsbijstelling zijn de inzichten geweest die op basis van een analyse van realisatiecijfers naar voren zijn gekomen. Indien bleek dat er sprake was van structurele onderuitputting zijn de ramingen naar beneden bijgesteld.

Vraag 84

Bij welk totaal aan raming knelpunten in de begrotingen 2001 moet de toevoeging van fl. 2151 miljoen voor arbeidsmarktknelpunten worden opgeteld? Hoeveel is totale loonkostenstijging door loonbijstelling en knelpunten in 2001 en met welk percentage loonkostenkosten komt die overeen?

Antwoord

De totale toevoeging van fl. 2151 miljoen heeft betrekking op vrijwel alle begrotingen alsmede de premiegefinancierde uitgaven in de zorgsector. Bij Miljoenennota waren, naar aanleiding van het rapport In goede banen, alreeds fl. 716 miljoen extra uitgaven opgenomen in 2001 ter vermindering van arbeidsmarktknelpunten. Ten slotte bedraagt de loonbijstelling 2001 over alle ijklijnen fl. 3774 miljoen.

Vraag 85

Hoeveel staatsschuld wordt wanneer ingekocht, en hoe loopt de rentemeevaller in latere jaren verder op?

Antwoord

Ter vergroting van de liquiditeit van de staatsschuld is in 2000 een terugkoopfaciliteit geweest voor openbare leningen met een uitstaand bedrag van ten hoogste 2,5 miljard euro. De terugkoopfaciliteit was het vervolg van de grote omruiloperatie, die heeft plaatsgevonden van juli 1999 tot en met maart 2000. In totaal is in 2000 van tien verschillende leningen in totaal f 11,1 miljard teruggekocht. In het algemeen vindt terugkoop alleen plaats indien dat voor de Staat bedrijfseconomisch voordelig is. Door de terugkoop in 2000 is per saldo een beperkt rentevoordeel ontstaan in 2000 en latere jaren.

Doordat de inkomstenmeevallers in 2001 grotendeels worden bestemd voor het EMU-saldo, neemt de financieringsbehoefte van de Staat af. Hierdoor dalen ook de rentelasten. Omdat de inkomstenmeevallers zich geleidelijk in het jaar voordoen, wordt ook de bijbehorende rentebesparing geleidelijk gerealiseerd. Een deel van de rentebesparing slaat neer in het lopende jaar. In de jaren daarna komt de rentebesparing als gevolg van de inkomstenmeevallers volledig tot uitdrukking in de rentelasten.

Vraag 86

Is er in 2001 sprake van twee taakstellingen op basis van veronderstelde onderuitputting, namelijk in het kader van overige bijstelling en in het kader van de in=uit-gedachte (bladzijde 54)? Hoeveel onderuitputting zou er in totaliteit in 2001 moeten optreden om de veronderstelling in deze Voorjaarsnota te realiseren?

Antwoord

De overige bijstelling omvat de dekking die geleverd wordt door middel van meevallers op de diverse departementale begrotingen en betreft derhalve geen taakstellende onderuitputting.

Om de veronderstelling in het kader van de in=uit gedachte zoals opgenomen in de Voorjaarsnota in 2001 volledig te realiseren dient er circa 1,2 mld aan onderuitputting op te treden.

Vraag 87

Kan de regering een overzicht geven per budgetdiscipline sector van de ruilvoetverliezen/winsten voor 2001 uitgesplitst naar het loongevoelige, prijsgevoelige en neutrale deel van de begroting? En een overzicht voor de totale begroting van de
ruilvoetverliezen/-winsten, uitgesplitst naar het loongevoelige, prijsgevoelige en neutrale deel van de begroting, voor 2001 en cumulatief 1999-2002, in procenten en in miljarden.

Antwoord

In de onderstaande tabel wordt het ruilvoetresultaat voor 2001, per budgetdiscipline sector alsmede voor het totaal weergegeven. Het ruilvoetresultaat is gedefinieerd als het verschil ten opzichte van het Regeerakkoord.

Ruilvoet voor het jaar 2001; in miljarden guldens (tussen haakjes als percentage van het respectievelijke kader); als gevolg van afrondingsverschillen kan het totaal afwijken van de som der delen; + betekent ruilvoetwinst.

RBG-eng

SZA

Zorg

Totaal

Loongevoelig

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

Prijsgevoelig


+½ (¼%)

+0 (0%)

+0 (0%)

+½ (0%)
Neutraal


+1 (½%)

0 (0%)


+¼ (½%)

+1 (¼%)

Totaal


+1¼ (¾%)


+0 (0%)

+¼ (½%)

+1½ (½%)



In de volgende tabel wordt de cumulatieve ruilvoetontwikkeling per budgetdisciplinesector voor de periode 1999-2002 gepresenteerd (stand CEP 2002).

Cumulatieve ruilvoet over de periode 1999-2002; in miljarden guldens (tussen haakjes als percentage van het respectievelijke kader); + betekent ruilvoetwinst.

RBG-eng

SZA

Zorg

Totaal

Loongevoelig


-1½ (¾%)


-2 (2%)


-¾ (1¼%)

-4¼ (1¼%)

Prijsgevoelig


+½ (¼%)

+0 (0%)

+0 (0%)

+¾ (¼%)
Neutraal


+1 (½%)

0 (0%)


+¼ (¼%)

+1¼ (½%)

Totaal

0 (0%)


-2 (2%)


-½ (¾%)

-2¼ (¾%)





Vraag 88

Kan de regering, net als in de Miljoenennota gebeurt, ook per afzonderlijke budgetdisciplinesector de ontwikkeling van de uitgaven en ijklijn in 2001 inzichtelijk maken, waarbij ook een onderscheid gemaakt in (nominale) mee- en tegenvallers, beleidsmaatregelen en technische mutaties?

Vraag 104

Kan tabel 8 worden uitgesplitst in Rijksbegroting in enge zin, sociale zekerheid en arbeidsmarkt en zorg conform de tabellen 2.3.3, 2.4.1 tot en met 3 en 2.5.1. tot en met 4 van de Miljoenennota 2001?

