Ministerie van Buitenlandse Zaken

charset="iso-8859-1"

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=417259




1 Inleiding

2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
2.1.2 Geschiedenis
2.2 Staatsinrichting
2.2.1 De wetgevende macht
2.2.2 De uitvoerende macht
2.2.3 De rechtsprekende macht
2.2.4 De Nationale Veiligheidsraad
2.2.5 De politieke partijen
2.3 Politieke ontwikkelingen
2.3.1 De Fazilet Partisi
2.3.2 De HADEP
2.4 Veiligheidssituatie
2.4.1 De strijd met de PKK
2.4.2 De Hezbollah en andere islamistische groeperingen 2.4.3 Revolutionaire groeperingen
2.4.4 De veiligheidskrachten
2.4.5 De uitzonderingstoestand
2.5 Sociaal-economische ontwikkelingen
2.6 Samenvatting

3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
3.1.1 Grondwet
3.1.2 Overige nationale wetgeving
3.1.3 Verdragen
3.2 Toezicht
3.3 Naleving en schendingen
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
3.3.3 Vrijheid van godsdienst
3.3.4 Bewegingsvrijheid
3.3.5 Rechtsgang
3.3.6 Arrestaties en detenties
3.3.7 Mishandeling en foltering
3.3.8 Verdwijningen
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
3.3.10 Doodstraf
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Koerden
3.4.2 Dorpswachters
3.4.3 Vrouwen
3.4.4 Homoseksuelen, travestieten en transseksuelen 3.4.5 Dienstplichtigen
3.4.6 Alleenstaande minderjarigen
3.4.7 Plegers van marginale activiteiten voor illegale organisaties 3.4.8 Verwanten van PKK-leden
3.4.9 Verwanten van HADEP-leden
3.4.10 Teruggekeerde asielzoekers
3.4.11 Samenvatting

4 Vluchtelingen en ontheemden
4.1 Motieven
4.2 Ontheemden
4.3 Binnenlands vestigingsalternatief
4.4 Beleid van andere westerse landen
4.5 Beleid UNHCR
4.6 Samenvatting

5 Samenvatting

6 Literatuurlijst
Algemeen ambtsbericht Turkije


1 Inleiding

In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Turkije beschreven voorzover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken van personen uit Turkije inclusief de vraag of terugkeer naar Turkije van uit dat land afkomstige afgewezen asielzoekers verantwoord is.

Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere algemene ambtsberichten over de situatie in Turkije (laatstelijk 18 september 1999) en het tussentijds ambtsbericht Turkije/Koerdische asielzoekers van 13 december 2000. In een separaat ambtsbericht (15 juni 2000) werd de dienstplicht in Turkije behandeld.

Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade in Ankara en het Nederlandse consulaat-generaal in Istanbul, alsmede van documenten van onder meer Amnesty International, de Duitse en Amerikaanse ministeries van Buitenlandse Zaken, het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken, Human Rights Watch, the Economist Intelligence Unit, de Raad van Europa, de Economic and Social Council van de Verenigde Naties, de Europese Commissie, UNHCR en de Turkse mensenrechtenorganisaties IHD, TIHV en Mazlum-Der. Ook vakliteratuur en berichtgeving in de media zijn gebruikt. Daar waar niet-vertrouwelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.

In hoofdstuk 2 wordt de binnenlands-politieke en economische situatie in Turkije geschetst. Daarbij komt na een algemene inleiding de positie van enkele politieke partijen aan de orde. In paragraaf 2.4 wordt met name aandacht besteed aan de situatie in Zuidoost-Turkije. In paragraaf 2.5 volgt een schets van de sociaal-economische omstandigheden.

Hoofdstuk 3 beschrijft de situatie van de mensenrechten in Turkije. Na behandeling van grondwettelijke garanties, nationale wetgeving en internationale verdragen waarbij Turkije partij is, worden mogelijkheden van toezicht geschetst. In paragraaf 3 volgt de eigenlijke beschrijving van de situatie van de mensen-rechten, mede bevattende informatie over religieuze minderheden. In paragraaf 4 wordt de positie van etnische minderheden en andere specifieke groepen belicht.

In hoofdstuk 4 komt het onderwerp van de ontheemden en het binnenlands vestigingsalternatief aan de orde. In de paragrafen 4 en 5 wordt het beleid van andere westerse landen en UNHCR weergegeven.

Hoofdstuk 5 bevat een algehele samenvatting.


2 Landeninformatie


2.1 Basisgegevens

Turkije heeft ongeveer 65 miljoen inwoners op een oppervlakte van circa 780.000 km
. Hiervan woont bij benadering zestig procent in stedelijke gebieden. De grootste agglomeratie is Istanbul, dat volgense de volkstelling van 2000 tien miljoen inwoners telt. Andere grote steden in West-Turkije zijn de hoofdstad Ankara (3½ miljoen inwoners), Izmir (2,7 mln.) en Konya (1,7 mln.).

De grootste steden buiten deze regio zijn Adana (ruim 2 mln.), Gaziantep (1,2 mln.) en Diyarbakir (1 mln.). De aantallen inwoners van deze steden zijn de afgelopen jaren flink gegroeid als gevolg van ontvolking van het platteland.

De Turkse samenleving heeft een multi-etnisch en multi-religieus karakter. Etnisch en linguïstisch kunnen in Turkije naast Turken en Koerden onder meer kleinere groepen Armeniërs, Grieken, Turkmenen, Tjerkessen, Lazen, Bulgaren, Georgiërs en Arabieren worden onderscheiden. Het aantal Koerden bedraagt ongeveer dertien miljoen
.

Naar religie is getalsmatig het belangrijkste onderscheid dat tussen soennieten en alevieten. Verder zijn er ongeveer honderdduizend christenen en circa 2000 yezidi's.

NAVO-lidstaat Turkije grenst aan acht buurlanden op de Balkan, in de voormalige Sovjetunie en in het Midden-Oosten
. Deze regio kenmerkt zich door verschillende politieke en religieuze ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de situatie in Turkije.

Na ongeveer zevenhonderd jaar Ottomaans sultanaat werd Turkije op 29 oktober 1923 een republiek naar westers model onder leiding van Mustafa Kemal, die later de achternaam Atatürk kreeg. In het met de westerse mogendheden gesloten Verdrag van Lausanne (24 juli 1923) werden de onafhankelijkheid, integriteit en soevereiniteit van de Republiek Turkije erkend en gegarandeerd
. De grenzen die in dit verdrag zijn vastgelegd komen vrijwel geheel overeen met de grenzen van het huidige Turkije
. Ook zijn er in het verdrag garanties opgenomen voor drie in Turkije levende (niet islamistische) minderheden, te weten de joden, de Grieken en de Armeniërs.

Er vonden in de jonge republiek op westerse leest geschoeide hervormingen plaats. De toenmalige Turkse leiders braken radicaal met het bestuur op islamitische grondslag. Zo werd de scheiding tussen religie en staat officieel ingevoerd. Het Arabisch alfabet werd afgeschaft en vervangen door een speciaal voor het Turks aangepast Latijns schrift. Islamitische wetten werden vervangen door op Europese (onder andere Italiaanse, Franse en Zwitserse) leest geschoeide wetgeving. Als religieus beschouwde kleding werd verboden en vervangen door westerse kledij. Vrouwen werd het verboden om in overheidsdienst hoofddoekjes te dragen. Traditionele muziek moest plaatsmaken voor Europese klassieke muziek. Ook toepassing van westerse technologie werd aangemoedigd, evenals emancipatie van de vrouw.

Tot op heden heeft het Turkse leger, dat zichzelf beschouwt als de hoeder van de Turkse staat, strikt toegezien op het onverkort vasthouden aan de door Atatürk geformuleerde uitgangspunten, te weten het seculiere en unitaire karakter van de republiek.

In 1950 werden de eerste vrije verkiezingen gewonnen door de Democratische Partij onder leiding van Adnan Menderes. In 1960 werd de regering Menderes met een militaire staatsgreep ten val gebracht. Menderes werd in september 1961 geëxecuteerd na te zijn beschuldigd van verraad aan de seculiere principes van Atatürk. Na verkiezingen in oktober van dat jaar werd de burgerregering hersteld.

In 1971 greep het leger naar aanleiding van oplaaiend links- en rechts-radicaal terrorisme opnieuw in. Na herstel van de burgerregering in 1973, dat gepaard ging met de internationale oliecrisis, volgde een periode van economische problemen, instabiliteit en politiek geweld. In 1978 werd de staat van beleg uitgeroepen. Twee jaar later, op 12 september 1980, volgde andermaal een militaire staatsgreep, onder aanvoering van generaal Kenan Evren. De nieuwe regering slaagde erin het politieke geweld te beteugelen, maar dat ging ten koste van de democratische verworvenheden.

Nadat in 1982 per referendum een nieuwe - veel stringentere - grondwet was aangenomen, volgde een jaar later het herstel van de burgerregering. De verkiezingen van 1983 leverden een regering op onder leiding van ANAP
-premier Özal, die in 1989 president werd. In zijn beginperiode had Özal veel krediet dankzij de vele economische hervormingen die hij doorvoerde. Ook was tijdens zijn presidentschap sprake van een détente in de Turks-Koerdische verhoudingen
, die na zijn dood in 1993 tot een einde kwam. Nadat de populariteit van de ANAP (Anavatan Partisi - Moederlandpartij) was gedaald, won de DYP (Dogru Yol Partisi - Partij het Rechte Pad) onder leiding van Süleyman Demirel de verkiezingen van eind 1991. Na de dood van Özal in 1993 werd Demirel president. De tot nieuwe DYP-voorzitter gekozen Tansu Çiller werd datzelfde jaar de eerste vrouwelijke premier van Turkije.

Nadat in september 1995 de coalitie viel, werden er in december van dat jaar landelijke verkiezingen uitgeschreven. Bij deze verkiezingen kwam de islamistische Refah Partisi (Welvaartspartij) onder leiding van Necmettin Erbakan met een stemmenaandeel van bijna 25% als grootste partij uit de bus. Om te voorkomen dat de Welvaartspartij aan de macht kwam, vormden de rechtse partijen DYP en ANAP eind februari 1996 een coalitie. Deze hield slechts enkele maanden stand. Toen ANAP instemde met een corruptieonderzoek tegen DYP leider Çiller, zegde zij de ANAP de wacht aan.

Om onderzoek tegen haar persoon te voorkomen stemde Çiller er uiteindelijk toch in toe om een coalitie te vormen met de Welvaartspartij. Deze coalitie kwam tot stand op 25 juni 1996, waarbij werd afgesproken dat het premierschap bij tourbeurt zou worden vervuld door de leiders van de beide partijen. Erbakan, de voorzitter van de Welvaartspartij was het eerst aan de beurt, zodat Turkije op die datum haar eerste islamistische premier kreeg.

Een lang leven was het islamistische bewind niet beschoren. Niet alleen had de coalitie te kampen met veel interne conflicten, ook het leger liet van zich spreken. Via de Nationale Veiligheidsraad
, waarin het een zeer grote stem heeft, dwong het leger premier Erbakan op 28 februari 1997 tot het ondertekenen van een memorandum waarin aanbevelingen werden gedaan die het seculiere karakter van de Turkse staat moesten waarborgen. Erbakan tekende, maar maakte in de periode erna volgens de legertop niet genoeg haast met de uitvoering ervan. Steeds meer parlementsleden van de coalitiepartner DYP zegden hierop de samenwerking met de Welvaartspartij op, zodat de coalitie op 30 mei haar meerderheid in het parlement verloor en Erbakan onder druk van het leger zijn ontslag indiende.

President Demirel wees ANAP-leider Yilmaz aan om een nieuwe regering te vormen. De door hem gevormde coalitie bestond uit de DSP van Ecevit, de recentelijk uit hun partij getreden DYP-parlementariërs opgerichte Demokratik Türkiye Partisi (DTP) en enkele, nu onafhankelijke voormalige DYP parlementariërs. De regering viel in december 1998 na een parlementaire motie van wantrouwen, die was gebaseerd op beschuldigingen van corruptie aan het adres van premier Yilmaz.

Op 11 januari 1999 trad een minderheidsregering aan onder leiding van Bülent Ecevit. Dit in aanloop naar de verkiezingen van 18 april 1999 geformeerde minderheidskabinet bestond uit DSP-ministers en onafhankelijken. Zowel de ANAP als de DYP steunden dit kabinet.

Bij de verkiezingen van 18 april 1999 bleek dat de overbrenging naar Turkije van PKK-leider Öcalan de DSP geen windeieren had gelegd. De flink gestegen populariteit van overgangs-premier Ecevit garandeerde zijn partij de verkiezingsoverwinning met 22,1 % van de stemmen. Verrassend sterke tweede partij was de ultra-nationalistische MHP met 18,1 %. De FP (Fazilet Partisi
- Partij van de Deugd), de islamistische partij die werd opgericht direct na het verbod op de Welvaartspartij in januari 1998, werd de derde partij (15,2 %). De overige partijen leden electoraal verlies en scoorden als volgt: ANAP 13,2 %; DYP: 12,1 %; CHP: 8,7 %; HADEP: 4,7 %. De CHP en de HADEP haalden de kiesdrempel van 10% niet, hetgeen hen uitsloot van het recht op zetels in het parlement. De partijen behaalden echter wel lokale overwinningen, waardoor zij wel in staat waren om burgemeesters voor diverse steden te leveren.

2.2 Staatsinrichting


Het parlement

De wetgevende macht berust bij het parlement, dat uit één kamer bestaat en 550 leden telt. De leden worden rechtstreeks gekozen voor een periode van vijf jaar. Parlementsleden kunnen zitting hebben namens hun eigen politieke partij of in de hoedanigheid van onafhankelijk parlementariër. Een fractie bestaat uit ten minste twintig zetels. Thans is de verdeling als volgt : DSP: 132 zetels, MHP: 126 zetels, FP: 102 zetels, ANAP: 89 zetels, DYP: 83 zetels, onafhankelijken: 10 zetels, vacant: 8 zetels.

Een van de belangrijkste functies van het parlement is het realiseren van wetgeving door middel van bespreking, amendering en goedkeuring van wetsvoorstellen. Een aangenomen wet dient binnen 15 dagen door de president te worden ondertekend. De president heeft het recht een aan hem voorgelegde wet te retourneren aan het parlement. Indien het parlement de wet opnieuw ongewijzigd aanneemt, moet de president deze ondertekenen. Een dergelijk voorval heeft zich eind 2000 rond de omstreden amnestiewet nog voorgedaan .

Een andere taak van het parlement is het controleren van de ministerraad. Hiervoor staan diverse middelen ter beschikking, zoals het stellen van parlementaire vragen en als uiterste middel het naar huis sturen van het kabinet middels een door een parlementaire meerderheid gesteunde motie van wantrouwen. Tot slot dient het parlement de jaarlijkse begroting goed te keuren. Het verwerpen van de begroting geldt als een motie van wantrouwen.

De president

De president wordt op voordracht van ten minste een vijfde van de parlementsleden gekozen door het parlement. Hij heeft een ambtstermijn van zeven jaar, die niet verlengd kan worden. Het parlement spreekt momenteel over een grondwetswijziging die in een ambtstermijn van vijf jaar met een mogelijke verlenging van nog eens vijf jaar voorziet.

In het Turkse staatsbestel beschikt de president over een groot aantal bevoegdheden. Zo kan de president weigeren een wet te ondertekenen, het parlement bijeenroepen wanneer hij dat nodig acht en draagt hij zorg voor de benoeming van diverse hoge rechtersposten. De huidige president, Ahmet Necdet Sezer, heeft herhaalde malen aangegeven dat hij die bevoegdheden te verregaand vindt. Hierover wordt momenteel in de coalitie gesproken.

De ministerraad

De ministerraad bestaat uit de premier, de vakministers en een vijftiental ministers van staat. De premier is altijd afkomstig uit het parlement en wordt na de verkiezingen door de president aangewezen. De overige ministers worden op voordracht van de premier benoemd door de president. Het gehele kabinet dient hierna nog een vertrouwensstem van het parlement te krijgen.

In Turkije heeft de ministerraad een deel van de wetgevende bevoegdheid van het parlement overgedragen gekregen. In Turkije is echter het bijzondere aan deze bevoegdheid dat het kabinet op deze wijze zelfs bestaande wetten kan amenderen of afschaffen. Dit gebeurt met een zogenaamd 'decreet met wetskracht' (Turks: Kanun Hükmünde Kararname, vaak afgekort tot KHK). Deze dienen uiteindelijk nog wel door de president ondertekend te worden. President Sezer heeft in het jaar 2000 enkele malen een dergelijk KHK zonder ondertekening naar het kabinet geretourneerd met de mededeling dat dergelijke zaken door het parlement bij wet in formele zin geregeld dienen te worden
.

Lokaal bestuur

Turkije is ingedeeld in tachtig provincies (il), die onder leiding staan van een provinciegouverneur (vali). Provincies zijn onderverdeeld in districten (ilçe) met als bestuurder de districtsgouverneur (kaymakam). Districten kunnen nog onderverdeeld zijn in subdistricten (bucak). Gouverneurs worden voor een periode van enkele jaren benoemd door de centrale overheid in Ankara en zijn daaraan rechtstreeks verantwoording schuldig in die zin dat er een hiërarchische lijn bestaat van districtsgouverneur naar provinciegouverneur naar de centrale overheid in Ankara. De functie van de gouverneurs is het vertegenwoordigen van de centrale overheid in de provincie. Voor het geheel van de provincies in het uitzonderingstoestandsgebied (OHAL) bestaat nog een zogenaamde supergouverneur, die in het gebied zeer verregaande bevoegdheden heeft .

De bevolkingsregistratie in Turkije wordt geregeld in het kader van de bovengenoemde hiërarchie en dus niet zoals in Nederland bij de gemeenten. Elk district heeft een Bevolkingsregister, ook wel Bureau Bevolkingszaken genoemd, dat in laatste instantie valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, waarin alle inwoners van dat district geregistreerd behoren te staan. In de praktijk staan veel mensen ingeschreven in het bevolkingsregister van hun geboorteplaats of zelfs de geboorteplaats van hun ouders. Sinds 28 oktober 2000 bezit elke burger een uniek, elfcijferig identiteitsnummer, dat landelijk is geregistreerd en onveranderlijk is
. In het bevolkingsregister zijn
geen
adresgegevens opgenomen. Een beperkte registratie van adresgegevens vindt plaats op het niveau van dorps- of wijkhoofd.

Het bevolkingsregister draagt tevens zorg voor de afgifte van identiteitskaarten (Turks: nüfus cüzdani), die ook in het Nederlandse spraakgebruik vaak nüfus-kaart worden genoemd. De nüfus-kaart is het enige geldige binnenlandse legitimatiebewijs en een ieder is verplicht deze kaart altijd bij zich te dragen. Direct na de geboorte dient aangifte te worden gedaan bij het bevolkingsregister in de geboorteplaats, zodat onmiddellijk een nüfus-kaart kan worden afgegeven.

Op de nüfuskaart (voor mannen blauw, voor vrouwen geel/oranje van kleur) staan onder meer naam, geboortedatum, naam van vader en moeder, religie en burgerlijke staat vermeld. Ook staat op de kaart vermeld waar een persoon is ingeschreven bij het bevolkingsregister. In geval van nüfuskaarten voor personen tot de leeftijd van vijftien jaar is het niet noodzakelijk dat een pasfoto op de kaart is aangebracht. Vanaf het vijftiende levensjaar moet de kaart iedere 10 jaar vernieuwd worden. In geval van bijvoorbeeld huwelijk, echtscheiding of overschrijving naar het bevolkingsregister van een andere plaats moet een nieuwe kaart worden aangevraagd. Vooral in het laatste geval gebeurt dat niet altijd. Bij verlies of diefstal dient meteen aangifte gedaan te worden en direct een nieuwe kaart aangevraagd te worden. Thans ligt aan het parlement een wetsontwerp voor, dat voorziet in een nieuw identiteitsbewijs op creditcartformaat, waarop onder andere het in oktober 2000 ingevoerde persoonlijke identiteitsnummer zal worden vermeld .

Naast de centraal gestuurde instanties bestaan er ook nog decentrale overheden, die rechtstreeks door de bevolking worden gekozen. De belangrijkste zijn de burgemeester en gemeenteraad in een gemeente (belediye) en het dorps- of wijkhoofd (muhtar).

Elke plaats
met meer dan tweeduizend inwoners heeft recht op een gekozen burgemeester en gemeenteraad. De burgemeester heeft een beperkt aantal bevoegdheden op het terrein van onder andere infrastructuur (openbaar vervoer, water- en gasvoorziening etc.) en openbare werken (plantsoenen, bestrating, vuilnis, etc.). Op 19 april 2001 is bij het parlement een wetsvoorstel ingediend, dat voorziet in een uitbreiding van de bevoegdheden van de lokale overheden . Het komt soms voor dat burgemeesters en provincie- of districtsgouverneurs tegenover elkaar komen te staan, omdat deze eersten meer het lokale belang vertegenwoordigen en de laatsten het belang van de centrale overheid.

Elke wijk of dorp heeft een zogenaamd dorps- of wijkhoofd, vaak aangeduid met de Turkse term muhtar. De muhtar speelt een bemiddelende rol tussen bevolking en overheid, omdat hij de enige instantie is die beschikt over een administratie van adresgegevens. Het enige officiële document dat een muhtar kan afgeven is dan ook een zogenaamde verklaring van domicilie (ikametgâh ilmühaberi). In principe behoort eenieder die in een bepaalde wijk gaat wonen of eruit vertrekt dat te melden bij de muhtar van die wijk. In de praktijk gebeurt dit vaak niet en gaat men pas naar de muhtar op het moment dat men ergens een verklaring van domicilie voor nodig heeft.

De Turkse grondwet bevat enkele artikelen die tot doel hebben de onafhankelijkheid van de rechtsprekende macht te garanderen. Zo kunnen gerechtelijke beslissingen niet ter discussie worden gesteld en bestaan er geen mogelijkheden om rechters of officieren van justitie hun salaris te onthouden. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt echter gerelativeerd door het feit dat benoeming van rechters en officieren van justitie benoemd worden door een 'Hoge Raad van Rechters en Officieren van Justitie', waarin een aantal - door de president benoemde - hoge rechters zitting heeft en die wordt voorgezeten door de Minister van Justitie.

Het Turkse systeem kent een Constitutioneel Hof, dat toetst of wetten in overeenstemming zijn met de grondwet. In de laatste jaren worden als toets ook de rechtsbeginselen zoals neergelegd in de diverse internationale mensenrechtenverdragen gebruikt. In 2000 is een wet nietig verklaard omdat deze niet voldeed aan het gelijkheidsbeginsel zoals gesteld in artikel 10 van de grondwet
. Toegang tot het Hof hebben overheidsinstellingen, regeringspartijen en de belangrijkste oppositiepartij, maar ook iedere burger kan in een lopende rechtszaak een beroep doen op ongrondwettelijkheid van een bepaalde wet. Om uiteindelijk toegelaten te worden tot het Hof, dient de rechter in de onderhavige zaak te beslissen dat toelating gerechtvaardigd is. Het Constitutioneel Hof toetst in eerste instantie de ontvankelijkheid van de klacht.

De Nationale Veiligheidsraad (Turks: Milli Güvenlik Kurulu, vaak afgekort tot MGK) is een zeer belangrijk orgaan binnen het Turkse staatsbestel. Het bestaansrecht van de MGK is verankerd in artikel 118 van de Turkse grondwet. De raad is samengesteld uit de president (voorzitter), de premier, de opperbevelhebber van de strijdkrachten, de ministers van Defensie, Binnen- en Buitenlandse Zaken en de bevelhebbers van respectievelijk de landmacht, luchtmacht, marine en jandarma
. Indien de te behandelen onderwerp dat vereisen, kunnen ook andere personen worden uitgenodigd voor een zitting van de MGK. De Nationale Veiligheidsraad komt in de regel aan het einde van elke maand in het paleis van de president bijeen voor een reguliere vergadering. Hiernaast kunnen, indien de situatie dat vereist, nog buitengewone vergaderingen worden belegd.

De taak van de Nationale Veiligheidsraad is volgens het genoemde grondwetsartikel 'Het mededelen aan de ministerraad van haar visie inzake het nemen van beslissingen en het verkrijgen van de noodzakelijke coördinatie inzake aanwijzing, vaststelling en uitvoering van de nationale veiligheidspolitiek van de staat.' Deze zeer ruime formulering geeft de raad het recht om haar adviserende taak uit te breiden tot vrijwel alle staatsaangelegenheden. In de praktijk blijkt dat de MGK zeer ruim gebruikmaakt van deze door de wet geboden ruimte en zo een stem heeft in vrijwel alle voorkomende kwesties.

Het artikel vervolgt met 'Beslissingen over maatregelen die door de raad worden gezien als noodzakelijk voor de bescherming van het voortbestaan en de onafhankelijkheid van de staat, de eenheid en ondeelbaarheid van het land en de rust en veiligheid van de samenleving, worden door de ministerraad met voorrang behandeld.' Op grond van deze formulering is de praktijk ontstaan dat in de eerste vergadering van de ministerraad die volgt op een bijeenkomst van de MGK de bewindslieden zich buigen over de hier ter tafel gekomen onderwerpen. Eveneens is het praktijk dat de adviezen van de Nationale Veiligheidsraad door het kabinet onverkort worden overgenomen. Indien een kwestie stemming in het parlement vereist, dan wordt ook hier het advies van de raad vrijwel altijd vertaald in een daarbij passende stemuitslag.

De EU concludeert eind 2000 dat het leger door middel van de MGK een buitenproportioneel grote invloed op de politiek heeft . In de middellange termijndoelen voor toetreding die aan Turkije worden gesteld in het EU-document 'Partnerschap voor Toetreding', is daarom ook opgenomen dat Turkije ervoor moet zorgen dat de raad in navolging van de in de Europese Unie gangbare praktijk inderdaad alleen een adviesorgaan is en niet meer dan dat.

Turkije kent meer dan twintig politieke partijen. Een groot aantal hiervan speelt nauwelijks een rol van betekenis en behaalde bij de verkiezingen van april 1999 stemmenresultaten van minder dan een procent. Het partijenlandschap is aan veel veranderingen onderhevig. Met de regelmaat van de klok worden partijen opgericht en vaak geruisloos weer opgeheven. De binding van parlementsleden met hun eigen partij is niet altijd even sterk. Het komt met enige regelmaat voor dat parlementsleden overstappen naar een andere partij. De afgevaardigden van veel provincies in het parlement zijn dan ook door de kiezer vaak meer gekozen op hun persoonlijke merites dan op de partij waarbij ze behoren.

Partijen in het parlement

Op dit moment heeft in het parlement een vijftal partijen zitting. Dit zijn in volgorde van grootte:

De DSP (Demokratik Sol Partisi - Partij van Demokratisch Links) met voorzitter premier Bülent Ecevit en als vicevoorzitter zijn vrouw Rahsan Ecevit. Deze sociaal-democratische partij met nationalistische inslag werd op 14 november 1985 opgericht als afsplitsing van Atatürks CHP;

De MHP (Milliyetçi Hareket Partisi - Nationale Actiepartij) met voorzitter Devlet Bahçeli. Dezee extreem nationalistische partij werd op 24 januari 1992 opgericht. De partij probeert de laatste tijd wat meer op te schuiven naar het midden, maar wordt toch nog vaak in verband gebracht met de zogenaamde Grijze Wolven;

De FP (Fazilet Partisi - Partij van de Deugd) met voorzitter Recai Kutan. De islamistische partij werd op 23 februari 1998 opgericht als opvolger van de verboden RP (Refah Partisi - Welvaartspartij)
;

De ANAP (Anavatan Partisi - Moederlandpartij) met voorzitter Mesut Yilmaz. De conservatief-liberale partij, die onder grootindustriëlen veel steun vindt, werd opgericht op 20 mei 1983;

De DYP (Dogru Yol Partisi - Partij van het Rechte Pad) met als voorzitter de voormalige premier Tansu Çiller. Deze conservatieve partij werd opgericht op 23 juni 1983. Er heerst een voortdurende rivaliteit met de ANAP, die zich richt op vrijwel dezelfde kiezersgroep.

Partijen buiten het parlement

Het Turkse kiesstelsel kent een kiesdrempel van tien procent. Hierdoor is het enkele partijen die toch een redelijk percentage van de stemmen hadden weten te verwerven niet gelukt een plaats in het parlement te bemachtigen. Buiten het parlement bestaan de volgende partijen (in volgorde van grootte):

De CHP (Cumhuriyet Halk Partisi - Republikeinse Volkspartij) onder voorzitter Deniz Baykal, een op 9 september 1992 als opvolger van de gelijknamige partij uit 1923 opgerichte sociaal-democratische partij die zeer veel waarde hecht aan de principes van Atatürk. De gelijknamig voorloper van de partij was in 1923 als eerste politieke partij in Turkije opgericht door Atatürk zelf;

De HADEP (Halkin Demokrasi Partisi - Democratiepartij van het Volk) onder voorzitter Murat Bozlak, een in mei 1994 als navolger van de eerder verboden HEP, DEP en ÖZDEP opgerichte pro-Koerdische partij met een linkse inslag .

De overige partijen hebben bij de laatste landelijke verkiezingen allemaal minder dan twee procent van de stemmen behaald: BBP, ÖDP, ATP, IP, DBP, DEPAR, EMEP, DTP, LDP, BP, MP, SIP, YDH, YDP, DKP, YP, DP en AP.

2.3 Politieke ontwikkelingen


Zes weken na de verkiezingen van 18 april 1999 werd na een voor Turkse begrippen lange onderhandelingsperiode een akkoord bereikt over een nieuwe coalitie onder premier Ecevit, die naast DSP bestaat uit MHP en ANAP. Zowel de MHP als de ANAP leverden een vice-premier. Ondanks diverse interne strubbelingen is de coalitie nog altijd intact.

Op 10 december 1999 werd de EU-kandidatuur van Turkije tijdens de top in Helsinki door de Europese Unie definitief bevestigd. Van opening van de toetredingsonderhandelingen kan pas sprake zijn wanneer Turkije voldoet aan de politieke criteria voor toetreding zoals die zijn vastgesteld in Kopenhagen in 1993. Op 8 november 2000 publiceerde de Europese Commissie een rapport
waarin de vorderingen van Turkije in het licht van de Kopenhagen-criteria werden beoordeeld. Op de EU top te Nice in december 2000 werd een Partnerschap voor Toetreding aangenomen, waarin concrete doelen staan vermeld waaraan Turkije op korte (2001) of middenlange termijn dient te voldoen. Hierdoor drukt Europa in toenemende mate een stempel op de Turkse politiek. Turkije heeft op 19 maart 2001 op basis van het Partnerschap voor Toetreding het zogenaamde Nationaal Programma gepresenteerd, waarin vermeld staat wat Turkije in de komende tijd wil ondernemen om aan de voorwaarden te voldoen
.

Omdat in mei 2000 de zevenjarige ambtstermijn van president Süleyman Demirel afliep, is vanaf het begin van dat jaar begonnen met de voorbereidingen voor zijn opvolging. Premier Ecevit kwam met zijn coalitiepartners een formule overeen, waarbij de ambtstermijn van de president zou worden omgezet in vijf jaar met een mogelijke verlenging van vijf jaar. Op deze wijze zou president Demirel aan de macht kunnen blijven, hetgeen volgens de premier zou bijdragen aan de stabiliteit

Hiertoe diende echter wel een grondwetswijziging te worden doorgevoerd. Na drie stemrondes in het parlement moesten de bewindslieden op 4 april 2000 echter afzien van hun plan. De fracties van de coalitie waren blijkbaar niet in staat geweest genoeg van hun parlementsleden zo ver te krijgen om voor het voorstel te stemmen. De mogelijkheid tot een verlenging van Demirels ambtstermijn kwam hiermee te vervallen.

Op 5 mei 2000 werd na drie stemrondes in het parlement Ahmet Necdet Sezer, de 58-jarige voorzitter van het Constitutionele Hof tot de tiende president van Turkije verkozen. Sezer was tot op dat moment nooit politiek actief geweest. In zijn functie als president van het Constitutionele Hof had hij in sterke bewoordingen opgeroepen tot het respecteren van mensenrechten en tot hervormingen van de grondwet. Sezer is op 16 mei 2000 beëdigd. Sinds die tijd heeft hij reeds enkele malen conflicten gehad met de regering, omdat hij weigerde bepaalde besluiten te ondertekenen die naar zijn mening niet grondwettelijk waren.

De FP
, thans de grootste oppositiepartij in het parlement, is op 23 februari 1998 opgericht als navolger
van de RP (Refah Partisi - Welvaartspartij), die ruim een maand daarvoor door het Constitutionele Hof was ontbonden wegens het ondermijnen van het seculiere staatsbestel. De RP-partijleider Necmettin Erbakan en zeven andere partijleiders werden voor een periode van vijf jaar uit de politiek verbannen. Op 24 februari 1998 gingen de parlementsleden van de verboden partij massaal over naar de nieuwe opgerichte FP. Omdat Erbakan niet langer politiek actief mocht zijn, werd in de persoon van Recai Kutan een nieuwe voorzitter benoemd. Hij wordt door velen -ook binnen de partij- gezien als een stroman van Erbakan
.

Een vernieuwende vleugel binnen de partij is fel tegen de grote inmenging van de voormalige voorzitter. Dit heeft geleid tot vorming van twee duidelijke kampen binnen de partij, één progressief en één conservatief. Tot op heden heeft de behoudende vleugel binnen de partij de macht weten te behouden, doordat op het partijcongres op 14 mei 2000 de conservatieve Kutan met een nipte meerderheid tot partijvoorzitter werd herkozen ten koste van de progressieve kandidaat Abdullah Gül. Sommige politieke waarnemers verwachten dat een splitsing van de partij op handen is . Het leiderschap binnen een eventueel te vormen nieuwe partij is nog niet uitgekristalliseerd. Voor een voor de hand liggende kandidaat, de voormalige burgemeester van Istanbul Tayyip Erdogan, bestaat het probleem dat hij wegens een strafrechtelijke veroordeling formeel niet meer politiek actief mag zijn. Het verbod is in principe levenslang, maar kan mogelijk na vijf jaar worden opgeheven.

Net als haar voorloper RP is ook de FP een partij van islamitische signatuur. Deze signatuur komt vooral tot uiting in de partijretoriek, waarin onder andere toenadering tot andere islamitische staten en opheffen van het verbod op de sluier in openbare gebouwen
wordt voorgestaan. De partij staat een vorm van godsdienstvrijheid voor, waarbij de staat zich volledig onthoudt van inmenging in godsdienstige aangelegenheden
. Met name linkse critici vragen zich echter af of de partij met haar pleidooien voor godsdienstvrijheid ook ruimte laat voor het aanhangen van een andere religie dan de islam of het niet aanhangen van een religie.

Door haar islamitische inslag heeft de partij vooral in de jaren 1990 veel steun gevonden onder de naar de grote steden gemigreerde plattelandsbevolking, die door het seculiere establishment toch altijd met een zeker dedain wordt bekeken. De partij is erin geslaagd zich op te werpen als vertegenwoordiger van met name deze groep. Een door de partij veel gebruikte leus is 'Rechtvaardige Orde'
. Dit wordt door de FP uitgelegd als corruptie- en armoedebestrijding en het verwezenlijken van sociale vernieuwingen. Sceptici zien in de term echter een verwijzing naar de islamitische rechtsorde zoals die is verwoord in de op de koran en traditie gebaseerde en islamitische wetgeving (shari'a).

Onder de bovengenoemde sceptici bevindt zich ook Vural Savas, de voormalige openbare aanklager bij het Constitutionele Hof. Op 7 mei 1999 diende hij een aanklacht in tegen de FP, waarbij hij sluiting van de partij vorderde op grond van het feit dat de partij een voorzetting zou zijn van de verboden RP en 'het middelpunt zou zijn van anti-seculiere acties' . Door Savas' opvolger Kanadoglu is gevorderd tot een verbod op politieke activiteiten van de oprichters en enkele andere parlementsleden van de partij.

Op 7 februari 2001 is de rechtszaak samengevoegd met een ander zaak tegen de FP, die bewijsmateriaal bevatte aangaande het feit dat de partij voor het partijcongres in mei 2000 enkele statutenwijzigingen op onwettige wijze heeft doorgevoerd om daarmee de liberale vleugel binnen de partij uit te schakelen. Bovendien zijn op het congres slogans ter steunbetuiging aan voormalig RP-leider Erbakan geuit. Deze wijzen op een organische voortzetting van de Refah Partisi, zo meende de openbare aanklager. Op 24 april 2001 heeft de FP haar schriftelijke verdediging ingeleverd bij het Hof, dat heeft aangegeven op 8 en 15 mei de aanklager en de verdediging te horen en vervolgens op korte termijn een vonnis te zullen wijzen .

Er zijn enkele gebeurtenissen die wijzen in de richting van een op handen zijnd verbod. Zo heeft hetzelfde Constitutionele Hof een wijziging in artikel 103 van de Wet op de Politieke Partijen, die moest voorzien in een hogere drempel voor het sluiten van partijen, als ongrondwettelijk bestempeld en geannuleerd.

De pro-Koerdische HADEP
is in 1994 opgericht als opvolger van de achtereenvolgens verboden partijen HEP, DEP en ÖZDEP. De partij heeft ongeveer 60.000 leden en vindt haar aanhang vooral onder Koerden. Vooral in Zuidoost-Turkije heeft de partij een aanzienlijke aanhang. De HADEP staat voor meer culturele rechten voor de Koerden en de vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie. De partij heeft deze instelling gestand gedaan door nimmer haar toevlucht te nemen tot geweld. De partij heeft in veel provincies en districten lokale afdelingen en beschikt daarnaast in een groot aantal plaatsen over jeugd- en vrouwenafdelingen.

