charset="iso-8859-1"
http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=417259
1 Inleiding
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
2.1.2 Geschiedenis
2.2 Staatsinrichting
2.2.1 De wetgevende macht
2.2.2 De uitvoerende macht
2.2.3 De rechtsprekende macht
2.2.4 De Nationale Veiligheidsraad
2.2.5 De politieke partijen
2.3 Politieke ontwikkelingen
2.3.1 De Fazilet Partisi
2.3.2 De HADEP
2.4 Veiligheidssituatie
2.4.1 De strijd met de PKK
2.4.2 De Hezbollah en andere islamistische groeperingen 2.4.3 Revolutionaire groeperingen
2.4.4 De veiligheidskrachten
2.4.5 De uitzonderingstoestand
2.5 Sociaal-economische ontwikkelingen
2.6 Samenvatting
3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
3.1.1 Grondwet
3.1.2 Overige nationale wetgeving
3.1.3 Verdragen
3.2 Toezicht
3.3 Naleving en schendingen
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
3.3.3 Vrijheid van godsdienst
3.3.4 Bewegingsvrijheid
3.3.5 Rechtsgang
3.3.6 Arrestaties en detenties
3.3.7 Mishandeling en foltering
3.3.8 Verdwijningen
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
3.3.10 Doodstraf
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Koerden
3.4.2 Dorpswachters
3.4.3 Vrouwen
3.4.4 Homoseksuelen, travestieten en transseksuelen 3.4.5 Dienstplichtigen
3.4.6 Alleenstaande minderjarigen
3.4.7 Plegers van marginale activiteiten voor illegale organisaties 3.4.8 Verwanten van PKK-leden
3.4.9 Verwanten van HADEP-leden
3.4.10 Teruggekeerde asielzoekers
3.4.11 Samenvatting
4 Vluchtelingen en ontheemden
4.1 Motieven
4.2 Ontheemden
4.3 Binnenlands vestigingsalternatief
4.4 Beleid van andere westerse landen
4.5 Beleid UNHCR
4.6 Samenvatting
5 Samenvatting
6 Literatuurlijst
Algemeen ambtsbericht Turkije
1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Turkije beschreven voorzover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken van personen uit Turkije inclusief de vraag of terugkeer naar Turkije van uit dat land afkomstige afgewezen asielzoekers verantwoord is.
Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere algemene ambtsberichten over de situatie in Turkije (laatstelijk 18 september 1999) en het tussentijds ambtsbericht Turkije/Koerdische asielzoekers van 13 december 2000. In een separaat ambtsbericht (15 juni 2000) werd de dienstplicht in Turkije behandeld.
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van rapportages van de Nederlandse ambassade in Ankara en het Nederlandse consulaat-generaal in Istanbul, alsmede van documenten van onder meer Amnesty International, de Duitse en Amerikaanse ministeries van Buitenlandse Zaken, het Britse ministerie van Binnenlandse Zaken, Human Rights Watch, the Economist Intelligence Unit, de Raad van Europa, de Economic and Social Council van de Verenigde Naties, de Europese Commissie, UNHCR en de Turkse mensenrechtenorganisaties IHD, TIHV en Mazlum-Der. Ook vakliteratuur en berichtgeving in de media zijn gebruikt. Daar waar niet-vertrouwelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk 2 wordt de binnenlands-politieke en economische situatie in Turkije geschetst. Daarbij komt na een algemene inleiding de positie van enkele politieke partijen aan de orde. In paragraaf 2.4 wordt met name aandacht besteed aan de situatie in Zuidoost-Turkije. In paragraaf 2.5 volgt een schets van de sociaal-economische omstandigheden.
Hoofdstuk 3 beschrijft de situatie van de mensenrechten in Turkije. Na
behandeling van grondwettelijke garanties, nationale wetgeving en
internationale verdragen waarbij Turkije partij is, worden mogelijkheden van
toezicht geschetst. In paragraaf 3 volgt de eigenlijke beschrijving van de
situatie van de mensen-rechten, mede bevattende informatie over religieuze
minderheden. In paragraaf 4 wordt de positie van etnische minderheden en
andere specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk 4 komt het onderwerp van de ontheemden en het binnenlands
vestigingsalternatief aan de orde. In de paragrafen 4 en 5 wordt het beleid
van andere westerse landen en UNHCR weergegeven.
Hoofdstuk 5 bevat een algehele samenvatting.
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
Turkije heeft ongeveer 65 miljoen inwoners op een oppervlakte van circa 780.000 km
. Hiervan woont bij benadering zestig procent in stedelijke gebieden. De grootste agglomeratie is Istanbul, dat volgense de volkstelling van 2000 tien miljoen inwoners telt. Andere grote steden in West-Turkije zijn de hoofdstad Ankara (3½ miljoen inwoners), Izmir (2,7 mln.) en Konya (1,7 mln.).
De grootste steden buiten deze regio zijn Adana (ruim 2 mln.), Gaziantep (1,2 mln.) en Diyarbakir (1 mln.). De aantallen inwoners van deze steden zijn de afgelopen jaren flink gegroeid als gevolg van ontvolking van het platteland.
De Turkse samenleving heeft een multi-etnisch en multi-religieus karakter. Etnisch en linguïstisch kunnen in Turkije naast Turken en Koerden onder meer kleinere groepen Armeniërs, Grieken, Turkmenen, Tjerkessen, Lazen, Bulgaren, Georgiërs en Arabieren worden onderscheiden. Het aantal Koerden bedraagt ongeveer dertien miljoen
.
Naar religie is getalsmatig het belangrijkste onderscheid dat tussen soennieten en alevieten. Verder zijn er ongeveer honderdduizend christenen en circa 2000 yezidi's.
NAVO-lidstaat Turkije grenst aan acht buurlanden op de Balkan, in de voormalige Sovjetunie en in het Midden-Oosten
. Deze regio kenmerkt zich door verschillende politieke en religieuze ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de situatie in Turkije.
Na ongeveer zevenhonderd jaar Ottomaans sultanaat werd Turkije op 29 oktober
1923 een republiek naar westers model onder leiding van Mustafa Kemal, die
later de achternaam Atatürk kreeg. In het met de westerse mogendheden
gesloten Verdrag van Lausanne (24 juli 1923) werden de onafhankelijkheid,
integriteit en soevereiniteit van de Republiek Turkije erkend en
gegarandeerd
. De grenzen die in dit verdrag zijn vastgelegd komen vrijwel geheel overeen
met de grenzen van het huidige Turkije
. Ook zijn er in het verdrag garanties opgenomen voor drie in Turkije
levende (niet islamistische) minderheden, te weten de joden, de Grieken en
de Armeniërs.
Er vonden in de jonge republiek op westerse leest geschoeide hervormingen
plaats. De toenmalige Turkse leiders braken radicaal met het bestuur op
islamitische grondslag. Zo werd de scheiding tussen religie en staat
officieel ingevoerd. Het Arabisch alfabet werd afgeschaft en vervangen door
een speciaal voor het Turks aangepast Latijns schrift. Islamitische wetten
werden vervangen door op Europese (onder andere Italiaanse, Franse en
Zwitserse) leest geschoeide wetgeving. Als religieus beschouwde kleding werd
verboden en vervangen door westerse kledij. Vrouwen werd het verboden om in
overheidsdienst hoofddoekjes te dragen. Traditionele muziek moest
plaatsmaken voor Europese klassieke muziek. Ook toepassing van westerse
technologie werd aangemoedigd, evenals emancipatie van de vrouw.
Tot op heden heeft het Turkse leger, dat zichzelf beschouwt als de hoeder
van de Turkse staat, strikt toegezien op het onverkort vasthouden aan de
door Atatürk geformuleerde uitgangspunten, te weten het seculiere en
unitaire karakter van de republiek.
In 1950 werden de eerste vrije verkiezingen gewonnen door de Democratische
Partij onder leiding van Adnan Menderes. In 1960 werd de regering Menderes
met een militaire staatsgreep ten val gebracht. Menderes werd in september
1961 geëxecuteerd na te zijn beschuldigd van verraad aan de seculiere
principes van Atatürk. Na verkiezingen in oktober van dat jaar werd de
burgerregering hersteld.
In 1971 greep het leger naar aanleiding van oplaaiend links- en
rechts-radicaal terrorisme opnieuw in. Na herstel van de burgerregering in
1973, dat gepaard ging met de internationale oliecrisis, volgde een periode
van economische problemen, instabiliteit en politiek geweld. In 1978 werd de
staat van beleg uitgeroepen. Twee jaar later, op 12 september 1980, volgde
andermaal een militaire staatsgreep, onder aanvoering van generaal Kenan
Evren. De nieuwe regering slaagde erin het politieke geweld te beteugelen,
maar dat ging ten koste van de democratische verworvenheden.
Nadat in 1982 per referendum een nieuwe - veel stringentere - grondwet was
aangenomen, volgde een jaar later het herstel van de burgerregering. De
verkiezingen van 1983 leverden een regering op onder leiding van ANAP
-premier Özal, die in 1989 president werd. In zijn beginperiode had Özal
veel krediet dankzij de vele economische hervormingen die hij doorvoerde.
Ook was tijdens zijn presidentschap sprake van een détente in de
Turks-Koerdische verhoudingen
, die na zijn dood in 1993 tot een einde kwam. Nadat de populariteit van de
ANAP (Anavatan Partisi - Moederlandpartij) was gedaald, won de DYP (Dogru
Yol Partisi - Partij het Rechte Pad) onder leiding van Süleyman Demirel de
verkiezingen van eind 1991. Na de dood van Özal in 1993 werd Demirel
president. De tot nieuwe DYP-voorzitter gekozen Tansu Çiller werd datzelfde
jaar de eerste vrouwelijke premier van Turkije.
Nadat in september 1995 de coalitie viel, werden er in december van dat jaar
landelijke verkiezingen uitgeschreven. Bij deze verkiezingen kwam de
islamistische Refah Partisi (Welvaartspartij) onder leiding van Necmettin
Erbakan met een stemmenaandeel van bijna 25% als grootste partij uit de bus.
Om te voorkomen dat de Welvaartspartij aan de macht kwam, vormden de rechtse
partijen DYP en ANAP eind februari 1996 een coalitie. Deze hield slechts
enkele maanden stand. Toen ANAP instemde met een corruptieonderzoek tegen
DYP leider Çiller, zegde zij de ANAP de wacht aan.
Om onderzoek tegen haar persoon te voorkomen stemde Çiller er uiteindelijk toch in toe om een coalitie te vormen met de Welvaartspartij. Deze coalitie kwam tot stand op 25 juni 1996, waarbij werd afgesproken dat het premierschap bij tourbeurt zou worden vervuld door de leiders van de beide partijen. Erbakan, de voorzitter van de Welvaartspartij was het eerst aan de beurt, zodat Turkije op die datum haar eerste islamistische premier kreeg.
Een lang leven was het islamistische bewind niet beschoren. Niet alleen had
de coalitie te kampen met veel interne conflicten, ook het leger liet van
zich spreken. Via de Nationale Veiligheidsraad
, waarin het een zeer grote stem heeft, dwong het leger premier Erbakan op
28 februari 1997 tot het ondertekenen van een memorandum waarin
aanbevelingen werden gedaan die het seculiere karakter van de Turkse staat
moesten waarborgen. Erbakan tekende, maar maakte in de periode erna volgens
de legertop niet genoeg haast met de uitvoering ervan. Steeds meer
parlementsleden van de coalitiepartner DYP zegden hierop de samenwerking met
de Welvaartspartij op, zodat de coalitie op 30 mei haar meerderheid in het
parlement verloor en Erbakan onder druk van het leger zijn ontslag indiende.