Antwoord

In onderstaande tabellen is de ontwikkeling van de uitgaven en ijklijn voor 2001 inzichtelijk gemaakt. waarbij in

Toetsing netto relevante uitgaven aan uitgavenkaders


2001 in mld guldens


RBG-eng

SZ

Zorg

Uitgavenkader in lopende prijzen, stand VJN


188,4


115,3


63,2

Totale netto uitgaven, stand VJN 2001


190,5


111,0


65,3

Over/onderschrijding


2,1


-4,3


2,1

(+ = overschrijding)

Mutaties uitgaven sinds Miljoenennota


2001 in mld guldens


RBG-eng

SZ

Zorg

Mee- en tegenvallers


-0,1

-1,2


-0,2
Beleidsmatige bijstellingen


4,0

0,8


1,8

Technische mutaties

0,1


-0,1
0,0

Overigens betreft bovenstaande tabel alleen de uitgaven. De mutaties door bijstelling van het uitgavenkader zijn hier niet meegenomen.

Vraag 89

Kan meer duidelijkheid worden verschaft over de verdeling van de mee- en tegenvallers over de drie sectoren, of ten gunste van welke sectoren de uitgavenreserve is ingezet?

Antwoord

In onderstaande tabel zijn de mee- en tegenvallers en de aanwending van de uitgavenreserve uitgesplitst over de drie sectoren.

Ruimtevergrotende bijstellingen tov MN2001


2001 (xmld)












Rbg-eng

SZ

Zorg

Totaal

Nominale ontwikkeling (ruilvoet)


-1,8


-0,6

-0,5

-3,0

Rente


-0,5

-

-

-0,5
Bijstelling SZA


-

-1,0


-

-1

EU-afdrachten


-0,2

-

-

-0,2
HGIS


-0,1

-

-

-0,1
FES-bruggetje


-0,6

-

-

-0,6
Uitgavenreserve


-0,2

-

-0,1

-0,3
Tegenvallers MKZ

0,4


-

-
0,4

Overige bijstellingen


-1,0


-

-

-1,0

Totale ruimte voor intensiveringen


-4,0


-1,6


-0,6

-6,5





Vraag 90

Kan de opwaartse bijstelling van de overheidsontvangsten met fl. 0,7 miljard ten opzichte van de Miljoenennota 2001 worden uitgesplitst in een reel en een nominaal deel?

Antwoord

De bijstelling van de ontvangsten van 0,7 miljard kan worden onderverdeeld in een reële daling van 1,3 miljard, een stijging van
4,1 miljard nominaal en een daling van 2 miljard uit hoofde van beleidsmaatregelen en andere autonome ontwikkelingen. Deze verdeling komt overeen met de wijze waarop de wijziging van de omvang van de inkomstenmeevaller wordt bepaald. Deze staat toegelicht op pagina 11 en 12 in de Voorjaarsnota.

Vraag 91

Waarom is een (in de Miljoenennota niet voorziene) kasschuif van fl.
3,6 miljard tussen belastingen en premies nodig?

Antwoord

De kasschuif vloeit voort uit de systematiek van toedeling van de opbrengst over belasting en premies.

De maandelijkse kasontvangsten van de loonheffing en de inkomensheffing worden verdeeld over belastingen en premies, elk op basis van een sleutel. Deze maandelijkse kasontvangsten hebben betrekking op verschillende belastingjaren. Voor elk belastingjaar geldt een aparte sleutel (ondermeer afhankelijk van de verhouding van de belasting- en premietarieven van dat belastingjaar).

De ontvangsten van de inkomensheffing bestaan met ingang van het belastingjaar 2001 uit ontvangsten uit box 1, 2 en 3. Voor het belastingjaar 2001 bestaan de ontvangsten van de inkomensheffing in het kasjaar 2001 vooral uit belasting en premieontvangsten uit Box 1. De ontvangsten over box 2 en 3, die uitsluitend uit belasting en bestaan, komen vooral in de kas van latere jaren (in de kas van 2002 en 2003). De sleutel is conform verhouding tussen belasting en premies over het belastingjaar 2001, terwijl de verhouding belasting en premies in de kasontvangst in 2001 over het belastingjaar 2001 hiervan dus afwijkt. Gecumuleerd met de kasontvangsten in de jaren na 2001 met betrekking tot het belastingjaar 2001 zal uiteindelijk de juiste verdeling worden gerealiseerd. Er treedt daardoor een kasschuif op tussen belasting en premies in 2001 die in latere jaren weer wordt gecompenseerd.

In de raming voor 2001 ten tijde van de Miljoenennota was met het gevolg van deze sleutelsystematiek op de gewijzigde verhouding van belasting en premies in de kasontvangsten onvoldoende rekening gehouden.

Overigens heeft deze kasschuif geen gevolgen voor het EMU-saldo noch voor de omvang van de inkomstenmeevaller.

Vraag 92

Welke verklaring is er voor het feit dat als gevolg van het gewijzigd economisch beeld in 2000 er meevallers zijn bij de omzetbelasting, de loonbelasting en vennootschapsbelasting maar de inkomstenbelasting tegenvalt?

Antwoord

De opbrengst van de inkomstenbelasting hangt niet alleen af van het economisch beeld. De inkomstenbelasting is ondermeer afhankelijk van de inkomensontwikkeling van zelfstandigen, maar ook van de omvang van aftrekposten en de ontwikkeling van andere belastingen, die als voorheffing gelde voor de inkomstenbelasting (loonbelasting, dividendbelasting). Nadere inzichten leidden er toe dat het saldo te optimistisch was ingeschat, zodat een neerwaartse bijstelling is gepleegd.

Vraag 93

Als gevolg van de hogere particuliere consumptie neemt de opbrengst van de omzetbelasting toe met fl. 0,7 miljard. Dit wordt echter tenietgedaan door overige autonome oorzaken. Kan de daling van fl. 0,5 miljard van de raming van de omzetbelasting als gevolg van overige autonome factoren nader worden toegelicht?

Vraag 112

Waarom is de raming van de Btw-opbrengsten neerwaarts aangepast?

Antwoord

De derving van de omzetbelasting als gevolg van een overige autonome component hangt samen met de lagere opbrengst van BTW op infrastructuur voor het openbaar vervoer.

Vraag 94

De opbrengst van de loonbelasting wordt fl. 2,0 miljard hoger geraamd. Deels door beleidsmaatregelen en deels door overige factoren. Welke concrete beleidsmaatregelen zijn er in de sfeer van de loonbelasting getroffen die ertoe leiden dat de opbrengst in 2001 thans fl. 0,2 miljard hoger worden geraamd? Welke autonome oorzaken liggen ten grondslag aan de daling van geraamde opbrengst met fl. 1,0 miljard van de inkomstenbelasting, respectievelijk de stijging van de geraamde opbrengst met fl. 1,0 miljard van de loonbelasting?