In de aanloop naar de verkiezingen van 18 april 1999 had de Procureur-Generaal van het Constitutioneel Hof een aanvraag ingediend bij het Hof van Beroep om de HADEP uit te sluiten van deelname aan de verkiezingen. Deze werd op 8 maart afgewezen. Het beroep hiertegen werd op 14 april door het Constitutioneel Hof afgewezen, zodat de partij uiteindelijk toch mee kon doen aan de verkiezingen.

Bij deze verkiezingen heeft ca. 4,7% van de kiezers op de HADEP gestemd. De partij is niet vertegenwoordigd in het parlement, omdat in april 1999 net als bij de parlementsverkiezingen van december 1995 de kiesdrempel van tien procent niet werd gehaald. HADEP-kandidaten hebben evenwel bij de op dezelfde dag gehouden lokale verkiezingen burgemeestersposten in zes belangrijke steden in Zuidoost-Turkije
en in diverse kleinere steden in de wacht gesleept.

De HADEP en ook de mensenrechtenorganisatie IHD hebben gemeld dat de autoriteiten de campagne voor de verkiezingen in april 1999 op diverse wijzen hebben gedwarsboomd. Zo zou de partij onvoldoende toegang hebben gehad tot de media en in een aantal plaatsen zou het onmogelijk gebleken zijn om adequate kandidatenlijsten in te leveren. Verder zou de politie niet voldoende hebben opgetreden tegen aanvallen op het campagneteam en soms zelfs mee gewerkt hebben aan dwarsboming door bijvoorbeeld foldermateriaal in beslag te nemen
.

Reeds op 29 januari 1999 had Vural Savas, de toenmalige Procureur-Generaal van het Constitutioneel Hof, bij dit Hof een zaak tegen de HADEP aanhangig gemaakt. Hierbij legde hij de HADEP ten laste dat deze guerrilla's wierf voor de PKK en vorderde hij sluiting van de partij. De zaak is momenteel nog niet afgesloten.

In het jaar 2000 hebben vele aanhoudingen van HADEP-leden plaatsgevonden. Velen zijn na korte tijd weer vrijgelaten en uiteindelijk zijn er in 2000 totaal ruim honderd HADEP-leden in hechtenis genomen. Volgens Human Rights Watch komt het hierbij ook regelmatig tot mishandeling . Ook in 2001 zijn aanhoudingen verricht. Zo is op 1 en 2 april 2001 het volledige bestuur van de HADEP-afdeling in Cizre gearresteerd .

In de desbetreffende rechtszaken volgden tenlasteleggingen voor onder andere separatistische propaganda en steun aan de PKK. Strafrechtelijke vervolging vond dan ook niet plaats op grond van het HADEP-lidmaatschap, maar op grond van activiteiten of uitspraken die door de overheid werden geïnterpreteerd als separatistisch van aard.

Onder hen die werden aangehouden, bevonden zich ook vele hoge HADEP-functionarissen. Zo werden op 19 februari 2000 de HADEP-burgemeesters van Diyarbakir en Siirt tezamen met 23 anderen aangehouden op verdenking van steun aan Öcalan. Enkele dagen later werden ze door de rechtbank tezamen met de burgemeester van Bingöl, die twee dagen later werd aangehouden, officieel in staat van beschuldiging gesteld, maar wel op borgtocht vrijgelaten.

Op 26 april 2000 is in de rechtszaak tegen de drie burgemeesters de eerste openbare zitting gehouden, waarbij de burgemeesters steun aan de PKK ten laste werd gelegd. De plaatsvervangend burgemeester van Diyarbakir, die in dezelfde tenlastelegging voorkwam, werd deelname aan de PKK verweten. Op de tweede zitting in deze zaak op 20 juni 2000 werd het uitreisverbod dat bij de vorige zitting aan de burgemeesters was opgelegd, opgeheven. Op de zitting op 18 oktober 2000 werd de zaak verdaagd naar 5 december 2000, die daarop opnieuw werd verdaagd.

Andere HADEP-functionarissen tegen wie in 2000 een strafzaak aanhangig is gemaakt zijn de voorzitter van de provinciale afdeling Sirnak, de burgemeester van Batman, de burgemeester van Küçükdikili in de provincie Adana en de burgemeester van Kiziltepe in de provincie Mardin.

Op 24 februari 2000 werden Ahmet Turan Demir, de toenmalige voorzitter van de HADEP die zijn voorzitterschap om gezondheidsredenen had neergelegd, en de huidige voorzitter Murat Bozlak veroordeeld tot drie jaar en negen maanden gevangenisstraf wegens een in 1998 gehouden hongerstaking uit solidariteit met PKK-leider Öcalan. Op 1 juni van dat jaar kwam daar voor Demir nog een veroordeling tot 1 jaar gevangenisstraf bij wegens het uiten van separatistische propaganda. Een derde rechtszaak tegen Demir en 16 andere HADEP-bestuurders werd op 4 oktober 2000 aanhangig gemaakt. In deze zaak werd hem ten laste gelegd dat hij propaganda had bedreven tegen de ondeelbare eenheid van de staat. De eis was drie jaar. Op 15 november 2000 is Demir in een andere zaak door de Staatsveiligheidsrechtbank in Izmir veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf wegens een speech die hij in 1998 had gehouden.

Op 15 november 2000 diende de beroepszaak van onder andere Demir en Bozlak tegen de veroordeling van 24 februari. Op 31 januari 2001 werd uitspraak gedaan, waarbij het Hof van Beroep oordeelde dat het delict viel onder de amnestiewet
die eind december 2000 van kracht werd. Hierdoor is bestraffing van Demir, Bozlak en zestien anderen in deze zaak komen te vervallen.

Op 25 januari 2001 verdwenen de voorzitter en secretaris van de HADEP-afdeling in Silopi, provincie Sirnak, spoorloos. Zij hadden zich die dag op verzoek van de lokale jandarma gemeld bij de lokale jandarma-post en zijn sedertdien niet meer gezien. Nadat de verdwijning van de twee functionarissen in de publiciteit kwam, ontkende de jandarma-leiding aanvankelijk dat betrokkenen überhaupt waren opgeroepen te verschijnen. Eerst enkele dagen later werd toegegeven dat betrokkenen waren verhoord, maar dat zij nadien waren vrijgelaten. Naar wordt gevreesd zijn de betrokkenen niet meer in leven. Volgens de IHD-Diyarbakir en verklaringen van partijleden van de HADEP en familieleden waren betrokkenen al langer het doelwit geweest van bedreigingen door de lokale autoriteiten.

De pers maakt regelmatig melding van tegenwerking en willekeurige behandeling van de HADEP door de overheid. Zo zou de aanvraag tot oprichting van een HADEP-afdeling in de provincie Sirnak acht maanden lang zijn genegeerd
en zou de HADEP-burgemeester van Özalp in de provincie Van zonder opgaaf van reden uit zijn ambt zijn ontzet door het ministerie van Binnenlandse Zaken
. Ook zouden volgens HADEP-functionarissen honderden leden door de veiligheids-krachten
onderweg zijn verhinderd om het landelijke HADEP-congres in Ankara op 26 november 2000 bij te wonen
. In de eerste maanden van 2001 heeft de HADEP-afdeling in Silopi onder toegenomen druk van de overheid gestaan wegens de georganiseerde protesten tegen de verdwijning van twee van haar functionarissen .

Er is een aantal invallen in HADEP-kantoren door de veiligheidskrachten bekend. Zo is er in juni 2000 een gelijktijdige inval geweest bij HADEP-kantoren in diverse districten van Istanbul en op 15 september vonden invallen plaats bij vestigingen te Istanbul, Diyarbakir, Van, Adana en Mersin. Op 11 en 12 januari zijn de HADEP-kantoren van de provincie Erzurum en het district Osmaniye (provinie Adana) door de veiligheidskrachten binnengevallen
. Bij deze invallen is een hoeveelheid materiaal in beslag genomen en zijn aanhoudingen verricht. De druk op de partij, die volgens zegslieden uit de HADEP-leiding eind 2000 iets was afgenomen, lijkt mede door gebeurtenissen rond de hongerstakingen in de gevangenissen
hernieuwd toe te nemen.

Ook op politiek niveau ontmoet de HADEP weerstand. Zo heeft premier Ecevit in juni 2000 fel uitgehaald naar de HADEP en de partij in een speech waarin hij impliceerde dat de HADEP een partij was die gebaseerd is op de scheiding van rassen, hetgeen in Turkije verboden is
. In september van dat jaar voegde Ecevit hier nog de uitspraak aan toe, dat 'in de HADEP nog niet een wenselijke verandering aanwezig was' . Er zijn echter op politiek niveau ook enkele tekenen van toenadering tot de HADEP waargenomen. Zo heeft toenmalig president Demirel de HADEP-burgemeesters in augustus 1999 op zijn residentie ontvangen en heeft Devlet Bahçeli, de leider van de nationalistische MHP in september 2000 een bezoek gebracht aan het zuidoosten, waarbij hij ook heeft gesproken met de HADEP-burgemeesters
, iets wat tot voor kort voor een nationalistisch politicus ondenkbaar zou zijn geweest.

2.4 Veiligheidssituatie


De veiligheidssituatie is het meest getekend door de jarenlange strijd die de Turkse staat heeft gevoerd tegen de PKK. Door staking van deze gewapende strijd is een aanzienlijke verbetering in deze situatie opgetreden. Turkije kent aanzienlijke problemen op het gebied van drugssmokkel en transitie van vluchtelingen uit onder meer Irak en Iran. Hieraan gerelateerd is het fenomeen van georganiseerde misdaad
. Vooral in Zuidoost-Turkije bestaat bovendien een sociale structuur waarin bloedwraak en praktijken van traditionele geschilbeslechting en eigenrichting wel voorkomen. De tradities van Koerdische clans maken dat vendetta's, waartegen de lokale Turkse overheid niet altijd effectief bescherming kan bieden, geregeld slachtoffers eisen.

Een allesbepalende factor in de veiligheidssituatie in met name Zuidoost-Turkije, waarvan de gevolgen tot op vandaag de dag merkbaar zijn, is de jarenlange strijd tussen de PKK en de Turkse strijdkrachten.

De PKK, voluit Partîya Karkerên Kurdîstan (Arbeiderspartij van Koerdistan) is in 1978 opgericht door Abdullah Öcalan met het doel om een onafhankelijke en socialistische Koerdische staat op te richten. De PKK was de enige Koerdische organisatie die zich na de militaire staatsgreep van 1980 wist te handhaven. Leider Öcalan vestigde zich in datzelfde jaar in Damascus, van waaruit hij tot eind 1998 met medeweten en goedvinden van de Syrische overheid de PKK bestuurde.

De in 1984 begonnen gewapende activiteiten van de PKK in Zuidoost-Turkije, die een hoogtepunt kenden in de jaren 1990-1994, werden gekarakteriseerd door aanvallen op civiele (vaak Koerdische) en militaire doelen, die hebben geleid tot circa 30.000 doden. De PKK maakte zich schuldig aan mensenrechtenschendingen waaronder moorden, met name in de rurale gebieden van het zuidoosten, maar ook daarbuiten. De slachtoffers waren meestal jandarma-functionarissen
, burgemeesters, onderwijzers, imams, dorpswachters en hun familieleden, onwillige rekruten, jonge dorpelingen die weigeren voor de PKK te vechten, en (voormalige) PKK-ers die informant van de Turkse overheid waren geworden. Vanaf het begin werd door het Turkse leger tegen de PKK hardvochtig opgetreden.

De PKK trachtte het zuidoosten onbestuurbaar te maken door een systematische vernietiging van onder meer de economische en sociale infrastructuur en door een weloverwogen polarisering van de lokale bevolking. Zo zijn vele dorpsscholen gesloten, niet in het minst vanwege het tot en met 1996 gevoerde PKK-beleid onderwijzers te vermoorden
.

Om de PKK haar voedingsbodem te ontnemen en de bevoorrading van de PKK-guerrilla's in de bergen te bemoeilijken zijn in Zuidoost-Turkije talrijke dorpen ontruimd en platgebrand door de strijdkrachten. Hierdoor werden vele (Koerdische) families gedwongen om zich elders in Turkije te vestigen
. De strijd tegen de PKK ging ook vaak gepaard met verschillende andere vormen van schendingen van de mensenrechten.

Het Turkse leger is in het verleden meerdere malen Noord-Irak binnengevallen om ook daar de PKK te bestrijden
. In april en mei 2000 is een troepenmacht van enkele duizenden militairen met luchtsteun wederom Noord-Irak binnengevallen. Bij de terugtrekking op 10 mei 2000 deelde de militaire staf mee dat bij de acties 53 PKK-strijders waren gedood
. In mei 2000
en eind 2000 begin 2001 zijn de Turkse strijdkrachten opnieuw de grens met Irak overgestoken. Hoewel diverse krantenberichten op 6 januari 2001 melding maakten van een troepenmacht van 10.000 man die Noord-Irak zou zijn binnengetrokken
, betrof het volgens de Noord-Iraakse partijen in werkelijkheid slechts 700 à 800 militairen. Dit werd bevestigd door internationale waarnemers. Het ging volgens deze bronnen om enkele artillerie-eenheden die de PUK enige tijd bij haar strijd tegen de PKK ten noorden van Qala Diza hebben gesteund. Het Turkse leger heeft zich in maart 2001 vrijwel volledig uit Noord-Irak teruggetrokken, met uitzondering van één eenheid die nog in KDP-gebied gestationeerd zou zijn.

In de strijd met de PKK zijn volgens opgaven van de Turkse overheid vanaf 1987 totaal ruim 23.000 PKK-strijders en ongeveer 5.000 leden van de veiligheids- en strijdkrachten gedood. Er zouden totaal ruim 4.400 burgers zijn omgekomen. De cijfers voor gewonden liggen voor veiligheids- en strijdkrachten op ruim 11.000 en voor burgers op circa 5.400. Cijfers van het aantal gewonde PKK-strijders worden niet gegeven.

Met de overbrenging van PKK-leider Öcalan naar Turkije vanuit Kenia in februari 1999, werd de PKK echter een nieuwe slag toegebracht, die werd gevolgd door demonstraties, hongerstakingen en enkele aanslagen of pogingen daartoe door PKK-strijders in onder meer Istanbul. Turkse dagbladen beschuldigden de PKK van een bomaanslag op een supermarkt in Istanbul op 13 maart 1999, waarbij 13 personen om het leven kwamen . Half maart verklaarde de PKK de toeristische sector en stedelijke centra met aanslagen te zullen treffen. Op 12 april 1999 vonden drie politiefunctionarissen en een burger de dood, toen een bom ontplofte bij de zuidelijke stad Osmaniye. In het zuidoosten vond voor het eerst sinds 1997 een aantal zelfmoordaanslagen plaats.

De bomaanslagen door PKK-strijders die Turkije troffen na de arrestatie van Öcalan in Kenia en zijn overbrenging naar Turkije in februari 1999, zijn in de periode na de verkiezingen van 18 april 1999 niet meer voorgekomen.

Situatie van Öcalan

Op 29 juni 1999 is Abdullah Öcalan tijdens het proces op het eiland Imrali ter dood veroordeeld wegens hoogverraad door de Staatsveiligheidsrechtbank van Ankara. Het Hof van Beroep, dat in terdoodveroordelingen altijd ambtshalve het vonnis van de lagere rechtbank dient te toetsen, bekrachtigde Öcalans doodvonnis op 25 november 1999. Hierna diende het vonnis nog bekrachtigd te worden door het parlement. Öcalans advocaten verklaarden dat zij tegen het vonnis in beroep zouden gaan bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

Op 12 januari 2000 kwam premier Ecevit met de mededeling dat na een zeven uur durend overleg tussen de leiders van de coalitiepartijen was afgesproken dat de stemming in het parlement over het al of niet uitvoeren van het vonnis zou worden uitgesteld totdat het EHRM in Straatsburg uitspraak gedaan zou hebben. Op deze manier werd de uiteindelijke beslissing over het lot van Öcalan enkele jaren vooruitgeschoven. Het Europese Hof heeft in november 2000 een eerste zitting gehouden in de zaak Öcalan. Hierin is besloten dat de zaak in behandeling zal worden genomen. Turkije heeft tegen deze beslissing in januari 2001 bezwaar gemaakt.

Öcalan zit gevangen op het eiland Imrali in de Zee van Marmara. Hij is de enige gevangene op het eiland. Op 2 maart 1999 heeft de de anti-martel commissie van de Raad van Europa een bezoek gebracht aan deze gevangenis. Uit het door deze commissie in december 2000 gepubliceerde rapport komt naar voren dat de fysieke toestand van Öcalan in februari/maart 1999 goed was, dat de inrichting van zijn cel bevredigend was, dat hij toegang had tot boeken, kranten, radio en TV en dat hij tweemaal per dag werd gelucht. Verder wordt in het rapport gesteld dat zijn geestelijke gezondheid gevaar loopt als hij niet genoeg aanspraak heeft. De bewegingsvrijheid is volgens het rapport beperkt doordat de luchtruimte klein is en Öcalan zich niet vrij kan verplaatsen tussen zijn cel en de aangrenzende ruimte. Volgens het rapport is niet precies duidelijk is hoeveel aanspraak Öcalan per dag heeft en op welke basis hij toegang heeft tot de bovengenoemde media.

Volgens persberichten zou Öcalans gezondheidstoestand helemaal niet zo goed zijn en zou hij lijden aan astma en een sterk verslechterd gezichtsvermogen hebben
.

Tegen Öcalan loopt nog een tweede rechtszaak, waarin hij samen met honderd andere verdachten terechtstaat wegens delicten gepleegd voor de staatsgreep van 1980. Ook in deze zaak wordt tegen hem de doodstraf geëist. Op 26 maart 2001 is deze zaak door de rechtbank verdaagd
.

Staking gewapende strijd

Op 3 augustus 1999 riep Abdullah Öcalan de PKK strijders op hun gewapende strijd te staken en zich terug te trekken tot buiten de grenzen van Turkije per 1 september van dat jaar. Op deze datum verklaarde zijn broer Osman, lid van de commandoraad van de PKK, dat de PKK inderdaad met onmiddellijke ingang de wapens zou neerleggen en zich uit Turkije zou terugtrekken.

De mate waarin aan Öcalans oproep gehoor is gegeven door PKK-strijders, blijkt uit cijfers uit een rapport van mei 2000 van het opperbevel van het Turkse leger waarin werd gemeld dat van de 5.500 PKK-strijders er zich nog slechts 500 in Turkije bevonden. Hetzelfde rapport meldt, dat in de eerste vijf maanden van het jaar 2000 het aantal confrontaties tussen het leger en guerrilla's was gedaald tot 18, waar dit aantal op het hoogtepunt in 1994 nog lag op 3.300 en in 1999 op 488
.

Een voormalig generaal van de jandarma meldde in het Turkse tijdschrift Ulusal Strateji (Nationale Strategie), dat het totale aantal confrontaties voor 2000 lag op 40
. Het U.S. Department of State vermeldt in haar rapport over het jaar 2000 een van het Turkse leger afkomstig cijfer van totaal 45 gewapende confrontaties voor het jaar 2000
. In januari en maart 2001 zouden twee gewapende confrontaties in Sirnak hebben plaatsgevonden
. Op 15 april vond in Bingöl een gewapend conflict plaats, waarbij negen PKK-strijders en vijf militairen om het leven kwamen . Ook in Hakkari en Sirnak hebben in april 2001 enkele confrontaties plaatsgevonden. Op 26 april vonden hierbij vier PKK-strijders de dood .

De Turkse mensenrechtenorganisatie IHD rapporteerde over de eerste acht maanden van het jaar 2000
dat het aantal doden in gevechtsacties was teruggelopen tot 109, ten opzichte van 735 in het jaar 1999, een afname van ruim 85 procent. In een rapport van de IHD-afdeling Diyarbakir is vermeld dat in de maanden februari en maart 2001 totaal 12 doden zijn gevallen tijdens gewapende confrontaties .

De afname van het geweld en de verschuiving van PKK-activiteiten van het militaire naar het politieke vlak hebben de Turkse overheid niet tot een andere houding ten opzichte van de PKK gebracht. Zo kunnen PKK-leden die deel hebben genomen aan de gewapende strijd en zich willen overgeven, geen gebruik maken van de regeling die is voorzien in de wet op de spijtoptanten, omdat deze regeling personen die deel hebben uitgemaakt van een gewapende groepering uitsluit
. Dit is nogmaals gebleken toen twee door de PKK als vredesmissie bestempelde delegaties van PKK-leden zich als positief gebaar vrijwillig hebben overgegeven. Ze werden onmiddellijk ingerekend en vervolgens werden lange gevangenis-straffen tegen hen geëist en uitgesproken.

In het zuidoosten van Turkije is sedert het neerleggen van de wapens door de PKK en het grotendeels terugtrekken van haar strijders een duidelijk rustiger periode ingetreden. De veiligheidssituatie in Zuidoost-Turkije is daardoor ten opzichte van de periode voor 1999 aanzienlijk verbeterd. Voorheen afgesloten wegen zijn thans weer heropend en er zijn nieuwe wegen aangelegd in vroegere gevarenzones. Het aantal checkpoints is afgenomen, alhoewel er nog steeds talrijke controleposten overblijven. Ook worden de bossen die in de strijd met de PKK stelselmatig vernietigd zijn, opnieuw aangeplant. De terugkeer naar de ontruimde dorpen komt echter nog niet goed op gang
.

Door een fatale aanslag op de hoogste politie-functionaris in Diyarbakir op 24 januari 2001, de verdwijning van twee HADEP-functionarissen de dag erna en het aantreffen van een zestal ongeïdentificeerde stoffelijke overschotten in de provincie Sirnak, lijkt het vertrouwen van de bevolking in het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie enigermate geschaad. Volgens Ali Ürküt, voorzitter van de provicinciale afdeling van de HADEP in Diyarbakir zouden de incidenten met elkaar in verband staan en zouden er krachten uit de onderwereld achter zitten, die belang hebben bij een instabiele veiligheidssituatie in het zuidoosten
.

Met een inval in een woning in de Istanbulse wijk Üsküdar op 17 januari 2000 hebben de Turkse veiligheidkrachten een grootschalige campagne ingezet tegen de zogenaamde Hezbollah
, een islamistische groepering die vestiging van een islamitsche staat voorstaat. Bij de inval in Üsküdar werd de oprichter en de leider van de beweging Hüseyin Velioglu gedood en werden twee andere personen gearresteerd. Op basis van het in de woning verkregen bewijsmateriaal werd een groot aantal huiszoekingen gedaan waarbij stoffelijke overschotten van dertien vermiste zakenmensen werden aangetroffen. Het aantal aangetroffen lijken is in de maanden daarna nog veel verder opgelopen, zodat de openbare aanklager in de grote rechtszaak tegen de Hezbollah die op 10 juli 2000 diende, totaal 156 moorden ten laste kon leggen
.

De Hezbollah, in 1983 opgericht in Batman, opereerde in het verleden hoofdzakelijk in Zuidoost-Turkije. Bekend en berucht werd de organisatie als tegenhanger van de PKK waarmee het herhaaldelijk gewelddadige ontmoetingen had en waarbij volgens schattingen mogelijk 400 doden zijn gevallen. De huidige leider is Isa Altsoy, die wordt gezocht door Interpol en zich in Duitsland zou ophouden
.

De Hezbollah wordt verantwoordelijk gehouden voor een groot aantal verdwijningen en moorden
. Onder de slachtoffers bevonden zich onder andere de voormalige DEP-parlementariër Mehmet Sincar en de islamitsche feministische schrijfster Konca Kuris. Na enige jaren van stilte kwam de Hezbollah in 1997 in het nieuws door een aantal afpersingszaken in Istanbul. Hieruit bleek dat de ambities van de Hezbollah niet langer beperkt bleven tot Zuidoost-Turkije. Vanaf dat moment is de Turkse overheid harder gaan optreden tegen de organisatie. Zo zouden in de jaren 1998 en 1999 en 2000 respectievelijk 130, 250 en 3.300 Hezbollah-aanhangers zijn aangehouden .

De strafvervolging vindt in deze gevallen veelal plaats op grond van artikel 146 of 168 van het Wetboek van Strafrecht
. Deze artikelen betreffen 'poging tot gewapenderhand omverwerpen van de constitutionele orde', bestraft met de doodstraf respectievelijk 'deel uitmaken verboden gewapende organisatie', bestraft met gevangenisstraffen maximaal levenslang. Aan personen die worden verdacht van betrokkenheid bij de vele door de Hezbollah gepleegde moorden wordt tevens 'moord' ten laste gelegd. Hierop staat ingevolge artikel 450 van de strafwet maximaal de doodstraf.

Volgens Human Rights Watch werd de Hezbollah in de periode dat de strijd van het leger tegen de PKK in volle gang was door de autoriteiten op zijn minst passief gesteund
, omdat de organisatie behulpzaam was bij bestrijding van de PKK. Dit wordt overigens door de Turkse overheid ontkend. Toen de PKK geen bedreiging meer vormde, zou de tijd rijp zijn om de Hezbollah serieus aan te pakken. De omvang van de operaties wordt weerspiegeld in het aantal Hezbollah-leden dat is aangehouden in de eerste helft van het jaar 2000. In deze periode werden namelijk meer dan tweeduizend personen gearresteerd, zo meldde de Supergouverneur van het uitzonderingstoestandsgebied .

Door het grote aantal acties van de veiligheidskrachten tegen de Hezbollah heeft deze groep flinke klappen moeten incasseren. Hetzelfde geldt voor de onder te noemen groepering IBDA/C. Hierdoor is het aantal bomaanslagen door deze groepering in de afgelopen tijd aanzienlijk teruggelopen. De Turkse mensenrechtenvereniging IHD meldt dat het aantal bomaanslagen van 302 in de eerste acht maanden van 1999 is afgenomen tot 94 in de eerste acht maanden van het jaar 2000, een afname van bijna 70 procent . Op 8 oktober 2000 verklaarde de provinciegouverneur van Diyarbakir, dat de Hezbollah ondanks deze zware klappen zeker niet als uitgeschakeld moet worden beschouwd. Zo zouden veel leraren en religieuze functionarissen bij de organisatie zijn betrokken
.

Tot aan het moment waarop de grote actie van de veiligheidstroepen plaatsvond, zijn geen gevallen bekend waarin Hezbollah de autoriteiten als doelwit van haar acties heeft gekozen. Vanaf de eerste inval van 17 januari 2000 in Üsküdar hebben echter wel enkele gewapende incidenten plaatsgevonden. Zo is op 11 oktober 2000 in Diyarbakir een politieman omgekomen in een vuurgevecht met Hezbollah en wordt de partij in verband gebracht met de aanslag op de hoogste politiefunctionaris in deze provincie, Gaffar Okkan, die in januari 2001 met kogels werd doorzeefd . In april 2001 is in verband met deze aanslag een Hezbollah-lid als verdachte aangehouden.

Islami Büyük Dogu Akincilar - Cephe (IBDA/C)

Het 'Front van Voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten' is een tamelijk kleine organisatie. Het is een islamistische groepering die de seculiere staatsstructuur bevecht. Zij zou georganiseerd zijn in kleine, van elkaar onafhankelijke cellen ('fronten'). De organisatie is in verband gebracht met een aantal terreuraanslagen, vooral het begin van de jaren negentig. In veel gevallen werd gebruik gemaakt van springladingen en molotovcocktails. Banken, casino's, christelijke kerken en Atatürk-monumenten zijn vaak het doelwit van IBDA/C aanslagen geweest.

In de afgelopen jaren heeft de IBDA/C opnieuw van zich doen spreken, doordat zij in verband werd gebracht met de fatale bomaanslag op de seculiere professor Ahmet Taner Kislali, die vooral bekendheid genoot als journalist van de krant Cumhuriyet, in oktober 1999. In december 1999 en februari 2000 hebben leden van de organisatie een bloedige strijd in de Metris-gevangenis uitgelokt, toen ze gewapenderhand probeerden te verhinderen dat bewakers hun cel zouden betreden. Bij de opstand in december zijn 54 soldaten gewond geraakt en 100 personen gegijzeld door de IBDA/C
. De IBDA/C heeft de fatale aanslag op twee politieagenten op 1 april 2001 in Istanbul opgeëist
.

Tegen de leider van de IBDA/C, Salih Izzet Erdis, die bekend staat onder de schuilnaam Salih Mirzabeyoglu, is in februari 2000 een rechtszaak aanhangig gemaakt bij de Staatsveiligheidsrechtbank in Istanbul. Hierin werd tegen hem het doodvonnis geëist wegens het leiden van een illegale organisatie die tot doel heeft het stichten van een islamitische staat. Op 3 april 2001 is hij door de zesde kamer van de Staatsveiligheidsrechtbank in Istanbul ter dood veroordeeld
.

Malatyalilar

De radicale splintergroep Malatyalilar, die ook wel bekend staat onder de naam Safak-Degisim, staat vorming van een islamitische staat voor. De groep deed voor het eerst van zich spreken bij demonstraties tegen het verbod op de sluier in 1997 en 1998 en de daarmee verband houdende rellen in Malatya. De organisatie zou behalve in Malatya ook activiteiten ontplooien in de steden Istanbul, Gaziantep, Erzurum en Kayseri. Het kader van de groepering zou besprekingen voeren met Hezbollah om tot een bundeling van krachten te komen
. In oktober 2000 heeft een grote actie van de veiligheidskrachten tegen deze groepering plaats gevonden, waarbij in 28 provincies circa 250 personen zijn aangehouden
. Hoewel tot op heden van de Malatyalilar geen gewelddadig acties bekend zijn, is bij de bovengenoemde actie door de veiligheidskrachten een groot aantal wapens aangetroffen.

Splintergroeperingen

In verband met de bomaanslagen op de seculiere journalist Ugur Mumcu en professor Ahmet Taner Kislali in respectievelijk de jaren 1993 en 1999 worden ook nog de splintergroepen Tevhid-Selam en Jeruzalem-strijders (Turks: Kudüs Savasçilari) genoemd. Ze zouden banden hebben met Iran . Bij politieacties in mei 2000 zijn enkele leden gearresteerd en zijn diverse wapendepots aangetroffen
.

Bij tijd en wijle zijn revolutionaire groeperingen van linkse snit actief. Ze doen van zich spreken bij onder meer aanslagen en schietpartijen, die in het jaar 2000 onder andere hebben plaatsgevonden in de steden Istanbul, Tokat en Tunceli
. Begin 2001 heeft een aantal aanslagen op politiefunctionarissen in onder andere Istanbul plaatsgevonden.

De rekrutering door deze groeperingen, die opereren in kleine celgroepen, vindt met name plaats in de arme wijken van Istanbul en onder gedetineerden in de diverse gevangenissen
. De houding van de Turkse overheid ten opzichte van deze vaak militante organisaties is in de afgelopen tijd niet veranderd. Leden van dit soort organisaties, waaronder een aanzienlijk percentage vrouwen, moeten nog steeds rekenen op strafrechtelijke vervolging door de autoriteiten. Strafvervolging vindt in deze gevallen met name plaats op grond van de artikelen 168 en 169 van de strafwet en artikel 5 van de Wet op de Bestrijding van Terreur. In zwaardere gevallen komt ook vervolging op grond van artikel 125 of 146 strafwet voor. Onderstaand zullen de belangrijkste van deze groepen de revue passeren.

DHKP/C

TKP/ML-TIKKO

MLKP

De verschillende organen die zich bezighouden met het waarborgen van de veiligheid, zijn de politie, de zogenaamde jandarma, de landmacht en de dorpswachters. Daarnaast bestaat er een inlichtingendienst met de naam MIT (Milli Istihbarat Teskilati - Nationale Inlichtingen Organisatie).

De bevoegdheid van de politie, die valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, beperkt zich tot de stedelijke gebieden. Voor alle zaken die te maken hebben met politieke delicten - al of niet gepaard gaand met geweld - heeft elke plaatselijke politie een speciale anti-terreurafdeling (Terörle Mücadele Subesi). Ook bestaan mobiele eenheden, in het Turks Çevik Kuvvet (snelle kracht) genoemd, die optreden bij demonstraties en verstoringen van de openbare orde.

Op het platteland worden de politietaken uitgevoerd door de zogenaamde jandarma
. De jandarma ontvangt haar orders uit meer dan een bron. Zo valt de jandarma onder de Generale Staf op het gebied van opleiding en speciale taken, onder de Landmacht op het gebied van wapens en uitrusting en onder het ministerie van Binnenlandse Zaken op het gebied van openbare veiligheid en orde. Behalve politietaken heeft de jandarma ook de taak van optreden tegen smokkelaars, bewaken van de buitenzijde van gevangenissen en het opsporen van voortvluchtige dienstplichtigen. Meer dan 90 procent van de manschappen van de jandarma bestaat uit dienstplichtigen. De jandarma heeft een inlichtingendienst die JITEM is genaamd.

Met het oog op de bestrijding van de PKK zijn er zo'n tweehonderdduizend manschappen van de strijdkrachten in het zuidoosten gestationeerd. Hieronder vallen onder andere de extra getrainde commandotroepen. Daarnaast zijn speciale, onder het leger, politie of de jandarma vallende, teams (Özel Tim, meervoud Özel Timler) betrokken bij de bestrijding van de PKK. 15.000 à 20.000 leden van dergelijke teams, die zich allen na vervulling van hun militaire dienstplicht hiervoor vrijwillig hebben gemeld, zijn zwaar bewapend en speciaal getraind in anti-guerrilla gevechten . Volgens de Turkse militaire autoriteiten en internationale waarnemers zijn de Özel Timler sinds 2000 volledig uit het Zuidoosten teruggetrokken. De IHD heeft deze stelling weersproken. Momenteel wordt getracht de leden van deze teams te "resocialiseren", onder andere door hen posities te geven bij de politie. Dit proces zou echter zeer moeizaam verlopen.

Voor hand- en spandiensten en het verstrekken van inlichtingen is door de veiligheidskrachten veelvuldig gebruik gemaakt van uit de lokale bevolking geworven zogenaamde dorpswachters
.

In een elftal provincies in het zuidoosten van Turkije is sinds de invoering midden jaren tachtig de zogenaamde uitzonderingstoestand van kracht geweest(Turks: Olaganüstü Hal, vaak afgekort tot OHAL). In 1999 bestond deze nog in zes provincies. Eind 1999 is de uitzonderingstoestand in de provincie Siirt opgeheven en in juni 2000 ook in de provincie Van. De uitzonderingstoestand is momenteel nog van kracht in de vier provincies, te weten Diyarbakir, Tunceli, Sirnak en Hakkari. Op advies van de Nationale Veiligheidsraad van 26 februari 2001 heeft het kabinet besloten om in deze provincies de OHAL per 30 maart 2001 met nog eens vier maanden te verlengen, hetgeen op 27 maart door het parlement is goedgekeurd .

Het geheel van de provincies in het uitzonderingstoestandsgebied wordt bestuurd door een zogenaamde supergouverneur. Deze gouverneur, die zetelt in Diyarbakir, staat boven de gouverneurs van de afzonderlijke provincies en heeft bij wet
zeer verregaande bevoegdheden zoals het instellen van een avondklok, uitgaansverboden, beperkingen van persvrijheid, het instellen van speciale identiteitscontroles, het afsluiten of ontruimen van bepaalde gebieden, het controleren van theater- en filmvoorstellingen, het doorzoeken van kantoren van organisaties of het sluiten van organisaties zonder nadere opgaaf van reden voor de duur van maximaal drie maanden. De gouverneur heeft bovendien extra bevoegdheden op het gebied van de veiligheid in de zogenaamde aangrenzende provincies
. Dit zijn er momenteel zeven in getal, te weten Batman, Bingöl,

Bitlis, Mardin, Mus, Siirt en Van.

Het al of niet van kracht zijn van de uitzonderingstoestand heeft ook invloed op juridisch gebied. Zo is bijvoorbeeld in het Turkse Wetboek van Strafvordering vastgelegd dat de termijn van het voorarrest van een verdachte in gebieden waar de uitzonderingstoestand van kracht is, langer kan zijn dan in provincies waar dit niet het geval is .

De status van uitzonderingstoestandsprovincie brengt voor een provincie extra financiële overheidssteun met zich mee. Om deze reden hebben sommige provinciale overheden zich zelfs verzet tegen opheffing van de uitzonderingstoestand.

2.5 Sociaal-economische ontwikkelingen


De Turkse economie is een vrije markteconomie, waarin echter veel staatsbedrijven opereren. Zo is ongeveer de helft van de zware industrie en het bankwezen in handen van de staat. 45 procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de agrarische sector. Het officiële werkloosheidspercentage ligt voor 1999 op 7,3 procent. De Economist Intelligence Unit heeft de werkloosheid voor 2000 geschat op 8,3 procent. In februari 2000 noemde de Minister van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid een werkloosheidspercentage van 11,2%
. Het werkelijke werkloosheidscijfer moet hoger worden ingeschat.

De economie, die sinds een crisis in 1994 elk jaar een stijging te zien gaf, kreeg in 1999 een grote terugslag. In dit jaar was er een negatieve economische groei van 5,1%. De belangrijkste redenen hiervoor waren de grote aardbeving in augustus 1999 en de tegenvallende inkomsten uit het toerisme als gevolg van de publiciteit rond de incidenten die plaatsvonden na de aanhouding van PKK-leider Öcalan eind 1998. De daling werd in 2000 hersteld met een economische groei van 6,1%
.

Een van de grootste problemen van de Turkse economie is het hoge inflatiecijfer. In het jaar 1999 was de inflatie van detailhandelprijzen gemiddeld 65%. In het jaar 2000 is dankzij het stabilisatieprogramma van de Turkse overheid een aanzienlijke daling te zien. Het gemiddelde inflatiecijfer voor detailhandelprijzen kwam over het jaar 2000 uit op 56%, waarbij de gemiddelde inflatie over de voorgaande twaalf maanden in de maand december 2000 reeds was gedaald tot 39%.

Een andere factor die de Turkse economie negatief beïnvloedt, is de corruptie. Uit enkele corruptieschandalen met betrekking een aantal banken in de private sector en contracten in de energiesector eind 2000 en begin 2001 is duidelijk geworden, dat de overheid serieuze pogingen onderneemt om de corruptie te bestrijden. Deze schandalen hebben in november 2000 tot een economische crisis geleid, omdat het vertrouwen in de banksector sterk was geschaad.