President Demirel wees ANAP-leider Yilmaz aan om een nieuwe regering te
vormen. De door hem gevormde coalitie bestond uit de DSP van Ecevit, de
recentelijk uit hun partij getreden DYP-parlementariërs opgerichte
Demokratik Türkiye Partisi (DTP) en enkele, nu onafhankelijke voormalige DYP
parlementariërs. De regering viel in december 1998 na een parlementaire
motie van wantrouwen, die was gebaseerd op beschuldigingen van corruptie aan
het adres van premier Yilmaz.
Op 11 januari 1999 trad een minderheidsregering aan onder leiding van Bülent
Ecevit. Dit in aanloop naar de verkiezingen van 18 april 1999 geformeerde
minderheidskabinet bestond uit DSP-ministers en onafhankelijken. Zowel de
ANAP als de DYP steunden dit kabinet.
Bij de verkiezingen van 18 april 1999 bleek dat de overbrenging naar Turkije
van PKK-leider Öcalan de DSP geen windeieren had gelegd. De flink gestegen
populariteit van overgangs-premier Ecevit garandeerde zijn partij de
verkiezingsoverwinning met 22,1 % van de stemmen. Verrassend sterke tweede
partij was de ultra-nationalistische MHP met 18,1 %. De FP (Fazilet Partisi
- Partij van de Deugd), de islamistische partij die werd opgericht direct na
het verbod op de Welvaartspartij in januari 1998, werd de derde partij
(15,2 %). De overige partijen leden electoraal verlies en scoorden als
volgt: ANAP 13,2 %; DYP: 12,1 %; CHP: 8,7 %; HADEP: 4,7 %. De CHP en de
HADEP haalden de kiesdrempel van 10% niet, hetgeen hen uitsloot van het
recht op zetels in het parlement. De partijen behaalden echter wel lokale
overwinningen, waardoor zij wel in staat waren om burgemeesters voor diverse
steden te leveren.
2.2 Staatsinrichting
Het parlement
De wetgevende macht berust bij het parlement, dat uit één kamer bestaat en 550 leden telt. De leden worden rechtstreeks gekozen voor een periode van vijf jaar. Parlementsleden kunnen zitting hebben namens hun eigen politieke partij of in de hoedanigheid van onafhankelijk parlementariër. Een fractie bestaat uit ten minste twintig zetels. Thans is de verdeling als volgt : DSP: 132 zetels, MHP: 126 zetels, FP: 102 zetels, ANAP: 89 zetels, DYP: 83 zetels, onafhankelijken: 10 zetels, vacant: 8 zetels.
Een van de belangrijkste functies van het parlement is het realiseren van
wetgeving door middel van bespreking, amendering en goedkeuring van
wetsvoorstellen. Een aangenomen wet dient binnen 15 dagen door de president
te worden ondertekend. De president heeft het recht een aan hem voorgelegde
wet te retourneren aan het parlement. Indien het parlement de wet opnieuw
ongewijzigd aanneemt, moet de president deze ondertekenen. Een dergelijk
voorval heeft zich eind 2000 rond de omstreden amnestiewet nog voorgedaan
.
Een andere taak van het parlement is het controleren van de ministerraad.
Hiervoor staan diverse middelen ter beschikking, zoals het stellen van
parlementaire vragen en als uiterste middel het naar huis sturen van het
kabinet middels een door een parlementaire meerderheid gesteunde motie van
wantrouwen. Tot slot dient het parlement de jaarlijkse begroting goed te
keuren. Het verwerpen van de begroting geldt als een motie van wantrouwen.
De president
De president wordt op voordracht van ten minste een vijfde van de
parlementsleden gekozen door het parlement. Hij heeft een ambtstermijn van
zeven jaar, die niet verlengd kan worden. Het parlement spreekt momenteel
over een grondwetswijziging die in een ambtstermijn van vijf jaar met een
mogelijke verlenging van nog eens vijf jaar voorziet.
In het Turkse staatsbestel beschikt de president over een groot aantal bevoegdheden. Zo kan de president weigeren een wet te ondertekenen, het parlement bijeenroepen wanneer hij dat nodig acht en draagt hij zorg voor de benoeming van diverse hoge rechtersposten. De huidige president, Ahmet Necdet Sezer, heeft herhaalde malen aangegeven dat hij die bevoegdheden te verregaand vindt. Hierover wordt momenteel in de coalitie gesproken.
De ministerraad
De ministerraad bestaat uit de premier, de vakministers en een vijftiental
ministers van staat. De premier is altijd afkomstig uit het parlement en
wordt na de verkiezingen door de president aangewezen. De overige ministers
worden op voordracht van de premier benoemd door de president. Het gehele
kabinet dient hierna nog een vertrouwensstem van het parlement te krijgen.
In Turkije heeft de ministerraad een deel van de wetgevende bevoegdheid van
het parlement overgedragen gekregen. In Turkije is echter het bijzondere aan
deze bevoegdheid dat het kabinet op deze wijze zelfs bestaande wetten kan
amenderen of afschaffen. Dit gebeurt met een zogenaamd 'decreet met
wetskracht' (Turks: Kanun Hükmünde Kararname, vaak afgekort tot KHK). Deze
dienen uiteindelijk nog wel door de president ondertekend te worden.
President Sezer heeft in het jaar 2000 enkele malen een dergelijk KHK zonder
ondertekening naar het kabinet geretourneerd met de mededeling dat
dergelijke zaken door het parlement bij wet in formele zin geregeld dienen
te worden
.
Lokaal bestuur
Turkije is ingedeeld in tachtig provincies (il), die onder leiding staan van
een provinciegouverneur (vali). Provincies zijn onderverdeeld in districten
(ilçe) met als bestuurder de districtsgouverneur (kaymakam). Districten
kunnen nog onderverdeeld zijn in subdistricten (bucak). Gouverneurs worden
voor een periode van enkele jaren benoemd door de centrale overheid in
Ankara en zijn daaraan rechtstreeks verantwoording schuldig in die zin dat
er een hiërarchische lijn bestaat van districtsgouverneur naar
provinciegouverneur naar de centrale overheid in Ankara. De functie van de
gouverneurs is het vertegenwoordigen van de centrale overheid in de
provincie. Voor het geheel van de provincies in het
uitzonderingstoestandsgebied (OHAL) bestaat nog een zogenaamde
supergouverneur, die in het gebied zeer verregaande bevoegdheden heeft
.
De bevolkingsregistratie in Turkije wordt geregeld in het kader van de
bovengenoemde hiërarchie en dus niet zoals in Nederland bij de gemeenten.
Elk district heeft een Bevolkingsregister, ook wel Bureau Bevolkingszaken
genoemd, dat in laatste instantie valt onder het ministerie van Binnenlandse
Zaken, waarin alle inwoners van dat district geregistreerd behoren te staan.
In de praktijk staan veel mensen ingeschreven in het bevolkingsregister van
hun geboorteplaats of zelfs de geboorteplaats van hun ouders. Sinds 28
oktober 2000 bezit elke burger een uniek, elfcijferig identiteitsnummer, dat
landelijk is geregistreerd en onveranderlijk is
. In het bevolkingsregister zijn
geen
adresgegevens opgenomen. Een beperkte registratie van adresgegevens vindt
plaats op het niveau van dorps- of wijkhoofd.
Het bevolkingsregister draagt tevens zorg voor de afgifte van
identiteitskaarten (Turks: nüfus cüzdani), die ook in het Nederlandse
spraakgebruik vaak nüfus-kaart worden genoemd. De nüfus-kaart is het enige
geldige binnenlandse legitimatiebewijs en een ieder is verplicht deze kaart
altijd bij zich te dragen. Direct na de geboorte dient aangifte te worden
gedaan bij het bevolkingsregister in de geboorteplaats, zodat onmiddellijk
een nüfus-kaart kan worden afgegeven.
Op de nüfuskaart (voor mannen blauw, voor vrouwen geel/oranje van kleur)
staan onder meer naam, geboortedatum, naam van vader en moeder, religie en
burgerlijke staat vermeld. Ook staat op de kaart vermeld waar een persoon is
ingeschreven bij het bevolkingsregister. In geval van nüfuskaarten voor
personen tot de leeftijd van vijftien jaar is het niet noodzakelijk dat een
pasfoto op de kaart is aangebracht. Vanaf het vijftiende levensjaar moet de
kaart iedere 10 jaar vernieuwd worden. In geval van bijvoorbeeld huwelijk,
echtscheiding of overschrijving naar het bevolkingsregister van een andere
plaats moet een nieuwe kaart worden aangevraagd. Vooral in het laatste geval
gebeurt dat niet altijd. Bij verlies of diefstal dient meteen aangifte
gedaan te worden en direct een nieuwe kaart aangevraagd te worden. Thans
ligt aan het parlement een wetsontwerp voor, dat voorziet in een nieuw
identiteitsbewijs op creditcartformaat, waarop onder andere het in oktober
2000 ingevoerde persoonlijke identiteitsnummer zal worden vermeld
.
Naast de centraal gestuurde instanties bestaan er ook nog decentrale
overheden, die rechtstreeks door de bevolking worden gekozen. De
belangrijkste zijn de burgemeester en gemeenteraad in een gemeente
(belediye) en het dorps- of wijkhoofd (muhtar).
Elke plaats
met meer dan tweeduizend inwoners heeft recht op een gekozen burgemeester
en gemeenteraad. De burgemeester heeft een beperkt aantal bevoegdheden op
het terrein van onder andere infrastructuur (openbaar vervoer, water- en
gasvoorziening etc.) en openbare werken (plantsoenen, bestrating, vuilnis,
etc.). Op 19 april 2001 is bij het parlement een wetsvoorstel ingediend, dat
voorziet in een uitbreiding van de bevoegdheden van de lokale overheden
. Het komt soms voor dat burgemeesters en provincie- of districtsgouverneurs
tegenover elkaar komen te staan, omdat deze eersten meer het lokale belang
vertegenwoordigen en de laatsten het belang van de centrale overheid.
Elke wijk of dorp heeft een zogenaamd dorps- of wijkhoofd, vaak aangeduid met de Turkse term muhtar. De muhtar speelt een bemiddelende rol tussen bevolking en overheid, omdat hij de enige instantie is die beschikt over een administratie van adresgegevens. Het enige officiële document dat een muhtar kan afgeven is dan ook een zogenaamde verklaring van domicilie (ikametgâh ilmühaberi). In principe behoort eenieder die in een bepaalde wijk gaat wonen of eruit vertrekt dat te melden bij de muhtar van die wijk. In de praktijk gebeurt dit vaak niet en gaat men pas naar de muhtar op het moment dat men ergens een verklaring van domicilie voor nodig heeft.
De Turkse grondwet bevat enkele artikelen die tot doel hebben de onafhankelijkheid van de rechtsprekende macht te garanderen. Zo kunnen gerechtelijke beslissingen niet ter discussie worden gesteld en bestaan er geen mogelijkheden om rechters of officieren van justitie hun salaris te onthouden. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wordt echter gerelativeerd door het feit dat benoeming van rechters en officieren van justitie benoemd worden door een 'Hoge Raad van Rechters en Officieren van Justitie', waarin een aantal - door de president benoemde - hoge rechters zitting heeft en die wordt voorgezeten door de Minister van Justitie.