Antwoord

Ten tijde van de algemene politieke beschouwingen zijn de volgende beleidsmaatregelen in de sfeer van de loonbelasting getroffen: verhogen belastingtarief 1a met 0,1%-punt, verhogen aanvullende kinderkorting en verruimen leeftijdsgrens en verhogen combinatiekorting.

De stijging van de loonbelasting met 1 miljard en de daling van de inkomstenbelasting van 1 miljard is het gevolg van een verschuiving tussen deze twee belastingsoorten. De oorzaak is een nadere toerekening van het belastingplan 2001 over loon en inkomstenbelasting.

Vraag 95

In hoeverre zou met het oog op de recente inflatieontwikkeling - de nominale ontwikkeling (ruilvoet) moeten worden bijgesteld?

Antwoord

Zie vraag 68.

Vraag 96

Kan meer helderheid worden verschaft over de onderuitputting van de EU-begroting die de lagere EU-afdracht voor Nederland bewerkstelligt?

Antwoord

In de Voorjaarsnota zijn onder meer de inzichten van de Commissie van eind 2000 verwerkt over de uitvoering van de EU-begroting 2000. De meevaller in de EU-begroting 2000 is vooral ontstaan aan de uitgavenzijde van de EU-begroting , met name bij het structuurbeleid (categorie 2).

Vraag 97

In welk opzicht is de raming voor de aardgasbaten gewijzigd en in hoeverre is de Tweede Kamer daarbij betrokken geweest?

Antwoord

Zie vraag 15.
Vraag 98

Van welke pBBP deflator is thans uitgegaan voor het jaar 2002? Hoe groot acht de regering de kans dat in 2002 een ruilvoetverlies zal optreden en in welke omvang?

Antwoord

Voor de pBBP-deflator in het jaar 2002 is thans uitgegaan van de CEP-raming van het CPB. Op basis van het CEP zal over de periode
1999-2002 een ruilvoetverlies optreden van 2¼ miljard (zie ook vraag
87). Bij Miljoenennota zal de Kamer nader geïnformeerd worden over de dan geldende inzichten omtrent het nominale beeld.

Vraag 99

Kan een overzicht worden gegeven van de aanvankelijk begrotingsgefinancierde uitgaven of projecten die, in het kader van het FES-bruggetje, voortaan uit het FES bekostigd zullen worden?

Antwoord

Zie vraag 27.

Vraag 100

Waarom heeft het gewijzigd economisch beeld enkel gevolgen voor de geraamde Zfw-premieontvangsten en de WAO en niet voor bijvoorbeeld de AOW, ANW en AWBZ (tabel 11)?

Antwoord

De reden is dat de grondslag voor premieheffing verschilt voor de volksverzekeringen (AOW,ANW en AWBZ) en werknemersverzekeringen. Zo heeft bijvoorbeeld een wijziging in de winst van zelfstandigen of een andere omvang van buitengewone lastenaftrek wel gevolgen voor de opbrengst van de volksverzekeringspremies maar niet voor de werknemersverzekeringspremies. In de grondslagen voor de verschillende verzekeringen is ook een verschil in hoogte van premiegrenzen en franchises.

Vraag 101

Kan de oorzaak worden toegelicht van de toename van de aardgasbaten met fl. 0,5 miljard? Voor welk gedeelte vindt dit zijn oorzaak in de dollarkoers, de hogere olieprijzen en de grotere afzet of andere factoren?

Antwoord

In 2001 bedragen de extra aardgasbaten ca 800 mln. Hiervan dient ruim ca 300 mln als voeding FES. De gasbatenmutatie is voornamelijk het gevolg van een hogere dollarkoers en olieprijs.

Vraag 102

Welke economische factoren veroorzaken een tegenvaller van fl. 0,4 miljard bij de geraamde opbrengsten Zfw-premies?

Antwoord

De premieopbrengsten hangen samen met het premieplichtig loon. Het premieplichtig loon voor de ZFW geldt alleen voor ZFW-verzekerden. De relatief meer omvangrijke neerwaartse bijstelling van de ZFW ten opzichte van de andere werknemersverzekeringen heeft dan te maken met het saldo-effect van een hoger contractloon, een lagere werkgelegenheidsgroei en een kleinere aandeel van ZFW-verzekerden in de totale populatie dan eerder voorzien. Door de hogere loonstijging zijn er meer werkenden of zelfstandigen boven de ziekenfondsgrens uitgekomen. De tegenvaller bedraagt slechts 0,2 procent van de totale geraamde ZFW premieopbrengsten in 2001.

Vraag 103

Welke veronderstellingen inzake dollarkoers en olieprijs zijn gehanteerd bij de raming van de Miljoenennota 2001, respectievelijk bij de huidige raming in de Voorjaarsnota en zijn deze dezelfde als de ramingen van het CPB?

Antwoord

Zie vraag 15.

Vraag 104

Kan tabel 8 worden uitgesplitst in Rijksbegroting in enge zin, sociale zekerheid en arbeidsmarkt en zorg conform de tabellen 2.3.3, 2.4.1 tot en met 3 en 2.5.1. tot en met 4 van de Miljoenennota 2001?

Antwoord

Zie vraag 88.

Vraag 105

Wat was ten tijde van de totstandkoming van het Regeerakkoord de verwachting over de hoogte van de staatsschuld ultimo 2001 in guldens?

Antwoord

De staatsschuld maakt deel uit van de EMU-schuld. Ten tijde van het Regeerakkoord werd de staatsschuld 2001 geraamd op 468 miljard gulden.

Vraag 106

Bevat de correctiepost in tabel 12 alle beleidsmaatregelen en alle incidentele mee- en tegenvallers, zodat de meevaller van fl. 0,6 miljard structureel van aard is? Wat is de bestemming van het bedrag van fl. 20,6 miljard en waarom wordt deze niet toegelicht?

Vraag 107

Waaruit bestaat de correctiepost van 8,9 miljard in tabel 12?