Een nieuwe economische crisis diende zich aan in februari 2001. Doordat een onenigheid tussen de president en de premier tijdens in zitting van de Nationale Veiligheidsraad in de openbaarheid kwam, nadat de premier de zitting voortijdig verliet, verloor de bevolking het vertrouwen in de Turkse overheid en vluchtte in buitenlandse valuta. Dit deed de rente explosief stijgen en bracht de overheid ertoe de koers van de Turkse lira los te laten. Deze daalde hierop 30% in waarde tegenover de dollar. De crisis heeft een grote negatieve invloed gehad op de koopkracht van de burger.

Turkije heeft na de crisis het bovengenoemde IMF-programma losgelaten en op 14 april 2001 een nieuw - ditmaal nationaal - programma afgekondigd, om onder leiding van de van de Wereldbank afkomstige Kemal Dervis, die is aangesteld als minister van staat, de economie weer op de rails te krijgen. Het programma behelst onder andere herziening van de banksector, aflossing van de staatsschuld en verregaande privatisering. In het kader van het programma is op 25 april 2001 de Centrale Bank krachtens wet onafhankelijk geworden van de centrale overheid
.

De gemiddelde gezondheidsstandaard in Turkije ligt flink achter bij West-Europa. Verstrekking van adequate gezondheidsvoorzieningen wordt beperkt door chronische begrotingstekorten en bemoeilijkt door het feit dat veertig procent van de bevolking in minder goed bereikbare gebieden leeft. Het sociale zekerheidsysteem is voor slechts zestig procent van de bevolking toegankelijk. Sociale zekerheidsinstellingen kampen met enorme financiële problemen. Het niveau van het minimumloon, dat iedere twee jaar wordt aangepast, is met name voor gezinnen onvoldoende om van te leven. Behoeftigen zijn vaak aangewezen op ondersteuning van familie en anderen in hun sociale omgeving. Ook op religieuze instellingen kan een beroep worden gedaan.

De welvaart is in Turkije niet evenredig verdeeld. Volgens een onderzoek uit 2000
heeft ongeveer 15 procent van de bevolking maandelijks gemiddeld meer dan 2.750 US dollar te besteden. Ongeveer 18 procent van de bevolking kan per maand minder dan 266 US dollar uitgeven. De FAO, de Voedsel- en Landbouw Organisatie van de Verenigde Naties, heeft in juli 2000 aangegeven dat ongeveer 13 miljoen Turken onder de armoedegrens leven .

Er is niet alleen sprake van onevenredig grote verschillen in inkomen tussen diverse sociale klassen, maar ook tussen verschillende regio's. West-Turkije is aanzienlijk welvarender dan het oosten van het land. Inkomensniveaus en levensstandaard in Oost-Turkije steken schril af bij die van het geïndustrialiseerde noorden en westen. Zo was in 1998 het inkomen per hoofd van de bevolking in Kocaeli (Izmit) in het geïndustrialiseerde noordwesten
7.601 US dollar per jaar, terwijl het jaarinkomen in de provincie Agri in het uiterste oosten van Turkije 827 US dollar was
. En andere scheidslijn loopt tussen stad en platteland, waarbij het platteland er het slechtst van af komt.

Het oost/west-onderscheid uit zich ook in een verschil in openbare voorzieningen. Onderwijs en gezondheidszorg verkeren in Zuidoost-Turkije mede door het personeelstekort in een zorgwekkende toestand. In de zuidoostelijke regio zijn momenteel als direct gevolg van het conflict met de PKK zo'n 450 scholen gesloten. In 1999 zijn er geen meldingen van nieuwe sluitingen van scholen
. Hetzelfde geldt voor het jaar 2000.
Binnen rurale gemeenschappen waar doorgaans Koerdisch wordt gesproken is het percentage analfabeten zeer hoog.

In Zuidoost-Turkije heeft de strijd tegen de PKK een desastreus effect gehad op de ontwikkeling van de lokale economie. Het werkloosheidspercentage is er extreem hoog, mede als gevolg van de slechte economische situatie in het aangrenzende Irak. Een andere oorzaak van de slechte economische omstandigheden en het hoge werkloosheidscijfer in het zuidoosten is te vinden in de tijdens de uitzonderingstoestand (OHAL) ingestelde zogenaamde 'weideverboden', een verbod voor een ieder om zich op de bergweiden te bevinden. Vele veehouders konden hierdoor hun beroep niet langer uitoefenen.

Ondanks het staken van de gewapende strijd eind 1999 is enige vorm van economische ontwikkeling van het zuidoostelijk deel van Turkije uitgebleven. De overheid heeft weliswaar allerlei maatregelen genomen, die het voor ondernemers aantrekkelijk moeten maken om in het zuidoosten te investeren, maar deze pogingen hebben tot weinig resultaat geleid .

2.6 Samenvatting


Na de verkiezingen van april 1999 trad een coalitie aan van DSP, MHP en ANAP. Deze is thans nog steeds aan de macht. In december 1999 werd Turkije's kandidatuur voor lidmaatschap van de Europese Unie definitief bevestigd. In mei 2000 kreeg Turkije een nieuwe president, de voormalige rechter Ahmet Necdet Sezer.

Het Turkse staatsbestel is zeer centralistisch en er is maar een kleine rol weggelegd voor lokale overheden. Het leger heeft in de nationale politiek een grote stem via de Nationale Veiligheidsraad.

Tegen de islamitische Fazilet Partisi loopt een rechtszaak om de partij te verbieden. Als het daadwerkelijk komt tot een verbod, worden enkele parlementsleden uit hun functie ontheven.

In de afgelopen tijd zijn vele functionarissen van de legale HADEP aangehouden. In het jaar 2000 is het in ruim honderd gevallen tot een rechtszaak gekomen. Deze rechtszaken worden niet gevoerd op grond van het HADEP-lidmaatschap, maar op grond van door de betrokken personen gedane uitspraken of handelingen die door de overheid als separatistisch worden geïnterpreteerd. De HADEP is voorwerp van een rechtszaak waarin wordt gepoogd de partij te verbieden en is regelmatig het voorwerp van pesterijen en tegenwerking van overheidszijde. In 2000 zijn enkele malen invallen gedaan in kantoren van de partij. De druk op de HADEP is volgens zegslieden van de partij enkele maanden lang iets minder geweest, maar lijkt sinds

loed
door de jarenlange strijd tussen de veiligheidskrachten en de PKK. Veel infrastructuur is vernietigd en een groot aantal dorpen is door het leger ontruimd. De plattelands-bevolking is massaal naar de grote steden getrokken, waar men onder vaak slechte omstandigheden woont aan de rand ervan.

Na een oproep van leider Öcalan aan zijn strijders om de gewapende strijd te staken per 1 september 1999 is de veiligheidssituatie in Zuidoost-Turkije aanmerkelijk verbeterd en wordt gewerkt aan een herstel van de infrastructuur aldaar. Economisch is er nog niet veel verbetering merkbaar. Het zuidoosten ligt economisch gezien nog altijd ver achter bij het westelijk deel van Turkije. Terugkeer naar ontruimde dorpen komt nauwelijks op gang. De houding van de Turkse overheid jegens de PKK is door het neerleggen van de wapens niet veranderd. Door enkele incidenten in begin 2001 lijkt het vertrouwen van de bevolking in het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie enigermate geschaad.

In Turkije zijn enkele militante revolutionaire en islamistische groeperingen actief. Zij doen voornamelijk van zich spreken door het plegen van bomaanslagen. De islamistische groeperingen hebben door grootschalige campagnes van de veiligheidskrachten in de afgelopen twee jaar veel van hun slagkracht verloren. De revolutionaire groeperingen zijn na de ontruiming van de gevangenissen in december 2000 enkele malen actief geweest met aanslagen, die de hoedanigheid van wraakacties tegen deze ontruiming hadden.

Ondanks staking van de gewapende strijd en het kiezen van een meer politieke koers door de PKK is de houding van de Turkse autoriteiten ten opzichte van de PKK niet veranderd. PKK-leider Öcalan, die door het hoogste Turkse gerechtshof ter dood is veroordeeld wacht in zijn cel het oordeel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens af.

3 Mensenrechten


3.1 Waarborgen

De Turkse grondwet, die dateert van 1982, erkent grondrechten als vrijheid van meningsuiting, pers, religie, vereniging en vergadering, bewegingsvrijheid, vrijheid van communicatie, recht op privacy en bezit, eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering, onmenselijke behandeling, huiszoekingen, aanhoudingen zonder bevel, arbitraire arresten, et cetera.

De grondwet kent echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te perken. Volgens artikel 13 van de grondwet mogen beperkingen van de grondrechten niet in strijd zijn met de principes van een democratische sociale orde. Hoewel het basisprincipe is dat inperking van grondrechten alleen kan worden bevolen door de rechter, worden in noodgevallen ook aan de uitvoerende macht dergelijke bevoegdheden toegekend. Deze grondwettelijke bepalingen zorgen met name voor een verregaande beperking van de grondrechten in gebieden waar de uitzonderingstoestand van kracht is. Artikel 119 van de grondwet zegt namelijk, dat in gebieden waar deze uitzonderingstoestand van kracht is, de grondrechten en individuele vrijheden worden geregeld bij wet. Volgens artikel 148 zijn decreten van de ministerraad die worden uitgevaardigd in geval van de uitzonderingstoestand, niet onderworpen aan toetsing op grondwettelijkheid door het Constitutionele Hof.

In de artikelen 243 en 245 van het Turkse Wetboek van Strafrecht wordt foltering door politiefunctionarissen strafbaar gesteld. Artikel 254 van het Wetboek van Strafvordering voorziet erin, dat bewijzen die door de vervolgende instantie op onrechtmatige wijze verkregen zijn niet in de strafrechtelijke procedure mogen worden gebruikt. Ook in de op 1 oktober 1998 door de premier uitgebrachte Richtlijn voor Aanhouding, Inverzekeringstelling en Verhoor
zijn bepalingen opgenomen die het schenden van mensenrechten tijdens het voorarrest moeten terugdringen .

In artikel 11 van de Wet op de Uitzonderingstoestand onder nummer 2935 worden onder andere de bewegingsvrijheid, de vrijheid van vereniging en vergadering en de vrijheid van meningsuiting sterk ingeperkt door de grote bevoegdheden die op deze punten worden toebedeeld aan de gouverneur van het gebied waar de uitzonderingstoestand van kracht is .

De artikelen 155, 159 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 8 van de Wet op de Bestrijding van Terreur worden gebruikt voor het strafbaar stellen van verbale meningsuitingen. Openbare aanklagers hebben een tijdlang geprobeerd deze uitingen strafbaar te laten stellen krachtens artikel 169 van de strafwet (steun aan een illegale organisatie), maar de rechtbanken hebben door een aantal vrijspraken bij dergelijke tenlasteleggingen laten blijken, hier niet in mee te willen gaan.

Turkije is toegetreden tot de meeste internationale overeenkomsten ter bescherming van de mensenrechten. In een aantal gevallen heeft Turkije bij de ratificatie van de verdragen een gedeeltelijk voorbehoud gemaakt. In augustus 2000 heeft Turkije het Internationale Convenant inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het Internationale Convenant inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten ondertekend. Omdat ratificatie tot op heden nog niet heeft plaatsgevonden, is nog niet duidelijk of hierbij voorbehouden worden gemaakt. Op 18 april 2001 heeft Turkije Protocol 12 bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens inzake de preventie van alle vormen van discriminatie getekend
.

Er zijn enkele instrumenten ter bescherming van de mensenrechten die door Turkije niet ondertekend zijn. Dit zijn onder andere Protocol 6 bij het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens inzake de afschaffing van de doodstraf, het Raamverdrag van de Raad van Europa voor de Bescherming van Nationale Minderheden, het Statuut van het Internationale Strafgerechtshof en het VN Verdrag inzake de Eliminatie van alle Vormen van Raciale Discriminatie. In het Nationale Programma van 19 maart 2001 heeft Turkije aangegeven het laatstgenoemde verdrag op korte termijn te willen ondertekenen
.

Turkije erkent de jurisdictie van het Europese Hof voor de Mensenrechten. Turkse onderdanen kunnen wanneer alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput een klacht met betrekking tot schending van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden indienen bij het Europese Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg. Het aantal klachten van Turkse onderdanen bij het Hof in de periode van 1 november 1998 tot 29 juni 2000 ligt boven de 2.500
. Turkije heeft in 1999 alle achttien zaken tegen haar die werden behandeld, verloren en is in 2000 twaalf maal door het Europees Hof voor de Mensenrechten veroordeeld, waarbij Turkije steeds wordt veroordeeld tot het betalen van aanzienlijke schadevergoedingen aan de gedupeerden. Tot op heden heeft Turkije in één zaak geweigerd aan het vonnis gehoor te geven .

De veroordelingen in 1999 betroffen vrijwel alle schendingen van het recht op vrijheid van meningsuiting van gevallen uit de vroege jaren 1990. De veroordelingen in 2000, die zaken uit de jaren 1992-1996 betroffen, omvatten onder meer verdwijningen, buitengerechtelijke executies, sterfgevallen in detentie, foltering en onderdrukking van vrijheid van meningsuiting.

3.2 Toezicht


Overheid

In juli 1997 is een minister van staat voor de mensenrechten aangesteld, die eveneens voorzitter is van de Hoge Raad voor de Mensenrechten. Deze raad bestaat verder uit staatssecretarissen van Algemene Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Onderwijs en Volksgezondheid. Het secretariaat van de Raad is gevestigd op het ministerie van Algemene Zaken. De Raad laat in heel het land onderzoeken doen naar schendingen en onderhoudt daartoe contact met maatschappelijke organisaties. Op basis daarvan wordt de regering geadviseerd over verbetering van het mensenrechtenbeleid en mogelijke aanpassingen van wetgeving.

Eind 2000 heeft de minister van staat die verantwoordelijk is voor de mensenrechten gelast dat er op de kantoren van alle afzonderlijke provincie-gouverneurs een zogenaamd 'petitiebureau voor de mensenrechten' moet komen. Hier kunnen burgers terecht met klachten over schendingen. Thans zijn in onder andere in de provincies Diyarbakir en Sanliurfa dergelijke bureaus geopend. In de provincie Gaziantep is in hetzelfde kader een speciaal telefoonnummer geopend om mensenrechtenschendingen te melden . De bureaus zijn administratief ondergebracht onder de provinciegouverneur. In de uitvoerende raden die de klachten nader onderzoeken hebben onder andere het hoofd van de jandarma, de directeuren van de afdeling onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid, een advocaat en enkele ngo's zitting. Mensenrechten-ngo's zijn echter niet vertegenwoordigd. Er bestaat nog onduidelijkheid over diverse bevoegdheden binnen de nieuwe bureaus. Of de bureaus daadwerkelijk een bijdrage zullen leveren aan het toezicht op de mensenrechtensituatie zal nog moeten blijken.

Sinds december 1990 is een door het Turkse parlement in het leven geroepen Parlementaire Onderzoekscommissie voor de Mensenrechten actief. Deze commissie ziet toe op toepassing van nationale wetgeving en internationale verdragen op het gebied van mensenrechten in zowel binnen- als buitenland. Ook bezoekt de commissie gevangenissen en rapporteert zij aan het parlement over foltering, mishandeling en misstanden. In de commissie hebben 25 parlementsleden van zowel regerings- als uit oppositiepartijen zitting .

In mei 2000 heeft de commissie een achttal lijvige rapporten gepubliceerd, waarin zij haar bevindingen van inspecties in diverse politiële en justitiële inrichtingen in de provincies Istanbul, Erzurum, Erzincan, Sanliurfa, Elazig en Tunceli in 1998 en 2000 rapporteert . Blijkens de rapporten werden in diverse verhoorruimten werktuigen die werden gebruikt voor foltering aangetroffen en verklaarde een groot aantal van de door de commissie gehoorde gedetineerden dat ze slachtoffer waren geweest van foltering. De commissie concludeert in de afzonderlijke rapporten herhaaldelijk dat foltering en onmenselijke behandeling wijdverbreid is, dat het recht van verdachten op een advocaat regelmatig wordt geschaad, dat de fysieke omstandigheden in gevangenissen nog veel te wensen overlaten en dat veel plegers van folteringen niet strafrechtelijke worden vervolgd. In de rapporten wordt gesteld dat de werkelijke verantwoordelijken voor deze feiten de provinciegouverneurs en officieren van justitie zijn. In de provincie Tunceli constateerde de commissie in de afgelopen twee jaar grote verbeteringen.

In oktober 2000 werd de voorzitter van de commissie, Sema Piskinsüt, onder wier leiding de rapporten tot stand waren gekomen, vervangen door Hüseyin Akgül, een parlementslid voor de nationalistische MHP, die brede steun vindt in politiekringen. Haar vervanging wordt door waarnemers in verband gebracht met haar voortvarende en kritische houding. De nieuwe voorzitter Akgül verklaarde, dat de commissie haar werkzaamheden op dezelfde wijze zou voortzetten, maar voegde daar aan toe dat foltering niet het enige was waarover de commissie zich moet buigen. In januari 2001 is een subcommissie ingesteld, die de inval in de gevangenissen van eind 2000 en de zogenaamde F-type gevangenissen moet gaan onderzoeken.

Lokale ngo's

In Turkije zijn verschillende non-gouvernementele organisaties actief op het gebied van mensenrechten. Twee van de meest vooraanstaande zijn de Stichting voor Mensenrechten in Turkije (TIHV
) en de Vereniging voor Mensenrechten (IHD
).

De IHD is opgericht in 1986 en stelt zich als algemeen doel de mensenrechten in Turkije te bevorderen. De organisatie houdt zich voornamelijk bezig met het verzamelen en verifiëren van gegevens over schendingen van mensenrechten. In maandrapporten en persbulletins maakt de IHD melding van aanhoudingen, folteringen, verdwijningen tijdens voorarrest, schendingen van de vrijheid van meningsuiting e.d. Met financiële ondersteuning van EU-lidstaten organiseert de IHD cursussen voor leerkrachten en juristen, onder meer op het gebied van procedures met betrekking tot het individuele klachtrecht. De IHD heeft meer dan vijftig lokale afdelingen verspreid over geheel Turkije. Binnen de IHD is een zeer sterke Koerdische stroming aanwezig die nauwe banden onderhoudt met de Turks-Koerdische oppositie.

De TIHV, die in 1990 is voortgekomen uit de IHD, beheert in Turkije een vijftal medische centra in de steden Adana, Ankara, Diyarbakir, Istanbul en Izmir, waar slachtoffers van foltering terecht kunnen. De stichting maakt gebruik van artsen, die sporen van foltering of mishandeling documenteren. De TIHV beschikt over een documentatiecentrum en publiceert dagelijkse en maandelijkse rapporten over de mensenrechtensituatie in Turkije.

Naast IHD en TIHV zijn vele mensenrechtenorganisaties actief. De Turkse Democratie Stichting (TDV
) en de Helsinki Citizens Assembly (HCA) werken vanuit respectievelijk Istanbul en Ankara. De HCA organisatie heeft half april 2001 besloten haar kantoor in Istanbul tijdelijk te sluiten wegens intimidatie door de Turkse politie in verband met vermeende steun aan de hongerstakers in de F-type gevangenissen. Het bestuur van de organisatie heeft zelf tot deze tijdelijke sluiting van enkele weken besloten.

Mazlum-Der
is een organisatie met een islamitische invalshoek, die zestien afdelingen heeft in heel Turkije. Een zesde mensenrechtenorganisatie is de Vereniging van Hedendaagse Juristen (ÇHD
). Ook zijn er mensenrechtencentra verbonden aan Turkse universiteiten.

De IHD wordt door de autoriteiten, met name de veiligheidskrachten, regelmatig lastiggevallen en in haar activiteiten belemmerd. In de afgelopen jaren zijn enkele IHD regiokantoren gesloten en zijn tegen diverse IHD functionarissen strafzaken aanhangig gemaakt wegens separatistische propaganda of steun aan illegale organisaties. Eind 2000 heeft de Turkse legertop naar aanleiding van een aantal krantenberichten toegegeven dat zij in 1998 een lastercampagne heeft geïnitieerd tegen onder andere mensenrechtenactivisten, en dan met name de IHD en de toenmalige voorzitter Akin Birdal. Overigens heeft het leger hieraan toegevoegd dat het plan voor de campagne nooit ten uitvoer is gebracht
.

IHD-voorzitter Akin Birdal moest in maart 2000 aantreden voor een straf die stamde uit 1998. Omdat hij door een aanslag op zijn leven in 1998 nog steeds er zwak was, was hij volgens de autoriteiten pas in 2000 in staat om zijn straf uit te zitten. Birdal is op 23 september 2000 op vrije voeten gesteld nadat hij zijn straf had uitgezeten. Er lopen momenteel nog enkele andere rechtszaken tegen hem. In alle gevallen gaat het om berechting wegens door Birdal gedane uitspraken in het openbaar. Er is ten minste één rechtszaak bekend waarin Birdal heeft kunnen profiteren van de in december 2000 afgekondigde amnestie
. In februari 2001 is Nazmi Gür, secretaris-generaal van de IHD door de eerste kamer van de Staatsveiligheidsrechtbank te Ankara vrijgesproken van de aanklacht 'steun aan een terroristische organisatie'.

Op 10 april 2001 meldt Amnesty International dat Eren Keskin en Osman Baydemir, beiden advocaat en voorzitter van de IHD-afdelingen van Istanbul respectievelijk Diyarbakir, sinds eind 2000 regelmatig telefonisch met de dood worden bedreigd door onbekenden
.

In 1999 en 2000 zijn diverse IHD kantoren, waaronder de regiokantoren in Mardin en Gaziantep voor perioden van drie maanden gesloten geweest . In de periode tussen 28 november 2000 en 2 januari 2001 zijn zes IHD regiokantoren in de provincies Malatya, Gaziantep, Van, Konya, Izmir en Bursa gedwongen gesloten. De aanleiding hiertoe was de vermeende betrokkenheid van de IHD bij de hongerstakingen en gevangenisopstanden eind 2000. Alleen de afdeling Izmir is inmiddels weer geopend. De afdeling Diyarbakir, die sinds 1997 met een kleine onderbreking in april en mei 2000 gesloten was, is sinds 11 oktober 2000 weer open. Ook de kantoren in Bursa en Konya zijn inmiddels weer geopend, zodat er thans nog vier kantoren gesloten zijn.

Andere afdelingskantoren van de IHD werden door de politie binnengevallen. Op 22 december nam de politie een grote hoeveelheid materiaal in beslag bij een inval in het regionale kantoor voor de provincie Ankara. In januari 2001 was het IHD-hoofdkantoor in Ankara aan de beurt, nadat in de media berichten waren verschenen dat de IHD financiële steun zou ontvangen van aartsrivaal Griekenland.

Uit het materiaal dat bij deze invallen in beslag is genomen heeft de Turkse justitie de conclusie getrokken dat de IHD zich schuldig heeft gemaakt aan steun aan de revolutionaire organisaties DHKP/C, TKP/ML en MLKP, die alle betrokken waren bij de gevangenisopstanden en hongerstakingen eind december.

Als gevolg hiervan is tegen het gehele bestuur van de afdeling Ankara en enkele andere IHD-medewerkers een strafrechtelijk proces aanhangig gemaakt, waarbij ze worden beschuldigd van overtreding van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht, dat steun aan illegale organisaties betreft. De eerste zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2001. Ter zitting is de zaak verdaagd naar 19 maart 2001 en op deze zitting wederom verdaagd naar 5 mei
.

Ook tegen het hoofdbestuur van de IHD is wegens ondersteuning van de hongerstakers in de gevangenissen op grond van artikel 169 van de strafwet strafvervolging ingesteld bij de staatsveiligheidsrechtbank in Ankara.

In februari 2001 is door de openbare aanklager een proces aangespannen om de IHD te verbieden. De aanklacht luidt dat de IHD zich door de activiteiten in verband met de hongerstakingen en opstanden in de gevangenis zou hebben beziggehouden met zaken die niet in haar statuten en doelstelling zijn opgenomen. De eerste zitting in deze zaak was op 22 maart 2001.

Bovenstaande feiten vormen een indicatie, dat de overheid probeert op deze wijze de activiteiten van de IHD aan banden te leggen.

Ook de druk op de TIHV lijkt in de afgelopen tijd toegenomen. Bij de Staatveiligheidsrechtbank te Izmir waren twee zaken aanhangig gemaakt tegen artsen van de TIHV en enkele andere medewerkers, die ervan worden beschuldigd de PKK te steunen. De meesten zijn inmiddels echter vrijgesproken. De lokale autoriteiten in Izmir, waar een van de belangrijkste medische centra van de stichting gevestigd is, laten niet na de organisatie onder druk te zetten.

Ook Mazlum-Der heeft van tijd tot tijd te maken met weerstand van de zijde van de overheid. Zo zijn in januari en mei 1999 de regiokantoren in Sanliurfa respectievelijk Malatya voor onbepaalde tijd gesloten . Het kantoor in Sanliurfa is in april 2000 heropend, maar het kantoor in Malatya is vooralsnog gesloten
.

Internationaal

Toezicht op naleving van de mensenrechten door diplomaten en vertegenwoordigers van internationale mensenrechtenorganisaties is mogelijk. Zo werkt de Turkse overheid mee aan onaangekondigde bezoeken van het onder auspiciën van de Raad van Europa ingestelde 'Committee for the Prevention of Torture' (CPT) aan gevangenissen e.d. In het verleden heeft Turkije herhaaldelijk geweigerd CPT-rapporten vrij te geven voor publicatie of heeft de toestemming hiertoe pas jaren na het bezoek gegeven. Hierin is in december 2000 verandering gekomen toen de Turkse overheid toestemming gaf tot publicatie van het CPT-rapport aangaande het bezoek van 27 februari tot en met 3 maart 1999 en de preliminaire observaties van de CPT aangaande het bezoek van 16 tot en met 24 juli 2000
. Op 16 maart 2001 is naast de preliminaire observaties van het CPT-bezoek van december 2000 en januari 2001 ook een rapport van een CPT-missie uit 1996 vrijgegeven
.

Ook de speciale rapporteurs van de Verenigde Naties krijgen bij hun bezoeken aan Turkije medewerking van de Turkse overheid. Een uitzondering heeft de afgelopen tien jaar gegolden voor de speciale VN-rapporteur buitengerechtelijke executies. Na 1991 heeft deze geen toestemming van de autoriteiten kunnen krijgen om Turkije te bezoeken. In februari 2001 is hier verandering in gekomen. Speciaal rapporteur mw. Asma Jihangir heeft toen Turkije bezocht en onder andere onderzoek gedaan naar recente verdwijning van de twee HADEP-functionarissen in de stad Silopi .

Mensenrechtenrapporteurs kunnen in beginsel vrij met individuele burgers spreken. In het zuidoosten kan dergelijke monitoring wel op soms aanzienlijke beperkingen door de autoriteiten stuiten. Vooral in het zuidoosten van Turkije komt intimidatie van medewerkers van lokale mensenrechtenorganisaties en hun gesprekspartners van tijd tot tijd voor.

3.3 Naleving en schendingen


De Turkse grondwet garandeert vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid wordt ingeperkt door de artikelen 155 (het volk aanzetten tot burgelijke ongehoorzaamheid of vervreemden van het militaire apparaat), 159 (belediging van leger, parlement en andere staatsinstellingen) en 312 (aanzetten tot haat op grond van ras, religie) van het Wetboek van Strafrecht en artikel 8 van de Wet op de Bestrijding van Terreur (propaganda tegen de ondeelbare eenheid van staat en volk). De laatste tijd komen voor verbale of geschreven delicten ook veroordelingen wegens artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht (steun aan een illegale organisatie) voor. Uit statistieken afkomstig van het Turkse Justitiële Register (Turks: Adli Sicil) blijkt dat in het jaar 1999 480 rechtszaken aanhangig zijn gemaakt wegens overtreding van artikel 312 van de strafwet, en 307 zaken wegens overtreding van artikel 159. Wegens overtreding van artikel 155 is in dat jaar slechts één rechtszaak aanhangig gemaakt bij een niet-militaire rechtbank .

In Turkije is een zeer groot aanbod van media aanwezig. Er bestaat een groot aantal landelijke dagbladen en een breed scala aan lokale dagbladen . Ook bestaan er naast de staatsradio en -televisie vele nationale en lokale radio- en televisiestations, die praktisch de gehele bevolking tot in de verste uithoeken van het land bereiken. Internet is op brede schaal beschikbaar.

Een aanzienlijk deel van de media is in handen van één bedrijf, de overwegend staatsgetrouwe Dogan-mediagroep. In de afgelopen maanden is een aantal andere mediabedrijven in de financiële problemen geraakt, waardoor er duizenden ontslagen vielen onder journalisten.

In de media wordt regelmatig vrijuit forse kritiek geuit op de overheid en het bestuurlijk apparaat. Dit kan ongestraft gebeuren. Beperkingen van de vrijheid van meningsuiting bestaan met name op de twee gebieden die door het politieke en militaire establishment als grootste bedreiging voor de staat worden gezien namelijk het Koerdisch separatisme
en het islamistisch fundamentalisme
. Een ieder die zich in deze kwesties in het openbaar kritisch uitlaat, loopt het risico op strafvervolging. In het jaar 2000 zijn in het totaal 50 journalisten aangehouden en kort daarop weer vrijgelaten en zijn 13 journalisten in voorarrest genomen
.

Vele malen is tegen mensenrechtenactivisten, politici en anderen die zich in het openbaar hebben uitgelaten over de Koerdische kwestie, de rol van de islam in de samenleving of andere gevoelige kwesties zoals de rol van het leger of de dood van duizenden Armeniërs in het begin van de twintigste eeuw een strafrechtelijk proces aangespannen op grond van de bovengenoemde wetsartikelen, met name artikel 312. Het komt regelmatig tot veroordelingen, maar vrijspraak komt vooral in prominente gevallen met grote media aandacht steeds vaker voor. Zo zijn op 23 december 2000 Dogu Perinçek, voorzitter van de Arbeiderspartij (IP) en ex-IHD voorzitter Akin Birdal vrijgesproken van (verbale) steun aan de PKK (artikel 169). De laatste was op 14 december 2000 ook al vrijgesproken van een overtreding van artikel 312.

Tegen Birdal is in februari 2001 echter weer een andere zaak aanhangig gemaakt, ditmaal wegens uitspraken die hij deed omtrent de dood en deportatie van vele Armeniërs ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. De zaak is op 19 april 2001 verdaagd naar 31 mei .

Op grond van artikel 312 is het in 2000 onder andere gekomen tot rechtszaken tegen de voormalige RP-leider Necmettin Erbakan en de Syrisch-orthodoxe priester Yusuf Akbulut. Erbakan is in maart 2000 veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Hij kon echter gebruik maken van de in december 2000 afgekondigde amnestieregeling, die onder andere alle delicten gepleegd door het gesproken of geschreven woord behelst, nog voordat hij zijn straf was aangetreden. Akbulut had in november 2000 in een gesprek met een journalist verklaard, dat ook de Syrisch-orthodoxen slachtoffer waren geworden van de Armeniërmoord in het begin van de twintigste eeuw
. Hij is na twee eerdere rechtszittingen op de zitting van 5 april 2001, na vordering hiertoe door de officier van justitie, vrijgesproken, met de motivering dat hij niet handelde met de intentie om aan te zetten tot haat en dat de woorden van de verdachte vielen onder de vrijheid van meningsuiting
.

Op 12 april 2001 stond de journalist Fehmi Koru terecht wegens overtreding van artikel 312 strafwet. In een televisieuitzending interpreteerde hij de aardbeving van augustus 1999 als een straf van God. Dit levert volgens de aanklager 'aanzetten tot haat op grond van religie' op. De zaak is verdaagd naar 21 juni 2001.

Op grond van hun inhoud zijn in de afgelopen jaren een groot aantal publicaties zoals boeken en kranten verboden. Op grond van een gewraakt artikel kan een verschijnings-verbod voor bepaalde tijd of een definitief verbod worden opgelegd. Schrijvers en uitgevers van dergelijke publicaties worden regelmatig strafrechtelijk vervolgd. In de eerste acht maanden van het jaar 2000 is een aantal van 211 publicaties verboden of in beslag genomen. In de eerste acht maanden van 1999 lag dit aantal op 217 .

In mei 2000 is de Turkstalige pro-Koerdische krant Özgür Bakis definitief verboden. De krant werd onmiddellijk opgevolgd door de nieuwe krant Yeni Gündem, die sinds zijn verschijnen reeds vele malen is geconfisceerd en waartegen reeds 45 rechtszaken lopen op grond van diverse artikelen . De uitgever van deze krant heeft overigens op 31 maart 2001 de publicatie ervan gestaakt, naar eigen zeggen omdat er een te klein lezerspubliek voor was, en omdat de financiële druk van alle in bovengenoemde rechtszaken opgelegde boetes te hoog was geworden
. In maart 2001 werd de linkse krant Yeni Evrensel voor een week verboden wegens een artikel dat refereerde aan foltering door de veiligheidskrachten . Op 17 april 2001 volgde voor de krant nog eens een verbod van drie dagen en een geldboete
.

Nadire Mater, de schrijfster van 'Mehmedin Kitabi' (Het boek van Jan Soldaat), een boek waarin veertig interviews zijn opgenomen met dienstplichtigen die in de periode tussen 1984 en 1998 hebben gediend in het zuidoosten van Turkije, heeft in 2000 samen met haar uitgever terecht gestaan wegens belediging van het leger. Ze is in september 2000 vrijgesproken en haar boek is in Turkije weer vrij verkrijgbaar .

Op 4 april 2001 zijn Mehmet Uzun en Hasan Öztoprak, de schrijver en uitgever van het in het Koerdisch geschreven en later in het Turks vertaalde boek "Licht als de Liefde, Donker als de Dood", vrijgesproken van de beschuldiging met dit boek de PKK te steunen. Mensenrechtenactivisten die de rechtszitting hadden bijgewoond, reageerden verheugd op de uitspraak .

Een aantal activisten wordt thans vervolgd, omdat zij hebben geparticipeerd in de totstandkoming van een boek over de vrijheid van meningsuiting 'Vrijheid van Meningsuiting 2000'. Hun zaak is aanhangig bij de Staatsveiligheidsrechtbank te Ankara, waar zij worden aangeklaagd voor overtreding van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht, steunverlening aan de PKK. Ruim 70.000 Turken ondertekenden een petitie ter ondersteuning van het boek. Zij zijn allen opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen. Hierdoor is de zaak nog niet afgerond.

In 1999 is een wet uitgevaardigd waarbij een ieder die was veroordeeld voor een delict gepleegd via de media, in vrijheid werd gesteld onder de voorwaarde dat binnen drie jaar geen vergelijkbaar delict zal worden gepleegd. Hierdoor kwamen 21 personen vrij
. Op 20 september 2000 verklaarde het Constitutionele Hof deze wet ongrondwettelijk, omdat het gelijkheidsprincipe geschaad zou zijn. Het parlement kreeg de opdracht mee om binnen een jaar met een nieuwe wet te komen die deze ongelijkheid zou opheffen en dus breder van omvang moet zijn .

Hierin is voorzien in de vorm van een artikel in de zogenaamde amnestiewet van 21 december 2000
. Hierin is de bewuste wet zodanig gewijzigd, dat het bereik zich thans uitstrekt tot een ieder die zich voor 23 april 1999 heeft schuldig gemaakt aan openbare uitspraken - en dus niet alleen via de media - die een strafbaar feit opleveren. Tevens is de proeftijd van drie jaar komen te vervallen
. Hierdoor is eind 2000 een groot aantal mensen op vrije voeten gekomen en is voor velen de strafvervolging stopgezet. Hiervan heeft onder meer de voormalig RP-leider Necmettin Erbakan geprofiteerd.

Onder de bevoegdheden van de gouverneur voor het
uitzonderingstoestandsgebied valt onder ander het verbieden van het binnenbrengen, de verspreiding en de verkoop van diverse publicaties in het gebied. Zo zijn het dagblad Yeni Gündem en nog enkele andere Turks- en Koerdischtalige pro-Koerdische periodieken in het
uitzonderingstoestandsgebied niet verkrijgbaar. Overigens zijn deze ook in het desbetreffende gebied via het internet vrijelijk te raadplegen. De gouverneur van het gebied waar de uitzonderingstoestand van kracht is, kan bij het ministerie van Binnenlandse Zaken een verspreidingsverbod vragen voor nieuws waarvan hij denkt dat dit de situatie in het gebied niet juist weergeeft. Dit heeft tezamen met de mogelijke strafvervolging geleid tot een hoge mate van zelfcensuur bij de diverse media.

Radio- en televisieuitzendingen worden gecontroleerd door de Hoge Raad voor Radio en Televisie, de RTÜK. Deze raad volgt nauwlettend de uitzendingen en beslist regelmatig tot sluiting van radio- en televisiestations voor kortere of langere tijd, op grond van beledigend en grof taalgebruik, laster, separatistische propaganda en het uitzenden in de Koerdische taal . De raad heeft in 2000 totaal 4832 dagen uitzendverbod opgelegd aan 143 televisie- en 77 radiostations
. Met name wegens de verslaggeving rond de hongerstakingen en gevangenisopstanden eind 2000 hebben veel radiozenders een uitzendverbod opgelegd gekregen, dat in sommige gevallen opliep tot 18 dagen .