Het Turkse systeem kent een Constitutioneel Hof, dat toetst of wetten in
overeenstemming zijn met de grondwet. In de laatste jaren worden als toets
ook de rechtsbeginselen zoals neergelegd in de diverse internationale
mensenrechtenverdragen gebruikt. In 2000 is een wet nietig verklaard omdat
deze niet voldeed aan het gelijkheidsbeginsel zoals gesteld in artikel 10
van de grondwet
. Toegang tot het Hof hebben overheidsinstellingen, regeringspartijen en de
belangrijkste oppositiepartij, maar ook iedere burger kan in een lopende
rechtszaak een beroep doen op ongrondwettelijkheid van een bepaalde wet. Om
uiteindelijk toegelaten te worden tot het Hof, dient de rechter in de
onderhavige zaak te beslissen dat toelating gerechtvaardigd is. Het
Constitutioneel Hof toetst in eerste instantie de ontvankelijkheid van de
klacht.
De Nationale Veiligheidsraad (Turks: Milli Güvenlik Kurulu, vaak afgekort
tot MGK) is een zeer belangrijk orgaan binnen het Turkse staatsbestel. Het
bestaansrecht van de MGK is verankerd in artikel 118 van de Turkse grondwet.
De raad is samengesteld uit de president (voorzitter), de premier, de
opperbevelhebber van de strijdkrachten, de ministers van Defensie, Binnen-
en Buitenlandse Zaken en de bevelhebbers van respectievelijk de landmacht,
luchtmacht, marine en jandarma
. Indien de te behandelen onderwerp dat vereisen, kunnen ook andere personen
worden uitgenodigd voor een zitting van de MGK. De Nationale Veiligheidsraad
komt in de regel aan het einde van elke maand in het paleis van de president
bijeen voor een reguliere vergadering. Hiernaast kunnen, indien de situatie
dat vereist, nog buitengewone vergaderingen worden belegd.
De taak van de Nationale Veiligheidsraad is volgens het genoemde
grondwetsartikel 'Het mededelen aan de ministerraad van haar visie inzake
het nemen van beslissingen en het verkrijgen van de noodzakelijke
coördinatie inzake aanwijzing, vaststelling en uitvoering van de nationale
veiligheidspolitiek van de staat.' Deze zeer ruime formulering geeft de raad
het recht om haar adviserende taak uit te breiden tot vrijwel alle
staatsaangelegenheden. In de praktijk blijkt dat de MGK zeer ruim
gebruikmaakt van deze door de wet geboden ruimte en zo een stem heeft in
vrijwel alle voorkomende kwesties.
Het artikel vervolgt met 'Beslissingen over maatregelen die door de raad
worden gezien als noodzakelijk voor de bescherming van het voortbestaan en
de onafhankelijkheid van de staat, de eenheid en ondeelbaarheid van het land
en de rust en veiligheid van de samenleving, worden door de ministerraad
met voorrang behandeld.' Op grond van deze formulering is de praktijk
ontstaan dat in de eerste vergadering van de ministerraad die volgt op een
bijeenkomst van de MGK de bewindslieden zich buigen over de hier ter tafel
gekomen onderwerpen. Eveneens is het praktijk dat de adviezen van de
Nationale Veiligheidsraad door het kabinet onverkort worden overgenomen.
Indien een kwestie stemming in het parlement vereist, dan wordt ook hier het
advies van de raad vrijwel altijd vertaald in een daarbij passende
stemuitslag.
De EU concludeert eind 2000 dat het leger door middel van de MGK een
buitenproportioneel grote invloed op de politiek heeft
. In de middellange termijndoelen voor toetreding die aan Turkije worden
gesteld in het EU-document 'Partnerschap voor Toetreding', is daarom ook
opgenomen dat Turkije ervoor moet zorgen dat de raad in navolging van de in
de Europese Unie gangbare praktijk inderdaad alleen een adviesorgaan is en
niet meer dan dat.
Turkije kent meer dan twintig politieke partijen. Een groot aantal hiervan
speelt nauwelijks een rol van betekenis en behaalde bij de verkiezingen van
april 1999 stemmenresultaten van minder dan een procent. Het
partijenlandschap is aan veel veranderingen onderhevig. Met de regelmaat van
de klok worden partijen opgericht en vaak geruisloos weer opgeheven. De
binding van parlementsleden met hun eigen partij is niet altijd even sterk.
Het komt met enige regelmaat voor dat parlementsleden overstappen naar een
andere partij. De afgevaardigden van veel provincies in het parlement zijn
dan ook door de kiezer vaak meer gekozen op hun persoonlijke merites dan op
de partij waarbij ze behoren.
Partijen in het parlement
Op dit moment heeft in het parlement een vijftal partijen zitting. Dit zijn
in volgorde van grootte:
De DSP (Demokratik Sol Partisi - Partij van Demokratisch Links) met
voorzitter premier Bülent Ecevit en als vicevoorzitter zijn vrouw Rahsan
Ecevit. Deze sociaal-democratische partij met nationalistische inslag werd
op 14 november 1985 opgericht als afsplitsing van Atatürks CHP;
De MHP (Milliyetçi Hareket Partisi - Nationale Actiepartij) met voorzitter
Devlet Bahçeli. Dezee extreem nationalistische partij werd op 24 januari
1992 opgericht. De partij probeert de laatste tijd wat meer op te schuiven
naar het midden, maar wordt toch nog vaak in verband gebracht met de
zogenaamde Grijze Wolven;
De FP (Fazilet Partisi - Partij van de Deugd) met voorzitter Recai Kutan. De
islamistische partij werd op 23 februari 1998 opgericht als opvolger van de
verboden RP (Refah Partisi - Welvaartspartij)
;
De ANAP (Anavatan Partisi - Moederlandpartij) met voorzitter Mesut Yilmaz.
De conservatief-liberale partij, die onder grootindustriëlen veel steun
vindt, werd opgericht op 20 mei 1983;
De DYP (Dogru Yol Partisi - Partij van het Rechte Pad) met als voorzitter de
voormalige premier Tansu Çiller. Deze conservatieve partij werd opgericht op
23 juni 1983. Er heerst een voortdurende rivaliteit met de ANAP, die zich
richt op vrijwel dezelfde kiezersgroep.
Partijen buiten het parlement
Het Turkse kiesstelsel kent een kiesdrempel van tien procent. Hierdoor is
het enkele partijen die toch een redelijk percentage van de stemmen hadden
weten te verwerven niet gelukt een plaats in het parlement te bemachtigen.
Buiten het parlement bestaan de volgende partijen (in volgorde van grootte):
De CHP (Cumhuriyet Halk Partisi - Republikeinse Volkspartij) onder
voorzitter Deniz Baykal, een op 9 september 1992 als opvolger van de
gelijknamige partij uit 1923 opgerichte sociaal-democratische partij die
zeer veel waarde hecht aan de principes van Atatürk. De gelijknamig
voorloper van de partij was in 1923 als eerste politieke partij in Turkije
opgericht door Atatürk zelf;
De HADEP (Halkin Demokrasi Partisi - Democratiepartij van het Volk) onder
voorzitter Murat Bozlak, een in mei 1994 als navolger van de eerder verboden
HEP, DEP en ÖZDEP opgerichte pro-Koerdische partij met een linkse inslag
.
De overige partijen hebben bij de laatste landelijke verkiezingen allemaal
minder dan twee procent van de stemmen behaald: BBP, ÖDP, ATP, IP, DBP,
DEPAR, EMEP, DTP, LDP, BP, MP, SIP, YDH, YDP, DKP, YP, DP en AP.
2.3 Politieke ontwikkelingen
Zes weken na de verkiezingen van 18 april 1999 werd na een voor Turkse begrippen lange onderhandelingsperiode een akkoord bereikt over een nieuwe coalitie onder premier Ecevit, die naast DSP bestaat uit MHP en ANAP. Zowel de MHP als de ANAP leverden een vice-premier. Ondanks diverse interne strubbelingen is de coalitie nog altijd intact.
Op 10 december 1999 werd de EU-kandidatuur van Turkije tijdens de top in Helsinki door de Europese Unie definitief bevestigd. Van opening van de toetredingsonderhandelingen kan pas sprake zijn wanneer Turkije voldoet aan de politieke criteria voor toetreding zoals die zijn vastgesteld in Kopenhagen in 1993. Op 8 november 2000 publiceerde de Europese Commissie een rapport
waarin de vorderingen van Turkije in het licht van de Kopenhagen-criteria werden beoordeeld. Op de EU top te Nice in december 2000 werd een Partnerschap voor Toetreding aangenomen, waarin concrete doelen staan vermeld waaraan Turkije op korte (2001) of middenlange termijn dient te voldoen. Hierdoor drukt Europa in toenemende mate een stempel op de Turkse politiek. Turkije heeft op 19 maart 2001 op basis van het Partnerschap voor Toetreding het zogenaamde Nationaal Programma gepresenteerd, waarin vermeld staat wat Turkije in de komende tijd wil ondernemen om aan de voorwaarden te voldoen
.
Omdat in mei 2000 de zevenjarige ambtstermijn van president Süleyman Demirel afliep, is vanaf het begin van dat jaar begonnen met de voorbereidingen voor zijn opvolging. Premier Ecevit kwam met zijn coalitiepartners een formule overeen, waarbij de ambtstermijn van de president zou worden omgezet in vijf jaar met een mogelijke verlenging van vijf jaar. Op deze wijze zou president Demirel aan de macht kunnen blijven, hetgeen volgens de premier zou bijdragen aan de stabiliteit
Hiertoe diende echter wel een grondwetswijziging te worden doorgevoerd. Na drie stemrondes in het parlement moesten de bewindslieden op 4 april 2000 echter afzien van hun plan. De fracties van de coalitie waren blijkbaar niet in staat geweest genoeg van hun parlementsleden zo ver te krijgen om voor het voorstel te stemmen. De mogelijkheid tot een verlenging van Demirels ambtstermijn kwam hiermee te vervallen.
Op 5 mei 2000 werd na drie stemrondes in het parlement Ahmet Necdet Sezer, de 58-jarige voorzitter van het Constitutionele Hof tot de tiende president van Turkije verkozen. Sezer was tot op dat moment nooit politiek actief geweest. In zijn functie als president van het Constitutionele Hof had hij in sterke bewoordingen opgeroepen tot het respecteren van mensenrechten en tot hervormingen van de grondwet. Sezer is op 16 mei 2000 beëdigd. Sinds die tijd heeft hij reeds enkele malen conflicten gehad met de regering, omdat hij weigerde bepaalde besluiten te ondertekenen die naar zijn mening niet grondwettelijk waren.
De FP
, thans de grootste oppositiepartij in het parlement, is op 23 februari 1998 opgericht als navolger
van de RP (Refah Partisi - Welvaartspartij), die ruim een maand daarvoor door het Constitutionele Hof was ontbonden wegens het ondermijnen van het seculiere staatsbestel. De RP-partijleider Necmettin Erbakan en zeven andere partijleiders werden voor een periode van vijf jaar uit de politiek verbannen. Op 24 februari 1998 gingen de parlementsleden van de verboden partij massaal over naar de nieuwe opgerichte FP. Omdat Erbakan niet langer politiek actief mocht zijn, werd in de persoon van Recai Kutan een nieuwe voorzitter benoemd. Hij wordt door velen -ook binnen de partij- gezien als een stroman van Erbakan
.
Een vernieuwende vleugel binnen de partij is fel tegen de grote inmenging van de voormalige voorzitter. Dit heeft geleid tot vorming van twee duidelijke kampen binnen de partij, één progressief en één conservatief. Tot op heden heeft de behoudende vleugel binnen de partij de macht weten te behouden, doordat op het partijcongres op 14 mei 2000 de conservatieve Kutan met een nipte meerderheid tot partijvoorzitter werd herkozen ten koste van de progressieve kandidaat Abdullah Gül. Sommige politieke waarnemers verwachten dat een splitsing van de partij op handen is . Het leiderschap binnen een eventueel te vormen nieuwe partij is nog niet uitgekristalliseerd. Voor een voor de hand liggende kandidaat, de voormalige burgemeester van Istanbul Tayyip Erdogan, bestaat het probleem dat hij wegens een strafrechtelijke veroordeling formeel niet meer politiek actief mag zijn. Het verbod is in principe levenslang, maar kan mogelijk na vijf jaar worden opgeheven.