Antwoord

De correctiepost bestaat uit som van alle beleidsmaatregelen en overige autonome mutaties ten opzichte van de stand regeerakkoord en voorts uit alle incidentele mee- en tegenvallers. De overschrijding van inkomstenijklat van 20,6 miljard is structureel van aard. De meevaller is aangewend voor additionele lastenverlichting en voor schuldreductie.

Vraag 108

Ten opzichte van de Miljoenennota 2001 verslechtert het EMU-saldo. Het EMU-saldo wordt nu geraamd op 1/2% BBP. Hoe beoordeelt de regering deze verslechtering van het EMU-saldo in het licht van de passages op pagina 14 van de Miljoenennota 2001 waarin wordt toegelicht dat de vergrijzingslasten kunnen worden opgevangen zonder het voorzieningenniveau te verlagen of de lasten te verhogen als de staatsschuld in de komende 25 jaar wordt afgelost en waarin wordt toegelicht dat als de komende 10 jaar overschotten worden gerealiseerd van 1 à 2% BBP, het wegwerken van de schuld goed op schema komt?

Antwoord

In de Voorjaarsnota wordt voor 2001 een ten opzichte van de Miljoenennota beperkte daling van het EMU-saldo verwacht van 0,7% BBP naar 0,5% BBP. Deze verslechtering hangt mede samen met een lagere groei dan in de Miljoenennota werd voorzien. Het zou echter strijdig zijn met de uitgangspunten van het door het Kabinet gevoerde trendmatige begrotingsbeleid om op dergelijke (conjuncturele) schommelingen van het EMU-saldo te reageren. Dit geldt des te meer daar de analyse om -- met het oog op de vergrijzing -- de komende 10 jaar overschotten van 1 à 2% BBP te realiseren, betrekking heeft op de middellange en lange termijn. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat in het recent uitgebrachte advies van de Studiegroep Begrotingsruimte Stabiel en duurzaam begroten de marge van 1 à 2% BBP nader wordt ingevuld door voor de komende Kabinetsperiode een overschot van 1¼ à 1¾% BBP te adviseren.

Dit laat onverlet dat het Kabinet zich ervan bewust is dat het realiseren van dergelijke overschotten nog additionele inspanningen vereist. Het ligt derhalve in de rede dat bij het opstellen van de begroting 2002 de ontwikkeling van het EMU-saldo mede een rol speelt bij de vraag in hoeverre de nog resterende ruimte voor lastenverlichting ook daadwerkelijk benut zal worden voor lastenverlichting, teneinde ook voor de komende Kabinetsperiode een zo goed mogelijke budgettaire uitgangspositie voor de middellange en lange termijn te bereiken. Dit is conform het eerder door het Kabinet uitgesproken voornemen (zie pag. 81 Miljoenennota 2001).

Vraag 109

Kan de regering een nadere toelichting geven op de correctiepost van fl. 10,3 miljard in tabel 12? Hoe wordt deze post bepaald en wat zijn de oorzaken dat deze in de Voorjaarsnota fl. 2 miljard is ten opzichte van de raming Miljoenennota?

Vraag 118

Kan de omvang van de correctiepost en de bijstelling van deze post ten opzichte van de Miljoenennota 2001 worden toegelicht

Antwoord

De correctiepost van minus 10,3 miljard bevat voor de premieinkomsten alle beleidsmaatregelen en alle incidentele mee- en tegenvallers ten opzichte van het regeerakkoord. Voor de belastingen bedraagt deze correctiepost 8,9 miljard.

De bijstelling van de correctiepost met 2 miljard betreft de mutatie van de totale correctiepost voor premies, belastingen en aardgasbaten ten opzichte van de Miljoenennota 2001. Het gaat hier bijvoorbeeld om de additionele lastenverlichting waartoe is besloten naar aanleiding van de algemene politieke beschouwingen (dieselpakket, verlaging motorrijtuigenbelasting), en de lager dan verwachte BTW opbrengsten op infrastructuur voor het Openbaar Vervoer. Voor de premies geldt daarnaast dat na de Miljoenennota 2001 gebleken is dat de individuele ziekenfondsen de nominale premie lager hebben vastgesteld. Ook dit is een beleidsmaatregel die in de correctiepost wordt meegenomen.

Vraag 110

Kan tabel 10.2 uit de Miljoenennota geactualiseerd worden?

Vraag 111

Kan de regering inzicht geven in de factoren die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van het EMU-saldo? Kan daarbij ook de gebruikelijke tabel worden gepresenteerd waarin onderscheid gemaakt wordt in uitgavenmutaties, belastingmutaties en mutaties bij de fondsen en waarbij ook de onderverdeling naar Rijk, fondsen en lokale overheden wordt gegeven.

Vraag 114

Hoe groot is het EMU-overschot in 2001, in tienden van procenten BBP? Kan de ontwikkeling van het EMU-saldo toegelicht worden aan de hand van de ontwikkeling van het saldo van het Rijk, de fondsen en de andere overheden?

Antwoord

De navolgende tabel omvat de gevraagde informatie over de ontwikkeling van het EMU-saldo van Miljoenennota 2001 naar Voorjaarsnota 2001.

Tabel ontwikkeling EMU-saldo 2001;

in % BBP


2001



1. Stand Miljoenennota 2001


0,7%


2. Mutatie Rijk



-/-0,6%

(waarvan verschuiving belastingen naar sociale premies)

(-/-0,4%)

(waarvan uitgaven, nbos en overig)

(-/-0,2%)


3. Mutatie sociale fondsen



+0,4%

(waarvan verschuiving belastingen naar sociale premies)

(+0,4%)


4. Mutatie lokale overheid



+0,0%


5. Stand Voorjaarsnota 2001


0,5%

Vraag 112

Waarom is de raming van de Btw-opbrengsten neerwaarts aangepast?

Antwoord

Zie vraag 93.

Vraag 113

Wat wordt bedoeld met de nominale groei van het BBP neemt toe ondanks een daling van ¾%-punt van de reële groei van het BBP?

Antwoord

Het antwoord op vraag 115 omvat onder meer een actualisatie van tabel
10.2 uit de Miljoenennota.


Per definitie geldt dat de nominale ontwikkeling van het BBP de som is van de volumemutatie en de prijsmutatie. Als de nominale groei van het BBP toeneemt ondanks een daling van de reële groei van het BBP impliceert dit een positieve prijsmutatie die groter is dan de (negatieve) volumemutatie. De ontwikkeling van het BBP 2001 van MEV
2001 naar CEP 2001 is in de navolgende tabel weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de (neerwaartse) volumemutatie van ¾ % inderdaad kleiner is dan de (opwaartse) prijsmutatie van 1%.