Voor commerciële televisiezenders stelt de RTÜK in de toekomst nog maar elf uitzendfrequenties beschikbaar, waarvoor in tegenstelling tot voorheen betaald moet gaan worden. De mogelijkheid om een licentie hiervoor aan te vragen liep af op 26 april 2001. Zestien landelijke commerciële zenders hebben een aanvraag ingediend
. De RTÜK heeft laten weten dat zenders die een licentie krijgen, zich moeten houden aan Inspanningsverklaring Nationale Uitzendlicenties (Turks: Ulusal Yayin Lisans Taahütnamesi), waarin onder andere zou staan dat op prime time meer educatieve en culturele programma's moeten worden uitgezonden
. Door een vonnis van de Raad van State (Turks: Danistay) op 25 april 2000 kon de RTÜK de frequenties niet toewijzen. De RTÜK heeft dertig dagen de tijd gekregen, om een schriftelijke verdediging aan de Raad van State te overleggen. Hierna wordt opnieuw vonnis gewezen en wordt bekend of de frequentieverdeling doorgang kan vinden
.

Al het onderwijs dient in overeenstemming te zijn met de beginselen van de Turkse republiek. De grondprincipes van de republiek mogen ook in wetenschappelijk onderzoek niet worden bestreden. De academische vrijheid wordt hierdoor beperkt. Er bestaat een centrale Hoge Raad voor het Onderwijs (YÖK), die zich onder andere bezighoudt met het benoemen van de decanen van universiteiten. Deze raad, waarvan ten minste één van de leden is benoemd door de legertop
, is ook bevoegd tot het ontslaan van universitaire docenten en onderzoekers, waarvoor zij een speciale tienkoppige Raad van Experts heeft.

Op 16 maart 2001 heeft de YÖK aan de Fatih-Universiteit in Istanbul een verbod opgelegd om voor het aankomend academisch jaar nieuwe studenten op te nemen. Ook deelde de YÖK mede dat de universiteit gesloten zou worden, indien niet snel maatregelen 'op bepaalde punten' genomen zouden worden. De universiteit zou te islamitisch van inslag zijn
. De kwestie heeft tot furieuze reacties geleid en diverse parlementsleden hebben gezegd dat de Raad zijn boekje te buiten is gegaan. Op 22 maart 2001 is de kwestie buiten de agenda om in het Parlement besproken.

In het verleden zijn diverse professoren ontslagen wegens onder andere pro-islamitische publicaties. De universiteiten zijn vrij in het vaststellen van eigen onderzoeksprogramma's, maar er bestaat een hoge mate van zelfcensuur op het punt van gevoelige kwesties met name bij faculteiten als politicologie en geschiedenis.

De vrijheid van vereniging en vergadering is grondwettelijk gegarandeerd maar kent een aantal beperkingen.

Krachtens wet
hoeft voor het houden van een demonstratie niet om toestemming te worden verzocht, maar moeten bijeenkomsten wel minstens 72 uur van tevoren schriftelijk worden aangemeld bij de gouverneur van de desbetreffende provincie of het district, voorzover deze plaatsvinden buiten het gebouw waar een organisatie haar vaste zetel heeft. Hetzelfde geldt voor het verspreiden van pamfletten, het afgeven van persverklaringen of het uitbrengen van publicaties
. De gouverneur geeft aan de organisatoren een ontvangstbevestiging, die voldoende is om de demonstratie te houden. Bij weigering tot afgifte hiervan wordt dit door een notaris schriftelijk vastgelegd en wordt de notariële akte beschouwd als ontvangstbevestiging
.

Het komt echter regelmatig tot een verbod op het houden van de geplande demonstraties. Een verbod moet ten minste 24 uur voor aanvang van de demonstratie door de gouverneur aan de organisatoren worden bekendgemaakt . De Turkse autoriteiten kunnen de organisatoren ook verplicht stellen dat bepaalde bijeenkomsten alleen op bepaalde plaatsen worden georganiseerd. Er kan ook een demonstratieverbod van maximaal drie maanden voor een geheel gebied worden afgekondigd. De gouverneur van de provincie Ankara heeft op 11 april 2001 van deze laatstgenoemde mogelijkheid gebruik gemaakt door een demonstratieverbod voor een maand op te leggen
. Kort daarvoor was het gekomen tot massademonstraties naar aanleiding van de economische crisis in Turkije.

Redenen voor verbod van een demonstratie zijn in de wet vastgelegd. Deze behelzen verstoring van de openbare orde, de nationale veiligheid, activiteiten gericht tegen de hoedanigheid van de republiek, mogelijk gebruik van geweld, bedreiging van de ondeelbare eenheid van de Turkse staat . Verenigingen en vakbonden mogen geen demonstraties organiseren inzake onderwerpen die niet onder hun doelstellingen vallen . Deze bepalingen zorgen voor een ruim potentieel voor verbod op demonstraties.

Bijeenkomsten die ondanks een verbod toch worden gehouden, worden door de veiligheidskrachten beëindigd. Hierbij is in het verleden regelmatig geweld gebruikt. Volgens het rapport over het jaar 2000 van het US State Department is het gebruik van geweld door de veiligheidskrachten bij het beëindigen van demonstraties sinds eind 1999 aanzienlijk afgenomen, zodat in het jaar 2000 nog maar in enkele gevallen sprake is geweest van het gebruik van geweld . Ook kan strafvervolging worden ingesteld wegens het houden van verboden demonstraties.

Recente voorbeelden waar politieoptreden wel met geweld gepaard is gegaan, zijn de demonstraties tegen de invoering van een nieuw type cellengevangenis in de tweede helft van 2000
. De oproerpolitie heeft hier enkele malen hardhandig opgetreden tegen de demonstranten en vele arrestaties verricht. De meeste arrestanten zijn na korte tijd weer vrijgelaten. Demonstraties voor de Koerdische zaak zijn sinds eind 1999 nauwelijks meer voorgekomen. De demonstraties voor de vrijlating van PKK-leider Öcalan op 15 februari 2001, de tweede verjaardag van zijn arrestatie, hebben slechts op beperkte schaal plaatsgevonden. Hierbij zijn wel weer arrestaties verricht.

In voorgaande jaren is door de autoriteiten altijd hard opgetreden tegen openbare bijeenkomsten ter gelegenheid van Newroz
, het door Koerden, Perzen en in Centraal-Azië gevierde nieuwjaar op 21 maart. In 2000 is echter in veel steden geen verbod opgelegd voor manifestaties, die overigens vredig bleken te verlopen. In Diyarbakir waren meer dan 80.000 personen aanwezig. Alleen in Istanbul heeft de provinciegouverneur een manifestatie verboden op grond van het feit dat in de aanvraag voor het houden van de manifestatie het woord 'Newroz' met de letter 'w' was gespeld, een letter die niet in het Turkse maar wel in het Koerdische alfabet voorkomt
.

Ook in het jaar 2001 is Newroz over het algemeen rustig verlopen. Behalve in Siirt en Istanbul was de organisatie van festiviteiten door de HADEP voor het tweede achtereenvolgende jaar op brede schaal toegestaan. De in bijna alle plaatsen door de HADEP georganiseerde bijeenkomsten trokken vele duizenden deelnemers
. Incidenten vonden plaats in Istanbul, Siirt, Antalya en Mersin, waar de politie ingegrepen zou hebben toen deelnemers begonnen met stenen naar auto's te gooien of leuzen voor de PKK of PKK-leider Öcalan begonnen te roepen
. In Istanbul werden meer dan 100 en in Mersin 39 personen aangehouden, waarvan er in het laatste geval 32 binnen korte tijd weer werden vrijgelaten.

Vrijheid van vereniging wordt beperkt doordat verenigingen en ngo's eerst hun statuten ter goedkeuring moeten voorleggen aan de autoriteiten. Hierbij bestaat een groot aantal bureaucratische hobbels, zodat een aanvraag vaak veel tijd in beslag neemt
. Verenigingen en ngo's kunnen verboden worden, indien zij activiteiten ontplooien die vallen buiten de in hun statuten genoemde activiteiten. Ook mogen zij geen geld aannemen van vreemde mogendheden. Deze punten spelen onder andere een rol bij het thans dreigende verbod op de mensenrechtenorganisatie IHD
.

De International Federation for Human Rights meldt in haar rapport over het jaar 2000, dat in verband met deze regel een groot aantal ngo's verboden is wegens politieke activiteiten of de inhoud van toespraken gehouden bij openbare gelegenheden
. Ngo's mogen alleen na toestemming van de ministerraad een verband aangaan met internationale ngo's en ngo's van buiten Turkije kunnen alleen activiteiten in het land verrichten na toestemming van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Op 12 januari 2001 oordeelde de Danistay, de Turkse beroepsrechtbank in bestuursrechtelijke zaken, dat het Directoraat voor Stichtingen onterecht de sluiting van de afdelingen van de islamitische jeugdbeweging Milli Gençlik Vakfi had gelast
. Alle 60 afdelingen van de MGV, een organisatie die destijds door RP-leider Erbakan was geadopteerd en in feite fungeerde als opleidingscentrum voor het RP-kader, waren in de tweede helft van het jaar 2000 door de autoriteiten gesloten
.

Het recht om politieke partijen op te richten zonder toestemming vooraf is wettelijk vastgelegd
. Politieke partijen dienen zich echter wel te richten naar de uitgangspunten van de grondwet die onder andere het seculiere karakter van de staat waarborgt, en naar de Wet op de Politieke Partijen die partijen verbiedt de ene sociale klasse boven de andere te stellen of een onderscheid aan te brengen op grond van religie, ras of regio. Verder zijn partijnamen die woorden als communistisch, anarchistisch, fascistisch of de naam van een religie, regio of etnische groep bevatten, verboden . Partijen komen door vermeende overtreding van deze wet in conflict met de autoriteiten en worden hierdoor verboden
. Om deze reden ziet de Turkse Communistische Partij zich genoodzaakt haar naam te wijzigen. Militairen en ambtenaren is het lidmaatschap van een politieke partij niet toegestaan.

Een ieder is vrij zich aan te sluiten bij vakbonden. Werknemers hebben stakingsrecht, al geldt dit recht niet voor ambtenaren. Collectieve arbeidsonderhandelingen, waarover alleen kan worden onderhandeld door vakbonden met een bepaald aantal leden, moeten verplicht aan een eventuele staking voorafgaan. Ook demonstreren voor hogere salarissen en betere arbeidsomstandigheden is in principe toegestaan. Wel is het zo dat dit soort demonstraties soms door provinciegouverneurs wordt verboden. Zo kon de ambtenarenvakbond KESK in februari 2001 in de provincie Bingöl wel in het openbaar een persverklaring afgeven omtrent de recente economische crisis, maar was ditzelfde in de provincies Ankara en Samsun verboden, hetgeen daar tot diverse arrestaties heeft geleid
. Sinds juli 1995 is het vakbonden en beroepsorganisaties toegestaan zich in te laten met politieke activiteiten, en mogen ook stafleden van universiteiten en studenten zich aansluiten bij politieke partijen.

In enkele gevallen werden vakbonden verdacht van steunverlening aan illegale bewegingen zoals de PKK of DHKP/C. In die gevallen hebben arrestaties en strafrechtelijke vervolging of administratieve sancties plaatsgevonden. De oud-voorzitter van de ambtenarenvakbond KESK, Siyami Erdem en de voorzitter van de vakbond Hak Is, Salim Uslu maken deel uit van de groep aangeklaagden in verband met het boek 'Vrijheid van Meningsuiting 2000'. In de eerste twee maanden werden 33 onderwijzers die lid waren van de onderwijsvakbond Egitim-Sen overgeplaatst vanuit het uitzonderingstoestandsgebied naar scholen elders in Turkije. De vakbondsleden verklaarden dat deze overplaatsing was gebaseerd op politieke motieven
.

In gebieden waar de uitzonderingstoestand is uitgeroepen, mogen autoriteiten belast met de veiligheid de panden van politieke partijen en organisaties zonder meer doorzoeken. Dit is in de afgelopen maanden regelmatig voorgekomen, waarbij onder andere delen van archieven in beslag zijn genomen.

De onderdrukking van dissidente ngo's, politieke partijen en vakbonden is in de periode rond de gebeurtenissen in de gevangenissen eind 2000 en begin 2001 toegenomen
. In januari 2001 zijn het hoofdkantoor en diverse afdelingen in Istanbul van de TAYAD, de solidariteitsvereniging van familieleden van gedetineerden gesloten, nadat deze vereniging enkele maanden lang wekelijks had gedemonstreerd tegen de invoering van het nieuwe cellensysteem in de gevangenissen
. Diverse bestuursleden zijn hierbij aangehouden
. De autoriteiten zien TAYAD als een dekmantel voor de revolutionaire DHKP/C . Om deze reden was de organisatie begin jaren negentig enkele jaren verboden.

De Turkse grondwet omschrijft Turkije als een seculiere staat en voorziet in garanties met betrekking tot de vrijheid van geloof, van eredienst en van uitdraging van persoonlijke religieuze opvattingen. Hoewel er geen wet is die bekeringsactiviteiten expliciet verbiedt, vindt soms strafvervolging plaats op grond van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, dat aanzetten tot haat op grond van religie betreft. Voor zover bekend is het in wegens bekeringsactiviteiten aanhangig gemaakte strafzaken echter nimmer tot een veroordeling door de rechtbank gekomen.

Het als een van de grondbeginselen van de staatsstructuur geformuleerde seculiere karakter van de staat (in de Turkse context vaak laïcisme genoemd) houdt in, dat overheidsbeleid niet gebaseerd mag zijn op religieuze overwegingen. De autoriteiten zijn dan ook zeer alert op een ieder die voor de islam een rol in het staatsbestuur voorstaat. Om personen met dergelijke ideeën de wind uit de zeilen te nemen, voorziet de Turkse staat in een soort van staatsgecontroleerde islam. Laïcisme betekent in Turkije dan ook niet een strikte scheiding van 'kerk' en staat, maar meer een controle van de staat over de officiele vorm van islam. Het daartoe in het leven geroepen staatsorgaan is het Directoraat voor Godsdienstzaken (Turks: Diyanet Isleri Müdürlügü, vaak afgekort tot Diyanet), dat rechtstreeks onder de premier valt.

Een ieder die pleit voor een grotere rol van de islam in het Turkse staatsbestel kan rekenen op reacties van de autoriteiten. Het komt in dit soort gevallen, ook wanneer geen geweld is gebruikt, regelmatig tot strafvervolging.

Vrijwel de gehele bevolking van Turkije is moslim. De joden, Grieks-orthodoxen en Armeniërs hebben krachtens de Turkse interpretatie van het Verdrag van Lausanne van 1923 als enige de officiële status van erkende minderheid in Turkije, ondanks het feit dat het verdrag dit niet expliciet stelt. Andere minderheden bestaan volgens deze visie niet. Het recht op godsdienstvrijheid van de overige niet-islamitische bevolking wordt wettelijk gegarandeerd door het grondwetartikel dat stelt dat iedere burger voor de wet gelijk is.

Er vindt in Turkije geen vervolging plaats louter op grond van religie. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de wettelijke garanties met betrekking tot vrijheid van godsdienst in de praktijk worden gerespecteerd. Niettemin kunnen religieuze minderheden worden geconfronteerd met praktische beperkingen zoals administratieve moeilijkheden bij beheer van kerkgebouwen of andere onroerende zaken. Ook kan het voorkomen dat men vanwege een verschil in religieuze achtergrond wordt geconfronteerd met discriminatoir optreden van plaatselijke bevolking of (met name lagere) overheidsfunctionarissen. In dergelijke gevallen kan men zich in het algemeen wenden tot de autoriteiten.

Hoewel staat en onderwijssysteem seculier zijn, is op staatsscholen de islamitische leer en ethiek opgenomen als verplicht vak voor moslims. Tegen overlegging van een schriftelijke verklaring van een niet-islamitische achtergrond kunnen leden van de erkende Armeense, Griekse en joodse minderheden zich reeds sinds jaren aan deze verplichting onttrekken. In de afgelopen jaren staat deze mogelijkheid ook meer en meer open voor christenen van andere denominaties
. Alevieten worden door de overheid gezien als moslims en moeten, ondanks het feit dat hun overtuiging op bijna alle punten afwijkt van hetgeen in de lessen wordt geleerd, toch verplicht aan deze lessen deelnemen.

Onroerende zaken van de drie officieel erkende minderheden zijn stuk voor stuk eigendom van in 1936 opgerichte stichtingen (Turks: vakif, meervoud vakiflar). Het bestuur van deze stichtingen wordt gekozen vanuit de lokale religieuze gemeenschappen. Indien een gemeenschap er vijf aaneengesloten jaren niet in slaagt om een bestuur te kiezen of in deze periode niet kan aantonen dat er voldoende parochianen aanwezig zijn om de onroerende zaken te gebruiken, dan vervallen de onroerende goederen aan de Turkse staat, die het beheer voortzet onder het Directoraat voor Stichtingen. Overigens kan het goed weer worden geretourneerd aan de gemeenschappen op het moment dat weer aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit is in de praktijk enkele malen voorgekomen.

Leiders van de Armeense en Griekse religieuze gemeenschappen hebben aangegeven dat er door de autoriteiten een groot aantal administratieve hobbels wordt opgeworpen bij de verkiezing van een stichtingsbestuur, zodat er geen bestuur gevormd kan worden met als gevolg dat het desbetreffende onroerend goed vervalt aan de staat. De door de erkende minderheden gevormde stichtingen kunnen geen onroerende zaken verkrijgen door erfenissen of schenkingen. Ook mogen zij geen onroerende goederen aankopen. De Turkse autoriteiten voeren hiertoe als reden aan dat de stichtingen het verwerven van onroerende zaken niet als mogelijke activiteit in hun uit 1936 daterende statuten hebben opgenomen.

In 1998 werd wetgeving aangenomen waarin de bouw en het beheer van moskeeën formeel aan banden werden gelegd. Voor de bouw van nieuwe moskeeën moet toestemming worden gegeven door Directoraat voor Godsdienstzaken, dat ook verantwoordelijk is voor de volledige jurisdictie over moskeeën en voor opleiding en benoeming van religieuze functionarissen.

In toenemende mate is sprake van toepassing van het vijftig jaar oude verbod op het dragen van hoofddoeken in overheidskantoren en openbare gebouwen. Secularisten beschouwen de hoofddoek als een symbool van de politieke islam en als een bedreiging van het seculiere karakter van de Turkse Constitutie. De in Turkije gevoelige kwestie is al enige tijd aanleiding voor een nationale discussie. Verpleegkundigen, onderwijzeressen en andere vrouwen in overheidsdienst zijn vanwege hun hoofddoeken ontslagen. Op de Turkse universiteiten trof een soortgelijk lot studenten, docenten en ander personeel.

De Turkse parlementariër Merve Kavakçi veroorzaakte een nationale rel toen zij op 2 mei 1999 bij haar beëdiging in het parlement een hoofddoek droeg, hetgeen algemeen werd opgevat als een opzettelijke uitdaging van het seculiere systeem. Toen kort hierop werd ontdekt dat zij ooit zonder toestemming van de Turkse autoriteiten de Amerikaanse nationaliteit had aangevraagd, werd haar Turkse staatsburgerschap haar in februari 2000 ontnomen, waarop zij op 14 maart 2001 tevens haar functie als parlementslid verloor
.

Werknemers binnen de Turkse strijdkrachten die aantoonbaar betrokken zijn bij islamitisch-fundamentalistische activiteiten worden meestal ontslagen, maar ook verdenkingen van een islamitisch georiënteerde levensbeschouwing die zich volgens de militaire autoriteiten niet verdraagt met de kemalistische uitgangspunten, kunnen aanleiding vormen voor gedwongen ontslag. Angst voor infiltratie van islamisten in het militair apparaat speelt hierbij een rol. Het Turkse leger, dat immers wordt beschouwd als de hoeder van het seculiere karakter van de Turkse staat, ziet er strikt op toe dat bedreigingen van het seculiere systeem zich niet binnen de eigen gelederen manifesteren.

In de praktijk is gebleken dat in een aantal gevallen het dragen van hoofddoekjes door vrouwen kan leiden tot verwijdering van hun echtgenoten uit de strijdkrachten. Ook het openlijk en frequent bidden kan ontslag tot gevolg hebben. Officieel wordt daarbij vaak een gebrekkige discipline als reden aangevoerd. Twee maal per jaar is sprake van een groepsgewijze ontslagprocedure waarbij de militaire autoriteiten naar verluidt in totaal enkele tientallen tot honderden beroepsmilitairen ontslaan.

De alevieten of alevi's vormen een heterodoxe stroming binnen de islam, waarin Ali, de schoonzoon van de profeet Mohammed, een centrale rol inneemt. Sommige moslims menen dat zij wel erg ver af staan van de in Turkije wijdverbreide soennitische stroming van de islam, voorzover zij überhaupt al worden erkend als moslims en niet worden beschouwd als ketters.

De alevitische geloofsrichting wordt door de Turkse staat in ieder geval niet als een separate religie gezien en de alevieten vormen geen officieel erkende religieuze minderheid. Op de identiteitskaart van alevieten staat als religie 'islam' vermeld. In een rapport van het Directoraat voor Godsdienstzaken over het Alevitisme uit februari 2001 zouden de alevieten tot de soennietische islam worden gerekend en zou worden gesteld dat alevieten oorspronkelijk gewoon naar de moskee gingen, maar daar recentelijk cemevleri (zie onder) voor in de plaats hebben gesteld . Sommige alevieten menen dat de Turkse overheid hen tekort doet door hen louter als culturele groep te beschouwen.

De alevieten hebben geen moskeeën, maar maken gebruik van bijeenkomsthuizen (Turks: cemevi, meervoud cemevleri), die ook de functie van sociaal-cultureel centrum hebben. In kleinere gemeenschappen vinden bijeenkomsten ook thuis plaats. Over het algemeen worden alevieten op religieus vlak als zeer liberaal beschouwd. Op politiek vlak bestaat onder hen traditioneel de neiging, om zich aan te sluiten bij groepen die streven naar inperking van de soennitische dominantie. De laatste decennia heeft zich dat onder andere geuit in aansluiting bij links georienteerde politieke partijen en linkse verzetsbewegingen.

Er zijn geen officiële Turkse schattingen van het aantal alevieten. Naar eigen opgave bedraagt het aantal alevieten in Turkije twaalf tot twintig miljoen, hetgeen zou inhouden dat bijna een derde van de Turkse bevolking alevitisch is. Andere bronnen melden dat een aanzienlijk kleiner deel van de Turkse bevolking aleviet is. Een volledig accurate becijfering is moeilijk zo niet onmogelijk
.

Alevieten wonen verspreid over heel Turkije, met als zwaartepunt de westelijke provincies van Oost-Anatolië. Naast die in Kahraman Maras zijn er aanzienlijke alevitische gemeenschappen in de provincies Hatay, Sivas, Tunceli, Erzincan, Malatya, Çorum en Elazig. In Istanbul leven naar schatting 4,5 miljoen alevieten. Ook in andere grote steden zijn veel alevieten gevestigd.

Het paradoxale aan de positie van de naar Turkse maatstaven liberale alevieten is dat zij in het algemeen voorstander zijn van het secularisme dat Atatürk voorstond, terwijl zij menen dat hun culturele en religieuze rechten in het huidige staatsbestel niet voldoende worden geëerbiedigd. Zo richt het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken zich volgens veel alevieten alleen op de soennitische leer. Ook is er in het Turkse onderwijssysteem geen plaats voor de alevitische interpretatie van de islam. Alevieten komen steeds meer op voor objectivering van godsdienstonderwijs.

De laatste jaren is de organisatiegraad binnen de alevitische gemeenschap toegenomen. In 1995 werd de alevitische organisatie Cem Evi opgericht. Deze stichting ondervindt geen problemen of tegenwerking van overheidszijde bij haar publicaties en activiteiten. Dit laatste geldt evenmin voor het kleine aantal andere alevitische organisaties.

Alevieten leven bij tijd en wijle in een wat gespannen of zelfs gepolariseerde verhouding met de soennitische meerderheid. Alevieten voelen zich sinds eind jaren zeventig soms slecht door de autoriteiten beschermd. Dit heeft te maken met drie incidenten in de jaren 1978, 1993 en 1995 in Kahraman Maras, Sivas en Istanbul, waarbij Alevieten het doelwit werden. Bij het incident in Sivas vielen dertig doden. Na de drie bovengenoemde zijn geen incidenten meer bekend waarbij alevieten expliciet het doelwit vormden.

In Turkije zijn naar schatting 100.000 christenen woonachtig, die voornamelijk behoren tot de Armeens-orthodoxe en Syrisch-orthodoxe denominaties. De christelijke minderheden zijn voor een groot deel geconcentreerd in Istanbul. De economische situatie van christenen in Istanbul verschilt in wezen niet van die van hun islamitische stadsgenoten.

Leden van de christelijke minderheden en kerkgenootschappen worden enigermate achtergesteld. Bepaalde beroepen zijn voor sommigen niet of moeilijker toegankelijk. Ook pesterijen van christenen in het leger kunnen niet worden uitgesloten. Van indeling bij onderdelen die laag in aanzien staan en andere vormen van achterstelling van dienstplichtigen zou de laatste tijd echter geen sprake meer zijn. Christelijke leerlingen verhullen op school nogal eens hun religieuze achtergrond uit angst voor repercussies ten gevolge van mogelijke discriminatie door islamitische leerkrachten.

Activiteiten als restauratie van christelijke kerkgebouwen worden niet door de Turkse overheid gesubsidieerd. Tot 1999 moest voor verbouwingen duurder dan 200.000 US dollar een vergunning worden aangevraagd bij de autoriteiten. Eind 1999 is deze regel opgeheven
.

Turkije telt 17.000 à 21.000 Syrisch-orthodoxen, van wie er ongeveer 15.000-16.000 in Istanbul en 2.000-5.000 in Tur Abdin woonachtig zijn. Enkelen zijn woonachtig in Ankara, Izmir, Iskenderun en Antakya.

Het aantal Syrisch-orthodoxe christenen dat traditioneel woonachtig was in de dorpen nabij de stad Midyat in Tur Abdin is als gevolg van de voortdurende migratie van christenen aanzienlijk teruggelopen. Voor de steden Midyat en Mardin worden in het jaar 1998 aantallen van 70 respectievelijk 60 Syrisch-orthodoxe families genoemd. Volgens woordvoerders van de Syrisch-orthodoxe kerk is de populatie in de afgelopen twee jaar vrijwel constant gebleven.

De patriarch van de Syrisch-orthodoxe kerk, die de titel 'Patriarch van Anthiochië en het Hele Oosten' heeft, zetelt sinds 1959 in Damascus. De naam van de huidige patriarch (sinds 14 september 1980) is Mor Ignatiyus Zakka I Iwas. Andere geestelijke leiders zijn de metropoliet Filüksinos Yusuf Çetin, aartsbisschop van Istanbul en Ankara en aartsbisschop Timoteyos Samuel Aktas, die is gevestigd in Tur Abdin. In Istanbul zijn de Syrisch-orthodoxe christenen verdeeld over zeven parochies. Men maakt deels gebruik van kerkgebouwen van andere christelijke gemeenten. De gemeenschap in de wijk Kadiköy in het Aziatische deel van Istanbul is de meest welvarende.

De Syrisch-orthodoxen behoren in Turkije niet tot de erkende minderheden. Alleen de Grieks-orthodoxe, Armeense en joodse gemeenschappen zijn officieel erkend als minderheid. Derhalve mogen de Syrisch-orthodoxen bijvoorbeeld geen eigen scholen hebben. Godsdienstonderwijs en onderricht in zowel de kerk- als de omgangstaal wordt in Istanbul in beperkte mate gegeven. Dit onderwijs is in de kloosters in Midyat en Mardin in 1998 verboden. In de praktijk gaat het onderwijs echter gewoon door en de lokale overheid gedoogt dit.

De relatieve rust die door de reeds beschreven staking van de gewapende strijd door de PKK eind 1999 is ontstaan, heeft ook een positieve uitwerking gehad op positie van de in Tur-Abdin woonachtige Syrisch-orthodoxen. Waar deze in het verleden nog al eens knel kwamen te zitten tussen de Turkse overheid en de PKK, is nu sprake van een redelijk ontspannen situatie. De situatie van de Syrisch-orthodoxen is niet negatief beïnvloed door de recente strafvervolging van de Syrisch-orthodoxe priester Yusuf Akbulut .

Syrisch-katholieke kerk

De Syrisch-katholieke gemeenschap in Turkije bestaat uit enkele honderden personen, hoofdzakelijk woonachtig in Istanbul en Tur Abdin. In Istanbul is Patriarchaal Vicaris monsigneur Sag gevestigd.

De Syrisch-katholieke Kerk krijgt haar definitieve vorm in 1783, als de Syrisch-orthodoxe aartsbisschop van Aleppo, Michail Jarweh samen met vier andere bisschoppen overgaat tot de Kerk van Rome. Het centrum van deze kerk is het klooster van Charfeh in Libanon. Hier zetelt het hoofd van de kerk, Ignatius Mûsa I Da'ûd die zich de patriarch van Antiochië noemt. Hij is aangetreden in oktober 1998.

Onder de Syrisch-katholieken van Istanbul bevinden zich relatief veel welgestelden. Hun enige kerkgebouw in Kumkapi stellen ze ter beschikking aan de Syrisch-orthodoxe gemeenschap, waarmee overigens echter weinig contacten lijken te bestaan
. Deze gemeenschap heeft niet te maken met aanwas uit het Zuidoosten van Turkije. In de kerk is een sterke Latijnse invloed .

Assyrische kerk

In Turkije bevinden zich naar schatting in Turkije 1.000 tot maximaal 4.000 Assyrische christenen, ook wel Nestorianen genoemd. Tot aan de Eerste Wereldoorlog leefden vooral in de zuidoostelijke provincies Van en Hakkari enkele honderdduizenden Assyriërs. Deze zijn in de periode na 1915 of gedood of weggetrokken naar met name het huidige Syrië en Irak.

De Assyrische kerk is ontstaan in 431, toen een leerstelling die later in Perzië de officiële leer zou worden op het kerkelijk concilie van Efeze werd veroordeeld. Een vaak voor deze groep/kerk gebruikte naam is 'Nestoriaans', naar de bisschop Nestorius, die een belangrijk voorstander van de genoemde leer was. Hun centrum heeft lange tijd net ten oosten van het Oost-Romeinse rijk gelegen. Om deze reden wordt de kerk ook wel de Kerk van het Oosten genoemd.

In 1968 maakte deze kerk nog een onderlinge scheuring mee. De aanleiding ervan was een discussie over welke kalender gebruikt moet worden. Een deel wilde als leidraad voor het kerkelijk jaar de 'westerse' kalender nemen. Deze groep onder leiding van patriarch Mar Dinkha IV, die in Detroit-Chicago en soms in Teheran zetelt, wordt de nieuw-kalenderisten genoemd. De andere groep onder de in Bagdad zetelende patriarch Mar Adday wilde de klassieke kalender handhaven. Zij worden oud-kalenderisten genoemd. De oud kalenderisten hebben hun kerk de naam 'Oude Kerk van het Oosten' genoemd. De officiële naam voor de kerk van de nieuw-kalenderisten is de Apostolische Katholieke Assyrische Kerk van het Oosten, vaak weergegeven al de Assyrische Kerk van het Oosten. Men merke op, dat hoewel het woord katholiek wordt gebruikt, er geen sprake is van een band met Rome. Het woord katholiek draagt hier de betekenis van 'algemeen'.

In Turkije is reeds sinds lange tijd geen geestelijk leider meer aanwezig . Ook de kerk als instituut is niet vertegenwoordigd . De groep schijnt nogal introvert te zijn en doet niet mee aan het interkerkelijk verkeer
.

De naam Assyriër wordt door sommigen gebruikt als een nationaliteitsaanduiding en niet zozeer als een religieuze richting. Deze meer nationalistisch georiënteerde christenen noemen zichzelf niet langer Syrisch-orthodox, Syrisch-katholiek of Chaldeeuws, maar Assyrisch. De naam Assyrisch krijgt door deze zelfaanduiding een veel bredere reikwijdte, die alle van de bovengenoemde groepen overstijgt en hen verenigt onder één identiteit
. Hierop dient men altijd alert te zijn bij het horen van de naam Assyriër en dient goed te worden nagegaan op welke wijze de naam is gebruikt, in engere zin voor de Assyrische christenen, of in bredere zin voor de christenen van alle Syrische en Assyrische kerken bij elkaar.

Chaldeeuwse kerk

Er leven in Turkije nog 1.500 tot maximaal 7.000 Chaldeeuwse christenen, voornamelijk in Istanbul en een gering aantal in de provincie Mardin.

De Chaldeeuwse kerk is ontstaan doordat een deel van de de Kerk van het Oosten (Assyrische Kerk) is geünieerd met de Rooms-katholieke kerk. De unie met Rome van deze kerk vindt zijn eerste oorsprong in 1553 en wordt uiteindelijk in 1830 officieel. Hierbij behield de kerk echter het recht om de mis in de eigen taal op te voeren. Het Chaldeeuwse patriarchaat was vanaf het begin gevestigd in Alqosh in Noord-Irak, maar zetelt sinds 1930 in Bagdad. De huidige patriarch is Mar Raphael I Bidawid, die het ambt sinds 1989 bekleedt.

Het aantal Chaldeërs in Istanbul wordt geschat op 600 à 1000. De gemeenschap bestaat uit twee duidelijk onderscheiden groepen, te weten de reeds lang in Istanbul gevestigde en goed geïntegreerde chaldeërs respectievelijk de christenen uit Oost-Turkije die recentelijk (vanaf 1965-1980) naar Istanbul zijn gemigreerd.

De eerste groep is over het algemeen welgesteld, spreekt goed Turks en is werkzaam in de textielsector. Er is een concentratie van deze groep in de wijk Kurtulus. Een deel bezoekt 's zondags de Chaldeeuwse kerk. Degenen die niet in de buurt wonen bezoeken steeds meer andere (latijns) katholieke kerken.

De tweede groep, bestaande uit zo'n 130 personen, is relatief arm. Ze leven geconcentreerd in de wijken Tarlabasi en Kurtulus. Deze zijn niet aangepast aan de situatie in Istanbul, ze spreken vaak vrijwel geen Turks. De rijkere geloofsgenoten voelen er weinig voor deze groep op te vangen.

De Chaldeeuwse gemeenschap beschikt tot op heden niet over een eigen kerkgebouw. Er wordt gebruik gemaakt van de Latijnse Antoniuskerk aan de Istiklal Caddesi, de bekendste winkelstraat in Istanbul. In Istanbul is partiarchaal vicaris Paul Karatas, titulitair bisschop van Amida/Diyarbakir gevestigd. Hij is de leider van de gemeenschap en tevens de enige priester.

Behalve de ontmoeting na de zondagse kerkdiensten, die worden bezocht door zo'n 500 à 600 personen, zijn geen georganiseerde culturele activiteiten bekend. Een eigen tijdschrift, zoals dat bij de Syrisch-orthodoxen wel bestaat, is er niet. Van geïnstitutionaliseerde contacten met de veel grotere en goedgeorganiseerde Syrisch-orthodoxe gemeenschap is geen sprake.

In vooral de provincie Hatay zijn naar schatting acht- tot maximaal zeventienduizend Arabisch-orthodoxe christenen woonachtig. Deze gemeenschap beschikt over enkele kerkgebouwen. De Arabisch-orthodoxe gemeenschap in Hatay geldt etnisch gezien als Arabisch, terwijl zij naar religie als Grieks-orthodox moet worden beschouwd. De kerkdiensten vinden plaats in de Arabische taal. Geestelijk leider is de Grieks-melkitische patriarch van Antiochië, die zetelt in Damascus.

Bulgaars-orthodoxe kerk

De archimandriet van de Bulgaars-orthodoxe kerk is gevestigd in Istanbul. De precieze omvang van de kleine Bulgaars-orthodoxe gemeenschap is niet bekend.

Bulgaars-katholieke kerk

De tot zijn overlijden enige tijd geleden in Istanbul gevestigde geestelijk leider van de zeer kleine Bulgaars-katholieke gemeenschap is niet opgevolgd. De Bulgaars-katholieke gemeenschap beschikt over een kerkgebouw in Istanbul.

Maronitische kerk

Maronieten zijn oorspronkelijk de volgelingen van de kluizenaar Maron die in de vijfde eeuw leefde. De geestelijk leider van de maronieten in Turkije is gevestigd in Beiroet. De paus wordt door de maronieten erkend als het opperste gezag. De maronitische patriarch van Antiochië is gevestigd in Libanon. Het aantal maronieten in Turkije is zeer klein. Een aantal van hen is in Hatay en Mersin woonachtig.

Rooms-katholieke kerk

Afgezien van de reeds genoemde met Rome geünieerde kerken heeft de rooms-katholieke kerk één tot tweeduizend volgelingen in Turkije. In Izmir is een aartsbisschop gevestigd. In geheel Turkije zijn rooms-katholieke kerken en instellingen gevestigd. In en nabij Istanbul zijn twaalf parochiekerken in gebruik. Ook elders in Turkije beschikt men over kerken, kapellen, scholen, ziekenhuizen e.d.

Anglicaanse kerk

In Turkije bevindt zich een klein Anglicaans kerkgenootschap, voornamelijk bestaande uit buitenlanders.

Protestante kerk

In Turkije zijn enkele duizenden personen van protestantse gezindte woonachtig. Een deel hiervan is voortgekomen uit de bestaande christelijke groepen zoals de Armeniërs of Syrisch-orthodoxen en behoort reeds enkele generaties lang tot het protestantisme. In Istanbul leven circa duizend Armeense protestanten. Zij beschikken in Istanbul over drie kerkgebouwen . Verder is er in Turkije een klein aantal Syrisch-Protestanten aanwezig. In de plaats Midyat in de Tur Abdin regio in zuidoost Turkije is een Syrisch-Protestants kerkgebouw, dat momenteel bij gebrek aan een voorganger en aan parochianen niet meer wordt gebruikt. In de afgelopen decennia hebben veel Syrisch-Protestanten zich aangesloten bij de Syrisch-orthodoxe kerk of bij de hierna te noemen nieuw ontstane protestante gemeenschappen.