Net als haar voorloper RP is ook de FP een partij van islamitische signatuur. Deze signatuur komt vooral tot uiting in de partijretoriek, waarin onder andere toenadering tot andere islamitische staten en opheffen van het verbod op de sluier in openbare gebouwen
wordt voorgestaan. De partij staat een vorm van godsdienstvrijheid voor, waarbij de staat zich volledig onthoudt van inmenging in godsdienstige aangelegenheden
. Met name linkse critici vragen zich echter af of de partij met haar pleidooien voor godsdienstvrijheid ook ruimte laat voor het aanhangen van een andere religie dan de islam of het niet aanhangen van een religie.
Door haar islamitische inslag heeft de partij vooral in de jaren 1990 veel
steun gevonden onder de naar de grote steden gemigreerde
plattelandsbevolking, die door het seculiere establishment toch altijd met
een zeker dedain wordt bekeken. De partij is erin geslaagd zich op te werpen
als vertegenwoordiger van met name deze groep. Een door de partij veel
gebruikte leus is 'Rechtvaardige Orde'
. Dit wordt door de FP uitgelegd als corruptie- en armoedebestrijding en het
verwezenlijken van sociale vernieuwingen. Sceptici zien in de term echter
een verwijzing naar de islamitische rechtsorde zoals die is verwoord in de
op de koran en traditie gebaseerde en islamitische wetgeving (shari'a).
Onder de bovengenoemde sceptici bevindt zich ook Vural Savas, de voormalige
openbare aanklager bij het Constitutionele Hof. Op 7 mei 1999 diende hij een
aanklacht in tegen de FP, waarbij hij sluiting van de partij vorderde op
grond van het feit dat de partij een voorzetting zou zijn van de verboden RP
en 'het middelpunt zou zijn van anti-seculiere acties'
. Door Savas' opvolger Kanadoglu is gevorderd tot een verbod op politieke
activiteiten van de oprichters en enkele andere parlementsleden van de
partij.
Op 7 februari 2001 is de rechtszaak samengevoegd met een ander zaak tegen
de FP, die bewijsmateriaal bevatte aangaande het feit dat de partij voor het
partijcongres in mei 2000 enkele statutenwijzigingen op onwettige wijze
heeft doorgevoerd om daarmee de liberale vleugel binnen de partij uit te
schakelen. Bovendien zijn op het congres slogans ter steunbetuiging aan
voormalig RP-leider Erbakan geuit. Deze wijzen op een organische
voortzetting van de Refah Partisi, zo meende de openbare aanklager. Op 24
april 2001 heeft de FP haar schriftelijke verdediging ingeleverd bij het
Hof, dat heeft aangegeven op 8 en 15 mei de aanklager en de verdediging te
horen en vervolgens op korte termijn een vonnis te zullen wijzen
.
Er zijn enkele gebeurtenissen die wijzen in de richting van een op handen
zijnd verbod. Zo heeft hetzelfde Constitutionele Hof een wijziging in
artikel 103 van de Wet op de Politieke Partijen, die moest voorzien in een
hogere drempel voor het sluiten van partijen, als ongrondwettelijk
bestempeld en geannuleerd.
De pro-Koerdische HADEP
is in 1994 opgericht als opvolger van de achtereenvolgens verboden partijen
HEP, DEP en ÖZDEP. De partij heeft ongeveer 60.000 leden en vindt haar
aanhang vooral onder Koerden. Vooral in Zuidoost-Turkije heeft de partij een
aanzienlijke aanhang. De HADEP staat voor meer culturele rechten voor de
Koerden en de vreedzame oplossing van de Koerdische kwestie. De partij heeft
deze instelling gestand gedaan door nimmer haar toevlucht te nemen tot
geweld. De partij heeft in veel provincies en districten lokale afdelingen
en beschikt daarnaast in een groot aantal plaatsen over jeugd- en
vrouwenafdelingen.
In de aanloop naar de verkiezingen van 18 april 1999 had de
Procureur-Generaal van het Constitutioneel Hof een aanvraag ingediend bij
het Hof van Beroep om de HADEP uit te sluiten van deelname aan de
verkiezingen. Deze werd op 8 maart afgewezen. Het beroep hiertegen werd op
14 april door het Constitutioneel Hof afgewezen, zodat de partij
uiteindelijk toch mee kon doen aan de verkiezingen.
Bij deze verkiezingen heeft ca. 4,7% van de kiezers op de HADEP gestemd. De
partij is niet vertegenwoordigd in het parlement, omdat in april 1999 net
als bij de parlementsverkiezingen van december 1995 de kiesdrempel van tien
procent niet werd gehaald. HADEP-kandidaten hebben evenwel bij de op
dezelfde dag gehouden lokale verkiezingen burgemeestersposten in zes
belangrijke steden in Zuidoost-Turkije
en in diverse kleinere steden in de wacht gesleept.
De HADEP en ook de mensenrechtenorganisatie IHD hebben gemeld dat de
autoriteiten de campagne voor de verkiezingen in april 1999 op diverse
wijzen hebben gedwarsboomd. Zo zou de partij onvoldoende toegang hebben
gehad tot de media en in een aantal plaatsen zou het onmogelijk gebleken
zijn om adequate kandidatenlijsten in te leveren. Verder zou de politie niet
voldoende hebben opgetreden tegen aanvallen op het campagneteam en soms
zelfs mee gewerkt hebben aan dwarsboming door bijvoorbeeld foldermateriaal
in beslag te nemen
.
Reeds op 29 januari 1999 had Vural Savas, de toenmalige Procureur-Generaal
van het Constitutioneel Hof, bij dit Hof een zaak tegen de HADEP aanhangig
gemaakt. Hierbij legde hij de HADEP ten laste dat deze guerrilla's wierf
voor de PKK en vorderde hij sluiting van de partij. De zaak is momenteel nog
niet afgesloten.
In het jaar 2000 hebben vele aanhoudingen van HADEP-leden plaatsgevonden.
Velen zijn na korte tijd weer vrijgelaten en uiteindelijk zijn er in 2000
totaal ruim honderd HADEP-leden in hechtenis genomen. Volgens Human Rights
Watch komt het hierbij ook regelmatig tot mishandeling
. Ook in 2001 zijn aanhoudingen verricht. Zo is op 1 en 2 april 2001 het
volledige bestuur van de HADEP-afdeling in Cizre gearresteerd
.
In de desbetreffende rechtszaken volgden tenlasteleggingen voor onder andere
separatistische propaganda en steun aan de PKK. Strafrechtelijke vervolging
vond dan ook niet plaats op grond van het HADEP-lidmaatschap, maar op grond
van activiteiten of uitspraken die door de overheid werden geïnterpreteerd
als separatistisch van aard.
Onder hen die werden aangehouden, bevonden zich ook vele hoge
HADEP-functionarissen. Zo werden op 19 februari 2000 de HADEP-burgemeesters
van Diyarbakir en Siirt tezamen met 23 anderen aangehouden op verdenking
van steun aan Öcalan. Enkele dagen later werden ze door de rechtbank tezamen
met de burgemeester van Bingöl, die twee dagen later werd aangehouden,
officieel in staat van beschuldiging gesteld, maar wel op borgtocht
vrijgelaten.
Op 26 april 2000 is in de rechtszaak tegen de drie burgemeesters de eerste
openbare zitting gehouden, waarbij de burgemeesters steun aan de PKK ten
laste werd gelegd. De plaatsvervangend burgemeester van Diyarbakir, die in
dezelfde tenlastelegging voorkwam, werd deelname aan de PKK verweten. Op de
tweede zitting in deze zaak op 20 juni 2000 werd het uitreisverbod dat bij
de vorige zitting aan de burgemeesters was opgelegd, opgeheven. Op de
zitting op 18 oktober 2000 werd de zaak verdaagd naar 5 december 2000, die
daarop opnieuw werd verdaagd.
Andere HADEP-functionarissen tegen wie in 2000 een strafzaak aanhangig is
gemaakt zijn de voorzitter van de provinciale afdeling Sirnak, de
burgemeester van Batman, de burgemeester van Küçükdikili in de provincie
Adana en de burgemeester van Kiziltepe in de provincie Mardin.
Op 24 februari 2000 werden Ahmet Turan Demir, de toenmalige voorzitter van
de HADEP die zijn voorzitterschap om gezondheidsredenen had neergelegd, en
de huidige voorzitter Murat Bozlak veroordeeld tot drie jaar en negen
maanden gevangenisstraf wegens een in 1998 gehouden hongerstaking uit
solidariteit met PKK-leider Öcalan. Op 1 juni van dat jaar kwam daar voor
Demir nog een veroordeling tot 1 jaar gevangenisstraf bij wegens het uiten
van separatistische propaganda. Een derde rechtszaak tegen Demir en 16
andere HADEP-bestuurders werd op 4 oktober 2000 aanhangig gemaakt. In deze
zaak werd hem ten laste gelegd dat hij propaganda had bedreven tegen de
ondeelbare eenheid van de staat. De eis was drie jaar. Op 15 november 2000
is Demir in een andere zaak door de Staatsveiligheidsrechtbank in Izmir
veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf wegens een speech die hij in
1998 had gehouden.
Op 15 november 2000 diende de beroepszaak van onder andere Demir en Bozlak
tegen de veroordeling van 24 februari. Op 31 januari 2001 werd uitspraak
gedaan, waarbij het Hof van Beroep oordeelde dat het delict viel onder de
amnestiewet
die eind december 2000 van kracht werd. Hierdoor is bestraffing van Demir,
Bozlak en zestien anderen in deze zaak komen te vervallen.
Op 25 januari 2001 verdwenen de voorzitter en secretaris van de HADEP-afdeling in Silopi, provincie Sirnak, spoorloos. Zij hadden zich die dag op verzoek van de lokale jandarma gemeld bij de lokale jandarma-post en zijn sedertdien niet meer gezien. Nadat de verdwijning van de twee functionarissen in de publiciteit kwam, ontkende de jandarma-leiding aanvankelijk dat betrokkenen überhaupt waren opgeroepen te verschijnen. Eerst enkele dagen later werd toegegeven dat betrokkenen waren verhoord, maar dat zij nadien waren vrijgelaten. Naar wordt gevreesd zijn de betrokkenen niet meer in leven. Volgens de IHD-Diyarbakir en verklaringen van partijleden van de HADEP en familieleden waren betrokkenen al langer het doelwit geweest van bedreigingen door de lokale autoriteiten.
De pers maakt regelmatig melding van tegenwerking en willekeurige
behandeling van de HADEP door de overheid. Zo zou de aanvraag tot oprichting
van een HADEP-afdeling in de provincie Sirnak acht maanden lang zijn
genegeerd
en zou de HADEP-burgemeester van Özalp in de provincie Van zonder opgaaf
van reden uit zijn ambt zijn ontzet door het ministerie van Binnenlandse
Zaken
. Ook zouden volgens HADEP-functionarissen honderden leden door de
veiligheids-krachten
onderweg zijn verhinderd om het landelijke HADEP-congres in Ankara op 26
november 2000 bij te wonen
. In de eerste maanden van 2001 heeft de HADEP-afdeling in Silopi onder
toegenomen druk van de overheid gestaan wegens de georganiseerde protesten
tegen de verdwijning van twee van haar functionarissen
.