Tabel ontwikkeling BBP 2001

(in %)

MEV 2001

CEP 2001

Mutatie

Volumegroei BBP


4 %



3 ¼ %



-/- ¾ %

Prijsontwikkeling BBP


3 ¾ %



4 ¾ %



+ 1%


Nominale groei BBP


7 ¾ %


8 %


+ ¼ %

Vraag 114

Hoe groot is het EMU-overschot in 2001, in tienden van procenten BBP? Kan de ontwikkeling van het EMU-saldo toegelicht worden aan de hand van de ontwikkeling van het saldo van het Rijk, de fondsen en de andere overheden?

Antwoord

Zie vraag 110.

Vraag 115

Waarom is de trend van de opbrengsten REB dalend?

Antwoord

De trend van de opbrengst is niet dalend, maar stijgend. De verwachting rond de stijging was ten tijde van de Miljoenennota echter vrij optimistisch en is bij Voorjaarsnota meer in lijn gebracht met de gemiddelde stijging over de afgelopen jaren.

Vraag 116

Hoe hoog is de staatsschuld in guldens?

Antwoord

De staatsschuld maakt deel uit van de EMU-schuld. De staatsschuld wordt voor ultimo 2001 op 406 miljard gulden geraamd.

Vraag 117

Hoe worden de tegenvallende premie-inkomsten bij de Zfw-verklaard?

Antwoord

De tegenvallende premie-inkomsten bij de Zfw zijn het saldo van beleid (-0,5 miljard) de structurele doorwerking van 2000 (0,5 miljard) en het gewijzigd economisch beeld (-0,4 miljard).

Na de Miljoenennota 2001 is gebleken dat de individuele ziekenfondsen de nominale ZFW-premie lager hebben vastgesteld waardoor de premieinkomsten 0,5 miljard lager zijn uitgevallen.

De wijziging ten gevolge van het economisch beeld is toegelicht bij vraag 107. De doorwerking van 2000 is toegelicht in de Voorlopige Rekening.

Vraag 118

Kan de omvang van de 'correctiepost' en de bijstelling van deze post ten opzichte van de Miljoenennota 2001 worden toegelicht?

Antwoord

Zie vraag 109.

Vraag 119

Wat is het thans geraamde EMU-saldo in tienden nauwkeurig?

Antwoord

Voor 2001 is een EMU-saldo geraamd van 0,5% BBP

Vraag 120

De uitgaven aan de zittende magistratuur worden structureel met fl. 50 miljoen verhoogd. Hoe verhoudt deze intensivering zich tot het door de Algemene Rekenkamer, in het rapport bij de financiële verantwoording 2000 van het ministerie van Justitie, geconstateerde 'parkeren van begrotingsgelden' (ter voorkoming van onderuitputting) bij de directie Rechtspleging op dit ministerie?

Antwoord

Het parkeren van begrotingsgelden heeft te maken met het in een bepaald jaar nog niet (kunnen) doen van een uitgave, niet met een structureel teveel aan middelen.

De intensivering voor het ZM is bedoeld voor verkorting van doorlooptijden, het wegwerken van achterstanden en het vergroten van de capaciteit bij de gerechten.

Vraag 121

Kan een overzicht worden gegeven van de Rijksbrede uitgaven aan asiel?

Antwoord

Vraag 122

Kan voor 2001 een tussenstand met betrekking tot de realisatie van de in- en uitstroom van asielzoekers worden gegeven, en kan deze tussenstand worden afgezet tegen de (tussen-)doelstellingen/ramingen?

Antwoord

De meest recente inzichten in de in- en uitstroom van asielzoekers hebben betrekking op de maanden januari tot en met mei.

In die periode bedroeg de instroom (alle vreemdelingen die naar Nederland komen en aangeven een asielaanvraag te willen indienen en daartoe op de wachtlijst worden geplaatst voor een afspraak in één van de Aanmeldcentra) 13.648 personen en de uitstroom 9.569.

Voor het jaar 2001 wordt de totale instroom geraamd op circa 42.000, de totale uitstroom op circa 34.000.

Gezien de onzekerheden waarmee in- en uitstroomramingen zijn omgeven wordt niet met tussenramingen gewerkt

Vraag 123

Waarom is de verkoop van het NOB als niet tot een ijklijn behorend aangemerkt (bladzijde 23) en de verkoop aandelen TPG (bladzijde 32) als wel tot een ijklijn behorend?

Vraag 129

Wordt de verkoopopbrengst van aandelen TPG benut voor aflossing van de staatsschuld en wordt de vrijvallende rente toegevoegd aan het FES? Wat is per saldo de extra structurele uitgavenruimte (toename FES-voeding minus dividendderving) die door deze verkoop ontstaat? Waarom is deze verkoopopbrengst niet aangemerkt als niet tot een ijklijn behorend maar geboekt onder de ijklijn Rijksbegroting? Betekent dit dat er in 2001 eenmalig bijna 2 miljard gulden extra ruimte is ontstaan?

Antwoord

De verkoopopbrengst van TPG is aangewend voor aflossing van de staatsschuld en de rentevrijval is aan het FES toegevoegd. Ten opzichte van de Miljoenennota is hier echter geen extra ruimte ontstaan in het FES, of de schuld verder gedaald, aangezien deze opbrengst gediend heeft ter invulling van de taakstelling van vier keer 2 miljard die bij Regeerakkoord is afgesproken voor de verkoop van staatsdeelnemingen. De verkoopopbrengst behoort niet tot de ijklijn. Per abuis wijkt de presentatie in de Bijlage af van de hoofdtekst.

Vraag 124

Moet uit het nog niet verschijnen van het toegezegde Meerjaren Investeringsplan afgeleid worden dat er helemaal geen afzonderlijk beleids- en investeringsplan voor onderwijs komt, of komt het later?

Antwoord

Het kabinet heeft besloten in het voorjaar geen afzonderlijk meerjarig investeringsplan uit te brengen. Het kabinet wil in de zomer verkenningen uitbrengen en daarbij aangeven welke opties en mogelijkheden, kwalitatief en kwantitatief, aan de orde kunnen komen bij het overzicht van de noodzakelijke richtingen en oplossingen voor het onderwijsbeleid in de komende jaren. Bovendien zal in de memorie van toelichting bij de begroting van OCW een meerjarige doorkijk worden gegeven.