Een ander deel van de protestante gemeenschap in Turkije is het product van protestantse geloofszending in de afgelopen vier decennia. In de grote steden van Turkije zijn lokale protestante gemeenschappen ontstaan. De grootste gemeenschappen bevinden zich in Istanbul en in iets mindere mate in de steden Izmir en Ankara. De over Istanbul verspreide tien kerkelijke gemeenten hebben een totaal ledenaantal van enkele honderden . De leden zijn voor een deel afkomstig uit de reeds bestaande traditionele kerken en hebben voor een deel een islamitische achtergrond. Deze nieuwe protestante gemeenschappen werken in Istanbul goed samen met de bestaande (Armeens-)protestante gemeenschap. Ook bestaat een landelijk samenwerkingsverband van protestanten met een gemeenschappelijke woordvoerder.

Protestante bijeenkomsten worden vaak gehouden in woonhuizen of verbouwde winkelpanden. Krachtens een wet die religieuze activiteiten alleen toestaat in gebouwen die daartoe zijn aangewezen, zijn in de afgelopen jaren enkele lokalen waar protestante bijeenkomsten werden gehouden, gesloten. Zo werd in september 1999 een bijeenkomst in Izmir verstoord en werden alle veertig gelovigen gearresteerd. Uiteindelijk vond geen strafvervolging plaats. Twee weken later werd ook een ruimte waarin samenkomsten werden gehouden in de Istanbulse wijk Zeytinburnu gesloten. Op 23 maart 2001 is de bijeenkomstruimte van de protestante gemeenschap in Gaziantep om dezelfde reden gesloten door de autoriteiten
. De ruimten blijven voor de duur van de gerechtelijke procedures gesloten, zodat de gemeenschap vaak lange tijd van een plaats van samenkomst is verstoken. Dit laatste is thans het geval bij de protestantse gemeenschap in de Istanbulse wijk Avcilar.

In december 2000 keurde de hoogste bestuursrechtbank in Turkije, de Danistay, de vorming van een officiële stichting (vakif) door een protestante gemeenschap in de wijk Bostanci in Istanbul goed. Hiermee kreeg deze gemeenschap als eerste protestante gemeenschap een legale status .

Bij tijd en wijle wordt strafvervolging ingesteld tegen personen die zich bezighouden met bekeringsactiviteiten, waarbij veroordeling wordt geëist op grond van artikel 312 strafwet, dat aanzetten tot haat op grond van religie verbiedt. Voor zover bekend is het in dergelijke rechtszaken tot op heden nimmer tot een veroordeling door de rechtbank gekomen.

Begin maart 2000 zijn in Izmir twee personen gearresteerd wegens het uitdelen van bijbels. Na een voorarrest van dertig dagen volgde uiteindelijk vrijspraak
. In december 2000 is een strafzaak tegen een persoon in Diyarbakir begonnen wegens het uitdelen van bijbels
. De zaak is door de rechtbank aldaar behandeld op 30 januari 2001 en 27 maart. Bij de laatste zitting legden twee van de drie opgeroepen getuigen tegenstrijdige verklaringen af en verscheen de derde getuige niet ter zitting. De zaak is verdaagd naar 31 mei
.

Jehova's getuigen

Joden

De schattingen van het aantal joden in Turkije lopen uiteen van 3.000 tot 25.000. Een deel van de overwegend sefardische joden spreekt nog het Ladino, de taal van hun land van herkomst, het zestiende-eeuwse Spanje. De Turkse joden zijn voornamelijk in Istanbul en Izmir woonachtig. Kleine aantallen joden wonen in Ankara en Bursa. Enkele joodse zakenlieden spelen een belangrijke rol in de Turkse zakenwereld. Ze genieten volledige vrijheid van godsdienst en hebben geen last van pesterijen en dergelijke.

Yezidi's

In Turkije zijn circa 2000 yezidi's aanwezig. De meesten zijn woonachtig in de provincies Batman, Sanliurfa, Diyarbakir en Mardin. Het overgrote deel van de Turkse yezidi's woont echter buiten Turkije. Er wonen naar schatting 25.000 yezidi's in Duitsland en zo'n 2000 in Nederland.

Het geloof van de yezidi's
, wel foutief aangeduid als duivelsaanbidders, bevat elementen van verschillende godsdiensten uit de regio, zoals het zoroastrisme, het christendom en de islam. In hun geloof neemt Melek Tavus, de engel Pauw, een belangrijke plaats in. In tegenstelling tot hun geloofsgenoten in Irak kennen de Turkse yezidi's geen religieuze hiërarchie. Evenals in Irak worden yezidi's naar etniciteit veelal als Koerdisch beschouwd. Sommigen spelen een prominente rol als Koerdische nationalisten. Sinds enkele jaren zouden veel yezidi's zich echter als een apart volk zien
.

In Turkije zijn de yezidi's van oorsprong woonachtig in het zuidoosten, alwaar zij net als Syrisch-orthodoxe christenen in het verleden te lijden hebben gehad onder het conflict van de Turkse strijdkracht met de PKK. Ook de yezidi's hebben te maken gehad met Koerdische moslims die hun land en andere bezittingen in beslag wilden nemen. Genoten de yezidi's in het verleden dankzij de onderlinge samenhang binnen de voornamelijk door geloofsgenoten bewoonde dorpen nog enige bescherming, momenteel moeten zij deze bescherming veelal ontberen
, en zijn de voornamelijk oudere yezidi's die nog in het zuidoosten van Turkije wonen voor hun bescherming aangewezen op de lokale autoriteiten. Het is niet bekend in hoeverre zij bij conflicten met anderen daadwerkelijk de hulp van de autoriteiten kunnen inroepen.

In Istanbul en elders buiten Zuidoost-Turkije zouden totaal nog enkele honderden geloofsgenoten zijn gevestigd.Yezidi's in Turkije kunnen geen aanspraak maken op uitzondering van de verplichting tot islamitisch onderwijs. Op hun identiteitskaart staat bij het hokje religie vaak 'xxx' ingevuld.

De bewegingsvrijheid van Turkse burgers is gegarandeerd in de Turkse grondwet. Deze geldt voor zowel binnen- als buitenland. De bewegingsvrijheid kan worden beperkt in geval van een nationale noodsituatie en bijvoorbeeld bij dienstplicht, gerechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging.

In gebieden waar de uitzonderingstoestand is uitgeroepen, kan de binnenlandse bewegingsvrijheid door de gouverneur van het gebied worden beperkt. Het reizen naar gebieden in het zuidoosten kan om veiligheidsredenen soms worden verboden. Het aantal 'roadblocks' en controles in Zuidoost-Turkije is afhankelijk van de actuele veiligheidssituatie en is in de afgelopen periode aanzienlijk afgenomen.

Uit november 2000 is een aantal gevallen bekend waarbij de autoriteiten HADEP-functionarissen hebben verhinderd naar Ankara te reizen, alwaar het nationale partijcongres werd gehouden.

Bij het binnenreizen in Turkije moet iedereen een grenscontrole ondergaan. Dit geldt evenzeer voor naar Turkije terugkerende voormalige asielzoekers. Zij moeten net als anderen over geldige reisdocumenten beschikken.

Namen van personen die het Turkse grondgebied betreden of verlaten via het internationale vliegveld van Istanbul en aan andere grenzen worden elektronisch of anderszins gecontroleerd. Ondanks de controles lukt het mensensmokkelaars om anderen illegaal het land te doen verlaten, onder meer via Bulgarije en Griekenland.

Reisdocumenten

Iedereen met de Turkse nationaliteit heeft het grondwettelijk recht op bezit van een paspoort, dat moet worden aangevraagd bij de lokale politie van de provincie waar men is ingeschreven in het bevolkingsregister. Een 'clearance' van de politie is een vereiste voor paspoortafgifte. Turkse onderdanen kunnen alleen met een geldig paspoort hun land legaal verlaten.

De organisatie van de rechterlijke macht is geregeld in de grondwet. Er zijn in Turkije civiele rechtbanken, administratieve rechtbanken en strafrechtbanken. Hiernaast zijn er bijzondere rechtbanken zoals militaire rechtbanken en de Staatsveiligheidsrechtbanken. Voor alle rechtbanken is hoger beroep mogelijk bij het Hof van Beroep (Turks: Yargitay). Deze kan een vonnis bekrachtigen of het vernietigen en terugsturen naar de rechtbank in eerste aanleg. Het Hof van Beroep is de laatste instantie; tegen een vonnis bij dit Hof staan geen verdere rechtsmiddelen meer open. Verder kent Turkije een Constitutioneel Hof, dat onder andere wetten op hun grondwettelijkheid toetst.

Bij wet heeft een ieder recht op een eerlijk en openbaar proces. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is opgenomen in de Turkse grondwet. In het algemeen functioneren de rechtbanken onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende instanties. Toch bestaat er ruimte voor politieke invloed, onder meer bij de aanstelling van rechters en openbare aanklagers. Een kenmerk van het Turkse strafrecht is dat straffen cumulatief kunnen worden opgelegd. Dit wil zeggen dat bij het gelijktijdig plegen van meerdere delicten bij de veroordeling niet de hoogste van de straffen wordt opgelegd, maar dat als straf de som van de straffen voor de afzonderlijke delicten kan worden opgelegd. Desondanks zit een gevangene in de regel maximaal 36 jaar gevangenisstraf daadwerkelijk uit.

Bij een aantal politieke processen kunnen vraagtekens worden gezet ten aanzien van de eerlijkheid en de juistheid van de rechtsgang. In een aantal gevallen is de bewijsvoering dubieus genoemd. Het bewijs in een zaak berust voor een groot deel op vaak onder dwang verkregen bekentenissen van de verdachte en veel minder op andere aanwijzingen. Het forensisch onderzoek in Turkije is slechts beperkt ontwikkeld. Ook is sprake van een verregaande vereenzelviging van de Officier van Justitie met de rechters. Zo neemt deze deel aan de beraadslaging van de rechters in de raadkamer.

Reguliere strafrechtbanken

Om te bepalen welke rechtbank bevoegd is voor de behandeling van een bepaald delict zijn de aard en de zwaarte van het delict van belang. Voor commune strafdelicten bestaan drie strafrechtbanken
:

Het Kantongerecht in Strafzaken (Turks: Sulh Ceza Mahkemesi) bestaat uit één rechter en is aanwezig in elke provincie- of districtshoofdstad. Deze rechtbank behandelt alleen zaken waar een geldstraf of een lichte gevangenisstraf op staat.

De Enkelvoudige Kamer in Strafzaken (Turks: Asliye Ceza Mahkemesi) bestaat officieel uit meerdere rechters, in praktijk is dit er echter slechts één.

De Meervoudige Kamer in Zware Strafzaken (Turks: Agir Ceza Mahkemesi) estaat uit een president en twee leden. De rechtbank is bevoegd voor delicten die maximaal worden bestraft met de doodstraf, zware gevangenisstraf of ten minste 10 jaar reguliere gevangenisstraf.

Staatsveiligheidsrechtbanken

Voor delicten die gericht zijn tegen de algehele veiligheid van de staat is de Staatsveiligheidsrechtbank (Turks: Devlet Güvenlik Mahkemesi, vaak afgekort tot DGM) bevoegd. Hieronder vallen volgens artikel 143 van de Turkse grondwet: 'Delicten die ingaan tegen de ondeelbare eenheid staat en volk, tegen de vrije democratische orde en de Republiek, waarvan de hoedanigheid in de grondwet is vermeld en die rechtstreeks verband houden met de interne en externe veiligheid van de Staat...'. Door de Staatsveiligheidsrechtbank kunnen alleen delicten worden behandeld die zijn gepleegd na 1 mei 1984
.

De wetsartikelen die vallen onder de competentie van de Staatsveiligheidsrechtbank zijn misdrijven tegen de rechtspersoonlijkheid van de staat, misdrijven tegen de 'krachten' van de staat, bepaalde vormen van ophitsing tot misdrijf en oprichten criminele organisatie, kortom politieke delicten. Hieronder vallen in elk geval de artikelen 125, 168 en 169 van het Wetboek van Strafrecht en alle artikelen van de Wet op de Bestrijding van Terreur
. Buiten deze primaire functie is deze rechtbank bevoegd voor o.a. delicten die met verdovende middelen hebben te maken.

De Staatsveiligheidsrechtbank bestaat uit één voorzitter, twee leden en twee plaatsvervangend rechters. Voorheen was één van de rechters bij de Staatsveiligheidsrechtbank altijd een militair. Dit is op 18 juni 1999 afgeschaft, zodat de rechtbank nu alleen nog maar uit civiele rechters bestaat.

Voor de Staatsveiligheidsrechtbanken gelden in principe de de procesregels van de 'gewone' strafrechtbank, tenzij expliciet anders vermeld in de Wet op de Instelling en Procesregels van de Staatsveiligheidsrechtbanken onder nummer 2845. De regels in deze wet zorgen voor een veel verdergaande inperking van de rechten van de verdachte dan bij gewone rechtbanken.

Turkije telt momenteel acht Staatsveiligheidsrechtbanken, te weten in de plaatsen Adana, Ankara, Diyarbakir, Erzurum, Istanbul, Izmir, Malatya en Van . Vóór de wetswijziging van 13 november 1996 waren er tevens Staatsveiligheidbanken in Erzincan, Kayseri en Konya. De Staatsveiligheidsrechtbanken in Adana, Erzurum en Van bestonden nog niet.

Voor beroepszaken tegen de Staatsveiligheidsrechtbanken is de negende kamer van het Hof van Beroep bevoegd.

De doorlooptijd van een strafzaak vanaf het moment dat deze wordt aangebracht bij de desbetreffende rechtbank tot het moment dat het vonnis wordt gewezen, ligt bij de Enkelvoudige Kamers in Strafzaken, de Meervoudige Kamers in Zware Strafzaken en Staatsveiligheidsrechtbanken in de afgelopen vijf jaar gemiddeld iets boven de driehonderd dagen .

De terechtzitting

De terechtzitting is in principe openbaar. Ook voor zaken die de staatsveiligheid aangaan blijft de openbaarheid meestal gehandhaafd. In politieke zaken zijn in het publiek meestal wel een aantal vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en diplomatiek personeel van diverse landen aanwezig. Strafzaken tegen kinderen vinden in de regel wel achter gesloten deuren plaats. Zo was de eerste zitting van de staatsveiligheidsrechtbank in Diyarbakir in de zogenaamde Viransehir-zaak, waarbij dertien kinderen strafrechtelijk worden vervolgd wegens het roepen van PKK-leuzen, op 5 april 2001 niet voor het publiek toegangekelijk.

De hoofdregel is dat de verdachte altijd op de zitting aanwezig dient te zijn als hij nog niet op een eerder moment door de betrokken rechter is gehoord. Indien hij niet aanwezig is, kan de zitting niet doorgaan, kan geen vonnis worden gewezen en wordt de zaak tot nader order aangehouden. Hierop zijn enkele uitzonderingen. De zitting kan wel doorgang vinden, indien de verdachte al in een eerdere zitting door de rechtbank is gehoord of in het vooronderzoek voorafgaand aan de terechtzitting door een rechter inhoudelijk is gehoord. Ook zaken waarin alleen een geldstraf kan worden opgelegd of waarin het duidelijk is dat de uitspraak vrijspraak zal inhouden, kunnen bij verstek worden behandeld.

Ook bij zaken die worden behandeld door de Staatsveiligheidsrechtbank, kan de zitting doorgaan indien de verdachte niet aanwezig is. Ook dan is de voorwaarde dat de verdachte reeds door de rechter is gehoord op een eerder moment
.

De bij rechtszaken gehanteerde taal is officieel alleen Turks. Leden van etnische minderheden die het Turks niet of onvoldoende beheersen, kunnen in het nadeel zijn, omdat de kwaliteit van tolken en vertalers wisselt.

Voorarrest

Volgens een recent rapport van Human Rights Watch
(HRW), is voor wat de inlichting van de naasten van de verdachte betreft sprake van systematische tekortkoming. Dit zou te wijten zijn aan vervalste, gebrekkige of in sommige gevallen geheel ontbrekende administratie in bureaus van de politie of gendarme. Soms ontkennen politiebureaus uren- of dagenlang dat een bepaalde persoon is aangehouden. De laatste jaren is volgens het genoemde HRW-rapport op dit punt wel enige verbetering opgetreden ten opzichte van het verleden. In het op 7 december 2000 gepubliceerde rapport van de European Committee for the Prevention of Torture aangaande haar bezoek van 27 februari tot 3 maart 1999 geeft de commissie aan, dat het inlichten van de naasten van betrokkene nauwelijks plaatsvindt
.

Volgens een recent rapport van Human Rights Watch
zouden verdachten vallend onder de competentie van de Staatsveiligheidsrechtbank in de praktijk ook na de genoemde periode van vier dagen nog altijd geen recht hebben op een advocaat. Soms wordt een kort bezoek onder politietoezicht toegestaan, maar aanwezigheid van de advocaat bij de verhoren is vrijwel onbekend, aldus HRW. Verder zouden volgens hetzelfde rapport verdachten vaak te horen krijgen dat het beter voor hen is als zij afzien van het recht op een advocaat.

Recente onderzoeken van de Turkse Parlementaire Commissie voor Mensenrechten bij de hoofdbureaus van politie in Erzincan, Erzurum en Tunceli wezen uit dat op een enkele uitzondering na in alle gevallen door verdachten was afgezien van het recht op een advocaat
. HRW geeft verder in haar bovengenoemde rapport aan dat het voor schijnt te komen dat personen die verdacht worden van commune delicten, van politiefunctionarissen te horen krijgen dat, indien zij een advocaat verlangen, hun beschuldiging zal worden omgezet in een beschuldiging die valt onder de Staatsveiligheidsrechtbank, zodat zij alsnog vier dagen incommunicado kunnen worden gehouden. Het komt volgens het genoemde rapport ook voor dat de periode van incommunicado uitloopt tot zes dagen.

De advocaat heeft wettelijk gezien het recht om kennis te nemen van het dossier van het vooronderzoek en kan kosteloos een kopie ontvangen van elk document dat hij nodig heeft. Dit recht kan op verzoek van de officier van justitie worden beperkt door de kantonrechter indien de zaak erdoor in gevaar wordt gebracht
. Bij zaken die vallen onder de jurisdictie van de Staatsveiligheidsrechtbank, zijn de documenten pas voor de advocaat beschikbaar op het moment dat de zaak in de fase van het hoofdonderzoek terecht is gekomen. Met andere woorden: het vooronderzoek moet zijn afgerond en de zaak moet aanhangig zijn bij de Staatsveiligheidsrechtbank . Afschriften van de uiteindelijke vonnissen in een zaak zijn door de advocaat van de veroordeelde altijd te verkrijgen.

Volgens Human Rights Watch komt het sinds 1997 steeds vaker voor dat personen worden gedetineerd en verhoord op plaatsen die daar niet toe zijn bestemd zoals leegstaande gebouwen, bouwplaatsen of in open gebied buiten de stad
.

Situatie in de gevangenissen

Amnestie

Reeds jarenlang is binnen de Turkse politiek gesproken over een mogelijke amnestieregeling om op deze wijze de overvolle gevangenissen iets te ontlasten. In november 1999 retourneerde toenmalig president Demirel een op 28 augustus van dat jaar aangenomen wetsvoorstel voor een amnestieregeling. Daarna is het rond de amnestieregeling een tijdlang stil geweest, totdat de kwestie eind 2000 opnieuw op de agenda verscheen.

Het parlement nam in december 2000 een amnestiewet aan, die officieel is getiteld 'Wet op de voorwaardelijke vrijlating en uitstel van berechting en tenuitvoerlegging van straffen met betrekking tot delicten gepleegd voor 23 april 1999' onder nummer 4616. Nadat president Sezer de wet van het parlement had ontvangen, heeft deze de wet teruggestuurd zonder die te ondertekenen. Hierop heeft het parlement de wet nogmaals in ongewijzigde vorm aan hem ter tekening voorgelegd. Grondwettelijk was de president nu gehouden de wet te tekenen, hetgeen hij op 21 december 2000 deed. Op die dag is de wet in werking getreden en zijn duizenden gevangenen vrijgelaten.

De wet voorziet voor de plegers van bepaalde delicten begaan voor 23 april 1999 in een strafvermindering van tien jaar, onmiddellijke invrijheidstelling van hen die nog een straf van minder dan tien jaar hebben uit te zitten, vrijlating binnen een maand van hen die wegens de bewuste delicten in voorarrest zitten en voorwaardelijke annulering van hun strafvervolging, voorwaardelijke niet-vervolging van hen tegen wie wegens de bewuste delicten nog geen strafvervolging is ingesteld. Tevens wordt in artikel twee van de wet de reikwijdte van een eerdere gedeeltelijke amnestiewet met betrekking tot strafbare uitspraken in het openbaar uitgebreid
.

Onder het bereik van de wet valt onder andere artikel 169 van het Turkse Wetboek van Strafrecht, het verlenen van hulp en onderdak aan een illegale organisatie. Op deze wijze kwamen 1.660 personen die op grond van dit artikel waren veroordeeld wegens steun aan de PKK gepleegd voor 23 april 1999 op vrije voeten, of werd hun strafvervolging stopgezet. De legertop verklaarde hierop dat op deze wijze terroristen op straat waren komen te staan, waarop premier Ecevit de reactie gaf, dat het hier om personen ging die vaak onder druk of dwang deze hulp of onderdak hadden verleend . Ook de delicten 'onttrekking aan de registratie', 'onttrekking aan de keuring', 'frauduleuze onttrekking aan de militaire dienst' en 'desertie' (artikelen 63 tot en met 68 en 70 tot en met 75 van de Militaire Strafwet onder nummer 1632) vallen onder de wet, mits gepleegd voor 23 april 1999. Overtredingen van de Wet op de Bestrijding van Terreur vallen niet onder de wet, omdat voor deze wet grondwettelijk geen amnestie mogelijk is.

Door artikel 2 van de wet kwam een groot aantal personen dat vastzat wegens strafbare uitspraken vrij of kwam een eind aan hun strafvervolging. Personen die zich schuldig hebben gemaakt aan onder andere foltering, verkrachting en corruptie vielen niet onder de amnestiewet.

In de wet wordt bepaald, dat personen tegen wie nog een strafzaak loopt en die voortvluchtig zijn, zich binnen een maand na inwerkingtreding van de wet moesten melden
. Deze termijn is afgelopen op 22 januari 2001
. Volgens de minister van Justitie hebben per 13 maart 2001 totaal 3761 personen van deze gelegenheid gebruik gemaakt
. Er is thans nog geen jurisprudentie bekend van zaken, waarin personen zich na deze datum hebben aangemeld.

Inmiddels is bij het Constitutionele Hof al een aantal aanvragen ingediend aangaande de gestelde ongrondwettelijkheid van de desbetreffende wet, waardoor in het totaal meer dan 23.000 personen aan verdere bestraffing ontkomen
. Het Hof heeft in februari 2001 besloten dat een aantal van deze aanvragen ontvankelijk is. Indien de aanvragen, die vooral uitsluiting van bepaalde wetsartikelen betreffen, worden gehonoreerd, zal de reikwijdte van de wet groter worden.

Foltering komt in Turkije op brede schaal voor, ondanks het feit dat het verboden is bij wet en ondanks het feit dat Turkije een groot aantal mensenrechtenverdragen heeft ondertekend, nog altijd wijdverbreid is. Dit beeld wordt ook bevestigd in de in mei 2000 onder auspiciën van het Turkse parlement uitgegeven rapporten van de Parlementaire Onderzoekscommissie voor Mensenrechten, die in alle door haar bezochte gevangenissen gevallen van foltering aantrof.

De rapportage over de eerste acht maanden van 2000 van de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD laat zien dat het aantal gevallen van foltering ten

opzichte van dezelfde periode van het jaar ervoor is afgenomen van 454 tot 406. Voor het hele jaar 2000 schat een woordvoerder van de TIHV het aantal op ongeveer 650. In het gehele jaar 1999 zijn volgens de TIHV 700 geloofwaardige gevallen van foltering gemeld. In 1998 lag dat aantal op 673. De TIHV gelooft echter dat het werkelijke aantal vele malen hoger ligt, omdat veel mensen die foltering hebben ondergaan dit niet melden . In het jaar 2001 is sprake van een toename in het aantal gevallen van foltering
. Deze stijging houdt mogelijk verband met de overbrenging van gevangenen naar de F-type gevangenissen.

Amnesty International maakt ook voor de jaren 1999 en 2000 weer melding van sterfgevallen in detentie als gevolg van foltering . De IHF meldt dat de TIHV voor 1999 18 gevallen heeft geregistreerd . De TIHV heeft in 2000 geen enkel geval geconstateerd .

Foltering en mishandeling komen met name voor tijdens de periode van 'incommunicado' aan het begin van het voorarrest. Deze periode is voor plegers van delicten die vallen onder de jurisdictie van de Staatsveiligheidsrechtbank (DGM) maximaal vier dagen . Het voorarrest tot aan het daadwerkelijk verschijnen van de verdachte voor een rechter kan in het gebied waar de uitzonderingstoestand van kracht is worden verlengd tot tien dagen, in de rest van het land tot zeven . Plegers van delicten onder de jurisdictie van de DGM worden in principe verhoord door de speciale anti-terreurafdeling van de politie. In het jaarrapport over 1999 meldt de TIHV dat 48,5% van de gemelde gevallen van foltering of mishandeling plaatsvonden op het hoofdbureau van politie .

Vaak worden verklaringen die in deze periode door de verdachte zijn afgelegd en vaak geblinddoekt zijn ondertekend
, gebruikt als bewijsmiddelen in de bijbehorende strafrechtszaak. Omdat het verhoor wordt afgenomen door de autoriteiten die ook verantwoordelijk zijn voor de aanhouding van verdachten, worden verdachten soms door mishandeling en foltering gedwongen tot een bekentenis, zodat daarmee de aanhouding door de politie of jandarma gerechtvaardigd kan worden.

Volgens de Turkse mensenrechtenorganisatie Mazlum-Der kwam het in 1999 steeds vaker voor dat mensen niet officieel werden aangehouden, maar eenvoudigweg werden meegenomen en vervolgens gefolterd. Een recent geval heeft zich voorgedaan in de provincie Bingöl, waar een HADEP-lid door de JITEM, de inlichtingendienst van de jandarma, is meegenomen en twee dagen later gewond aan de kant van de weg is aangetroffen. De zaak wordt thans door de autoriteiten onderzocht
. In sommige gevallen zou na een bepaalde periode alsnog worden overgegaan tot officiële aanhouding
.

In de laatste maanden is voor, tijdens en na de transporten van gevangenen naar de nieuwe cellengevangenissen van het type F een aantal gevallen geconstateerd van mishandeling en foltering van personen die reeds veroordeeld zijn en hun straf uitzitten
. In het traditionele gevangenissysteem hadden veroordeelde gevangenen, mede dankzij de vrijwel onaantastbare positie die de door gevangenen bevolkte grote slaapzalen hadden, weinig te vrezen voor foltering. Of de recentelijk geconstateerde gevallen het begin zijn van een trend in foltering van veroordeelde gevangenen, zoals door vele mensenrechtenorganisaties wordt gevreesd, zal de toekomst moeten uitwijzen.

De gehanteerde foltermethoden zijn zeer divers. Zo wordt onder andere gebruik gemaakt van slaan, ontkleden, blinddoeken, hogedrukspuiten met koud water, elektrische schokken, slaan op de voetzolen, bedreiging met de dood, seksuele intimidatie en het ophangen van personen aan hun armen . Voor de laatstgenoemde methode zijn door de Turkse Parlementaire Onderzoekscommissie tijdens haar bezoek aan het politiebureau van de wijk Gaziosmanpasa in Istanbul concrete aanwijzingen gevonden in de vorm van een zogenaamde 'Palestijnse hanger'
, waaraan verdachten werden opgehangen. De jaren lijkt de trend te bestaan om gebruik te maken van methoden, waarvan het effect naderhand moeilijker is vast te stellen
. Zo zou niet langer met een stok worden geslagen maar met een zandzak, zodat minder blauwe plekken achterblijven. Dit werd begin 2001 bevestigd door een zegsman van de Turkse mensenrechtenorganisatie TIHV. Vrouwen worden regelmatig het slachtoffer van seksuele intimidatie en in sommige gevallen van verkrachting
.

De onder de Raad van Europa residerende 'Committee for the Prevention of Torture' (CPT) constateert in haar meest recente rapport dat het gebruik van de meest wrede vormen van fysiek geweld in Istanbul is afgenomen. Methodes zoals het dagenlang onthouden van slaap, rechtop staan voor lange periodes en verbale bedreigingen blijven echter onverminderd voortbestaan, zo meldt de CPT. De Turkse Parlementaire Onderzoekscommissie meldt daar waar in Erzincan, Sanliurfa en Erzurum de situatie ongewijzigd is, een aanzienlijke verbetering in de provincie Tunceli en een afname van het aantal gevallen in de provincie Elazig
.

Op 5 maart 1999 werd vakbondsman Süleyman Yeter in verzekering gesteld bij de anti-terreurafdeling van de politie in Istanbul. De volgende morgen vertelde hij een medegevangene dat hij was uitgekleed, geslagen, bespoten met koud water onder hoge druk en dat hij gedwongen op ijs moest gaan liggen. Op 7 maart werd door de autoriteiten bevestigd dat Yeter in detentie overleden was. Zijn advocaten meldden sporen van foltering op zijn lichaam. De inverzekeringstelling had plaats gevonden vlak nadat Yeter de politiemensen had geïdentificeerd die hem in 1997 hadden gefolterd. In november 1999 begon een rechtszaak tegen enkele politiemensen in verband met de dood van Süleyman Yeter
. Op 12 maart 2001 heeft in deze zaak een zitting plaatsgevonden bij de 6e Meervoudige Kamer in Zware Strafzaken te Istanbul. Hierbij is één van de drie politiemannen die zich in voorarrest bevonden op vrije voeten gesteld, omdat hij voor de gebeurtenissen reeds naar huis zou zijn gegaan. Eén van de vier verdachten is nog voortvluchtig
. Volgens het Turkse dagblad Milliyet in voor hem een internationaal aanhoudingsbevel uitgevaardigd
.

Medisch onderzoek

Personen in voorarrest die verklaren te zijn mishandeld of gefolterd kunnen hun verklaring vaak niet met medische documenten onderbouwen. In een aantal gevallen hangt dit samen met het feit dat medisch onderzoek te laat plaatsvond. In veel gevallen is - tegen de geldende voorschriften in - bij het onderzoek een politiefunctionaris aanwezig, hetgeen een objectief onderzoek belemmert. Soms worden medische rapporten door politiefunctionarissen vernietigd of worden artsen tegengewerkt of geïntimideerd. In voorkomende gevallen worden artsen zelfs aangeklaagd of in hechtenis genomen
. Dit zou in januari 2001 gebeurd zijn met de arts Zeki Uzun, die van de aanwezige politieagent eiste dat deze tijdens het onderzoek de ruimte zou verlaten. Enkele dagen later zou hij aangehouden zijn en drie dagen lang zijn geslagen en van slaap beroofd
.

De medische onderzoeken die worden uitgevoerd door artsen die zijn verbonden aan het ministerie van Justitie, die het overgrote deel van de onderzoeken van personen in voorarrest verrichten, vinden zeer summier plaats en duren vaak slechts enkele minuten. Er zijn zelfs gevallen bekend waar een medisch rapport is opgesteld zonder dat de betrokkene daadwerkelijk voor de arts is verschenen. De medische rapporten zijn zeer summier. Het betreft vaak een soort van standaardrapport dat vermeldt dat geen sporen van slagen of geweld zijn aangetroffen.

Strafvervolging

De Turkse autoriteiten distantiëren zich regelmatig van beschuldigingen over mishandeling en foltering door functionarissen van politie of jandarma, hoewel de Parlementaire Onderzoekscommissie voor Mensenrechten in diverse van haar in mei 2000 uitgebrachte rapporten stelt dat de werkelijke verantwoording voor deze daden op een hoger niveau ligt, namelijk bij de provinciegouverneurs en Officieren van Justitie. Overtredingen worden echter in veel gevallen niet onderzocht, zodat veroordelingen nauwelijks voorkomen. Dit hangt samen met het wettelijk voorschrift dat strafrechtelijke vervolging van een functionaris die wordt beschuldigd van dergelijke praktijken, pas kan plaatsvinden na toestemming van zijn superieuren . Deze toestemming wordt in veel gevallen niet verleend.

Het is voor een slachtoffer van foltering vaak moeilijk de dader vast te stellen, omdat het slachtoffer tijdens de foltering vaak geblinddoekt is. Ook het vaststellen wie op het desbetreffende moment dienst heeft gehad, is vaak onmogelijk, omdat de administratie in veel gevallen zeer gebrekkig is .

Rechtszaken tegen overheidsfunctionarissen die worden beschuldigd van foltering of mishandeling duren vaak jarenlang voort en in veel gevallen eindigt de zaak in vrijspraak. Indien functionarissen worden veroordeeld zijn de straffen veelal licht. Functionarissen aan wie dergelijke delicten ten laste worden gelegd blijven vaak hun functie gewoon uitoefenen. Volgens officiële cijfers zijn slechts 10 van de 577 functionarissen die in de periode tussen 1995 en 1999 zijn vervolgd voor foltering ook daadwerkelijk veroordeeld (1,7%). Van de 2851 personen die zijn vervolgd voor mishandeling, zijn er 84 veroordeeld (2,9 %)
.

Toch spant de Turkse regering zich de laatste tijd in om veiligheidsbeambten die beschuldigd zijn van marteling en artsen die meewerken aan de vervalsing van medische rapporten ter verdoezeling van foltering, zwaarder te straffen. Zo is de wettelijke maximumstraf op foltering, mishandeling en het verdoezelen daarvan door valse documenten op 26 augustus 1999 krachtens een aanpassing van de artikelen 243, 245 en 354 van de Turkse strafwet verhoogd. Human Rights Watch merkt hierbij op dat de minimumstraf niet is gewijzigd. Plegers van dit soort delicten vielen niet onder de amnestiewet van 21 december 2000.

In het jaar 2000 zijn enkele rechtszaken tegen plegers van foltering aanhangig gemaakt. De media maken melding van een zaak die in mei in de provincie Mardin aanhangig is gemaakt, waarbij tegen de zeven betrokken functionarissen totaal 126 jaar gevangenisstraf is geëist . In juni is volgens de media in Siirt na drie jaar een zaak aanhangig gemaakt tegen zeven jandarma's die van foltering worden verdacht . In een andere zaak in Ankara is tegen tien agenten elk 12 jaar geëist wegens dood door marteling
. Tegen een arts is een jaar gevangenisstraf geëist wegens het verdoezelen van marteling in haar medische rapportage
.

In november is in een belangrijke rechtszaak door de rechtbank een vonnis gewezen tegen tien politiemensen die werden verdacht van het martelen van een groep scholieren in voorarrest in de plaats Manisa. De agenten werden veroordeeld tot straffen variërend van 5 tot 10 jaar. Enkele weken later werden de op verdenking van revolutionaire propaganda terechtstaande scholieren, van wie de strafzaak door het Hof van Beroep in Izmir was aangehouden tot de uitspraak in de zaak van de agenten zou komen, vrijgesproken van het hen ten laste gelegde, omdat ze hun bekentenissen onder dwang en foltering hadden getekend
. De betrokkenen hebben een claim tegen de overheid ingediend wegens de onterechte aanhouding en inbewaringstelling
. Op 2 mei 2001 heeft het Hof van Beroep de strafzaak tegen de agenten terugverwezen naar de lagere rechtbank wegens vormfouten .

In de eerste acht maanden van het jaar 2000 heeft de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD 7 verdwijningen geregistreerd. In dezelfde periode van het jaar 1999 bedroeg dit aantal 19. In de jaren ervoor lag dit aantal voor het gehele jaar op 29 (voor 1998) respectievelijk 66 (voor 1997). De speciale VN-rapporteur voor verdwijningen en buitengerechtelijke executies mevrouw Asma Jihangir bezocht in februari 2001 Turkije. Het was de eerste maal in tien jaar dat Turkije toestemming gaf tot een bezoek van een VN-rapporteur met deze portefeuille. Eén van haar voorlopige conclusies was dat er sprake was van een aanzienlijke verbetering op dit punt, maar dat men op zijn hoede dient te blijven. Publicatie van het definitieve rapport van haar bezoek is gepland voor zomer 2001.

De verdwijningen hebben hoofdzakelijk plaatsgevonden in het zuidoosten van Turkije. Vaak worden de verdwijningen in verband gebracht met de jandarma of de inlichtingendienst MIT. Een rol hierbij speelt het feit dat familieleden vaak niet op de hoogte worden gesteld van de arrestatie van hun verwanten . Ook de fundamentalistische Hezbollah heeft een aantal verdwijningen op haar conto staan. Een aantal Hezbollah-slachtoffers dat reeds enkele maanden werd vermist, werd door gruwelijke moorden omgebracht aangetroffen .

Sinds november 1996 beschikt het Turkse ministerie van Binnenlandse Zaken over een speciale afdeling voor de opsporing van vermiste personen. Dit kantoor, dat 24 uur per dag is geopend, rapporteert maandelijks over gevallen van verdwijning en heeft serieus getracht dergelijke gevallen te onderzoeken. In de meeste onderzochte verdwijningszaken vond het kantoor verklaringen waarbij geen sprake was van betrokkenheid van overheidsinstanties. Vanaf 1996 onderzocht de Turkse overheid 425 gevallen van vermissingen. Hiervan zijn er 88 levend aangetroffen, 18 bevonden zich in de gevangenis, 46 waren overleden en 273 zaken bleven tot begin 2001 onopgehelderd
.

Familieleden van verdwenen personen nemen vaak geen contact op met de Turkse autoriteiten als deze juist verantwoordelijk worden geacht voor de verdwijning. Hoewel in veel gevallen leden van de veiligheidskrachten verantwoordelijk zouden zijn voor verdwijningen, komt het zelden of nooit tot rechtsvervolging. De mensenrechtenorganisatie IHD ondersteunt familieleden van verdwenen personen en rapporteert over verdwijningsgevallen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken.