Er is een aantal invallen in HADEP-kantoren door de veiligheidskrachten
bekend. Zo is er in juni 2000 een gelijktijdige inval geweest bij
HADEP-kantoren in diverse districten van Istanbul en op 15 september vonden
invallen plaats bij vestigingen te Istanbul, Diyarbakir, Van, Adana en
Mersin. Op 11 en 12 januari zijn de HADEP-kantoren van de provincie Erzurum
en het district Osmaniye (provinie Adana) door de veiligheidskrachten
binnengevallen
. Bij deze invallen is een hoeveelheid materiaal in beslag genomen en zijn
aanhoudingen verricht. De druk op de partij, die volgens zegslieden uit de
HADEP-leiding eind 2000 iets was afgenomen, lijkt mede door gebeurtenissen
rond de hongerstakingen in de gevangenissen
hernieuwd toe te nemen.
Ook op politiek niveau ontmoet de HADEP weerstand. Zo heeft premier Ecevit
in juni 2000 fel uitgehaald naar de HADEP en de partij in een speech waarin
hij impliceerde dat de HADEP een partij was die gebaseerd is op de scheiding
van rassen, hetgeen in Turkije verboden is
. In september van dat jaar voegde Ecevit hier nog de uitspraak aan toe, dat
'in de HADEP nog niet een wenselijke verandering aanwezig was'
. Er zijn echter op politiek niveau ook enkele tekenen van toenadering tot
de HADEP waargenomen. Zo heeft toenmalig president Demirel de
HADEP-burgemeesters in augustus 1999 op zijn residentie ontvangen en heeft
Devlet Bahçeli, de leider van de nationalistische MHP in september 2000 een
bezoek gebracht aan het zuidoosten, waarbij hij ook heeft gesproken met de
HADEP-burgemeesters
, iets wat tot voor kort voor een nationalistisch politicus ondenkbaar zou
zijn geweest.
2.4 Veiligheidssituatie
De veiligheidssituatie is het meest getekend door de jarenlange strijd die de Turkse staat heeft gevoerd tegen de PKK. Door staking van deze gewapende strijd is een aanzienlijke verbetering in deze situatie opgetreden. Turkije kent aanzienlijke problemen op het gebied van drugssmokkel en transitie van vluchtelingen uit onder meer Irak en Iran. Hieraan gerelateerd is het fenomeen van georganiseerde misdaad
. Vooral in Zuidoost-Turkije bestaat bovendien een sociale structuur waarin bloedwraak en praktijken van traditionele geschilbeslechting en eigenrichting wel voorkomen. De tradities van Koerdische clans maken dat vendetta's, waartegen de lokale Turkse overheid niet altijd effectief bescherming kan bieden, geregeld slachtoffers eisen.
Een allesbepalende factor in de veiligheidssituatie in met name Zuidoost-Turkije, waarvan de gevolgen tot op vandaag de dag merkbaar zijn, is de jarenlange strijd tussen de PKK en de Turkse strijdkrachten.
De PKK, voluit Partîya Karkerên Kurdîstan (Arbeiderspartij van Koerdistan)
is in 1978 opgericht door Abdullah Öcalan met het doel om een onafhankelijke
en socialistische Koerdische staat op te richten. De PKK was de enige
Koerdische organisatie die zich na de militaire staatsgreep van 1980 wist te
handhaven. Leider Öcalan vestigde zich in datzelfde jaar in Damascus, van
waaruit hij tot eind 1998 met medeweten en goedvinden van de Syrische
overheid de PKK bestuurde.
De in 1984 begonnen gewapende activiteiten van de PKK in Zuidoost-Turkije,
die een hoogtepunt kenden in de jaren 1990-1994, werden gekarakteriseerd
door aanvallen op civiele (vaak Koerdische) en militaire doelen, die hebben
geleid tot circa 30.000 doden. De PKK maakte zich schuldig aan
mensenrechtenschendingen waaronder moorden, met name in de rurale gebieden
van het zuidoosten, maar ook daarbuiten. De slachtoffers waren meestal
jandarma-functionarissen
, burgemeesters, onderwijzers, imams, dorpswachters en hun familieleden,
onwillige rekruten, jonge dorpelingen die weigeren voor de PKK te vechten,
en (voormalige) PKK-ers die informant van de Turkse overheid waren geworden.
Vanaf het begin werd door het Turkse leger tegen de PKK hardvochtig
opgetreden.
De PKK trachtte het zuidoosten onbestuurbaar te maken door een systematische
vernietiging van onder meer de economische en sociale infrastructuur en door
een weloverwogen polarisering van de lokale bevolking. Zo zijn vele
dorpsscholen gesloten, niet in het minst vanwege het tot en met 1996
gevoerde PKK-beleid onderwijzers te vermoorden
.
Om de PKK haar voedingsbodem te ontnemen en de bevoorrading van de
PKK-guerrilla's in de bergen te bemoeilijken zijn in Zuidoost-Turkije
talrijke dorpen ontruimd en platgebrand door de strijdkrachten. Hierdoor
werden vele (Koerdische) families gedwongen om zich elders in Turkije te
vestigen
. De strijd tegen de PKK ging ook vaak gepaard met verschillende andere
vormen van schendingen van de mensenrechten.
Het Turkse leger is in het verleden meerdere malen Noord-Irak binnengevallen
om ook daar de PKK te bestrijden
. In april en mei 2000 is een troepenmacht van enkele duizenden militairen
met luchtsteun wederom Noord-Irak binnengevallen. Bij de terugtrekking op 10
mei 2000 deelde de militaire staf mee dat bij de acties 53 PKK-strijders
waren gedood
. In mei 2000
en eind 2000 begin 2001 zijn de Turkse strijdkrachten opnieuw de grens met
Irak overgestoken. Hoewel diverse krantenberichten op 6 januari 2001 melding
maakten van een troepenmacht van 10.000 man die Noord-Irak zou zijn
binnengetrokken
, betrof het volgens de Noord-Iraakse partijen in werkelijkheid slechts 700
à 800 militairen. Dit werd bevestigd door internationale waarnemers. Het
ging volgens deze bronnen om enkele artillerie-eenheden die de PUK enige
tijd bij haar strijd tegen de PKK ten noorden van Qala Diza hebben gesteund.
Het Turkse leger heeft zich in maart 2001 vrijwel volledig uit Noord-Irak
teruggetrokken, met uitzondering van één eenheid die nog in KDP-gebied
gestationeerd zou zijn.
In de strijd met de PKK zijn volgens opgaven van de Turkse overheid
vanaf 1987 totaal ruim 23.000 PKK-strijders en ongeveer 5.000 leden van de
veiligheids- en strijdkrachten gedood. Er zouden totaal ruim 4.400 burgers
zijn omgekomen. De cijfers voor gewonden liggen voor veiligheids- en
strijdkrachten op ruim 11.000 en voor burgers op circa 5.400. Cijfers van
het aantal gewonde PKK-strijders worden niet gegeven.
Met de overbrenging van PKK-leider Öcalan naar Turkije vanuit Kenia in
februari 1999, werd de PKK echter een nieuwe slag toegebracht, die werd
gevolgd door demonstraties, hongerstakingen en enkele aanslagen of pogingen
daartoe door PKK-strijders in onder meer Istanbul. Turkse dagbladen
beschuldigden de PKK van een bomaanslag op een supermarkt in Istanbul op 13
maart 1999, waarbij 13 personen om het leven kwamen
. Half maart verklaarde de PKK de toeristische sector en stedelijke centra
met aanslagen te zullen treffen. Op 12 april 1999 vonden drie
politiefunctionarissen en een burger de dood, toen een bom ontplofte bij de
zuidelijke stad Osmaniye. In het zuidoosten vond voor het eerst sinds 1997
een aantal zelfmoordaanslagen plaats.
De bomaanslagen door PKK-strijders die Turkije troffen na de arrestatie van
Öcalan in Kenia en zijn overbrenging naar Turkije in februari 1999, zijn in
de periode na de verkiezingen van 18 april 1999 niet meer voorgekomen.
Situatie van Öcalan
Op 29 juni 1999 is Abdullah Öcalan tijdens het proces op het eiland Imrali
ter dood veroordeeld wegens hoogverraad door de Staatsveiligheidsrechtbank
van Ankara. Het Hof van Beroep, dat in terdoodveroordelingen altijd
ambtshalve het vonnis van de lagere rechtbank dient te toetsen, bekrachtigde
Öcalans doodvonnis op 25 november 1999. Hierna diende het vonnis nog
bekrachtigd te worden door het parlement. Öcalans advocaten verklaarden dat
zij tegen het vonnis in beroep zouden gaan bij het Europese Hof voor de
Rechten van de Mens.
Op 12 januari 2000 kwam premier Ecevit met de mededeling dat na een zeven
uur durend overleg tussen de leiders van de coalitiepartijen was afgesproken
dat de stemming in het parlement over het al of niet uitvoeren van het
vonnis zou worden uitgesteld totdat het EHRM in Straatsburg uitspraak gedaan
zou hebben. Op deze manier werd de uiteindelijke beslissing over het lot van
Öcalan enkele jaren vooruitgeschoven. Het Europese Hof heeft in november
2000 een eerste zitting gehouden in de zaak Öcalan. Hierin is besloten dat
de zaak in behandeling zal worden genomen. Turkije heeft tegen deze
beslissing in januari 2001 bezwaar gemaakt.
Öcalan zit gevangen op het eiland Imrali in de Zee van Marmara. Hij is de
enige gevangene op het eiland. Op 2 maart 1999 heeft de de anti-martel
commissie van de Raad van Europa een bezoek gebracht aan deze gevangenis.
Uit het door deze commissie in december 2000 gepubliceerde rapport
komt naar voren dat de fysieke toestand van Öcalan in februari/maart 1999
goed was, dat de inrichting van zijn cel bevredigend was, dat hij toegang
had tot boeken, kranten, radio en TV en dat hij tweemaal per dag werd
gelucht. Verder wordt in het rapport gesteld dat zijn geestelijke gezondheid
gevaar loopt als hij niet genoeg aanspraak heeft. De bewegingsvrijheid is
volgens het rapport beperkt doordat de luchtruimte klein is en Öcalan zich
niet vrij kan verplaatsen tussen zijn cel en de aangrenzende ruimte. Volgens
het rapport is niet precies duidelijk is hoeveel aanspraak Öcalan per dag
heeft en op welke basis hij toegang heeft tot de bovengenoemde media.
Volgens persberichten zou Öcalans gezondheidstoestand helemaal niet zo goed
zijn en zou hij lijden aan astma en een sterk verslechterd gezichtsvermogen
hebben
.
Tegen Öcalan loopt nog een tweede rechtszaak, waarin hij samen met honderd
andere verdachten terechtstaat wegens delicten gepleegd voor de staatsgreep
van 1980. Ook in deze zaak wordt tegen hem de doodstraf geëist. Op 26 maart
2001 is deze zaak door de rechtbank verdaagd
.
Staking gewapende strijd
Op 3 augustus 1999 riep Abdullah Öcalan de PKK strijders op hun gewapende
strijd te staken en zich terug te trekken tot buiten de grenzen van Turkije
per 1 september van dat jaar. Op deze datum verklaarde zijn broer Osman, lid
van de commandoraad van de PKK, dat de PKK inderdaad met onmiddellijke
ingang de wapens zou neerleggen en zich uit Turkije zou terugtrekken.
De mate waarin aan Öcalans oproep gehoor is gegeven door PKK-strijders,
blijkt uit cijfers uit een rapport van mei 2000 van het opperbevel van het
Turkse leger waarin werd gemeld dat van de 5.500 PKK-strijders er zich nog
slechts 500 in Turkije bevonden. Hetzelfde rapport meldt, dat in de eerste
vijf maanden van het jaar 2000 het aantal confrontaties tussen het leger en
guerrilla's was gedaald tot 18, waar dit aantal op het hoogtepunt in 1994
nog lag op 3.300 en in 1999 op 488
.