Vraag 125

Op wat voor manier wordt in de Voorjaarsnota 2001 invulling gegeven aan motie 27400-15, waarin de regering wordt verzocht om bij de Voorjaarsnota 2001 met voornemens te komen om de arbeidsvoorwaarden in de kunstensector te verbeteren?

Antwoord

De betreffende motie heeft ertoe geleid dat CapGemini in opdracht van OCW onderzoek heeft verricht naar de achterstanden in de arbeidsvoorwaarden in de kunstensector. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat er mogelijk sprake is van achterstanden. In de miljoenennota 2002 zal worden aangegeven of en in welke mate extra middelen voor de cultuursector beschikbaar zijn gesteld die kunnen worden aangewend voor het oplossen van eventuele arbeidsvoorwaardelijke

knelpunten.

Vraag 126

Wordt in de Voorjaarsnota 2001 invulling gegeven aan motie 27400-12, waarin de regering wordt verzocht een meerjarig perspectief te onderzoeken, gericht op een structurele verhoging van het huidige budget? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Zie vraag 9.

Vraag 127

Hoe verklaart de regering dat de ontvangsten bij de rentedragende leningen van de Studiefinanciering zijn gestegen? Verwacht de regering dat deze ontvangsten zullen blijven toenemen?

Antwoord

De raming van de ontvangsten is bijgesteld op basis van de gerealiseerde ontvangsten 2000 en de actuele schuldstanden. Voor het jaar 2001 is de stijging van de ontvangsten geraamd op f 25,4 mln. Ook voor latere jaren is de raming van de ontvangsten op de leningen verhoogd.

Vraag 128

Hoe lang is de looptijd van de UMTS-vergunningen, en wat betekent de nieuwe voedingssystematiek van het FES voor de jaren na de looptijd van de vergunningen (wanneer de annuïteit wegvalt)? Hoe verhouden de voorgestelde stortingen (op basis van annuïteit) zich tot de stortingen op basis van de oorspronkelijke systematiek (rentevrijval)? Wat zijn de gevolgen van de gewijzigde voedingssystematiek van het FES voor het EMU-saldo en de EMU-schuld?

Antwoord

Zie vraag 72.

Vraag 129

Wordt de verkoopopbrengst van aandelen TPG benut voor aflossing van de staatsschuld en wordt de vrijvallende rente toegevoegd aan het FES? Wat is per saldo de extra structurele uitgavenruimte (toename FES-voeding minus dividendderving) die door deze verkoop ontstaat? Waarom is deze verkoopopbrengst niet aangemerkt als niet tot een ijklijn behorend maar geboekt onder de ijklijn Rijksbegroting? Betekent dit dat er in 2001 eenmalig bijna 2 miljard gulden extra ruimte is ontstaan?

Antwoord

Zie vraag 123.

Vraag 130

Van welke dollarkoers en olieprijs wordt uitgegaan bij de bijgestelde raming voor 2001, en van welke cijfers werd uitgeggaan bij de oorspronkelijke raming en voor de jaren vanaf 2002?

Antwoord

Zie vraag 15.

Vraag 131

Wat is de reden dat een bedrag van 116 mln aan geraamde ontvangsten uit de varkensheffing die eerst niet tot een ijklijn behoorden, nu worden geboekt als ontvangsten binnen de ijklijn rijksbegroting?

Ontstaat hierdoor meer ruimte voor uitgaven?

Antwoord
Het betreft hier een technische correctie op een eerdere geboekte ontvangst. Hierdoor is een relevante meevaller ontstaan.

Vraag 132

Kan de geraamde onderuitputting bij de sector SZA worden gespecificeerd en toegelicht naar arbeidsmarktinstrument? Waarom werkt deze onderuitputting niet structureel door, en hoeveel banen bij de verschillende regelingen moeten in 2002 (ten opzichte van 2001) extra worden bezet bij de huidige (niet-gekorte, en inclusief intensiveringen uit het Regeerakkoord) uitgavenraming voor 2002?

Antwoord

Zie vraag 61.

Vraag 133

Vanaf 2001 wordt structureel fl. 30 miljoen extra ingezet voor kwaliteitsverbetering bij de jeugdhulpverlening. Is de rechtmatigheid van deze uitgave wel gewaarborgd, gelet op de kritiek van de Algemene Rekenkamer in het Rapport bij de Financiële Verantwoording 2000 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op het financieel beheer rondom de doeluitkering jeugdhulpverlening, en gelet op de volgende conclusie van de Algemene Rekenkamer: "Wel signaleert de Rekenkamer nu het risico dat zij over de uitkering 2001 niet anders dan tot onzekerheid over de rechtmatigheid zal kunnen komen. Zij beveelt de minister dan ook aan om zo snel mogelijk in actie te komen en de provincies er toe te bewegen haar alsnog in de benodigde informatie over 1999 te voorzien."

Antwoord

Ook voor de extra middelen geldt het systeem van verantwoording zoals dat is neergelegd in de Wet op de Jeugdhulpverlening. De wijzigingen van art. 13, lid 3 en 4 van deze wet zoals deze met terugwerkende kracht zijn ingegaan op 1 januari 1999, hebben de bestuurlijke verantwoordelijkheden in deze verhelderd. Het rechtmatigheidsoordeel over de besteding van de middelen, vindt plaats binnen het provinciale systeem van democratische controle. Indien uit de provinciale jaarrekening met het bijbehorende accountantsverslag blijkt dat er sprake is van onrechtmatigheden of onzekerheden bij de besteding van de middelen, dan wordt dit zo spoedig mogelijk door het provinciaal bestuur aan de ministers gemeld (art. 13, lid 3). Het bestuur geeft daarbij hoe het voornemens is de onzekerheden op te heffen en te voorzien in het wegnemen van de onrechtmatigheden (art.13, lid 4). In dat verband kunnen de ministers tot verrekening overgaan.

De kritiek van de Algemene Rekenkamer had onder andere betrekking op de informatievoorziening (het insturen van de jaarrekeningen) door de provincies en de behandeling van deze informatie op het departement.