In januari 2001 werd het zuidoosten van Turkije, dat sinds ruim een jaar een relatieve rust had gekend, opgeschrikt door de verdwijning van Serdar Tanis en Ebubekir Deniz, twee lokale HADEP-functionarissen in de plaats Silopi aan de Iraakse grens. De twee functionarissen waren op 25 januari 2001 opgeroepen om bij de plaatselijke jandarma te verschijnen, en zijn sindsdien niet meer teruggezien. Na aanvankelijke ontkenning door de autoriteiten van het feit dat de beide personen daadwerkelijk bij de jandarmapost waren verschenen, werd later verklaard dat ze wel waren geweest, maar reeds na een half uur waren vertrokken. De HADEP-leiding houdt de jandarma verantwoordelijk. De zaak is inmiddels aangebracht bij het Europese Hof in Straatsbrug en heeft ook de aandacht gekregen van de speciale VN-rapporteur voor verdwijningen en buitengerechtelijke executies, die toevalligerwijs Turkije bezocht op het moment dat deze zaak hoogst actueel was.

De verdwijningszaak in Silopi heeft, in tegenstelling tot een groot aantal verdwijningen in het verleden, veel aandacht in de media gekregen. Ook de overheid bemoeit zich er intensief mee. Op 5 maart verscheen in de Turkse media het bericht, dat de twee zich in een PKK-kamp in Noord-Irak zouden bevinden. Als bewijs hiervoor werd een brief van de PKK-leiding geadresseerd aan de vader van één van de twee mannen aangevoerd. Deze zou zijn onderschept in een vrachtwagen die vanuit Noord-Irak de Turkse grens overstak. De pro-Koerdische en pro-PKK pers wijst op een aantal valsheidskenmerken van de brief en meldt dat de vader van betrokkene verklaard zou hebben dat het een complot betreft
. Op 26 februari 2001 meldde Amnesty International nog dat er onofficiële, niet bevestigde berichten waren dat de beide functionarissen in niet-erkende detentie zaten bij de jandarma in Sirnak
.

Met enige regelmaat verschijnen berichten over politieke en buitengerechtelijke moorden door vertegenwoordigers van de Turkse overheid. Aanvallen op schuilplaatsen van vermeende terroristen hebben geregeld geleid tot het overlijden van personen die zich daar bevonden, soms door gebruik van excessief geweld door de veiligheidskrachten
. Ook in gevangenissen vallen van tijd tot tijd doden bij invallen van de jandarma om orde op zaken te stellen bij gevangenisopstanden en dergelijke. Ook daar is het door de autoriteiten gebruikte geweld in sommige gevallen buitenproportioneel.

Ook personen die de politie probeerden te ontvluchten worden het slachtoffer. Vaak wordt door de veiligheidskrachten als argument aangevoerd dat er geen gehoor werd gegeven aan de oproep om zich over te geven . Een wet uit 1996 die politiefunctionarissen de bevoegdheid verleende om in zulke gevallen onmiddellijk te schieten is door het Constitutionele Hof in januari 1999 nietig verklaard
. In een rapport van de mensenrechtenorganisatie Mazlum-Der wordt melding gemaakt van het doodschieten door de politie van een persoon die de arrestatie van zijn broer probeerde te verhinderen op 15 maart 2001 in de plaats Aydin. Hetzelfde rapport vermeldt een vergelijkbaar geval, dat op 20 maart 2001 in Trabzon heeft plaatsgevonden
.

De Turkse autoriteiten worden daarnaast in verband gebracht met verschillende onopgehelderde moorden, met name in Zuidoost-Turkije. In een aantal gevallen betrof het lokale politici, journalisten, HADEP-leden, Koerdische zakenlieden en vooraanstaande leden van de Koerdische gemeenschap in die regio
. Betrokkenheid van de autoriteiten kan meestal niet worden bewezen. Mensenrechtenorganisaties claimen dat de Turkse autoriteiten geen prioriteit toekennen aan opheldering van deze gevallen. Dergelijke gevallen waarin prominenten op onopgehelderde wijze om het leven kwamen hebben zich volgens waarnemers in het jaar 2000 niet voorgedaan
.

De mensenrechtenorganisatie IHD heeft in de eerste acht maanden van 2000

112 gevallen van buitengerechtelijke executie geregistreerd. In dezelfde periode van het jaar 1999 was dit aantal 127. Voor het gehele jaar 1998 zijn 128 gevallen gemeld.

De Hezbollah en andere gewapende en terroristische organisaties worden verantwoordelijk gehouden voor vele moorden en aanslagen .

De Turkse strafwetgeving stelt op een aantal delicten de doodstraf. Het betreft hier enkele delicten met betrekking tot hoogverraad (artikelen 125, 126, 146 en 147) en moord met voorbedachten rade (artikel 450). Doodvonnissen worden nog regelmatig uitgesproken. Zo zijn in juni 2000 nog 33 personen ter dood veroordeeld op beschuldiging van poging tot stichting van een islamitische staat
. Sinds 1984 is er echter geen enkel doodvonnis meer ten uitvoer gelegd.

Een doodvonnis dat door de rechtbank wordt uitgesproken wordt altijd nogmaals beoordeeld door het Hof van Beroep. Indien dit Hof het vonnis bekrachtigt, gaat het vonnis naar de premier, die het vervolgens ter stemming voorlegt aan het parlement. Indien het parlement het vonnis bekrachtigt, dient daarna nog de president zijn handtekening te zetten. In februari 2001 lagen 53 dossiers bij de minister-president ter voorlegging aan het parlement en zijn 77 door het parlement goedgekeurde doodvonnissen nog niet ten uitvoer gebracht
.

Dit laatste is ook gebeurd met het doodvonnis tegen PKK-leider Öcalan. Het Hof van Beroep heeft dit vonnis op 25 november 1999 bekrachtigd en vervolgens is het dossier bij premier Ecevit terechtgekomen. Deze heeft na overleg met de coalitiepartners besloten het dossier niet ter stemming aan het parlement voor te leggen voordat het Europese Hof in Straatsburg over de zaak heeft beslist
.

De amnestiewet van 21 december 2000
voorziet erin dat doodvonnissen die zijn gewezen voor delicten gepleegd voor 23 april 1999, niet ten uitvoer worden gelegd.

De reeds enkele jaren bestaande discussie omtrent de afschaffing van de doodstraf is met de kandidaat-lidstatus voor de Europese Unie opnieuw actueel geworden. In het door de Europese Unie uitgegeven document Partnerschap voor Toetreding, waarin de voorwaarden staan vermeld waaraan Turkije voor toetreding dient te voldoen, wordt afschaffing van de doodstraf vermeld onder criteria waaraan op de middenlange termijn moet worden voldaan, dat wil zeggen dat realisatie ervan niet noodzakelijk binnen het jaar 2001 dient te worden bereikt
. In het op basis van het document door de Turkse overheid uitgegeven Nationaal Actieplan wordt afschaffing van de doodstraf voorzien binnen een periode van 5 jaar
.

De regeringspartij MHP is echter van mening dat Abdullah Öcalan absoluut ter dood moet worden veroordeeld en is daarom tegen totale afschaffing van de doodstraf. Een hoge functionaris van de inlichtingendienst MIT heeft in november 2000 verklaard tegen voltrekking van het doodsvonnis van Öcalan te zijn
. In de Turkse samenleving bestaat een vrij grote steun voor executie van de PKK-leider.

3.4 Positie van specifieke groepen


Hoewel exacte cijfers ontbreken, wordt het aantal Koerden dat in Turkije woonachtig is geschat op zo'n dertien miljoen. De Koerden zijn oorspronkelijk afkomstig uit het zuidoosten van het land. Het overgrote deel van de Koerdische bevolking heeft als taal het Kurmanci, terwijl in de provincies Tunceli, Elazig, Diyarbakir, Bingöl en Sanliurfa ook het door Kurmanci-sprekers niet te begrijpen Zaza wordt gesproken. Het grootste deel van de Koerdische bevolking is soennietisch moslim. Het overige deel, met name onder de Zaza-sprekers, is alevitisch
. De traditionele tribale en feodale sociale structuur van de Koerdische bevolking bestaat nog voor een groot deel voort. De Koerdische bevolking in de oorspronkelijke herkomstgebieden is verdeeld in stammen onder leiding van een aga, die grote autoriteit heeft over de stamleden.

In de twintiger en dertiger jaren is een aantal Turkse Koerden naar Midden-Turkije (met name de provincie Konya) gedeporteerd. In een later stadium is een groot aantal Koerden om economische redenen gemigreerd naar met name de stedelijke gebieden in West- en Zuid-Turkije. Zo schatten Koerdische organisaties het aantal inwoners van Koerdische afkomst in Istanbul op drie à vijf miljoen. De urbanisatie en de traditionele ontvolking van het platteland zijn de afgelopen decennia in versneld tempo voortgezet mede als gevolg van de vele militaire acties in Zuidoost-Turkije , waarbij talrijke dorpen werden platgebrand en de aldaar woonachtige families feitelijk werden gedwongen om zich naar elders in Turkije te begeven. Deze ontwikkeling doet de vroegere geografische afscheiding van de Koerdische bevolkingsgroep vervagen.

Een allesbepalende factor in de positie van de Koerden in Turkije is het concept van staat en maatschappij dat door de overheid wordt gehanteerd. De Turkse staat is grondwettelijk gefundeerd op onder andere het principe van Atatürks nationalisme
. In deze vorm van nationalisme staat het begrip 'Turk' voor een individu dat deel uitmaakt van nationale gemeenschap waarin personen ongeacht hun etnische achtergrond kunnen integreren. Elke burger die binnen de grenzen van de republiek woonachtig is, wordt gezien als Turk. Dit wordt verwoord in het in Turkije veel gehoorde adagium 'Ne mutlu Türkum diyene' Hetgeen zoveel betekent als 'Gelukkig is hij die
zegt
: Ik ben een Turk.'- en dus niet die een Turk
is
. Het Turk zijn kan daarmee een naar de achtergrond verdwijnen van de eigen etniciteit van het individu behelzen.

Atatürk liet iedereen die dat wenste op genereuze wijze toe als Turks staatsburger, maar voorzag niet in een oplossing voor hen die niet bereid waren hun oorspronkelijke etnische identiteit te laten varen voor het nieuwe nationale concept. Sinds het begin van de republiek is - ondanks het feit dat er van alle in Turkije bestaande etniciteiten wel individuen zijn geweest die hun eigen etniciteit op de voorgrond plaatsten - aldus een samenleving ontstaan met een overweldigende meerderheid van individuen die in de eerste plaats een sterke verbondenheid voelen met een Turkse identiteit, ongeacht hun oorspronkelijke etnische afkomst. De enige grote groep die - hoewel niet in zijn algemeenheid - dit proces niet heeft ondergaan, zijn de Koerden.

Een deel van de Koerden echter, met name degenen die in het verdere of recentere verleden naar het westen van Turkije zijn gemigreerd, is succesvol geïntegreerd in de Turkse samenleving en heeft de taal, waarden, en sociale orde van de republiek volledig overgenomen. Koerden zijn vandaag de dag dan ook actief in alle sferen van het sociale en politieke leven en zijn zelfs vertegenwoordigd in de gelederen van de Turks-nationalistische MHP . Ook vele parlementsleden zijn van Koerdische origine.

Er vindt in Turkije geen vervolging door de overheid plaats van Koerden enkel en alleen op grond van het feit dat ze Koerd zijn. Dit zou overigens ook in strijd zijn met het bovengenoemde staatsconcept, waarin de oorspronkelijke etniciteit van een persoon geen rol speel, zolang deze zich maar schikt in de principes van de Turkse republiek. Alle Turkse staatsburgers (inclusief de Koerden) hebben dan ook in gelijke mate toegang tot de openbare voorzieningen zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg en instanties die officiële documenten afgeven
.

Tegen een arts in Ankara, die op 16 april 2000 weigerde om een vrouw uit Diyarbakir te behandelen omdat ze geen Turks sprak, is door de autoriteiten onmiddellijk een onderzoek ingesteld, om vast te stellen of hij inderdaad om deze reden behandeling heeft geweigerd. Indien dit het geval blijkt te zijn, zal strafvervolging worden ingesteld
. Overigens zou de arts hebben verklaard, wegens taalproblemen niet in staat te zijn geweest om de patiënt te behandelen
.

Ondanks de strijd tussen leger en PKK die jarenlang in het zuidoosten heeft gewoed, is er onder de burgerbevolking vrijwel nooit sprake geweest van etnische onlusten tussen Turken en Koerden. Een uitzondering hierop vormen de gebeurtenissen in april 2001 in de plaats Susurluk in West-Turkije. Toen na de moord op een elfjarig meisje geruchten de ronde deden, dat de dader van de moord uit Diyarbakir afkomstig was, gingen enkele duizenden inwoners de straat op, staken het huis van de vermoede dader in brand en schreeuwden anti-Koerdische leuzen. De burgemeester van de plaats sprak van provocateurs die anti-Koerdische gevoelens wilden oproepen
. Van de demonstranten zijn er 158 aangehouden, waarvan er uiteindelijk 22 in bewaring zijn gesteld op verdenking van overtreding van artikel 312 van de strafwet, aanzetten tot haat op grond van ras
.

Openbare en politieke Koerdisch-nationalistische uitingen worden door de Turkse autoriteiten sterk onderdrukt. Koerdische nationalistische aspiraties worden door de Turkse regering opgevat als een bedreiging van de ondeelbaarheid van de Turkse eenheidsstaat en het brengen van verdeeldheid tussen Turkse staatsburgers op grond van etniciteit. Koerdische afkomst als basis voor erkenning als aparte etnische groep zou strijdig zijn met het basisconcept van de Turkse staat. Voor erkenning van een separate Koerdische bevolkingsgroep is daarin geen plaats. Steun aan de Koerdische zaak is dan ook strafbaar op grond van - afhankelijk van de aard van deze steun - de artikelen 125, 168, 169 of 312 van de strafwet of de artikelen 6, 7 en 8 van de Wet op de Bestrijding van Terreur. De strafbepalingen zijn op iedereen in Turkije van toepassing, ongeacht of men van Turkse of van Koerdische origine is.

De Turkse autoriteiten zijn niet zozeer gefocust op het feit of een bepaalde persoon Turk of Koerd is, maar veel meer op de vraag of eventuele separatistische sympathieën bij een persoon aanwezig zijn. De definitie van separatisme door de Turkse autoriteiten is veelomvattend en niet altijd eenduidig.

Bij personen afkomstig uit één van de provincies in Zuidoost-Turkije worden separatistische sympathiën in de praktijk eerder verondersteld. De provincie van herkomst van personen staat vermeld op de identiteitskaart en laat zich vaak ook verraden door uiterlijk of accent. De Turkse Parlementaire Onderzoekscommissie voor Mensenrechten meldt in haar rapport over de provincie Tunceli, dat bij bewoners van deze provincie de overtuiging leeft dat ze door de veiligheidskrachten vaak met meer wantrouwen worden bekeken alleen al om het feit dat op hun identiteitskaart als provincie van herkomst Tunceli is vermeld
. Etnische (en dus ook Koerdische) afkomst is nergens officieel geregistreerd en op geen enkel identiteitsdocument of enig ander officieel document vermeld.

Publicatie van boeken, periodieken en kranten in het Koerdisch is sinds 1991 toegestaan. Koerdisch georiënteerde kranten en tijdschriften zijn echter vaak moeilijk verkrijgbaar. Potentiële lezers schrikken er soms voor terug Koerdische publicaties aan te schaffen omdat bezit ervan kan worden uitgelegd als bewijs van PKK-sympathieën. De inhoud van Koerdische publicaties wordt door de overheid nauwlettend in de gaten gehouden. Publicaties en materialen die de Koerdische geschiedenis, cultuur of etniciteit betreffen, worden regelmatig geconfisceerd of leiden tot strafvervolging, omdat ze in de visie van de autoriteiten de ondeelbare eenheid van de staat aantasten
.

Het Koerdisch Instituut van Istanbul, een privaat instituut waarin onder andere onderzoek naar de Koerdische taal plaatsvond, is jarenlang min of meer oogluikend getolereerd. In november 2000 is echter een rechtszaak tegen het instituut en zijn directeur Hasan Kaya aangespannen op grond van het feit dat onderwijs zou worden gegeven in een taal die volgens de Wet op het Onderwijs niet gedoceerd mag worden. De behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 4 april 2001 bij de rechtbank in de wijk Sisli van de provincie Istanbul. Hierbij heeft Kaya aangegeven dat geen sprake was van onderwijs, maar slechts van onderzoek naar het Koerdisch. Hij citeerde hierbij een rapport van de onderwijsinspectie, waarin stond dat in de beschikbare ruimte onmogelijk taalonderwijs kon worden gegeven. De zaak is verdaagd naar 21 juni. Tijdens deze zitting zal ook de onderdirecteur van het instituut worden gehoord.

De afgelopen maanden is er in het kader van de toetreding tot de Europese Unie een brede discussie geweest over het al dan niet toelaten van Koerdischtalige televisieuitzendingen en onderwijs in die taal. Enkele personen op hoge posten in het staatsapparaat, onder andere het hoofd van de inlichtingendienst MIT hebben zich hiervoor uitgesproken . Een en ander heeft echter niet geleid tot opname van uitzend- of onderwijsrechten in de Koerdische taal in het Nationaal Programma voor toetreding tot de EU. Hierin stond slechts de reeds bestaande praktijk vermeld, waarin het spreken van andere talen dan het Turks is het dagelijks leven wordt toegestaan. Op 25 april 2001 heeft de voorzitter van het Constitutionele Hof tijdens een toespraak verklaard, dat onderwijs in het Koerdisch tegen de grondwet ingaat
.

Met de instelling van de uitzonderingstoestand in 1985 werd in het zuidoosten ook het systeem van de dorpswachters ingevoerd, waarbij dorpen, al dan niet gedwongen, volwassen mannen leverden voor de bewaking van de dorpen, het verlenen van hand- en spandiensten en het verstrekken van inlichtingen. Dorpswachters dienden op deze wijze samen te werken met het leger en de jandarma in hun strijd tegen de PKK. De bereidheid van de lokale bevolking om deel te nemen aan het systeem van dorpswachters is altijd sterk afhankelijk geweest van stamverbanden. Sommige Koerdische stammen leverden vrijwillig dorpswachters aan, terwijl andere stammen zich vanwege hun PKK-sympathieën altijd hebben verzet tegen deelname. Hierdoor kwam het voor dat hele dorpen zich tegen een verzoek om levering van dorpswachters keerden, terwijl andere dorpen vrijwillig meewerkten.

Het dorpswachterschap is altijd erg omstreden geweest. Het gebeurde niet zelden dat dorpen die zich onwillig toonden betrokken te worden bij de strijd, zich geconfronteerd zagen met represaillemaatregelen, waaronder het platbranden van dorpen. Het systeem van dorpswachters werkte overigens misbruik van (machts-)positie in de hand. Vele dorpswachters zijn betrokken geweest bij strafbare feiten, variërend van moord, steunverlening aan de PKK en drugssmokkel, tot bruidroof. Er lopen duizenden strafzaken tegen dorpswachters, terwijl sedert de invoering van het systeem in 1985 bijna 24.000 dorpswachters uit hun functie zijn ontheven.

Volgens woordvoerders van de Turkse mensenrechtenorganisaties TIHV en IHD en internationale waarnemers worden naast de nu bestaande circa 70.000 dorpswachters geen nieuwe dorpswachters meer geworven. Volgens een woordvoerder van de IHD zouden bestaande dorpswachters die hun werkzaamheden wensen te beëindigen daarin echter soms worden tegengewerkt door de (lokale) autoriteiten. Er zou sprake zijn van druk op de betrokkenen om de werkzaamheden voort te zetten.

Op overheidsniveau wordt evenwel reeds geruime tijd gesproken over afschaffing van het systeem van dorpswachters. In de afgelopen tijd is melding gemaakt van enkele kleinschalige herscholingsprojecten voor dorpswachters. Het dorpswachterschap verschaft echter een vast inkomen, wat men niet in alle gevallen graag zal willen opgeven. Bovendien zal ontwapening een probleem opleveren, aangezien de dorpswachters afkomstig zijn van verschillende stammen, die niet zelden een moeizame of slechte verhouding met elkaar hebben. Aangenomen wordt dat geen van de stammen als eerste of enige zijn wapens zal willen inleveren.

In het verleden kwamen personen die werden gerekruteerd om dorpswachter te worden, soms tussen twee vuren terecht. Enerzijds kon weigering van het dorpswachterschap worden uitgelegd als impliciete steun aan de PKK, anderzijds kon het aanvaarden van de functie van dorpswachter de persoon tot doelwit van de PKK maken. Door de terugtrekking van de PKK-strijders uit Turkije eind 1999, is van een druk van PKK-zijde thans praktisch geen sprake meer. Nu ook de werving van nieuwe dorpswachters is stopgezet, speelt deze kwestie nauwelijks meer een rol.

Wettelijk gezien is de gelijkheid tussen man en vrouw over het algemeen gegarandeerd. Er bestaan enkele punten in de wetgeving waardoor vrouwen worden gediscrimineerd. Zo is volgens het Burgerlijk Wetboek de man het hoofd van het gezin en bepaalt hij waar het gezin zich vestigt en is de vertegenwoordiger van het huishouden. Bij onenigheid over voogdij na echtscheidingen wordt deze vaak aan de man toegewezen. Ook het erfrecht bevat enkele elementen waardoor vrouwen worden benadeeld. Sinds 1997 kan de vrouw bij sluiting van een huwelijk indien zij dat wenst wel haar eigen naam behouden. Er wordt thans gewerkt aan een herziening van het Burgelijk Wetboek, dat in verregaande verbeteringen met betrekking tot de gelijkberechtiging van vrouwen en mannen voorziet.

Vrouwen vormen bijna de helft van de beroepsbevolking en worden gelijkwaardig gesalarieerd. Er zijn enkele vrouwelijke districtsgouverneurs. Het aantal vrouwen in het parlement is laag
, hoewel Turkije in het begin van de jaren '90 wel een vrouwelijke premier heeft gekend in de figuur van Tansu Çiller, die thans nog steeds de leider is van de Dogru Yol Partisi (Partij van het Rechte Pad). Van de vrouwen in Turkije is 78% procent gealfabetiseerd, tegen een alfabetiseringsgraad van 94% onder mannen. Op het platteland is 50% van de vrouwen analfabeet. Vrouwen afkomstig van het platteland zijn echter bezig met een inhaalslag. Thans bestaat 35% van de studentenbevolking van de universiteiten uit vrouwen afkomstig uit rurale gebieden
.

In Turkije staan vrouwen veelvuldig bloot aan diverse vormen van geweld binnen het huwelijk. Mishandeling komt regelmatig voor. Volgens een onderzoek uit maart 2000 van de Istanbul Universiteit heeft ten minste tien procent van de vrouwen dagelijks of wekelijks met geweld te maken . In januari 1998 is een wetswijziging in het Wetboek van Strafrecht aangenomen die geweld binnen het huwelijk verbiedt. Ondanks deze wet blijft misbruik in het huwelijk gezien worden als een privé-aangelegenheid waarbij de eer van de familie op het spel kan staan.

Er zijn maar weinig vrouwen die een aanklacht wegens mishandeling of seksueel misbruik indienen. Ingesleten opvattingen maken vervolging in geval van seksuele misdrijven een gecompliceerde aangelegenheid. Maatschappelijke taboes en een gebrek aan vertrouwen in de autoriteiten zijn er de oorzaak van dat in veel gevallen geen aangifte wordt gedaan. Inmiddels zijn in Turkije in het totaal negen opvanghuizen en zes adviesbureaus voor vrouwen die worden mishandeld.

In rurale gebieden en in stadswijken met veel van oorsprong plattelandsbevolking komt moord op vrouwen die in de ogen van hun verwanten door vermeend onkuis gedrag de familie-eer hebben geschonden, nog steeds voor. Een ander probleem dat met name onder de plattelandsbevolking speelt, is het hoge percentage zelfmoorden onder jonge vrouwen die gedwongen zijn uitgehuwelijkt. Ook de traditionele praktijk van de zogenaamde maagdelijkheidstesten bestaat ondanks een officieel verbod door de overheid nog altijd
.

Het komt regelmatig voor dat overheidsfunctionarissen zich schuldig maken aan seksueel misbruik van vrouwen. Vrouwen in voorarrest krijgen vaak te maken met seksuele intimidatie en soms zwaardere vormen van seksueel misbruik. Vrouwen worden vaak gedwongen zich uit te kleden, worden betast, beschimpt en bedreigd met verkrachting. Een door de IHD uitgevoerde enquête wees uit dat driekwart van de vrouwen die in voorarrest hadden gezeten aangaf te maken te hebben gehad met seksuele indimidatie. Slechts een zesde deel zou dit volgens de enquête hebben aangegeven bij de autoriteiten . De voorzitter van de vrouwencomissie van de Orde van Advocaten in Diyarbakir verklaarde op 25 februari tijdens een conferentie dat in het jaar 2000 een aantal van 123 vrouwen een klacht hadden ingediend wegens seksuele intimidatie of verkrachting tijdens het voorarrest . Een advocatencollectief dat tracht verdachten van genoemde delicten veroordeeld te krijgen, heeft in de drie jaar van zijn bestaan nog geen enkel succes kunnen boeken. In Zuidoost-Turkije zou in het verleden verkrachting door dorpswachters voorgekomen zijn.

Homoseksuelen

Homoseksualiteit ontmoet in de Turkse samenleving een zekere ambivalentie. Veel Turken beschouwen het zonder meer als iets verwerpelijks, anderen accepteren het als een maatschappelijk verschijnsel, hetgeen overigens niet inhoudt dat het een veelbesproken thema is.

In het algemeen kan worden gesteld dat homoseksuelen geen vrees hoeven te hebben voor officiële vervolging door de Turkse autoriteiten. Er bestaat in Turkije geen beleid dat zich actief richt tegen homoseksuelen. Er bestaat ook geen beleid op basis waarvan homoseksuelen minder dan andere Turken aanspraak kunnen maken op openbare voorzieningen of op basis waarvan zij minder rechten hebben om een beroep te kunnen uitoefenen. Er bestaan voor hen voor zover bekend geen bijzondere beperkingen inzake oprichting of lidmaatschap van verenigingen of politieke partijen. Wel loopt men het risico van pesterijen en tegenwerking door vertegenwoordigers van lokale overheidsinstanties, die hun persoonlijke opvattingen laten prevaleren boven wettelijke richtlijnen. Homoseksuelen worden overigens niet door iedereen in Turkije genuanceerd onderscheiden van travestieten en transseksuelen.

Artikel 419 van het Turkse Wetboek van Strafrecht geeft de mogelijkheid tot strafvervolging van personen die zich schaamteloos gedragen in het openbaar of in het openbaar bepaalde seksuele handelingen verrichten. Hierbij wordt echter geen onderscheid gemaakt naar geslacht of seksuele geaardheid. In het jaar 1999 zijn 68 rechtszaken aanhangig gemaakt op grond van dit artikel . Over het geslacht en de geaardheid van de verdachten zijn geen gegevens bekend.

Hoewel in de Turkse wet is vastgelegd dat alle personen van achttien jaar en ouder een seksuele relatie mogen hebben, worden bepaalde vormen van seksueel gedrag in brede lagen van de bevolking sociaal niet aanvaard. Met name op het platteland, maar ook in naar verhouding conservatieve plaatsen als Konya, is men aanzienlijk minder tolerant tegenover homoseksuelen. Personen die in hun sociale omgeving problemen ondervinden vanwege hun geaardheid, blijken deze problemen voor een deel te ontlopen door te verhuizen naar bijvoorbeeld Istanbul, Izmir of Ankara, waar inmiddels een redelijk ontwikkelde homo-scene aanwezig is. Naar verluidt is een meerderheid van de homoseksuelen in Istanbul oorspronkelijk afkomstig uit een ander deel van het land.

Er bestaan enkele organisaties van homoseksuelen. De belangrijkste daarvan zijn de in 1993 opgerichte Lambda in Istanbul
en Kaos GL in Ankara. De organisaties organiseren wekelijkse activiteiten en enkele malen per jaar vindt een landelijke manifestatie plaats. Kaos GL geeft sinds 1994 het gelijknamige tweemaandelijks tijdschrift uit, dat in veel steden in alternatieve boekhandels te verkrijgen is. Belangenorganisaties worden getolereerd, maar ondervonden naar eigen zeggen in het verleden tegenwerking van lokale autoriteiten. In 1995 en 1996 zijn openbare manifestaties door de politie verboden. In 1999 en 2000 konden deze echter wel doorgang vinden
.

Transseksuelen

Transseksuele operaties zijn niet strafbaar en kunnen in Turkije plaatsvinden. Verandering van geslacht wordt door de autoriteiten formeel erkend. In identiteitsbewijzen e.d. wordt de nieuwe sekse aangetekend. Ook kunnen personen daarna in het huwelijk treden. Een voorbeeld hiervan is de beroemde zanger Bülent Ersoy, die in 1980 van geslacht is veranderd en in 1999 als vrouw in het huwelijk is getreden. De transseksueel Melike Demir geniet onder de naam Demet bekendheid als voorvechtster van de positie van onder meer transseksuelen in Turkije. In het ontwerp van het nieuwe Burgerlijk Wetboek zou geslachtsverandering moeilijker worden toegelaten en voor gehuwde personen verboden worden
. De positie van transseksuelen in de Turkse samenleving is voor het overige vergelijkbaar met de boven omschreven positie van homoseksuelen.

Travestieten

In Istanbul zouden ongeveer 3.000 travestieten woonachtig zijn . Een nationaal bekende travestiet is Huysuz Virjin, die een populaire talkshow op de televisie presenteert. De in 1996 overleden travestiete zanger Zeki Müren kreeg staatbegrafenis wegens zijn verdiensten als zanger. De positie van transseksuelen in de Turkse samenleving is voor het overige vergelijkbaar met de boven omschreven positie van homoseksuelen.

In een separaat ambtsbericht werd ingegaan op de dienstplicht in Turkije . Een nieuw ambtsbericht over dit onderwerp is gepland voor zomer 2001.

De opvang van minderjarigen van wie de beide ouders om welke reden dan ook niet in staat zijn het gezag uit te oefenen, geschiedt in de regel binnen de familie. In vrijwel alle gevallen worden familieleden van de minderjarige bereid gevonden de kinderen op te vangen. Dit geldt ook voor alleenstaande minderjarige asielzoekers die vanuit het land waar zij asiel hebben aangevraagd naar Turkije worden teruggestuurd. Van de personen die in de afgelopen twee jaar bij hun asielaanvraag in Nederland aangaven AMA te zijn, zijn in vrijwel alle onderzochte gevallen de ouders of wettelijke vertegenwoordigers aangetroffen.

Desondanks kan het voorkomen dat in een incidenteel geval geen adequate opvang binnen de familie mogelijk is. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de Turkse autoriteiten opvang bieden. De Turkse wetgeving voorziet in opvang van alleenstaande minderjarigen door de staat . Deze opvang dient echter te worden gezien als een 'laatste vangnet'. Uitsluitend indien geen opvang elders mogelijk is, kan de onder het ministerie van Algemene Zaken residerende Instelling voor Sociale Dienstverlening en Kinderopvang (Sosyal Hizmetler ve Çocuk Esirgeme Kurumu) worden benaderd. Deze legt het dossier van de betrokken minderjarige voor aan de rechtbank die de uiteindelijke beslissing over de opvang neemt .

Krachtens de Turkse wetgeving komt een alleenstaand kind afhankelijk van duur van de gevolgde opleiding minimaal tot het achttiende levensjaar en maximaal tot het bereiken van de 25-jarige leeftijd voor opvang in aanmerking. Kinderen van 0 tot 18 jaar oud kunnen zich aanmelden of worden aangemeld bij de in elke provincie aanwezige Directoraten voor Sociale Dienstverlening (Sosyal Hizmetler Müdürlügü). Zo zijn er kindertehuizen (Çocuk Yuvalari) voor kinderen van 0 tot 12 jaar en opvoedingsinternaten (Yetistirme Yurtlari) voor kinderen van 12 tot 18 jaar. Momenteel zijn er naar schatting zeventig kindertehuizen in Turkije waar in totaal ongeveer 7000 kinderen verblijven, en 91 opvoedingsinternaten waar 5000 jeugdigen zijn ondergebracht. Indien een jonge volwassene na het bereiken van de meerderjarige leeftijd van 18 jaar nog geen eigen huisvesting heeft, bestaat in sommige gevallen de mogelijkheid tot verlengd verblijf.

De kwaliteit van de opvang in de diverse tehuizen verschilt per provincie. In sommige delen van het land zijn minder mogelijkheden om minderjarigen op te vangen dan in andere delen. Er zijn voorbeelden van provincies waar de persoonlijke betrokkenheid van de gouverneur heeft geleid tot een redelijk tot goed opvangregime (bijvoorbeeld in Kayseri), terwijl in andere provincies deze opvang als marginaal moet worden bestempeld. In hoeverre de opvang in zijn algemeenheid naar Turkse maatstaven adequaat is te noemen, kan - vanwege het wisselende niveau - moeilijk worden beoordeeld. De Turkse instanties voor opvang van en hulpverlening aan alleenstaande minderjarigen kampen vaak met een gebrek aan financiën.

Geboden opvang van en hulp aan alleenstaande minderjarigen bestaat wettelijk gezien van staatswege, maar er zijn ook diverse charitatieve organisaties die opvang aan minderjarigen bieden. Toestemming voor oprichting daarvan en toezicht daarop is in handen van de Directoraten voor Sociale Dienstverlening. Deze directoraten voeren regelmatig overleg met deze organisaties om de hulpverlening te kunnen stroomlijnen. Ook UNICEF en andere internationale organisaties zijn enigermate actief op het terrein van opvang van alleenstaande minderjarigen.

Personen die strafrechtelijk worden vervolgd wegens het verrichten van marginale activiteiten voor illegale organisaties als de PKK of revolutionaire groeperingen kunnen op grond van artikel 169 van het Turkse Wetboek van Strafrecht (steun aan een illegale organisatie) veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van maximaal drie jaar en negen maanden.

De jurisprudentie in dergelijke strafzaken geeft een wisselend beeld. Bij sommige Staatsveiligheidsrechtbanken wordt al vrij snel een betrokkenheid bij de organisatie aangenomen, terwijl ook zaken bekend zijn waar de rechtbank tot vrijspraak besloot terwijl voldoende bewijs voor handen leek. Zo is een geval bekend van een Turkse onderdaan die met PKK-pamfletten werd aangetroffen maar desondanks werd vrijgesproken. Artikel 169 van de strafwet valt onder de amnestieregeling van 21 december 2000, zodat vele plegers van dit delict op vrije voeten zijn gesteld en vele nog lopende zaken zijn geseponeerd
.

Personen van wie de autoriteiten weten of vermoeden dat één of meer van hun familieleden zijn aangesloten bij de PKK, moeten rekening houden met mogelijke belangstelling van de zijde van de autoriteiten. Afhankelijk van onder meer de graad van verwantschap en de (vermeende) positie van de verwant(en) binnen de PKK, kunnen hun familieleden in verschillende mate te maken krijgen met intimidatie, pesterijen, ambtelijke tegenwerking, ondervragingen en vergelijkbare problemen. Het is zeer goed denkbaar, en in veel gevallen zelfs waarschijnlijk, dat familieleden van (vermeende) PKK-leden door de autoriteiten in de gaten worden gehouden of worden ondervraagd en verhoord, ook al omdat zij meestal zelf als potentieel verdachte zouden kunnen worden beschouwd. De Turkse autoriteiten zullen er waarschijnlijk in veel gevallen van uitgaan dat sommige familieleden van PKK-ers sympathie koesteren voor die partij. Echter, indien de autoriteiten er van overtuigd zijn dat familieleden van (vermeende) PKK-leden geen banden met de PKK hebben, dan vindt geen vervolging plaats.

Er zijn in Turkije talloze mensen met één of meer familieleden die lid zijn van de PKK, zonder dat deze verwantschap noemenswaardige problemen oplevert met de autoriteiten. Familieleden van prominente PKK-ers als Abdullah Öcalan en Semdin Sakik hebben waarschijnlijk altijd verhoogde aandacht van de autoriteiten gehad en zullen altijd onder een zekere druk hebben geleefd, maar van daadwerkelijke vervolging vanwege hun verwantschap met de PKK-leiders is geen sprake geweest. Öcalans familieleden zijn aanwezig geweest bij zijn proces op het eiland Imrali. Een broer van Sakik is openlijk politiek actief.

Verwanten van HADEP-leden hebben niet te vrezen voor vervolging door de Turkse autoriteiten louter vanwege het HADEP-lidmaatschap van één of meer familieleden. In specifieke gevallen is echter niet uit te sluiten dat bijvoorbeeld eerste- of tweedegraads familieleden van prominente HADEP-leden vanwege dit lidmaatschap in de bijzondere belangstelling staan van de autoriteiten.

Zoals bekend worden vanuit West-Europa per jaar duizenden (illegale) Turkse onderdanen naar Turkije verwijderd. Onder hen bevinden zich ook afgewezen asielzoekers. In de jaren 1999 en 2000 heeft Nederland 137 respectievelijk 191 afgewezen asielzoekers en enkele honderden personen die illegaal in Nederland verbleven naar Turkije verwijderd.

Er zijn geen aanwijzingen dat Turkse onderdanen in Turkije worden vervolgd louter vanwege het feit dat zij in het buitenland asiel hebben aangevraagd. De Turkse autoriteiten zijn bekend met het feit dat veel burgers om economische redenen het land verlaten en elders een asielverzoek indienen. Personen die in het buitenland activiteiten hebben verricht die door de Turkse autoriteiten als separatistisch worden aangemerkt, lopen indien de Turkse autoriteiten op de hoogte komen van deze activiteiten evenwel het risico van vervolging.