Een voormalig generaal van de jandarma meldde in het Turkse tijdschrift
Ulusal Strateji (Nationale Strategie), dat het totale aantal confrontaties
voor 2000 lag op 40
. Het U.S. Department of State vermeldt in haar rapport over het jaar 2000
een van het Turkse leger afkomstig cijfer van totaal 45 gewapende
confrontaties voor het jaar 2000
. In januari en maart 2001 zouden twee gewapende confrontaties in Sirnak
hebben plaatsgevonden
. Op 15 april vond in Bingöl een gewapend conflict plaats, waarbij negen
PKK-strijders en vijf militairen om het leven kwamen
. Ook in Hakkari en Sirnak hebben in april 2001 enkele confrontaties
plaatsgevonden. Op 26 april vonden hierbij vier PKK-strijders de dood
.
De Turkse mensenrechtenorganisatie IHD rapporteerde over de eerste acht
maanden van het jaar 2000
dat het aantal doden in gevechtsacties was teruggelopen tot 109, ten
opzichte van 735 in het jaar 1999, een afname van ruim 85 procent. In een
rapport van de IHD-afdeling Diyarbakir is vermeld dat in de maanden februari
en maart 2001 totaal 12 doden zijn gevallen tijdens gewapende confrontaties
.
De afname van het geweld en de verschuiving van PKK-activiteiten van het
militaire naar het politieke vlak hebben de Turkse overheid niet tot een
andere houding ten opzichte van de PKK gebracht. Zo kunnen PKK-leden die
deel hebben genomen aan de gewapende strijd en zich willen overgeven, geen
gebruik maken van de regeling die is voorzien in de wet op de spijtoptanten,
omdat deze regeling personen die deel hebben uitgemaakt van een gewapende
groepering uitsluit
. Dit is nogmaals gebleken toen twee door de PKK als vredesmissie
bestempelde delegaties van PKK-leden zich als positief gebaar vrijwillig
hebben overgegeven. Ze werden onmiddellijk ingerekend en vervolgens werden
lange gevangenis-straffen tegen hen geëist en uitgesproken.
In het zuidoosten van Turkije is sedert het neerleggen van de wapens door de
PKK en het grotendeels terugtrekken van haar strijders een duidelijk
rustiger periode ingetreden. De veiligheidssituatie in Zuidoost-Turkije is
daardoor ten opzichte van de periode voor 1999 aanzienlijk verbeterd.
Voorheen afgesloten wegen zijn thans weer heropend en er zijn nieuwe wegen
aangelegd in vroegere gevarenzones. Het aantal checkpoints is afgenomen,
alhoewel er nog steeds talrijke controleposten overblijven. Ook worden de
bossen die in de strijd met de PKK stelselmatig vernietigd zijn, opnieuw
aangeplant. De terugkeer naar de ontruimde dorpen komt echter nog niet goed
op gang
.
Door een fatale aanslag op de hoogste politie-functionaris in Diyarbakir op
24 januari 2001, de verdwijning van twee HADEP-functionarissen de dag erna
en het aantreffen van een zestal ongeïdentificeerde stoffelijke
overschotten in de provincie Sirnak, lijkt het vertrouwen van de bevolking
in het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie enigermate geschaad.
Volgens Ali Ürküt, voorzitter van de provicinciale afdeling van de HADEP in
Diyarbakir zouden de incidenten met elkaar in verband staan en zouden er
krachten uit de onderwereld achter zitten, die belang hebben bij een
instabiele veiligheidssituatie in het zuidoosten
.
Met een inval in een woning in de Istanbulse wijk Üsküdar op 17 januari 2000
hebben de Turkse veiligheidkrachten een grootschalige campagne ingezet tegen
de zogenaamde Hezbollah
, een islamistische groepering die vestiging van een islamitsche staat
voorstaat. Bij de inval in Üsküdar werd de oprichter en de leider van de
beweging Hüseyin Velioglu gedood en werden twee andere personen
gearresteerd. Op basis van het in de woning verkregen bewijsmateriaal werd
een groot aantal huiszoekingen gedaan waarbij stoffelijke overschotten van
dertien vermiste zakenmensen werden aangetroffen. Het aantal aangetroffen
lijken is in de maanden daarna nog veel verder opgelopen, zodat de openbare
aanklager in de grote rechtszaak tegen de Hezbollah die op 10 juli 2000
diende, totaal 156 moorden ten laste kon leggen
.
De Hezbollah, in 1983 opgericht in Batman, opereerde in het verleden
hoofdzakelijk in Zuidoost-Turkije. Bekend en berucht werd de organisatie als
tegenhanger van de PKK waarmee het herhaaldelijk gewelddadige ontmoetingen
had en waarbij volgens schattingen mogelijk 400 doden zijn gevallen. De
huidige leider is Isa Altsoy, die wordt gezocht door Interpol en zich in
Duitsland zou ophouden
.
De Hezbollah wordt verantwoordelijk gehouden voor een groot aantal
verdwijningen en moorden
. Onder de slachtoffers bevonden zich onder andere de voormalige
DEP-parlementariër Mehmet Sincar en de islamitsche feministische schrijfster
Konca Kuris. Na enige jaren van stilte kwam de Hezbollah in 1997 in het
nieuws door een aantal afpersingszaken in Istanbul. Hieruit bleek dat de
ambities van de Hezbollah niet langer beperkt bleven tot Zuidoost-Turkije.
Vanaf dat moment is de Turkse overheid harder gaan optreden tegen de
organisatie. Zo zouden in de jaren 1998 en 1999 en 2000 respectievelijk 130,
250 en 3.300 Hezbollah-aanhangers zijn aangehouden
.
De strafvervolging vindt in deze gevallen veelal plaats op grond van artikel
146 of 168 van het Wetboek van Strafrecht
. Deze artikelen betreffen 'poging tot gewapenderhand omverwerpen van de
constitutionele orde', bestraft met de doodstraf respectievelijk 'deel
uitmaken verboden gewapende organisatie', bestraft met gevangenisstraffen
maximaal levenslang. Aan personen die worden verdacht van betrokkenheid bij
de vele door de Hezbollah gepleegde moorden wordt tevens 'moord' ten laste
gelegd. Hierop staat ingevolge artikel 450 van de strafwet maximaal de
doodstraf.
Volgens Human Rights Watch werd de Hezbollah in de periode dat de strijd van
het leger tegen de PKK in volle gang was door de autoriteiten op zijn minst
passief gesteund
, omdat de organisatie behulpzaam was bij bestrijding van de PKK. Dit wordt
overigens door de Turkse overheid ontkend. Toen de PKK geen bedreiging meer
vormde, zou de tijd rijp zijn om de Hezbollah serieus aan te pakken. De
omvang van de operaties wordt weerspiegeld in het aantal Hezbollah-leden dat
is aangehouden in de eerste helft van het jaar 2000. In deze periode werden
namelijk meer dan tweeduizend personen gearresteerd, zo meldde de
Supergouverneur van het uitzonderingstoestandsgebied
.
Door het grote aantal acties van de veiligheidskrachten tegen de Hezbollah
heeft deze groep flinke klappen moeten incasseren. Hetzelfde geldt voor de
onder te noemen groepering IBDA/C. Hierdoor is het aantal bomaanslagen door
deze groepering in de afgelopen tijd aanzienlijk teruggelopen. De Turkse
mensenrechtenvereniging IHD meldt dat het aantal bomaanslagen van 302 in de
eerste acht maanden van 1999 is afgenomen tot 94 in de eerste acht maanden
van het jaar 2000, een afname van bijna 70 procent
. Op 8 oktober 2000 verklaarde de provinciegouverneur van Diyarbakir, dat
de Hezbollah ondanks deze zware klappen zeker niet als uitgeschakeld moet
worden beschouwd. Zo zouden veel leraren en religieuze functionarissen bij
de organisatie zijn betrokken
.
Tot aan het moment waarop de grote actie van de veiligheidstroepen
plaatsvond, zijn geen gevallen bekend waarin Hezbollah de autoriteiten als
doelwit van haar acties heeft gekozen. Vanaf de eerste inval van 17 januari
2000 in Üsküdar hebben echter wel enkele gewapende incidenten
plaatsgevonden. Zo is op 11 oktober 2000 in Diyarbakir een politieman
omgekomen in een vuurgevecht met Hezbollah en wordt de partij in verband
gebracht met de aanslag op de hoogste politiefunctionaris in deze provincie,
Gaffar Okkan, die in januari 2001 met kogels werd doorzeefd
. In april 2001 is in verband met deze aanslag een Hezbollah-lid als
verdachte aangehouden.
Islami Büyük Dogu Akincilar - Cephe (IBDA/C)
Het 'Front van Voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten' is een
tamelijk kleine organisatie. Het is een islamistische groepering die de
seculiere staatsstructuur bevecht. Zij zou georganiseerd zijn in kleine, van
elkaar onafhankelijke cellen ('fronten'). De organisatie is in verband
gebracht met een aantal terreuraanslagen, vooral het begin van de jaren
negentig. In veel gevallen werd gebruik gemaakt van springladingen en
molotovcocktails. Banken, casino's, christelijke kerken en
Atatürk-monumenten zijn vaak het doelwit van IBDA/C aanslagen geweest.
In de afgelopen jaren heeft de IBDA/C opnieuw van zich doen spreken, doordat
zij in verband werd gebracht met de fatale bomaanslag op de seculiere
professor Ahmet Taner Kislali, die vooral bekendheid genoot als journalist
van de krant Cumhuriyet, in oktober 1999. In december 1999 en februari 2000
hebben leden van de organisatie een bloedige strijd in de Metris-gevangenis
uitgelokt, toen ze gewapenderhand probeerden te verhinderen dat bewakers hun
cel zouden betreden. Bij de opstand in december zijn 54 soldaten gewond
geraakt en 100 personen gegijzeld door de IBDA/C
. De IBDA/C heeft de fatale aanslag op twee politieagenten op 1 april 2001
in Istanbul opgeëist
.
Tegen de leider van de IBDA/C, Salih Izzet Erdis, die bekend staat onder de
schuilnaam Salih Mirzabeyoglu, is in februari 2000 een rechtszaak aanhangig
gemaakt bij de Staatsveiligheidsrechtbank in Istanbul. Hierin werd tegen hem
het doodvonnis geëist wegens het leiden van een illegale organisatie die tot
doel heeft het stichten van een islamitische staat. Op 3 april 2001 is hij
door de zesde kamer van de Staatsveiligheidsrechtbank in Istanbul ter dood
veroordeeld
.
Malatyalilar
De radicale splintergroep Malatyalilar, die ook wel bekend staat onder de
naam Safak-Degisim, staat vorming van een islamitische staat voor. De groep
deed voor het eerst van zich spreken bij demonstraties tegen het verbod op
de sluier in 1997 en 1998 en de daarmee verband houdende rellen in Malatya.
De organisatie zou behalve in Malatya ook activiteiten ontplooien in de
steden Istanbul, Gaziantep, Erzurum en Kayseri. Het kader van de groepering
zou besprekingen voeren met Hezbollah om tot een bundeling van krachten te
komen
. In oktober 2000 heeft een grote actie van de veiligheidskrachten tegen
deze groepering plaats gevonden, waarbij in 28 provincies circa 250 personen
zijn aangehouden
. Hoewel tot op heden van de Malatyalilar geen gewelddadig acties bekend
zijn, is bij de bovengenoemde actie door de veiligheidskrachten een groot
aantal wapens aangetroffen.