Naar aanleiding van de kritiek van de Algemene Rekenkamer heeft de minister van VWS onmiddellijk de nodige maatregelen getroffen ter verbetering van de beoogde verantwoordingsstructuur. Zie ook de antwoorden van de minister van VWS op de vragen 1 en 5 over het rapport van de Algemene Rekenkamer (Vergaderjaar 2000-2001, 27700 nr. 57)

Voor het jaar 1999 zijn door de provincies, zoals ook de Algemene Rekenkamer constateert, geen onrechtmatigheden gemeld. Voor het jaar 2001 is dit uiteraard nog niet bekend wat de provincies (en de daarmee gelijkgestelde grootstedelijke regios ) zullen melden.

Vraag 134

Waarom wordt in 2001 fl. 258,6 miljoen gekort op macrosteun en schuldenbeleid?

Antwoord

Zoals aangegeven in de tekstuele toelichting op pagina 43 van de VJN is de meerjarige groei van het ODA budget in 2000 geparkeerd op het artikel macrosteun en schuldenbeleid. In 2001 wordt dit budget verdeeld naar beleidsartikelen waaronder de landenprogrammas. Hierdoor wordt artikel macrosteun en schuldenbeleid verlaagd.

Vraag 135

In de Miljoenennota vertoonden de ontvangsten en uitgaven van het Infrastructuurfonds meerjarig een overschot. IN de Voorjaarsnota vertoont het Infrastructuurfonds meerjarig een tekort. Waarom is het overschot omgeslagen in een tekort? Betekent dit tekort dat er uitgaven geschrapt worden en zo ja, welke uitgaven zullen dit zijn?

Antwoord

In de jaren 2001 tot en met 2005 wordt een bedrag van 539 mln. aan het Infrafonds toegevoegd. Dit vloeit voort uit het voordelig saldo in de voorgaande jaren (dat wil zeggen in voorgaande jaren niet uitgegeven bedragen). Daartegenover staat een kasritme-aanpassing bij een aantal projecten van 400 mln in 2002 tot en met 2005. Dit laatste bedrag komt in 2006-2010 tot betaling. Dit betekent dat er geen programma-uitgaven zijn geschrapt; het betreft faseringen in het uitgaven patroon.

Vraag 136

Kan de saldomutatie in de voeding van het FES worden uitgesplitst en gespecificeerd naar onderdeel (hogere olieprijs, hogere dollarkoers, ander volume aardgas, bijstelling rentebaten uit verkoop van staatsdeelnemingen)? Wat zijn de budgettaire gevolgen voor de waardedaling van de staatsdeelneming KPN voor de inkomsten van het FES?

Antwoord

Zie vraag 82.

Vraag 137

Via het FES-bruggetje worden in 2001 de uitgaven uit het FES met fl. 552 miljoen verhoogd. Daar staat een uitgavenverlaging op de begroting van Verkeer en Waterstaat (bladzijde 32) tegenover van fl. 652 miljoen in 2001 en fl. 100 mln in 2002. Hoe is het verschil van fl. 100 miljoen in 2001 en fl. 100 mln in 2002 te verklaren?

Antwoord

Het FES-bruggetje is een saldo-mutatie van de dekking van de uitgavenverhogingen in 2001 (552 mln) en van door de Kamer aangenomen moties bij de Algemene Politieke Beschouwingen (100 mln in 2001 en 2002). Ter dekking van deze moties is binnen het FES de reservering ten behoeve van PPS-projecten komen te vervallen.

Vraag 138

Waarom bedraagt de reservering voor loonbijstelling in 2002 thans slechts fl. 1,8 miljard, iets meer dan de helft van de loonbijstelling 2001? Gaat de regering er van uit dat de loonbijstelling afneemt in 2002 ten opzichte van 2001? Hoe wil de regering de nominale ontwikkeling in 2002 financieren?

Vraag 139

Mag, uit het feit dat voor de loonbijstelling in 2002 thans een bedrag gereserveerd is op de aanvullende post dat grofweg de helft bedraagt van de in 2001 uitgekeerde loonbijstelling, er in 2002 met een halvering van de loonstijging ten opzichte van 2001 wordt rekening gehouden? Ergo: zijn de ramingen thans gebaseerd op een veronderstelde loonstijging van circa 2% in 2002?

Vraag 141

Is de loonbijstelling gebaseerd op een contractloonstijging van 4% in 2001 en +/- 2% in 2002? Hoe luiden deze percentages als de intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten (tabel 6, blz 6) worden meegerekend?

Vraag 142

Hoe verhoudt het resterende bedrag op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden in 2002 zich tot de raming in het CEP van de loonstijging in 2002?

Antwoord

Voor 2001 is op basis van CEP-cijfers de definitieve loonbijstelling vastgesteld en uitgedeeld met een contractloonontwikkeling voor 2001 van 4%. De intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten staan hier geheel los van. De stand 2002 is ten opzichte van Miljoenennota 2001 slechts gewijzigd met de uitdeling van tranche 2001. In de miljoenennota 2001 is de contractloonontwikkeling voor 2002 gesteld op 2%. De constatering dat de reservering dus betrekking heeft op 2% is juist. Voor 2002 wordt bij de komende Miljoenennota, op basis van MEV 2002, opnieuw geraamd en zal de reservering worden bijgesteld. Deze mutatie heeft dan ook betrekking op het begrotingsjaar 2002. Ter voorbereiding van de begroting 2002 houdt de regering uiteraard rekening met de meest recente gegevens van het Centraal Planbureau omtrent de contractloonontwikkeling.

Vraag 140

Kan worden toegelicht wanneer en voor welke zaken de fl. 59.1 miljoen in 2001 zal worden uitgegeven die thans nog gereserveerd staat op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden?

Antwoord

Conform het referentiebegrip zijn op basis van de meeste recente macro-economische inzichten de begrotingen op het loonniveau 2001 gebracht. Het resterende bedrag op de Aanvullende Post arbeidsvoorwaarden is gereserveerd voor met name de oorlogsgetroffenen. De oorlogsgetroffenen lopen niet direct mee in het referentiebegrip en worden op een later moment op het loonniveau 2001 gebracht.

Vraag 141

Is de loonbijstelling gebaseerd op een contractloonstijging van 4% in 2001 en ± 2% in 2002? Hoe luiden deze percentages als de intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten (Tabel 6, bladzijde 6) worden meegerekend?

Antwoord

Zie vraag 138.