Bij verwijdering van Turks-Koerdische asielzoekers naar Turkije geldt dat zij net als andere Turkse onderdanen bij inreis worden gecontroleerd op antecedenten. Dergelijke antecedenten kunnen gelegen zijn in strafrechtelijke veroordelingen door een Turkse gerechtelijke instantie, maar kunnen ook verband houden met een formeel gerechtelijk vooronderzoek of een onderzoek door politie of Jandarma. Ook dienstweigeraars en deserteurs staan bij de grensposten geregistreerd.

De Turkse grensautoriteiten zullen bij vaststelling van een antecedent, onjuiste grensoverschrijdingsdocumenten of bij een ander vermoeden dat er iets vreemds aan de hand is de betrokkene veelal aan een verhoor onderwerpen. Dit geldt in ieder geval voor personen zonder paspoort, personen waarvan de documenten niet in orde zijn of personen die Turkije illegaal hebben verlaten. Het geldt ook voor personen die zijn verwijderd uit andere landen.

De ondervraging betreft veelal vaststelling c.q. verificatie van de personalia, reden en tijdstip van uitreis uit Turkije, motieven asielaanvraag, reden eventuele afwijzing asielverzoek, eventueel strafregister en antecedenten in binnen- en buitenland, waaronder (drugs)misdrijven en mogelijke contacten met illegale organisaties in het buitenland. Indien er echter geen specifieke verdenkingen zijn, volgt in de regel na gemiddeld zes tot negen uur vrijlating. In andere gevallen wordt de betrokkene overgedragen aan de desbetreffende opsporingsinstantie. In Istanbul is dit meestal de anti-terreureenheid van de politie in de niet ver van het vliegveld gelegen wijk Bakirköy.

Voor PKK-activisten en PKK-sympathisanten van wie aannemelijk is dat zij in verhoogde belangstelling staan van de Turkse autoriteiten geldt dat zij bij verwijdering of terugkeer naar Turkije het risico lopen tijdens dit nader onderzoek slachtoffer te worden van beledigingen, bedreigingen, mishandeling of foltering. Een woordvoerder van de Turkse mensenrechtenorganisatie TIHV heeft verklaard in de laatste tijd een duidelijke ontwikkeling waargenomen te hebben in de richting van meer psychische dan fysieke druk op arrestanten.

Uit West-Europa verwijderde asielzoekers stellen regelmatig na aankomst in Turkije te zijn mishandeld of gefolterd. Claims van mishandeling of foltering na verwijdering naar Turkije vanuit West-Europese landen (in 1999 en 2000) werden in een beperkt aantal gevallen nagegaan door de desbetreffende West-Europese autoriteiten. In één van deze gevallen werd op basis van medisch onderzoek in Turkije geconcludeerd dat de klachten en symptomen duidden op foltering. In de overige zaken waarbij een onderzoek naar de claims werd afgerond zou twijfel bestaan over de juistheid van de verklaringen over de beweerde mishandeling of foltering, of zouden dergelijke verklaringen onjuist of niet aannemelijk zijn bevonden. Een aantal onderzoeken loopt nog.

Over vergelijkbare claims werd ook in de Nederlandse media bericht. Van de zogenaamde 'acht van Tilburg' die werden genoemd in de berichtgeving van Vrij Nederland van 12 augustus 1999 bleken van de vier personen die zijn onderzocht er zich drie vrijelijk in Turkije te kunnen bewegen. Eén bleek zich in Albanië in detentie te bevinden. Het onderzoek naar een asielzoeker genoemd in berichtgeving van de Volkskrant van 8 oktober 1999, die zich enkele maanden na uitzetting naar Turkije opnieuw in Nederland meldde met sporen van foltering op zijn rug is recentelijk afgerond. Uit het onderzoek is niet duidelijk geworden door wie de foltering heeft plaatsgevonden. Betrokkenheid van de Turkse autoriteiten of andere krachten kan hierbij niet worden uitgesloten.

Over de behandeling van teruggekeerde dienstweigeraars binnen het leger is gerapporteerd in het Algemene Ambtsbericht Turkije/Dienstplicht van 15 juni 2000. In zomer 2001 zal een nieuw ambtsbericht dienstplicht aan de Staatssecretaris van Justitie worden voorgelegd. De kwestie van gestelde mishandeling, discriminatie of overlijden binnen het leger van teruggekeerde dienstweigeraars dient overigens niet verward te worden met de bovengenoemde kwestie rondom de behandeling van teruggekeerde asielzoekers aan de Turkse grens.

De rechten van de mens zijn in de Turkse grondwet gegarandeerd met enkele beperkingen. Turkije is partij bij de meeste internationale mensenrechtenver-dragen en werkt mee aan internationaal toezicht hierop. Mensenrechten-ngo's hebben regelmatig te maken met pesterijen, sluitingen en strafvervolging.

De grondwettelijke meningsuiting wordt in de praktijk met name beperkt op het punt van de Koerdische kwestie en de rol van de islam in de samenleving. Onge-wenste uitlatingen leiden regelmatig tot strafvervolging of verbod van publicaties. De in de wet vastgelegde vrijheid van vereniging en vergadering wordt regelmatig beperkt. De vrijheid van vereniging wordt beperkt doordat ngo's hun statuten moeten laten goedkeuren. De vrijheid om politieke partijen op te richten wordt beperkt door het voorschrift dat deze seculier van aard moeten zijn en geen onderscheid mogen maken op grond van onder andere etnische afkomst of klasse. Vakbonden genieten vrijheid maar worden soms verdacht van steunverlening aan illegale bewegingen. De druk op ngo's is eind 2000 begin 2001 toegenomen.

In Turkije heerst grondwettelijk gezien godsdienstvrijheid. Zowel alevieten als de niet-islamitische minderheden genieten deze in de regel ook in de praktijk. Er is echter wel sprake van administratieve beperkingen en in sommige gevallen van discriminatoir optreden door de bevolking of overheidsfunctionarissen. De islamitische hoofddoek wordt onder andere binnen universiteiten niet getolereerd.

Tijdens detentie wordt het recht op toegang tot een advocaat en tijdige inlichting van de familie vaak niet nageleefd. Het gevangeniswezen wordt momenteel hervormd van een zalensysteem naar een systeem met kleine cellen. Onder andere uit vrees voor foltering hebben protesten en gevangenisopstanden plaatsgevonden, die eindigden in een bestorming van gevangenissen door veiligheidskrachten en overplaatsing naar het nieuwe type gevangenis. Hierbij zou mishandeling hebben plaatsgevonden.

Een in december 2000 afgekondigde amnestie ziet op 10 jaar strafkorting of stopzetting van strafvervolging voor een groot aantal delicten (o.a. artikel 169 strafwet, steun aan illegale organisatie), mits gepleegd voor 23 april 1999.

Mishandeling en foltering is nog altijd wijdverbreid en komt met name voor aan het begin van het voorarrest. Foltering wordt door artsen vaak onvoldoende gedocumenteerd en plegers worden maar zelden veroordeeld. De overheid heeft in de afgelopen enkele stappen ter voorkoming van foltering genomen, die in de praktijk echter nog maar nauwelijks doorwerken. Het aantal verdwijningen is in de afgelopen jaren teruggelopen tot bijna nihil. Begin 2001 verdwenen twee HADEP-functionarissen en zijn sindsdien spoorloos. In dezelfde periode hebben nog enkele andere verdwijningen plaatsgevonden. De doodstraf is in de wet aanwezig maar sinds 1984 niet meer uitgevoerd. In het kader van de toetreding tot de EU wordt afschaffing breed besproken, maar concrete stappen zijn nog niet genomen.

Er vindt in Turkije geen vervolging door de overheid plaats van Koerden enkel en alleen op grond van het feit dat zij Koerd zijn. De Turkse overheid is meer gefocust op separatistische sympathieën dan op etnische achtergrond. Personen afkomstig uit het zuidoosten worden sneller van deze sympathieën verdacht. Etnische afkomst is op geen enkel officieel document vermeld. De werving van nieuwe dorpswachters is thans stopgezet. Ontwapening van bestaande dorpswachters stuit op veel onwil en komt nauwelijks op gang.

Vrouwen worden regelmatig het slachtoffer van geweld binnen het huwelijk en worden tijdens voorarrest vaak geconfronteerd met vormen van seksuele intimidatie. In plattelandsmilieus worden vrouwen soms het slachtoffer van moorden in erekwesties. Alleenstaande minderjarigen worden meestal door familie opgevangen. Indien dit niet mogelijk is biedt de overheid opvang in tehuizen van wisselende kwaliteit. Homoseksuelen, travestieten en transseksuelen worden in Turkije niet vervolgd op grond van hun geaardheid of voorkeuren, hoewel ze soms wel het slachtoffer worden van pesterijen.

Verwanten van PKK-leden worden niet vervolgd, maar moeten mogelijk op belangstelling zijdens de autoriteiten rekenen en kunnen soms te maken krijgen met ondervraging, pesterijen intimidatie e.d. Verwanten van HADEP-leden hebben niet te vrezen voor vervolging van overheidszijde, hoewel naaste familie-leden van prominente HADEP-funtionarissen wel in de bijzondere belangstelling kunnen staan.

Teruggekeerde asielzoekers worden bij aankomst aan de grens op antecedenten gecontroleerd, vaak enkele uren verhoord en vervolgens afhankelijk van het feit of er tegen hen al of niet een strafvervolging liep, vrijgelaten of overgedragen aan de vervolgende instantie. Bij verdenking van activiteiten voor de PKK of andere verboden organisatie bestaat de kans dat het hierbij komt tot belediging, bedreiging of foltering.

4 Vluchtelingen en ontheemden


4.1 Motieven

Naast de boven beschreven algemene mensenrechtensituatie in het land en de in individuele gevallen aanwezige vrees voor vervolging, dragen ook de relatief slechte en uitzichtloze economische omstandigheden in het zuidoosten en het lage niveau van openbare voorzieningen aldaar ertoe bij dat de lokale bevolking, ondanks de verbetering van de veiligheidssituatie, voor een deel haar heil zoekt buiten die regio. Hierbij speelt ook de onzekerheid over het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie een rol. Ook wanneer een binnenlandse mogelijkheid voor vestiging elders bestaat, geven velen de voorkeur aan migratie naar het buitenland boven hervestiging in Turkije zelf.

4.2 Ontheemden

Om de PKK haar voedingsbodem te ontnemen en de bevoorrading van de PKK-guerrilla's in de bergen te bemoeilijken, zijn in Zuidoost-Turkije talrijke dorpen ontruimd en platgebrand door de strijdkrachten. Hierdoor zijn vele families gedwongen om zich elders in Turkije te vestigen. De families - die hierbij geen hulp van overheidszijde hebben ontvangen - hebben zich met name gevestigd in de grote steden in het zuidoosten van het land en aan de rand van de grote steden Istanbul, Ankara en Izmir. Het aantal personen dat hun oorspronkelijke dorpen heeft moeten verlaten lag in 1998 volgens de Commissie voor Migratie van het Turkse parlement op 401.328 . Eind 1999 lagen de officiële overheidscijfers ongeveer 85.000 lager. Het hoogste aantal wordt genoemd door de IHD, die het aantal in het jaar 2000 schat op drie miljoen. De US Committee for Refugees oordeelt dat dit aantal waarschijnlijk ook de op grote schaal voorkomende economische migratie uit het gebied richting de grote steden omvat en noemt 500.000 een geloofwaardige schatting van het aantal ontheemden .

Met name de steden in Zuidoost-Turkije hebben de toestroom van migranten maar ternauwernood kunnen verwerken
. Zo is de bevolking van de zuidoostelijke provinciehoofdstad Diyarbakir tussen 1990 en 1997 gegroeid van een half miljoen naar het drievoudige daarvan
. De plattelandsbevolking bivakkeert meestal aan de rand van de stad, vaak zonder voorzieningen als stromend water. Er is onder hen sprake van een grote werkloosheid. Anderen zijn erin geslaagd in de stad een redelijk bestaan op te bouwen en hebben niet langer de behoefte om terug te keren naar hun dorp.

In haar rapportage over de eerste acht maanden van het jaar 2000 meldde de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD
dat er in die periode geen nieuwe ontruimingen van dorpen hebben plaatsgevonden. In de eerste acht maanden van 1999 was er volgens de IHD nog sprake van ontruiming van 27 dorpen of gehuchten. Van één bepaald dorp, waarnaar voormalige bewoners zonder toestemming van de autoriteiten waren teruggekeerd, is bekend dat dit dorp nadien door het leger weer is ontruimd. Volgens lokale dorpelingen zouden begin oktober 2000, ongeveer een half jaar na terugkeer naar hun oorspronkelijk dorp Akçapinar, onder meer bezittingen van de bewoners door het Turkse leger zijn vernield. De bewoners werden opnieuw gedwongen het dorp te verlaten.

Uit het zuidoosten vertrokken of verdreven personen hebben aangegeven terug te willen keren naar hun oude woongebieden. Hier treden echter de nodige problemen op. De regering Ecevit heeft weliswaar nadrukkelijk verklaard de terugkeer actief te willen bevorderen, onder meer door financiële steunverlening, maar van uitvoering van deze plannen is volgens waarnemers tot dusver nog niet veel terecht te komen. Een ander obstakel voor de terugkeer is dat de dorpswachters die zich de landerijen van de ontruimde dorpen hebben toegeëigend niet genegen zijn deze aan de oorspronkelijke bewoners terug te geven
.

Aan het officiële terugkeerprogramma kleeft het nadeel dat het beoogt vele personen te hervestigen in zogenaamde dorpssteden. Dit zijn plaatsen die qua grootte tussen een dorp en stad liggen en die volgens premier Ecevit de ideale structuur vormen voor wederopbouw. Het heeft er echter alle schijn van dat deze dorpssteden vooral op strategische plaatsen zullen worden gebouwd, van waaruit het voor het leger vrij eenvoudig is controle op de lokale bevolking te kunnen blijven uitoefenen. Ook zijn er van diverse zijden berichten dat de mogelijkheid van hervestiging in deze dorpssteden is verbonden met een loyaliteitstest, zodat het met name (voormalige) dorpswachters zijn die van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken .

Veel dorpelingen willen echter gewoon terug naar hun oude dorpen en hun leven daar weer oppakken. Daarbij is financiële steun voor woningbouw en voor een nieuwe veestapel noodzakelijk. Deze steun is tot op heden niet of nauwelijks voorhanden. Terugkeer naar de oorspronkelijke dorpen wordt door de autoriteiten vaak geweigerd op grond van veiligheidsoverwegingen . Enige tijd geleden maakten de Turkse media wel melding van een terugkeerproject in de provincie Mardin, waarbij de terugkeer plaats zou vinden naar de oorspronkelijke dorpen en niet naar de bovengenoemde dorpssteden. Het zou gaan om de terugkeer naar elf dorpen voor het jaar 2001 .

De supergouverneur belast met het bestuur in de provincies waar de uitzonderingstoestand van kracht is, meldde in juni 2000 dat in die maand 2500 bewoners waren teruggekeerd naar 24 dorpen en 30 nederzettingen. De aantallen terugkeerders in de maanden maart tot en met mei 2000 lagen aanmerkelijk hoger. In de tweede helft van 2000 lijkt er weer enige stagnatie te zijn. Sedert zomer 2000 zijn meer en meer 'spontane terugkeerders' waargenomen, die niet langer wensen te wachten op het terugkeerprogramma van de Turkse regering.

4.3 Binnenlands vestigingsalternatief

In het verleden is de slechte veiligheidssituatie voor velen mede aanleiding geweest om hun oorspronkelijke woongebieden in Zuidoost-Turkije te verlaten. Nu de gewapende strijd praktisch is gestaakt en er in het gebied een relatieve rust is ingetreden, is de noodzaak van migratie uit veiligheidsoverwegingen nauwelijks nog aanwezig. Doordat de grote steden in het zuidoosten door de grote toestroom als gevolg van onder andere de ontruimde dorpen uit hun voegen zijn gegroeid, kunnen deze in veel gevallen nauwelijks nog als alternatieve plaats van vestiging dienen. Vestiging in de grote steden buiten het zuidoosten vormt dan een alternatief.

Buiten de regio kunnen steden als Istanbul, Adana, Antalya, Ankara en Izmir personen uit het zuidoosten een mogelijkheid voor vestiging bieden. In het algemeen kan men zich in deze steden of elders in de gebieden buiten het zuidoosten vestigen.

De mate van sociaal-economische integratie zal per individueel geval verschillen. Personen die het Turks beheersen en beschikken over beroepskwalificaties en financiële middelen zullen eerder een acceptabel bestaan elders in Turkije kunnen opbouwen. Ook leeftijd en aanwezigheid van familieleden of stamgenoten kunnen een belangrijke rol spelen.

Dankzij de vaak sterke stam- en familiebanden kunnen veel Koerden vaak al dan niet op tijdelijke basis, onderkomen vinden bij of via verwanten die woonachtig zijn buiten de gebieden waar de uitzonderingstoestand van kracht is. Maar bijvoorbeeld (alleenstaande) bejaarde Koerdische mannen en vrouwen die het Turks niet beheersen, over weinig middelen beschikken en niet kunnen terugvallen op familieleden of stamgenoten buiten het zuidoosten, zullen zich niet altijd zonder problemen elders in het land kunnen vestigen.

Traditioneel is Istanbul voor Syrisch-orthodoxen altijd de aangewezen plaats geweest om zich te vestigen, omdat daar reeds een grote gemeenschap aanwezig is. Door de relatieve rust die is ingetreden in Zuidoost-Turkije bestaat ook voor de Syrisch-orthodoxe christenen in veel gevallen niet langer de noodzaak om hun oorspronkelijke woongebied te verlaten.

Yezidi's, waarvan er nog slechts enkelen - voornamelijk ouderen - in Turkije zijn overgebleven, worden bij vestiging buiten hun oorspronkelijke woongebied geconfronteerd met vele hindernissen. Hogere leeftijden, de beperkte sociale, religieuze en culturele integratiemogelijkheden, en de geringe aantallen yezidi's elders in Turkije, maken dat opvang en vestiging buiten hun oorspronkelijke regio in een aantal gevallen niet zonder problemen zullen verlopen. Ditzelfde geldt
mutatis mutandis
voor de in Turkije praktisch uitgestorven groep Assyrische christenen afkomstig uit het zuidoosten.

Personen die niet in de grotere steden woonachtig zijn en in hun sociale omgeving problemen ondervinden vanwege travestie of hun seksuele geaardheid, kunnen deze problemen in het algemeen ontlopen door te verhuizen naar bijvoorbeeld Istanbul, Izmir of Ankara.

Voordat de werving van nieuwe dorpswachters was gestaakt, konden personen die werden gedwongen dorpswachter te worden en dit weigerden of zij die door de PKK werden vervolgd wegens hun dorpswachterschap zich aan vervolging onttrekken door zich te vestigen buiten Zuidoost-Turkije. Doordat de PKK zich heeft teruggetrokken tot buiten de grenzen van Turkije en de werving van nieuwe dorpswachters de facto is stopgezet, bestaat dit probleem vrijwel niet meer. In voorkomende incidentele gevallen bestaat de mogelijkheid om zich aan deze vervolging te onttrekken door vestiging in één van de grote steden in West-Turkije.

Personen die strafrechtelijk worden vervolgd en derhalve gezocht worden door de autoriteiten, zijn geregistreerd in het centrale justitiële registratiesysteem, zodat de autoriteiten in het gehele land op de hoogte kunnen zijn van het feit dat zij worden gezocht.

4.4 Beleid van andere westerse landen


Categorische vervolging van bepaalde groepen wordt in slechts enkele gevallen aangenomen. Zo worden in Duitsland en Zwitserland yezidi's categorisch toegelaten als vluchteling en in Duitsland - met uitzondering van de deelstaat Rheinland-Pfalz - ook de Syrisch-orthodoxe christenen. In alle overige gevallen worden in alle landen de asielaanvragen op hun individuele merites beoordeeld.

Met uitzondering van Italië, waar uitzetting van Koerden niet plaatsvindt op humanitaire gronden, worden in alle overige landen in West-Europa uitgeprocedeerde asielzoekers verwijderd naar Turkije. Na een uitspraak van de Court of Appeal van 28 januari 2000 is ook in Groot-Brittannië de verwijdering hervat. Griekenland, dat tot voor kort afgewezen asielzoekers uit Turkije niet verwijderde, sommeert deze nu binnen zes maanden het land te verlaten. Het nieuwe Belgische beleid, dat voorheen afzag van verwijdering van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Turkije, voorziet nu ook in verwijdering wanneer dat op technische gronden mogelijk is.

Er zijn voor zover bekend geen Europese landen waar uit Turkije afkomstige homoseksuelen, travestieten en transseksuelen louter vanwege hun geaardheid of voorkeuren voor asiel in aanmerking komen.

Duitsland en Zwitserland voeren een beleid ten aanzien van alleenstaande minderjarige asielzoekers, waarbij wordt uitgegaan van de stelling dat opvang dient te worden gerealiseerd bij in Turkije woonachtige familieleden. Alleen wanneer dit niet mogelijk is, wordt in deze landen aan betrokkenen verblijf verleend.

Voor enkel dorpswachterschap en dienstweigering zonder bijkomende omstandigheden geldt, dat deze voorzover bekend in geen enkel Europees land worden erkend als grond voor asiel. In Duitsland zijn de diverse gerechtshoven echter verdeeld over de vraag of voor dorpswachters categorisch de mogelijkheid bestaat zich elders in Turkije te vestigen.

Hooggeplaatste PKK-ers die de met terroristische middelen in Turkije gevoerde strijd vanuit Duitsland ondersteunen, hebben daar geen recht op asiel. Hetzelfde geldt voor PKK-ers die in Duitsland 'giften' verzamelen en contact onderhouden met de PKK-leiding. Koerden die in deze categorie vallen, worden in Duitsland aangemerkt als een gevaar voor de veiligheid van de Bondsrepubliek. In geval van Koerden met een PKK-achtergrond wordt op basis van een sinds 1995 bestaande afspraak tussen de Duitse en Turkse autoriteiten (soms het 'Konsulationsabkommen' genoemd) door laatstgenoemde in een bindende verklaring aangegeven of tegen mogelijk uit te wijzen personen strafvervolgingsmaatregelen zullen worden getroffen, en zo ja, welke. Van de 404 aanvragen die de Duitse autoriteiten tot mei 2000 hadden gesteld, werden er 226 beantwoord door de Turkse autoriteiten. In het kader van de overeenkomst zijn tot deze datum 36 personen uit Duitland verwijderd naar Turkije.

4.5 Beleid UNHCR


Volgens UNHCR bestaat voor Koerden en leden van christelijke minderheden uit het zuidoosten van Turkije een binnenlands vluchtalternatief buiten die regio '... unless the case in question is of a prominent nature or it is perceived by the authorities to have real or alleged links with the PKK or other main Kurdish parties
.' UNCHR meent dat '... the group most likely to be exposed to harassment/prosecution/persecution are Kurds suspected of being connected with, or sympathisers of the PKK. The articles of the Anti-Terror Law (...) have been used (...) to persecute and imprison persons who expressed their opinion peacefully. Persons who are suspected of having the slightest links to the PKK are often detained and kept in detention. They are at times subjected to torture and/or ill-treatment. Cases of extra-legal executions have also been reported.'
. UNHCR wijst er daarbij op dat '... the recent developments linked to Mr. Öcalan seem to have no impact on the substance of the (...) possibility for Turkish asylum seekers originating from the eastern provinces of the country to find an internal flight alternative in other parts of Turkey.' .

Ten aanzien van verwijdering naar Turkije van uit dat land afkomstige uitgeprocedeerde asielzoekers geldt dat UNHCR '... does not have any objection to returns of Turkish asylum seekers who after a fair and efficient asylum procedure have been found not to be refugees nor to be in need of international protection on other grounds.' . Met betrekking tot personen aan wie geen asiel wordt verleend op grond van artikel 1F van het vluchtelingenverdrag neemt de UNHCR de positie in dat 'In accordance with standing jurisprudence, a person who has been excluded from refugee status on the grounds of Article 1(F) of the 1951 Convention should nonetheless, not be returned to Turkey if it can be established that he/she is likely to be submitted to torture or inhuman or degrading treatment or punishment in violation of Article 3 of the UN Convention on torture, Article 7 of the International Covenant on Civil and Political Rights and Article 3 of the European Convention on Human Rights' .

In het licht van hetgeen UNHCR stelt ten aanzien van het binnenlands vluchtalternatief meent de vluchtelingenorganisatie dat '... it is essential to find out if Turkish asylum seekers, if returned, would be at risk of being suspected of connection to or sympathy with the PKK. If this is the case, they should not be considered as having been able to avail themselves of an internal flight alternative.'
.

Het UNHCR-standpunt is voor zover bekend sinds het uitkomen van de boven geciteerde brieven niet gewijzigd.

4.6 Samenvatting

Naast de boven beschreven algemene mensenrechtensituatie in het land en de door individuen gevreesde vervolging door de overheid, dragen ook de relatief slechte en uitzichtloze economische omstandigheden aldaar en het lage niveau van openbare voorzieningen, gecombineerd met de onzekerheid over het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie ertoe bij, dat een deel van de lokale bevolking haar heil zoekt buiten die regio.

Naar schatting hebben honderdduizenden personen in de afgelopen jaren hun dorpen moeten verlaten wegens met name ontruimingen door de veiligheids-krachten. Zonder overheidshulp vestigden zij zich in de grote steden in Zuidoost- en West-Turkije. Het niveau van voorzieningen voor hen is met name in de overbevolkte grote steden in het zuidoosten laag en de werkloosheid is hoog.

Voor velen bestaat de mogelijkheid zich elders in Turkije te vestigen, waarbij de grote steden in het zuidoosten nauwelijks nog als alternatieve plaats van vestiging kunnen dienen wegens de daar ontstane overbevolking.

De mogelijkheid van vestiging elders in Turkije is een algemeen uitgangspunt in het beleid van UNHCR. Hetzelfde geldt voor alle Europese landen met uitzondering van Italië, dat in de algemene situatie in Turkije reden zien om afgewezen asielzoekers en illegale vreemdelingen niet naar dat land te verwijderen. UNHCR benadrukt vooral de specifieke risico's van personen met (vermeende) banden met de PKK.

5
Samenvatting


Turkije is een centralistisch bestuurde seculiere eenheidsstaat, waarin het leger een grote rol speelt. Hierin is voor Koerdisch nationalisme alsmede voor ontwikkeling van een politieke islam geen plaats. De positie van pro-Koerdische en islamitische partijen kan hierdoor in het gedrang komen.

De veiligheidssituatie is aanmerkelijk verbeterd en er is sprake van een relatieve rust na de terugtrekking van de PKK uit Turkije In het zuidoosten is er echter nog altijd sprake van een verregaande sociaal-economische ontwrichting. De houding van de Turkse overheid jegens de PKK is door het neerleggen van de wapens niet veranderd. Door enkele incidenten in begin 2001 lijkt het vertrouwen van de bevolking in het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie enigermate geschaad. In Turkije is een aantal kleinere terroristische groeperingen van met name links- en islamitisch-extremistische signatuur actief.

De mensenrechtensituatie in Turkije schiet op een aantal punten duidelijk tekort. Veel schendingen van de mensenrechten hangen samen met de Koerdische kwestie, die door de overheid als separatisme word gedefinieerd. Het betreft voor een groot deel beperkingen ten aanzien van de vrijheden van meningsuiting en van vereniging en vergadering, die in een aantal gevallen niet worden gerespecteerd wanneer het gaat om onderwerpen die het unitaire en seculiere karakter van de Turkse staat raken.

Mishandeling en foltering zijn wijdverbreid en vinden met name plaats tijdens het voorarrest. Tegen daders van mishandeling en foltering wordt vaak onvoldoende opgetreden. Er is ook sprake van verdwijningen en onopgehelderde moorden. De doodstraf is sinds 1984 niet meer ten uitvoer gebracht. Turkije gaat sinds eind 2000 onder andere wegens de onbevredigende situatie in het traditionele gevangenissysteem over op een systeem van cellengevangenissen. Mensenrechtenorganisaties hebben hun zorg geuit dat dit systeem mogelijk kan leiden tot meer gevallen van foltering. In december 2000 is een amnestie afgekondigd die onder andere artikel 169 van de strafwet, steun aan illegale organisaties, betreft. Hierdoor zijn meer dan 23.000 personen aan verder bestraffing ontkomen.

Koerden worden in Turkije officieel niet als minderheid erkend. Er vindt echter geen vervolging door de overheid plaats van Koerden enkel en alleen om het feit dat zij Koerd zijn.

Naast de algemene mensenrechtensituatie en de in individuele gevallen aanwezige vrees voor vervolging, spelen ook de sociaal-economische situatie, waaronder begrepen het groot aantal personen dat in de jaren 1990 uit hun oorspronkelijke dorpen is geëvacueerd en de onzekerheid over de toekomst in Zuidoost-Turkije een rol bij de overweging de regio van herkomst te verlaten. Voor velen bestaat de mogelijkheid zich elders in Turkije te vestigen, waarbij de grote steden in het zuidoosten minder in aanmerking komen wegens de daar ontstane overbevolking.

Het binnenlands vestigingsalternatief is ook een algemeen uitgangspunt in het beleid van UNHCR. Hetzelfde geldt voor alle Europese landen met uitzondering van Italië. UNHCR benadrukt vooral de specifieke risico's van personen met (vermeende) banden met de PKK.

6
Literatuurlijst


Voor dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende openbare bronnen:

Agence France Presse

Alliance of Protestant Churches in Turkey, persverklaring (januari 2000)

Amnesty International,
Amnesty International concerns about prosposed amend , nieuwsbericht, 27 april 2001.

Amnesty International,
Annual Report 2000. Turkey
(2000)

Amnesty International,
Death threats/Fear for safety
, Urgent Action, 10
april 2001

Amnesty International,
Failures at Fifty: Impunity for torture and ill-treatment in Europe on the 50
anniversary of the European Convention on Human Rights (november 2000)

Amnesty International,
Further Information on UA 26/01,
Urgent Action , 26
februari 2001

Amnesty International,
Turkey."F-type" prisons: Isolation and allegations of torture or ill-treatment (1)
(20 april 2001).

Amnesty International,
Turkey. The duty to supervise, investigate and prosecute (20 april 1999)

Amnesty International,
Turkey. Torture - a mojor concern in 1999
(maart 2000)

Amnesty International,
Turkey. 'Creating a silent society': Turkish Government prepares to imprison leading human rights defenders
(februari 1999)

Amnesty International en Human Rights Watch,
Turkey: Isolation and beatings in new prisons must stop now (6 januari 2001)

Amnesty International Duitsland,
Türkei. Länderkurzinfo
(1 augustus 2000)

Anatolia, Turks persagentschap

Associated Press

Avrupa Birligi Müktesebatinin üstlenmesine iliskin Türkiye Ulusal Programi (Nationaal Programma van Turkije met betrekking tot de uitvoering van het acquis van de Europese Unie) (19 maart 2001)

Bakici, Sedat,
Olaydan Kesin Hükme Kadar Ceza Yargilamasi ve Ceza Kanunu Genel Hükümler (Het strafproces en de algemene bepalingen in het Wetboek van Strafrecht vanaf het delict tot aan het vonnis) (3e druk; Ankara 2000)

Birand, Mehmet Ali,
Shirts of Steel. An Anatomy of the Turkish Armed Forces. (Londen 1991)

Compass Direct, christelijk persbureau

Cornell, Svante E., 'The land of many crossroads. The Kurdish question in Turkish politics.' in
Orbis
, jrg. 45, nr. 1 (winter 2001)

Cumhuriyet, Turks dagblad

Deutsche Presseagentur

The Economist Intelligence Unit,
Turkey.Country Profile 2000
(14 augustus 2000)

Europese Commissie,
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards Accession
(8 november 2000)

Frankfurter Rundschau

Graf, Denise, 'Türkei. Die Situation zwischen November 1998 und April 1999' in
SFH-Infobörse
Nr. 2/99 (April 1999)

The Guardian

Günay, Erhan,
Ceza Davalarinda Usul ve Esaslar. Cumhuriyet Savcisi ve Ceza Hakimin El Kitabi
. (Procesgang en Basisprincipes in Strafzaken. Handboek voor de Officier van Justitie en de Strafrechter.) (Ankara 1998)

Gündüz, Aslan, 'The land of many crossroads. Human Rights and Turkey's future in Europe' in
Orbis
, jaargang 45 nummer 1 (winter 2001)

Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre , Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 (februari 2001)

Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre , Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 (januari 2001)

Human Rights Foundation of Turkey Documentation Center, Human Rights Yesterday & Today
, 3 april 2001 (dagelijkse uitgave)

Human Rights Watch,
Press Release
:
What is Turkey's Hizbullah?
A Human Rights Watch Backgrounder
(16 februari 2000)

Human Rights Watch,
Small Group Isolation in Turkish Prisons: an Avoidable Disaster (mei 2000)

Human Rights Watch,
Turkey, Torture and mistreatment in pre-trial detention by anti-terror police
(maart 1997)

Human Rights Watch,
Turkey: Government Seeks to Quash Scrunity of Prisons Transfer (9 januari 2001)

Human Rights Watch,
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership (september 2000)

Human Rights Watch,
World Report 1999: Turkey
(1999)

Human Rights Watch,
World Report 2001: Turkey
(december 2000)

Hürriyet, Turks dagblad

IHD,
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000 (2000)

IHD,
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000 (11 oktober 2000)

IHD persbulletin, 14 april 1999

Informationsverbund Asyl/ZDWF e.V,
Asylmagazin 5/99
( mei 1999)

International Federation for Human Rights,
Annual Report 2000
(2000)

International Helsinki Federation of Human Rights (IHF), Human Rights in the OCSE Region: The Balkans, the Cuacasus, Europe, Central Asia and North America. Report 2000 (Events of 1999) (2000)

International Helsinki Federation for Human Rights, Woman 2000. An investigation into the Status of Women's Rights in the former Soviet Union and Central and South-Eastern Europe
(9 november 2000)

The Irish Times

Keskin, O. Kadri,
Devlet Güvenlik Mahkemelerinin Yapisi, Görevleri, ve Yargilama Usulleri (De structuur, competenties en procesgang van de Rechtbanken voor Staatsveiligheid). (Ankara 1987)

Kurdish Observer

Malkoç, M. Numan,
Istanbul'daki Protestan Kiliseler
(De protestante kerken in Istanbul) (Istanbul 1999)

Mazlum-Der, afdeling Izmir,
Aydin'da Resul Aydemir adli sahsin öldürülmesine iliskin rapor . (Rapport inzake de dood van de persoon genaamd Resul Aydemir in Aydin) (april 2001).

Mazlum-Der,
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) (2000)

Milliyet, Turks dagblad

Ministerie van Buitenlanse Zaken, Antwoord op Kv Karimi over Turkse gevangenissen d.d. 24 januari 2001 (21 februari 2001).

Minority Rights Group,
International World Directory of Minorities
(Londen 1997)

NRC Handelsblad

NTV, Turkse nieuwszender via Internet (www.mtvmsnbc.com)

Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement, Bakirköy Kadin ve Çocuk Tutukevi Raporu 1998 ve 2000 (Rapport van het Detentiecentrum voor Vrouwen en Kinderen te Bakirköy 1998 en 2000)

Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement, Çalisma Raporu 1998 - 1999
(Verslag van activiteiten 1998-1999)

Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement, Elazig Çocuk Islahevi Raporu 1998 ve 2000
(Rapport van de Penetitiare Inrichting voor Jeugdigen te Elazig 1998 en 2000)

Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement, Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli (resp.
Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Erzurum, Erzincan) (mei 2000)

Özgür Politika, in Duitsland verschijnend Turkstalig pro-PKK dagblad

Persagentschap Reuters

Raad van Europa ,
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000 (7
december 2000)

Raad van Europa ,
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001 (16 maart 2001)

Raad van Europa ,
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 19 to 23 August 1996 and Response of the Turkish Government
(16 maart 2000)

Raad van Europa ,
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999 (7
december 2000)

Radikal, Turks dagblad

Reporters Sans Frontières,
2001 Annual Report
(3 mei 2001).

Resmi Gazete (Turkse Staatscourant)

Roldanus
,
J.,
De Syrisch Orthodoxen in Istanbul. Een volk uit een ver verleden overgebleven.
(Kampen 1985)

Sabah, Turks dagblad

San Fransisco Chronicle

Supergouverneur van het uitzonderingstoestandsgebied, website (www.ohal.gov.tr)

Superonline Nethaber, Turkse internet-newssite (www.superonline.com)

Tageszeitung

Teule, H., 'Istanbul, (As)Syrische kerken en de mogelijkheden van een binnenlands vluchtalternatief.' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995)

Teule, H., 'Kroniek Noord-Irak' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995)

Teule, Herman en Anton Wessels (red.),
Oosterse christenen binnen de wereld van de islam
(Kampen 1997)

TIHV,
Türkiye Insan Haklari Vakfi Tedavi ve Rehabilitasyon Merkezleri Raporu 1999 (Rapport 1999 van de Behandelings- en Rehabilitatiecentra van de TIHV) (juli 2000)

Turkish Daily News

Turkse Wetboek van Strafvordering (afgekort CMUK) onder nummer 1412 d.d. 4 april 1929

UNHCR,
Position Paper on Relocating Internally as a Reasonable Alternative to Seeking Asylum
(februari/maart 1999)

UNHCR, brief aan Home Office, Country Information and Policy Unit, Ref 600 Turkey, 22 maart 1999

UNHCR Den Haag, brief aan Amnesty International, 4 december 1995.

UNHCR Den Haag, brief aan Stichting Rechtsbijstand Asiel, OC Den Haag, 25 januari 1999

UNHCR Den Haag, brief aan Ministerie van Buitenlandse Zaken, 9 augustus 1999.