Splintergroeperingen
In verband met de bomaanslagen op de seculiere journalist Ugur Mumcu en
professor Ahmet Taner Kislali in respectievelijk de jaren 1993 en 1999
worden ook nog de splintergroepen Tevhid-Selam en Jeruzalem-strijders
(Turks: Kudüs Savasçilari) genoemd. Ze zouden banden hebben met Iran
. Bij politieacties in mei 2000 zijn enkele leden gearresteerd en zijn
diverse wapendepots aangetroffen
.
Bij tijd en wijle zijn revolutionaire groeperingen van linkse snit actief.
Ze doen van zich spreken bij onder meer aanslagen en schietpartijen, die in
het jaar 2000 onder andere hebben plaatsgevonden in de steden Istanbul,
Tokat en Tunceli
. Begin 2001 heeft een aantal aanslagen op politiefunctionarissen in onder
andere Istanbul plaatsgevonden.
De rekrutering door deze groeperingen, die opereren in kleine celgroepen,
vindt met name plaats in de arme wijken van Istanbul en onder gedetineerden
in de diverse gevangenissen
. De houding van de Turkse overheid ten opzichte van deze vaak militante
organisaties is in de afgelopen tijd niet veranderd. Leden van dit soort
organisaties, waaronder een aanzienlijk percentage vrouwen, moeten nog
steeds rekenen op strafrechtelijke vervolging door de autoriteiten.
Strafvervolging vindt in deze gevallen met name plaats op grond van de
artikelen 168 en 169 van de strafwet en artikel 5 van de Wet op de
Bestrijding van Terreur. In zwaardere gevallen komt ook vervolging op grond
van artikel 125 of 146 strafwet voor. Onderstaand zullen de belangrijkste
van deze groepen de revue passeren.
DHKP/C
TKP/ML-TIKKO
MLKP
De verschillende organen die zich bezighouden met het waarborgen van de
veiligheid, zijn de politie, de zogenaamde jandarma, de landmacht en de
dorpswachters. Daarnaast bestaat er een inlichtingendienst met de naam MIT
(Milli Istihbarat Teskilati - Nationale Inlichtingen Organisatie).
De bevoegdheid van de politie, die valt onder het ministerie van
Binnenlandse Zaken, beperkt zich tot de stedelijke gebieden. Voor alle zaken
die te maken hebben met politieke delicten - al of niet gepaard gaand met
geweld - heeft elke plaatselijke politie een speciale anti-terreurafdeling
(Terörle Mücadele Subesi). Ook bestaan mobiele eenheden, in het Turks Çevik
Kuvvet (snelle kracht) genoemd, die optreden bij demonstraties en
verstoringen van de openbare orde.
Op het platteland worden de politietaken uitgevoerd door de zogenaamde
jandarma
. De jandarma ontvangt haar orders uit meer dan een bron. Zo valt de
jandarma onder de Generale Staf op het gebied van opleiding en speciale
taken, onder de Landmacht op het gebied van wapens en uitrusting en onder
het ministerie van Binnenlandse Zaken op het gebied van openbare veiligheid
en orde. Behalve politietaken heeft de jandarma ook de taak van optreden
tegen smokkelaars, bewaken van de buitenzijde van gevangenissen en het
opsporen van voortvluchtige dienstplichtigen. Meer dan 90 procent van de
manschappen van de jandarma bestaat uit dienstplichtigen. De jandarma heeft
een inlichtingendienst die JITEM is genaamd.
Met het oog op de bestrijding van de PKK zijn er zo'n tweehonderdduizend
manschappen van de strijdkrachten in het zuidoosten gestationeerd. Hieronder
vallen onder andere de extra getrainde commandotroepen. Daarnaast zijn
speciale, onder het leger, politie of de jandarma vallende, teams (Özel Tim,
meervoud Özel Timler) betrokken bij de bestrijding van de PKK. 15.000 à
20.000 leden van dergelijke teams, die zich allen na vervulling van hun
militaire dienstplicht hiervoor vrijwillig hebben gemeld, zijn zwaar
bewapend en speciaal getraind in anti-guerrilla gevechten
. Volgens de Turkse militaire autoriteiten en internationale waarnemers zijn
de Özel Timler sinds 2000 volledig uit het Zuidoosten teruggetrokken. De IHD
heeft deze stelling weersproken. Momenteel wordt getracht de leden van deze
teams te "resocialiseren", onder andere door hen posities te geven bij de
politie. Dit proces zou echter zeer moeizaam verlopen.
Voor hand- en spandiensten en het verstrekken van inlichtingen is door de
veiligheidskrachten veelvuldig gebruik gemaakt van uit de lokale bevolking
geworven zogenaamde dorpswachters
.
In een elftal provincies in het zuidoosten van Turkije is sinds de invoering
midden jaren tachtig de zogenaamde uitzonderingstoestand
van kracht geweest(Turks: Olaganüstü Hal, vaak afgekort tot OHAL). In 1999
bestond deze nog in zes provincies. Eind 1999 is de uitzonderingstoestand in
de provincie Siirt opgeheven en in juni 2000 ook in de provincie Van. De
uitzonderingstoestand is momenteel nog van kracht in de vier provincies, te
weten Diyarbakir, Tunceli, Sirnak en Hakkari. Op advies van de Nationale
Veiligheidsraad van 26 februari 2001 heeft het kabinet besloten om in deze
provincies de OHAL per 30 maart 2001 met nog eens vier maanden te verlengen,
hetgeen op 27 maart door het parlement is goedgekeurd
.
Het geheel van de provincies in het uitzonderingstoestandsgebied wordt
bestuurd door een zogenaamde supergouverneur. Deze gouverneur, die zetelt in
Diyarbakir, staat boven de gouverneurs van de afzonderlijke provincies en
heeft bij wet
zeer verregaande bevoegdheden zoals het instellen van een avondklok,
uitgaansverboden, beperkingen van persvrijheid, het instellen van speciale
identiteitscontroles, het afsluiten of ontruimen van bepaalde gebieden, het
controleren van theater- en filmvoorstellingen, het doorzoeken van kantoren
van organisaties of het sluiten van organisaties zonder nadere opgaaf van
reden voor de duur van maximaal drie maanden. De gouverneur heeft bovendien
extra bevoegdheden op het gebied van de veiligheid in de zogenaamde
aangrenzende provincies
. Dit zijn er momenteel zeven in getal, te weten Batman, Bingöl,
Bitlis, Mardin, Mus, Siirt en Van.
Het al of niet van kracht zijn van de uitzonderingstoestand heeft ook
invloed op juridisch gebied. Zo is bijvoorbeeld in het Turkse Wetboek van
Strafvordering vastgelegd dat de termijn van het voorarrest van een
verdachte in gebieden waar de uitzonderingstoestand van kracht is, langer
kan zijn dan in provincies waar dit niet het geval is
.
De status van uitzonderingstoestandsprovincie brengt voor een provincie
extra financiële overheidssteun met zich mee. Om deze reden hebben sommige
provinciale overheden zich zelfs verzet tegen opheffing van de
uitzonderingstoestand.
2.5 Sociaal-economische ontwikkelingen
De Turkse economie is een vrije markteconomie, waarin echter veel staatsbedrijven opereren. Zo is ongeveer de helft van de zware industrie en het bankwezen in handen van de staat. 45 procent van de beroepsbevolking is werkzaam in de agrarische sector. Het officiële werkloosheidspercentage ligt voor 1999 op 7,3 procent. De Economist Intelligence Unit heeft de werkloosheid voor 2000 geschat op 8,3 procent. In februari 2000 noemde de Minister van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid een werkloosheidspercentage van 11,2%
. Het werkelijke werkloosheidscijfer moet hoger worden ingeschat.
De economie, die sinds een crisis in 1994 elk jaar een stijging te zien gaf,
kreeg in 1999 een grote terugslag. In dit jaar was er een negatieve
economische groei van 5,1%. De belangrijkste redenen hiervoor waren de grote
aardbeving in augustus 1999 en de tegenvallende inkomsten uit het toerisme
als gevolg van de publiciteit rond de incidenten die plaatsvonden na de
aanhouding van PKK-leider Öcalan eind 1998. De daling werd in 2000 hersteld
met een economische groei van 6,1%
.
Een van de grootste problemen van de Turkse economie is het hoge
inflatiecijfer. In het jaar 1999 was de inflatie van detailhandelprijzen
gemiddeld 65%. In het jaar 2000 is dankzij het stabilisatieprogramma van de
Turkse overheid een aanzienlijke daling te zien. Het gemiddelde
inflatiecijfer voor detailhandelprijzen kwam over het jaar 2000 uit op 56%,
waarbij de gemiddelde inflatie over de voorgaande twaalf maanden in de maand
december 2000 reeds was gedaald tot 39%.
Een andere factor die de Turkse economie negatief beïnvloedt, is de
corruptie. Uit enkele corruptieschandalen met betrekking een aantal banken
in de private sector en contracten in de energiesector eind 2000 en begin
2001 is duidelijk geworden, dat de overheid serieuze pogingen onderneemt om
de corruptie te bestrijden. Deze schandalen hebben in november 2000 tot een
economische crisis geleid, omdat het vertrouwen in de banksector sterk was
geschaad.
Een nieuwe economische crisis diende zich aan in februari 2001. Doordat een
onenigheid tussen de president en de premier tijdens in zitting van de
Nationale Veiligheidsraad in de openbaarheid kwam, nadat de premier de
zitting voortijdig verliet, verloor de bevolking het vertrouwen in de Turkse
overheid en vluchtte in buitenlandse valuta. Dit deed de rente explosief
stijgen en bracht de overheid ertoe de koers van de Turkse lira los te
laten. Deze daalde hierop 30% in waarde tegenover de dollar. De crisis heeft
een grote negatieve invloed gehad op de koopkracht van de burger.
Turkije heeft na de crisis het bovengenoemde IMF-programma losgelaten en op
14 april 2001 een nieuw - ditmaal nationaal - programma afgekondigd, om
onder leiding van de van de Wereldbank afkomstige Kemal Dervis, die is
aangesteld als minister van staat, de economie weer op de rails te krijgen.
Het programma behelst onder andere herziening van de banksector, aflossing
van de staatsschuld en verregaande privatisering. In het kader van het
programma is op 25 april 2001 de Centrale Bank krachtens wet onafhankelijk
geworden van de centrale overheid
.
De gemiddelde gezondheidsstandaard in Turkije ligt flink achter bij
West-Europa. Verstrekking van adequate gezondheidsvoorzieningen wordt
beperkt door chronische begrotingstekorten en bemoeilijkt door het feit dat
veertig procent van de bevolking in minder goed bereikbare gebieden leeft.
Het sociale zekerheidsysteem is voor slechts zestig procent van de bevolking
toegankelijk. Sociale zekerheidsinstellingen kampen met enorme financiële
problemen. Het niveau van het minimumloon, dat iedere twee jaar wordt
aangepast, is met name voor gezinnen onvoldoende om van te leven.
Behoeftigen zijn vaak aangewezen op ondersteuning van familie en anderen in
hun sociale omgeving. Ook op religieuze instellingen kan een beroep worden
gedaan.
De welvaart is in Turkije niet evenredig verdeeld. Volgens een onderzoek uit
2000
heeft ongeveer 15 procent van de bevolking maandelijks gemiddeld meer dan
2.750 US dollar te besteden. Ongeveer 18 procent van de bevolking kan per
maand minder dan 266 US dollar uitgeven. De FAO, de Voedsel- en Landbouw
Organisatie van de Verenigde Naties, heeft in juli 2000 aangegeven dat
ongeveer 13 miljoen Turken onder de armoedegrens leven
.