Vraag 142

Hoe verhoudt het resterende bedrag op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden in 2002 zich tot de raming in het CEP van de loonstijging in 2002?

Antwoord

Zie vraag 138.

Vraag 143

Zowel bij de ruimtevergrotende bijstellingen als in het kader van de in=uit-gedachte bij de eindejaarsmarges is sprake van taakstellende onderuitputting. Brengt de cumulatie van taakstellingen niet het risico met zich mee dat de taakstellingen niet volledig gehaald worden?

Antwoord

Op basis van ervaringsgegevens is bekend dat in (vrijwel) alle jaren een bepaalde onderuitputting optreedt die wordt veroorzaakt doordat door vertragingen in de uitvoering kasbetalingen over de jaargrens heen worden verricht. Dit maakt het dan ook mogelijk om voor de onderuitputting die via de eindejaarsmarge mag worden meegenomen de in=uittaakstelling zonder al te veel risico te hanteren. Naast deze onderuitputting wordt er jaarlijks een uitgebreide analyse gemaakt van onderuitputting die zich structureel voordoet op de begrotingen. Verklaring voor deze structurele onderuitputting is dat de ramingen voor bepaald beleid te ruim zijn opgesteld. Deze gelden kunnen zonder risico worden aangewend voor ander beleid. Hier is dan ook feitelijk geen sprake van een taakstelling. Als zodanig is er geen cumulatie van taakstellingen die tot een risico leiden.

Vraag 144

Betekent het feit dat de aanvullende post algemeen in 2001 thans per saldo (uitgaven minus geraamde niet-belastingontvangsten) negatief staat, dat er een tekort is op de totale begroting? Kan worden toegelicht welke taakstellingen er, naast de in=uit-taakstelling, nog meer geraamd staan op de aanvullende post, hoe de stand daarvan is en wat de huidige verwachting is over de mate waarin ze zullen worden gerealiseerd?

Antwoord

De veronderstelling dat op de totale begroting een tekort bestaat is niet juist. De aanvullende post Algemeen heeft een bijzonder karakter aangezien hierop middelen en taakstellingen worden geraamd waarvan op het moment van raming nog niet expliciet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk zullen neerslaan. Zo is ook de taakstelling in het kader van de in=uit gedachte ten bedrage van 1,2 mld voorlopig op de aanvullende post geraamd. Op basis van ervaringen in eerdere jaren wordt verondersteld dat deze taakstelling volledig zal worden gerealiseerd. In dit stadium is echter nog niet duidelijk welke begrotingen welke bijdrage hiervoor zullen leveren.

Naast de in=uit taakstelling bevat de aanvullende post Algemeen de regeerakkoordtaakstellingen verkoop staatsdeelnemingen en dividendopbrengsten. Door de verkoop van aandelen TPG is de regeerakkoordtaakstelling verkoop staatsdeelnemingen in 2001 al bijna volledig gerealiseerd. De taakstelling dividendopbrengsten bedraagt in 2001 71,5 mln, waarvan bij Voorjaarsnota nog niets is gerealiseerd.

Vraag 145

Kan een toelichting worden gegeven op meerjarige raming van de niet-belastingontvangsten op de aanvullende post Algemeen? Wat is de verklaring voor het feit dat in 2002 nog fl. 1.791,9 miljoen aan ontvangsten worden geraamd, terwijl in het volgende jaar een tekort wordt geraamd van fl. 494,4 miljoen dat in latere jaren verder oploopt?

Antwoord

De ontvangstenraming op de aanvullende post Algemeen wordt in 2002 beïnvloed door de regeerakkoordtaakstelling verkoop staatsdeelnemingen ad. 2 mld. De afloop in de ontvangstenraming hangt samen met de dividendderving die op zal treden als gevolg van de verkoop van staatsdeelnemingen.

Vraag 146

Wat is thans de totale meerjarige reservering op de aanvullende post voor SUWI? Kan in hoofdlijnen een onderbouwing worden gegeven van deze raming en de te verwachten uitgaven?

Vraag 148

Kan nauwkeuriger toegelicht worden waar de incidentele intensivering van fl. 500 miljoen in 2001 op de aanvullende post Algemeen ten behoeve van SUWI/ Arbvo/ ESF nu eigenlijk voor is bestemd, met name voor wat betreft de afwikkeling van de ESF-periode 1994-2000? Hoe groot is thans de meerjarige reservering voor SUWI op de aanvullende post Algemeen?

Antwoord

Omdat precies inzicht in de kosten en baten van de SUWI-operatie vooralsnog ontbreken en ook pas in de loop der jaren zal ontstaan, is gekozen voor een reservering op de aanvullende post Algemeen. Deze reservering heeft derhalve het karakter van een stelpost. Vanuit deze aanvullende post worden middelen overgeheveld naar de begroting van SZW, op basis van specifieke bestedingsplannen.

De totale meerjarige reservering op de aanvullende post bedraagt thans 599 mln voor 2001, 200 mln voor 2002, 200 voor 2003 en 125 voor 2004. Onderdeel van de 599 mln voor 2001 vormt de incidentele intensivering van 500 mln bij Voorjaarnota. Deze middelen worden extra beschikbaar gesteld voor de inrichting van de Centra voor Werk en Inkomen en het UWV, de ontvlechting en liquidatie van de
Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de afwikkeling van de oude programmaperiode ESF. Ook voor deze incidentele intensivering van 500 mln geldt dat deze het karakter heeft van een stelpost, precieze inzichten in de verschillende componenten van deze raming zullen uiterlijk bij Najaarsnota bekend zijn.

Vraag 147

Van welke veronderstellingen omtrent de werkloosheid en arbeidsongeschiktheid in de jaren 2001 en 2002 wordt nu precies uitgegaan, hoe hebben deze veronderstellingen zich de afgelopen tijd ontwikkeld en welke gevolgen heeft de (volgens het Centraal Economisch Plan) oplopende werkloosheid?

Antwoord

Zie vraag 20.

Vraag 148

Kan nauwkeuriger toegelicht worden waar de incidentele intensivering van fl. 500 miljoen in 2001 op de aanvullende post Algemeen ten behoeve van SUWI/Arbvo/ESF' nu eigenlijk voor is bestemd, met name voor wat betreft de afwikkeling van de ESF-periode 1994-2000? Hoe groot is thans de meerjarige reservering voor SUWI op de aanvullende post Algemeen?

Antwoord

Zie vraag 146.