US Committee for Refugees,
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey (januari 2000)

U.S. Department of State,
Turkey Country Report on Human Rights Practices for 1998 (26
februari 1999)

U.S. Department of State,
Country Reports on Human Rights Practices 1999. Turkey (24 februari 2000)

U.S. Department of State,
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey (26 februari 2001)

U.S. Department of State,
1999 Report on Global Terrorism
(2000)

Verenigde Naties,
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the elimination of all forms of religious intolerance and of discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey (11 augustus 2000)

Verfassungsschutz Bayern,
Verfassungsschutzbericht Bayern 1999
(2000)

Verfassungsschutz Hamburg,
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999
(2000)

Verfassungsschutz Nordrhein-Westfalen,
Verfassungsschutzbericht Nordrhein-Westfalen 1999
(2000)

Washington Post

Wet inzake de Berechting van Ambtenaren en Andere Functionarissen in Openbare Dienst onder nummer 4483 d.d. 2 december 1999

Wet aangaande bepalingen die kunnen worden toegepast op sommige daders van strafbare feiten, onder nummer 3419 d.d. 30 augustus 1988

Wet op de Bestrijding van Terreur onder nummer 3713 d.d. 12 april 1991

Wet op de Instelling en Procesregels van de Staatsveiligheidsrechtbanken onder nummer 2845 d.d. 16 juni 1983

Wet op de Instellling voor Sociale Dienstverlening en Kinderopvang onder nummer 2828 d.d. 24 mei 1983

Wet op de Parlementaire Onderzoekscommissie voor de Mensenrechten onder nummer 3686 d.d. 5 december 1990

Wet op de Politieke Partijen onder nummer 2820 d.d. 22 april 1983

Wet op de Taken en Bevoegdheden van de Politie onder nummer 2559 d.d. 14 juli 1934

Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983

Yakalama, Göz Altina Alma ve Ifade Alma Yöntemeligi (Richtlijn inzake Aanhouding, Inverzekeringstelling en Verhoor) d.d. 1-10-1998

Yeni Evrensel, links Turks dagblad

Yeni Gündem, Turkstalig pro-Koerdisch dagblad

Zaman, Turks dagblad


1 Het percentage Koerden in Turkije wordt vaak grofweg op twintig geschat. Dit percentage kan tot stand komen op grond van onder meer extrapolaties uit het verleden.


2
Bulgarije, Griekenland, Syrië, Irak, Iran, Georgië, Armenië en Azerbaidjan.


3
Het in 1920 gesloten verdrag van Sèvres waarin het grondgebied van de Turkse staat werd gereduceerd tot minder dan de helft van het huidige grondgebied en waarin aan onder andere de Koerden en de Armeniërs een eigen staat werd gegarandeerd, verloor door dit nieuwe verdrag haar geldigheid.


4 De enige uitzondering hierop vormt de aan Syrië grenzende provincie Hatay, die pas in 1939 onderdeel van Turkije werd.


5 Voor een beschrijving van de politieke partijen zie paragraaf 2.2.5 en 2.3.


6 Özal was zelf deels van Koerdische afkomst.

7 Zie paragraaf 2.2.


8 Stand per 1 mei 2001 volgens berichtgeving van Associated Press. Voor een beschrijving van de diverse partijen zie paragraaf 2.2.5.


9
Zie over de amnestiewet paragraaf 3.3.6.


10 Het betreft hier onder andere een regeling die voorzag in massaal ontslag van ambtenaren met islamitische sympathieën. Zie hierover de berichtgeving van o.a. Reuters in de periode eind augustus-begin september 2000.


11 Zie paragraaf 2.4.5.


12 Turkse persbureau Anatolia, 24 oktober 2000.

13 Dagblad Zaman, 18 april 2001.


14 Hetzelfde geldt voor stadsdelen binnen grote steden.

15 Turks persagentschap Anatolia, 20 april 2001.

16 Voor een uitgebreidere beschrijving van de diverse soorten rechtbanken zie pararaaf 3.3.5.


17 Dit gebeurde op 21 september 2000, toen het Hof een wet annuleerde die voorzag in een amnestie voor plegers van bepaalde delicten. Voorwaarde voor amnestie was, dat het delict gepleegd was via de media. Dit onderscheid was volgens het Constitutioneel Hof ongrondwettelijk.


18 Zie over de jandarma paragraaf 2.2.4.


19
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).


20 Zie paragraaf 1.3.1.


21 Zie paragraaf 1.3.2.


22
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).


23
Avrupa Birligi Müktesebatinin üstlenmesine iliskin Türkiye Ulusal Programi (Nationaal Programma van Turkije met betrekking tot de uitvoering van het acquis van de Europese Unie) (19 maart 2001). Het Programma is tevens in een Engelstalige versie uitgegeven.


24 Afkorting van Fazilet Partisi

-
Partij van de Deugd.


25 Niet als opvolger in officiële zin. Het is in Turkije namelijk verboden om een partij op de richten als opvolger van een verboden partij. De FP probeert deze indruk dan ook angstvallig te vermijden.


26 Erbakan is op 10 maart 2000 veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf wegens het overtreden van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, het aanzetten tot haat op grond van religie. Hij zou in januari 2001 moeten aantreden om zijn straf uit te zitten. Door de amnestiewet van 21 december 2000 is hij echter de dans ontsprongen.


27 Turkish Daily News, 11 oktober 2000.


28 Zie paragraaf 3.3.3.


29 Dit is momenteel niet het geval. Zie paragraaf 3.3.3.

30 In het Turks 'Adil Düzen'.


31 Dagblad Cumhuriyet, 9 juli 2000.


32 Dagbladen Zaman, Cumhuriyet, 25 april 2001 en Turkish Daily News, 2 mei 2001.


33 HADEP is een acroniem voor Halkin Demokrasi Partisi (Democratiepartij van het Volk).


34 De steden Diyarbakir, Bingöl, Batman, Siirt, Hakkari en Sirnak.

35 IHD persbulletin, 14 april 1999.


36
World Report 2001
, Human Rights Watch (december 2000).


37 Dagblad Cumhuriyet en dagblad Özgür Politika, 2 en 3 april 2001.

38 Zie paragraaf 3.3.6.


39 Dagblad Yeni Gündem, 19 juni 2000 en 6 juli 2000.

40 Kurdish Observer, 17 juni 2000.


41 Telkens wanneer in dit ambtsbericht de term veiligheidskrachten wordt gebruikt, wordt hiermee bedoeld het geheel van politie, leger en/of jandarma.


42 BBC News via internet, 25 november 2000.


43
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz. 44.


44
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 34.


45 Zie paragraaf 3.3.6.


46 Dagblad Milliyet, 13 juni 2000 en Özgür Politika, 14, 15 en 16 juni 2000.


47 Turks internet Superonline Nethaber, 11 september 2000.

48 Reuters, 5 september 2000.


49 Een auto-ongeval bij het plaatsje Susurluk in november 1996 toonde aan dat de Turkse inlichtingendiensten banden hadden met de rechts-extremistische georganiseerde misdaad. Bij het ongeluk waren onder andere een parlementariër, een maffiabaas en een hoge politiefunctionaris betrokken. In 1997 is een onderzoek gestart naar deze affaire, dat zou hebben aangetoond dat er een verband bestond met politieke liquidaties door de georganiseerde misdaad in opdracht van de overheid. In februari 2001 zijn een hoge politiefunctionaris en een hoge functionaris van de veiligheidsdienst wegens de affaire veroordeeld. Geloofd wordt echter dat er veel andere personen onterecht vrijuit zijn gegaan.


50 Zie paragraaf 2.4.4.


51
Human Rights Reports for 1999: Turkey
, U.S. Department of State (24 februari 2000).


52 Zie paragraaf 4.2.


53 Zie hierover ook de algemene ambtsberichten over Noord-Irak.

54 Turks persagentschap Anatolia, 1 april 2000, Associated Press 3 april 2000, Reuters 10 mei 2000


55 Associated Press, 24 mei 2000.


56 Associated Press, dagbladen Washington Post en Hürriyet. 6 januari 2001.


57 Gegevens zoals gepresenteerd op de website van de Supergouverneur van het uitzonderingstoestandsgebied (www.ohal.gov.tr) per 31 januari 2001.


58 Dagblad Hürriyet, 14 maart 1999.


59
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999 , Raad van Europa (7 december 2000).


60 Associated Press, 7 februari 2001.


61 Turkse Persagentschap Anatolia, 26 maart 2001.

62 Turks persagentschap Anatolia, 25en 26 mei 2000.

63 Aangehaald in dagblad Zaman, 14 februari 2001.

64
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


65 Reuters, 11 januari 2001 en Dagblad Milliyet, 16 maart 2001.

66 BBC World Service, 15 april 2001 en Turkish Daily News, 16 april 2001.

67 Turkish Daily News, 27 april 2001.


68
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000 , IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000 , IHD (11 oktober 2000).


69 Zoals aangehaald in
Human Rights Yesterday & Today
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Center, 3 april 2001.


70 Wet aangaande bepalingen die kunnen worden toegepast op sommige daders van strafbare feiten onder nummer 3419 d.d. 30 augustus 1988, art. 6. Deze wet was van kracht tot 1996, maar de geldigheidsduur is daarna enkele malen verlengd, voor het laatst in 2000.


71 Zie paragraaf 4.2.


72 Zie paragraaf 3.3.8.


73 Turkish Daily News, 13 februari 2001.


74 Ook wel Hizbullah genoemd. Heeft niets te maken met de Libanese Hezbollah.


75 Turks persagentschap Anatolia 10 juli 2000 en 25 mei 2000 (op deze laatste datum kwam de tenlastelegging gereed).


76 Turkse persagentschap Anatolia, 5 maart 2001.

77 In haar rapport
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 verklaart de Turkse mensenrechtenorganisatieTIHV, dat de Turkse overheid dankbaar gebruik heeft gemaakt van de campagne om op deze wijze ook verdwijningen waaraan zij zelf deel had aan de Hezbollah toe te schrijven (zie blz. 21 van het rapport).


78 Het cijfer over 2000 is afkomstig van een persoconferentie van de hoogste politiefunctionaris betreffende de activiteiten van de politie in het jaar 2000. Bron: Turkse persagentschap Anatolia, 9 januari 2001.


79 Turks persagentschap Anatolia, 21 juni 2000, en dagblad Cumhuriyet, 10 juli 2000.


80
What is Turkey's Hizbullah?
A Human Rights Watch Backgrounder,
Human Rights Watch Press Release, 16 februari 2000.


81 Turks persagentschap Anatolia, 9 juli 2000.

82
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000 , IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000 , IHD (11 oktober 2000).


83 Turkse internetsite Superonline Nethaber, 8 oktober 2000.

84 Turkse krant Cumhuriyet, 26 januari 2001.

85 Associated Press, 23 februari 2000. Voor de situatie in de Turkse gevangenissen zie paragraaf 3.3.6.


86 Turkse persagentschap Anatolia, 3 april 2001 en dagblad Milliyet, 4 april 2001.


87 Turks persagentschap Anatolia, 3 april 2001.

88 Turks persagentschap Anatolia, 2 oktober 2000.

89 Associated Press, 4 oktober 2000.


90 Associated Press, 14 mei 2000, Milliyet 15 mei 2000 en Hürriyet, 9 juni 2000.


91 Turks persagentschap Anatolia, 24 mei 2000.

92 Aldus de hoogste politiefunctionaris in Turkije tijdens een persconferentie. Bron:Turks persagentschap Anatolia, 9 januari 2001.


93 San Fransisco Chronicle, 9 januari 2001.


94
Verfassungsschutzbericht Bayern 1999
, Verfassungsschutz Bayern (2000) blz. 139-140.


95
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999
, Verfassungsschutz Hamburg (2000) paragraaf 4.2.1.


96
1999 Report on Global Terrorism
, U.S. Department of State (2000).


97 Turks persagentschap Anatolia, 28 augustus 2000.

98 Zie paragraaf 3.3.6.


99 San Fransisco Chronicle, 9 januari 2001.


100 Turkish Daily News, 19 januari 2001.


101 Turkse nieuwszender NTV via Internet, 26 april 2000 en dagblad Özgür Politika, 27
april
2000.


102 Turkse persagentschap Anatolia, 25 september 2000.

103 Turkse persagentschap Anatolia, 6 oktober 2000.

104 Turkse persagentschap Anatolia, 12 december 2000.

105
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz
8.

106 Turkse persagentschap Anatolia, 23 maart 2001.

107 Dagblad Özgür Politika, 29 maart 2001.

108
Verfassungsschutzbericht Nordrhein-Westfalen 1999 , Verfassungsschutz Nordrhein-Westfalen (2000) paragraaf 4.1.4.

109
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999,
Verfassungsschutz Hamburg
(2000) paragraaf
4.2.3.

110
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999,
Verfassungsschutz Hamburg (2000) paragraaf
4.2.5.

111 Ook wel gendarme of gendarmerie genoemd.

112 Voor een uitgebreidere beschrijving van het leger zie ook het Algemene Ambtsbericht Turkije/dienstplicht d.d. 15 juni 2000. Hiervan zal zomer 2001 een nieuwe versie verschijnen.

113 Zie paragraaf 3.4.2.

114 Wordt ook wel aangeduid als noodtoestand.

115 Turks persagentschap Anatolia, 26 februari en 27 maart 2001.

116 De bevoegdheden zijn beschreven in de wet onder nummer 2935 uit 1983, geamendeerd in 1990.

117
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).

118 Turkse Wetboek van Strafvordering artikel 128. Zie voor een uitgebreidere beschrijving van de strafrechtpleging paragraaf 3.3.5.

119 Turks persagentschap Anatolia, 18 februari 2001.

120 Opgave van het Rijksinstituut voor Statistiek (DIE) zoals vermeld in dagblad Milliyet, 1 april 2001.

121 BBC World Service, 25 april 2001.

122 Aangehaald in
Turkey. Country Profile 2000
, The Economist Intelligence Unit (14 augustus 2000) blz. 20.

123 Reuters, 6 juli 2000.

124
Turkey. Country Profile 2000
, The Economist Intelligence Unit (14 augustus 2000) blz. 35.

125
Country Reports on Human Rights Practices 1999. Turkey , U.S. Department of State (24 februari 2000).

126 Associated Press, 20 november 2000.

127 Resmi Gazete (Turkse Staatscourant) d.d. 1 oktober 1998.

128 Zie paragraaf 2.4.5.

129 Turkse persagentschap Anatolia, 18 april 2001.

130
Avrupa Birligi Müktesebatinin üstlenmesine iliskin Türkiye Ulusal Programi (Nationaal Programma van Turkije met betrekking tot de uitvoering van het acquis van de Europese Unie) (19 maart 2001), blz. 13.

131 Statistieken van het EHRM zoals genoemd bij Aslan Gündüz, 'The land of many crossroads. Human Rights and Turkey's future in Europe' in Orbis
, jaargang 45 nummer 1 (winter 2001) blz.18.

132 Het betreft hier de zaak Loizidou uit 1998, waarbij Turkije werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan mw. Loizidou voor schending van haar recht op vreedzaam gebruik van haar bezittingen op Noord-Cyprus. Turkije stelt niet bevoegd te zijn om het vonnis ten uitvoer te brengen.

133 Turkish Daily News, 6 december 2000.

134 Turks persagentschap Anatolia, 27 maart 2001.

135 Wet op de Parlementaire Onderzoekscommissie voor de Mensenrechten onder nummer 3686 d.d. 5 december 1990.

136
Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000 (Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan), Bakirköy Kadin ve Çocuk Tutukevi Raporu 1998 ve 2000 (Rapport van het Detentiecentrum voor Vrouwen en Kinderen te Bakirköy 1998 en 2000),
Elazig Çocuk Islahevi Raporu 1998 ve 2000
(Rapport van de Penetitiare Inrichting voor Jeugdigen te Elazig 1998 en 2000) en
Çalisma Raporu 1998 - 1999
(Verslag van activiteiten 1998-1999), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).

137 Türkiye Insan Haklari Vakfi. Wordt ook wel IHV of Engels Human Rights Foundation (HRF) genoemd.

138 Insan Haklari Dernegi, ook wel bekend onder de Engelse naam Human Rights Association (HRA).

139 Türkiye Demokrasi Vakfi.

140 Mazlum-Der is een acroniem voor 'Insan Haklari ve Mazlumlar Için Dayanisma Dernegi' hetgeen betekent: Verening voor Mensenrechten en Solidariteit met Onderdrukten.

141 Ç agdas Hukukçular Dernegi.

142
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 26, 27.

143 Turks persagentschap Anatolia, 30 januari 2001.

144
Death threats/Fear for safety
, Amnesty International Urgent Action, 10 april 2001.

145
Annual Report 2000
,
International Federation for Human Rights (2000).

146 Dagblad Yeni Gündem, 20 maart 2001.

147
Annual Report 2000
,
International Federation for Human Rights (2000)

148
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).

149
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999 , Raad van Europa (7 december 2000) en
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000 , Raad van Europa (7 december 2000).

150
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001 , Raad van Europa (16 maart 2001) en
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 19 to 23 August 1996 and Response of the Turkish Government
, Raad van Europa (16 maart 2000).

151 Zie paragraaf 3.3.8.

152 Cijfers afkomstig van de website van het Turkse Centrale Justitiële Register (www.adli-sicil.gov.tr). Cijfers over het jaar 2000 zijn nog niet beschikbaar.

153 Van lokale dagbladen is bekend dat hierin bij tijd en wijle artikelen verschijnen, die tegen betaling zijn 'besteld'. Soms worden deze voorgelegd bij asielaanvragen.

154 Zie paragraaf 3.4.1.

155 Zie paragraaf 3.3.3.

156
2001 Annual Report
, Reporters Sans Frontières (3 mei 2001).

157 Zie paragraaf 3.3.3 sub Armeens-Orthodoxe Kerk.

158 Zie paragraaf 3.3.3. sub Armeens-Orthodoxe Kerk.

159 Associated Press, 5 april 2001.

160
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000 , IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000 , IHD (11 oktober 2000).

161
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz. 38.

162 Dagblad Yeni Gündem, 31 maart 2001.

163 Dagblad Yeni Evrensel, 21 maart 2001.

164 Dagblad Yeni Evrensel, 18 april 2001.

165 Agence France Presse, 29 september 2000 en Washington Post, 30 november 2000.

166 Associated Press, 4 april 2001 en dagblad Hürriyet, 5 april 2001.

167
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) Mazlum-Der (2000).

168
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress towards Accession.
Europese Commissie (8 november 2000) blz. 17.

169 Zie paragraaf 3.3.6.

170 Wet op de voorwaardelijke vrijlating en uitstel van berechting en tenuitvoerlegging van straffen met betrekking tot delicten gepleegd voor 23 april 1999' onder nummer 4616 d.d. 21 december 2001, artikel 2.

171 Over beperkingen m.b.t. de Koerdische taal zie paragraaf 3.4.1.

172
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 32.

173
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz. 37.

174 Turks persagentschap Anatolia, 23 april 2001.

175 Dagblad Zaman, 11 april 2001.

176 Dagblad Radikal, 25 april 2001 en Turkish Daily News, 26 april 2001.

177
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).

178 Dagbladen Zaman, Radikal en Milliyet, 17 maart 2001.

179 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983.

180
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership, Human Rights Watch (september 2000).

181 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983, artikel 10.

182 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983, artikel 18.

183 BBC World News en Turkse persagentschap Anatolia, 11 april 2001. Zie over de economische crisis paragraaf 2.6.

184 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983, artikel 17.

185 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983, artikel 21.

186
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).

187 Zie paragraaf 3.3.6.

188 In de Turkse spelling gespeld als Nevruz, in de Koerdische als Newroz.

189
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).

190 Reuters, 21 maart 2001, Agence France Presse, 21 maart 2001 en Turkish Daily News, 21
maart 2001.

191 Turkse nieuwszender NTV via internet (www.ntvmsnbc.com), 21 maart 2001.

192
Country Reports on Human Rights Practices 1999. Turkey , U.S. Department of State (24 februari 2000).

193 Zie paragraaf 3.2.

194
Annual Report 2000
,
International Federation for Human Rights (2000).

195
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 36.

196 Dagblad Sabah, 22 juni 2000 en Turkse perasgentschap Anatolia, 25 september 2000.

197 Wet op de Politieke Partijen onder nummer 2820 d.d. 22 april 1983, art. 5.

198 Wet op de Politieke Partijen onder nummer 2820 d.d. 22 april 1983, art. 96.

199 In december 1999 oordeelde het EHRM in Straatsburg dat Turkije de vrijheid van vereniging had geschonden met het verbieden van de ÖZDEP, een voorloper van de HADEP, in 1993. Zie
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).

200 Dagblad Özgür Politika, 28 februari 2001.

201
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz. 7.

202
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 33.

203 Zie paragraaf 3.3.6.

204
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 36 en Associated Press, 15 januari 2001.

205 Zie paragraaf 2.4.3.

206
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the elimination of all forms of religious intolerance and of discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey , Verenigde Naties (11 augustus 2000).

207
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001) en Turkse persagentschap Anatolia, 14 maart 2001.

208 Dagblad Özgür Politika, 5 maart 2001.

209 Zie ook
International World Directory of Minorities
, Minority Rights Group (Londen 1997) blz. 379.

210
Annual Report on International, Religious Freedom for 1999: Turkey , U.S. Department of State (9 september 1999).

211 Zie over Akbulut ook paragraaf 3.3.1.

212 J. Roldanus
, De Syrisch Orthodoxen in Istanbul. Een volk uit een ver verleden overgebleven.
(Kampen: Kok, 1985), pg. 112.

213 H. Teule, 'Istanbul, (As)Syrische kerken en de mogelijkheden van een binnenlands vluchtalternatief.' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995), pg. 244.

214 Peter Alford Andrews (ed.),
Ethnic Groups in the Republic of Turkey
. (Wiesbaden: Reichert Verlag 1989). [Beihefte zum Tübinger Atlas des Vorderen Orients, Reihe B No.60], pg. 465.

215 H. Teule, 'Istanbul, (As)Syrische kerken en de mogelijkheden van een binnenlands vluchtalternatief.' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995), pg. 244.

216 J. Roldanus,
De Syrisch Orthodoxen in Istanbul. Een volk uit een ver verleden overgebleven.
(Kampen: Kok, 1985), pg. 108.

217 H. Teule, 'Kroniek Noord-Irak' in
Het Christelijk Oosten
V47 N1-2 (1995), pg. 143.

218 Voor Armeens-orthodox wordt ook vaak de term Gregoriaans en apostolisch gebruikt.

219 Soms Mesrob Mutafyan II genoemd.

220
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the elimination of all forms of religious intolerance and of discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey , Verenigde Naties (11 augustus 2000).

221
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the elimination of all forms of religious intolerance and of discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey , Verenigde Naties (11 augustus 2000).

222 Herman Teule en Anton Wessels (red.),
Oosterse christenen binnen de wereld van de islam
(Kampen: Kok 1997) blz. 309.

223
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the elimination of all forms of religious intolerance and of discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey , Verenigde Naties (11 augustus 2000).

224 Dagblad Cumhuriyet, 31 januari 2001.

225 Turkse persagentschap Anatolia, 14 februari 2001.

226 Het patriarchaat was tot 1931 gevestigd in Istanbul.

227
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on the elimination of all forms of religious intolerance and of discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey , Verenigde Naties (11 augustus 2000).

228 M. Numan Malkoç,
Istanbul'daki Protestan Kiliseler
(De protestante kerken in Istanbul) (Istanbul 1999) blz. 82, 87 en 92.

229 M. Numan Malkoç,
Istanbul'daki Protestan Kiliseler
(De protestante kerken in Istanbul) (Istanbul 1999).

230 Persbureau Compass Direct, 24 maart 2001.

231 Persbureau Compass Direct, 17 januari 2001.

232 The Irish Times, 10 april 2000 en persagentschap Compass Direct, 11 april 2000.

233 Persverklaring van de Alliance of Protestant Churches in Turkey (januari 2001).

234 Persbureau Compass Direct, 28 maart 2001.

235 Ook wel jezi(e)den genoemd.

236 M. van Bruinessen in NRC Handelsblad, 17 juni 1999.

237
Asylmagazin 5/99
, Informationsverbund Asyl/ZDWF e.V ( mei 1999) blz. 19-20.

238 Erhan Günay,
Ceza Davalarinda Usul ve Esaslar. Cumhuriyet Savcisi ve Ceza Hakimin El Kitabi
. (Procesgang en Basisprincipes in Strafzaken. Handboek voor de Officier van Justitie en de Strafrechter.) (Ankara: Seçkin Yayinevi 1998), 51-54 en 91.

239 O. Kadri Keskin,
Devlet Güvenlik Mahkemelerinin Yapisi, Görevleri, ve Yargilama Usulleri (De structuur, competenties en procesgang van de Rechtbanken voor Staatsveiligheid). (Ankara: Kazanci Hukuk Yayinlari 1987) 55.

240 Wet op de Bestrijding van Terreur onder nummer 3713 d.d. 12 april 1991.

241 Wet op de Instelling en Procesregels van de
Staatsveiligheidsrechtbanken onder nummer 2845 d.d. 16 juni 1983, artikel 1.

242 Cijfers afkomstig van de website van het Turkse Centrale Justitiële Register (www.adli-sicil.gov.tr).

243
Keskin,
Devlet Güvenlik Mahkemeleri
,
102.

244 Turkse Wetboek van Strafvordering (afgekort CMUK) onder nummer 1412 d.d. 4 april 1929 artikel 104-131.

245
Türkiye Insan Haklari Vakfi Tedavi ve Rehabilitasyon Merkezleri Raporu 1999 (Rapport 1999 van de Behandelings- en Rehabilitatiecentra van de TIHV), TIHV (juli 2000), blz. 28-29.

246
Turkey. Human Rights and the European Union Accession Partnership , Human Rights Watch, (September
2000).

247
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999 , Raad van Europa (7 december 2000).

248 Human Rights Watch, Turkey. Human Rights and the European Unon Accession Partnership (September
2000).

249
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli (resp.
Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Erzurum, Erzincan), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).

250 Sedat Bakici,
Olaydan Kesin Hükme Kadar Ceza Yargilamasi ve Ceza Kanunu Genel Hükümler (Het strafproces en de algemene bepalingen in het Wetboek van Strafrecht vanaf het delict tot aan het vonnis) (3e druk; Ankara 2000) blz. 500 en Turkse Wetboek van Strafvordering artikel 143.

251 Wet op de Instelling en Procesregels van de
Staatsveiligheidsrechtbanken onder nummer 2845, artikel 16.

252
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership, Human Rights Watch (september 2000).

253
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001), blz. 38.

254 Agence France Presse en Deutsche Presseagentur, 23 april 2001.

255 BBC News, 3 november 2000 en Turkish Daily News, 5 november 2000.

0
Human Rights in the OCSE Region: The Balkans, the Cuacasus, Europe, Central Asia and North America. Report 2000 (Events of 1999), International Helsinki Federation of Human Rights (IHF) (2000) blz. 51.


1 Associated Press, 5 juli 2000 en Reuters 23 oktober 2000.


2
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 19 to 23 August 1996 and Response of the Turkish Government
, Raad van Europa (16 maart 2001).


3
Turkey."F-type" prisons: Isolation and allegations of torture or ill-treatment (1)
, Amnesty International (20 april 2001).


4
Small Group Isolation in Turkish Prisons: an Avoidable Disaster. Human Rights Watch (mei 2000).


5
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000 , Raad van Europa (7 december 2000).


6 Tageszeitung, 9 januari 2001.


7
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001 , Raad van Europa (16 maart 2001).


8
Turkey: Isolation and beatings in new prisons must stop now , Amnesty International en Human Rights Watch (6 januari 2001).


9
Turkey: Government Seeks to Quash Scrunity of Prisons Transfer , Human Rights Watch (9 januari 2001).


10
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001 , Raad van Europa (16 maart 2001).


11 Aangehaald in
Turkey."F-type" prisons: Isolation and allegations of torture or ill-treatment (1)
, Amnesty International (20 april 2001).


12 Cijfers genoemd door Turkse minister van Justitie volgens Turkse persagentschap Anatolia, 24 maart 2001 en dagblad Özgür Politika, 26 maart 2001.


13 Gegevens per 1 mei 2001.


14 Agence France Presse en Deutsche Presseagentur, 23 april 2001.

15
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001 , Raad van Europa (16 maart 2001).


16 Associated Press, 1 mei 2001.


17
Amnesty International concerns about prosposed amend , Amnesty International nieuwsbericht, 27 april 2001.


18 Zie paragraaf 3.3.1.


19 Dagblad Sabah, 30 januari 2001 en dagblad Özgür Politika, 1 februari 2001.


20 Wet op de voorwaardelijke vrijlating en uitstel van berechting en tenuitvoerlegging van straffen met betrekking tot delicten gepleegd voor 23 januari 1999' onder nummer 4616 d.d. 21 december 2001, artikel 1, lid 9.


21 Turkse persagentschap Anatolia, 6 januari 2001 en dagblad Radikal, 22 januari 2001.


22 Turks persagentschap Anatolia, 20 april 2001.

23 Turks persagentschap Anatolia, 20 april 2001.

24
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


25 Rapport Turkse mensenrechtenorganisatie IHD, geciteerd in dagblad Yeni Gündem, 15 maart 2001.


26
Turkey. Torture - a mojor concern in 1999
, Amnesty International (maart 2000) en
Annual Report 2000. Turkey,
Amnesty International (2000).


27
Human Rights in the OCSE Region: The Balkans, the Cuacasus, Europe, Central Asia and North America. Report 2000 (Events of 1999), International Helsinki Federation of Human Rights (IHF) (2000) blz. 49.


28
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


29 Zie paragraaf 3.3.6.


30 Zie paragraaf 3.3.6.


31
Türkiye Insan Haklari Vakfi Tedavi ve Rehabilitasyon Merkezleri Raporu 1999 (Rapport 1999 van de Behandelings- en Rehabilitatiecentra van de TIHV), TIHV (juli 2000), blz. 28.


32
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership, Human Rights Watch (september 2000).


33 Dagblad Yeni Gündem, 22 februari 2001 en Turkish Daily News, 22 en 27 februari 2001.


34
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) Mazlum-Der (2000).


35 Zie paragraaf 3.3.6.


36
Annual Report 2000. Turkey,
Amnesty International (2000).


37
Yargilama, Ceza ve Infazi Istanbul Raporu 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Istanbul), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000) blz 33.


38
Turkey, Torture and mistreatment in pre-trial detention by anti-terror police
, Human Rights Watch (maart 1997).


39 Zie paragraaf 3.4.3.


40
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000 and the Response of the Turkish Authorities
, European Committee for the Prevention of Torture (CPT), (7 december 2000) blz. 7 en
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli (resp.
Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Erzurum, Erzincan), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).


41
Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000 (Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).


42
Annual Report 2000. Turkey,
Amnesty International (2000).


43 Dagblad Yeni Gündem, 13 maart 2001.


44 Dagblad Milliyet, 5 december 2001.


45
Turkey: The duty to supervise, investigate and prosecute , Amnesty International (20 april 1999).


46 Associated Press, 14 januari 2001.


47 De Wet inzake de Berechting van Ambtenaren en Andere Functionarissen in Openbare Dienst onder nummer 4483 d.d. 2 december 1999 is reeds een verbetering ten opzichte van de tot dan toe geldende Wet op de Berechting van Ambtenaren, die in alle gevallen toestemming van het provinciebestuur voorgezeten door de provinciegouverneur vereiste.


48
Failures at Fifty: Impunity for torture and ill-treatment in Europe on the 50
anniversary of the European Convention on Human Rights , Amnesty International (november 2000) blz. 30.


49
Failures at Fifty: Impunity for torture and ill-treatment in Europe on the
50
anniversary of the European Convention on Human Rights , Amnesty International (november 2000) blz. 31.

50 Dagblad Yeni Gündem, 31 mei 2000.


51 Idem, 6 juni 2000.


52 Turkse persagentschap Anatolia, 3 13 juni 2000.

53 Idem, 3 juli 2000 en 18 september 2000.


54 Associated Press, 16 en 28 november 2000 en Turkish Daily News, 29 november 2000.


55 Associated Press, 12 maart 2001.


56 Dagblad Milliyet, 3 mei 2001.


57 Yakalama, Göz Altina Alma ve Ifade Alma Yöntemeligi (Richtlijn inzake Aanhouding, Inverzekeringstelling en Verhoor) d.d. 1-10-1998 met de aanpassingen daarin d.d. 13-8-1999.


58 Turkish Daily News, 10 maart 2001.


59 Zie paragraaf 3.3.6.


60 Zie paragraaf 2.4.2.


61
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


62 Turkse persagentschap Anatolia, 5 maart 2001, en Dagblad Yeni Gündem, maart 2001.


63
Further Information on UA 26/01,
Amnesty International urgent action 26 februari 2001.


64
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


65
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) Mazlum-Der (2000).


66
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


67
Aydin'da Resul Aydemir adli sahsin öldürülmesine iliskin rapor . (Rapport inzake de dood van de persoon genaamd Resul Aydemir in Aydin) Mazlum-Der, afdeling Izmir (april 2001).


68
World Report 1999: Turkey
, Human Rights Watch (1999).


69
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


70 Zie paragraaf 2.4.


71 Associated Press, 16 juni 2000.


72
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz. 13.


73 Zie paragraaf 2.4.6.


74 Zie paragraaf 3.3.6.


75
Turkey: 2000 Accession Partnership
Council of the European Union (6 december 2000).


76 Dagbladen Zaman en Yeni Gündem en Turkse internetsite NTV-MSNBC, 20 maart 2001.


77 Reuters, 28 november 2000 en Turkish Daily News, 29 november 2000.

78 Zie paragraaf 3.3.3.


79 Zie ook paragraaf 2.4.


80 Artikel 1 van de grondwet luidt: 'De republiek Turkije is een democratische, seculiere, sociale rechtsstaat ... trouw aan het nationalisme van Atatürk...'.


81 Svante E. Cornell, 'The land of many crossroads. The Kurdish question in Turkish politics.' in
Orbis
, jrg. 45, nr. 1 (winter 2001).


82 Dagblad Milliyet, 17 april 2001.


83 Dagblad Hürriyet, 17 april 2001.


84 Turkish Daily News en dagblad Yeni Evrensel, 10 april 2001.

85 Turkse persagentschap Anatolia, 11 april 2001.

86
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en Tenuitvoerlegging in Tunceli), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (2000), blz. 15.


87
Turkey Country Report on Human Rights Practices for 1998 , U.S. Department of State (26
februari 1999), blz. 26.


88 Krachtens artikel 42 van de grondwet, waarin staat vermeld dat geen andere taal dan het Turks als moedertaal mag worden onderwezen.


89 Dagblad Milliyet, 27 februari 2001.


90 Dagblad Hürriyet, 5 maart 2000 en Tageszeitung, 6 maart 2000.

91 Associated Press, 31 maart 2001 en Frankfurter Rundschau, 1 april 2001.

92 Turkish Daily News, 29 november 2000 en dagblad Hürriyet, 30 november 2000.


93 Dagblad Radikal, 26 april 2001.


94 Het percentage lag in 1999 op 4%. Zie
Woman 2000. An investigation into the Status of Women's Rights in the former Soviet Union and Central and South-Eastern Europe. International Helsinki Federation for Human Rights (9 november 2000) blz. 451.


95
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


96
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


97
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


98
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey , U.S. Department of State (26 februari 2001).


99
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz. 33.


100 Cijfers afkomstig van de website van het Turkse Centrale Justitiële Register (www.adli-sicil.gov.tr). Cijfers over het jaar 2000 zijn nog niet beschikbaar.


101 Dagblad Cumhuriyet, 2 maart 2000.


102 Website organisatie Lambda op www.lambdaistanbul.org, stand 15 maart 2001.


103 Dagblad Milliyet, 18 januari 2001.


104 Nicole Pope, 'Turkey's Gay Culture Slowly Emerges' op NTV-MSNBC website, 7 september 2000.


105 Algemeen Ambtsbericht Turkije/dienstplicht d.d. 15 juni 2000, kenmerk DPC/AM-672925.


106 Dit is geregeld in de Wet op de Instellling voor Sociale Dienstverlening en Kinderopvang onder nummer 2828 d.d. 24 mei 1983.


107 Wet op de Instellling voor Sociale Dienstverlening en Kinderopvang onder nummer 2828 d.d. 24 mei 1983, artikel 21.


108 Zie paragraaf 3.3.6.


109 In Duitsland zou de Turkse inlichtingendienst MIT politieke activiteiten tegen Turkije op de voet volgen. De systematische aandacht van de MIT lijkt daarbij, mede gezien de beperkte menskracht, met name uit te gaan naar leidende figuren. Informatie over personen van lager kader zou op 'toevalstreffers' berusten.


110 Turkish Daily News, 7 juni 1998.


111
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey , US Committee for Refugees, (januari 2000).


112 Zie paragraaf 4.2.


113
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey , US Committee for Refugees, (januari 1999).


114
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000 , IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000 , IHD (11 oktober 2000).


115
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 8.


116
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey , US Committee for Refugees, (januari 2000) en
Turkey. Human Rights and the European Union Accession Partnership , Human Rights Watch, (September
2000).


117
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001 , Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz 8.


118 Dagblad Zaman, 8 februari 2001.


119 Brief UNHCR Den Haag aan Amnesty International, 4 december 1995.

120 Brief UNHCR Den Haag aan Amnesty International, 4 december 1995.

121 Brief UNHCR Den Haag aan Stichting Rechtsbijstand Asiel, OC Den Haag, 25 januari 1999.


122 UNHCR Genève, faxbericht d.d. 21 mei 1999 en UNHCR-Den Haag, brief aan Ministerie van Buitenlandse Zaken, 9 augustus 1999.


123 Brief UNHCR aan Home Office, Country Information and Policy Unit, Ref 600 Turkey (22 maart 1999).


124 Brief UNHCR Den Haag aan Amnesty International, 4 december 1995 en Brief UNHCR Den Haag aan Stichting Rechtsbijstand Asiel, OC Den Haag, 25 januari 1999. Zie ook: UNHCR Position Paper on Relocating Internally as a Reasonable Alternative to Seeking Asylum, februari/maart 1999.

===