Er is niet alleen sprake van onevenredig grote verschillen in inkomen tussen
diverse sociale klassen, maar ook tussen verschillende regio's. West-Turkije
is aanzienlijk welvarender dan het oosten van het land. Inkomensniveaus en
levensstandaard in Oost-Turkije steken schril af bij die van het
geïndustrialiseerde noorden en westen. Zo was in 1998 het inkomen per hoofd
van de bevolking in Kocaeli (Izmit) in het geïndustrialiseerde noordwesten
7.601 US dollar per jaar, terwijl het jaarinkomen in de provincie Agri in
het uiterste oosten van Turkije 827 US dollar was
. En andere scheidslijn loopt tussen stad en platteland, waarbij het
platteland er het slechtst van af komt.
Het oost/west-onderscheid uit zich ook in een verschil in openbare
voorzieningen. Onderwijs en gezondheidszorg verkeren in Zuidoost-Turkije
mede door het personeelstekort in een zorgwekkende toestand. In de
zuidoostelijke regio zijn momenteel als direct gevolg van het conflict met
de PKK zo'n 450 scholen gesloten. In 1999 zijn er geen meldingen van nieuwe
sluitingen van scholen
. Hetzelfde geldt voor het jaar 2000.
Binnen rurale gemeenschappen waar doorgaans Koerdisch wordt gesproken is het
percentage analfabeten zeer hoog.
In Zuidoost-Turkije heeft de strijd tegen de PKK een desastreus effect gehad
op de ontwikkeling van de lokale economie. Het werkloosheidspercentage is er
extreem hoog, mede als gevolg van de slechte economische situatie in het
aangrenzende Irak. Een andere oorzaak van de slechte economische
omstandigheden en het hoge werkloosheidscijfer in het zuidoosten is te
vinden in de tijdens de uitzonderingstoestand (OHAL) ingestelde zogenaamde
'weideverboden', een verbod voor een ieder om zich op de bergweiden te
bevinden. Vele veehouders konden hierdoor hun beroep niet langer uitoefenen.
Ondanks het staken van de gewapende strijd eind 1999 is enige vorm van
economische ontwikkeling van het zuidoostelijk deel van Turkije uitgebleven.
De overheid heeft weliswaar allerlei maatregelen genomen, die het voor
ondernemers aantrekkelijk moeten maken om in het zuidoosten te investeren,
maar deze pogingen hebben tot weinig resultaat geleid
.
2.6 Samenvatting
Na de verkiezingen van april 1999 trad een coalitie aan van DSP, MHP en ANAP. Deze is thans nog steeds aan de macht. In december 1999 werd Turkije's kandidatuur voor lidmaatschap van de Europese Unie definitief bevestigd. In mei 2000 kreeg Turkije een nieuwe president, de voormalige rechter Ahmet Necdet Sezer.
Het Turkse staatsbestel is zeer centralistisch en er is maar een kleine rol weggelegd voor lokale overheden. Het leger heeft in de nationale politiek een grote stem via de Nationale Veiligheidsraad.
Tegen de islamitische Fazilet Partisi loopt een rechtszaak om de partij te verbieden. Als het daadwerkelijk komt tot een verbod, worden enkele parlementsleden uit hun functie ontheven.
In de afgelopen tijd zijn vele functionarissen van de legale HADEP aangehouden. In het jaar 2000 is het in ruim honderd gevallen tot een rechtszaak gekomen. Deze rechtszaken worden niet gevoerd op grond van het HADEP-lidmaatschap, maar op grond van door de betrokken personen gedane uitspraken of handelingen die door de overheid als separatistisch worden geïnterpreteerd. De HADEP is voorwerp van een rechtszaak waarin wordt gepoogd de partij te verbieden en is regelmatig het voorwerp van pesterijen en tegenwerking van overheidszijde. In 2000 zijn enkele malen invallen gedaan in kantoren van de partij. De druk op de HADEP is volgens zegslieden van de partij enkele maanden lang iets minder geweest, maar lijkt sinds
loed
door de jarenlange strijd tussen de veiligheidskrachten en de PKK. Veel
infrastructuur is vernietigd en een groot aantal dorpen is door het leger
ontruimd. De plattelands-bevolking is massaal naar de grote steden
getrokken, waar men onder vaak slechte omstandigheden woont aan de rand
ervan.
Na een oproep van leider Öcalan aan zijn strijders om de gewapende strijd te
staken per 1 september 1999 is de veiligheidssituatie in Zuidoost-Turkije
aanmerkelijk verbeterd en wordt gewerkt aan een herstel van de
infrastructuur aldaar. Economisch is er nog niet veel verbetering merkbaar.
Het zuidoosten ligt economisch gezien nog altijd ver achter bij het
westelijk deel van Turkije. Terugkeer naar ontruimde dorpen komt nauwelijks
op gang. De houding van de Turkse overheid jegens de PKK is door het
neerleggen van de wapens niet veranderd. Door enkele incidenten in begin
2001 lijkt het vertrouwen van de bevolking in het voortduren van de
verbeterde veiligheidssituatie enigermate geschaad.
In Turkije zijn enkele militante revolutionaire en islamistische groeperingen actief. Zij doen voornamelijk van zich spreken door het plegen van bomaanslagen. De islamistische groeperingen hebben door grootschalige campagnes van de veiligheidskrachten in de afgelopen twee jaar veel van hun slagkracht verloren. De revolutionaire groeperingen zijn na de ontruiming van de gevangenissen in december 2000 enkele malen actief geweest met aanslagen, die de hoedanigheid van wraakacties tegen deze ontruiming hadden.
Ondanks staking van de gewapende strijd en het kiezen van een meer politieke
koers door de PKK is de houding van de Turkse autoriteiten ten opzichte van
de PKK niet veranderd. PKK-leider Öcalan, die door het hoogste Turkse
gerechtshof ter dood is veroordeeld wacht in zijn cel het oordeel van het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens af.
3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
De Turkse grondwet, die dateert van 1982, erkent grondrechten als vrijheid van meningsuiting, pers, religie, vereniging en vergadering, bewegingsvrijheid, vrijheid van communicatie, recht op privacy en bezit, eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering, onmenselijke behandeling, huiszoekingen, aanhoudingen zonder bevel, arbitraire arresten, et cetera.
De grondwet kent echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te perken. Volgens artikel 13 van de grondwet mogen beperkingen van de grondrechten niet in strijd zijn met de principes van een democratische sociale orde. Hoewel het basisprincipe is dat inperking van grondrechten alleen kan worden bevolen door de rechter, worden in noodgevallen ook aan de uitvoerende macht dergelijke bevoegdheden toegekend. Deze grondwettelijke bepalingen zorgen met name voor een verregaande beperking van de grondrechten in gebieden waar de uitzonderingstoestand van kracht is. Artikel 119 van de grondwet zegt namelijk, dat in gebieden waar deze uitzonderingstoestand van kracht is, de grondrechten en individuele vrijheden worden geregeld bij wet. Volgens artikel 148 zijn decreten van de ministerraad die worden uitgevaardigd in geval van de uitzonderingstoestand, niet onderworpen aan toetsing op grondwettelijkheid door het Constitutionele Hof.
In de artikelen 243 en 245 van het Turkse Wetboek van Strafrecht wordt
foltering door politiefunctionarissen strafbaar gesteld. Artikel 254 van het
Wetboek van Strafvordering voorziet erin, dat bewijzen die door de
vervolgende instantie op onrechtmatige wijze verkregen zijn niet in de
strafrechtelijke procedure mogen worden gebruikt. Ook in de op 1 oktober
1998 door de premier uitgebrachte Richtlijn voor Aanhouding,
Inverzekeringstelling en Verhoor
zijn bepalingen opgenomen die het schenden van mensenrechten tijdens het
voorarrest moeten terugdringen .
In artikel 11 van de Wet op de Uitzonderingstoestand onder nummer 2935
worden onder andere de bewegingsvrijheid, de vrijheid van vereniging en
vergadering en de vrijheid van meningsuiting sterk ingeperkt door de grote
bevoegdheden die op deze punten worden toebedeeld aan de gouverneur van het
gebied waar de uitzonderingstoestand van kracht is
.
De artikelen 155, 159 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 8 van
de Wet op de Bestrijding van Terreur worden gebruikt voor het strafbaar
stellen van verbale meningsuitingen. Openbare aanklagers hebben een tijdlang
geprobeerd deze uitingen strafbaar te laten stellen krachtens artikel 169
van de strafwet (steun aan een illegale organisatie), maar de rechtbanken
hebben door een aantal vrijspraken bij dergelijke tenlasteleggingen laten
blijken, hier niet in mee te willen gaan.
Turkije is toegetreden tot de meeste internationale overeenkomsten ter
bescherming van de mensenrechten. In een aantal gevallen heeft Turkije bij
de ratificatie van de verdragen een gedeeltelijk voorbehoud gemaakt. In
augustus 2000 heeft Turkije het Internationale Convenant inzake Burgerlijke
en Politieke Rechten en het Internationale Convenant inzake Economische,
Sociale en Culturele Rechten ondertekend. Omdat ratificatie tot op heden nog
niet heeft plaatsgevonden, is nog niet duidelijk of hierbij voorbehouden
worden gemaakt. Op 18 april 2001 heeft Turkije Protocol 12 bij het Europese
Verdrag voor de Rechten van de Mens inzake de preventie van alle vormen van
discriminatie getekend
.
Er zijn enkele instrumenten ter bescherming van de mensenrechten die door
Turkije niet ondertekend zijn. Dit zijn onder andere Protocol 6 bij het
Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens inzake de afschaffing van de
doodstraf, het Raamverdrag van de Raad van Europa voor de Bescherming van
Nationale Minderheden, het Statuut van het Internationale Strafgerechtshof
en het VN Verdrag inzake de Eliminatie van alle Vormen van Raciale
Discriminatie. In het Nationale Programma van 19 maart 2001 heeft Turkije
aangegeven het laatstgenoemde verdrag op korte termijn te willen
ondertekenen
.
Turkije erkent de jurisdictie van het Europese Hof voor de Mensenrechten.
Turkse onderdanen kunnen wanneer alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput
een klacht met betrekking tot schending van het Europees Verdrag tot
Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden indienen
bij het Europese Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg. Het aantal
klachten van Turkse onderdanen bij het Hof in de periode van 1 november 1998
tot 29 juni 2000 ligt boven de 2.500
. Turkije heeft in 1999 alle achttien zaken tegen haar die werden behandeld,
verloren en is in 2000 twaalf maal door het Europees Hof voor de
Mensenrechten veroordeeld, waarbij Turkije steeds wordt veroordeeld tot het
betalen van aanzienlijke schadevergoedingen aan de gedupeerden. Tot op heden
heeft Turkije in één zaak geweigerd aan het vonnis gehoor te geven
.
De veroordelingen in 1999 betroffen vrijwel alle schendingen van het recht
op vrijheid van meningsuiting van gevallen uit de vroege jaren 1990. De
veroordelingen in 2000, die zaken uit de jaren 1992-1996 betroffen, omvatten
onder meer verdwijningen, buitengerechtelijke executies, sterfgevallen in
detentie, foltering en onderdrukking van vrijheid van meningsuiting.
3.2 Toezicht
Overheid
In juli 1997 is een minister van staat voor de mensenrechten aangesteld, die eveneens voorzitter is van de Hoge Raad voor de Mensenrechten. Deze raad bestaat verder uit staatssecretarissen van Algemene Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Onderwijs en Volksgezondheid. Het secretariaat van de Raad is gevestigd op het ministerie van Algemene Zaken. De Raad laat in heel het land onderzoeken doen naar schendingen en onderhoudt daartoe contact met maatschappelijke organisaties. Op basis daarvan wordt de regering geadviseerd over verbetering van het mensenrechtenbeleid en mogelijke aanpassingen van wetgeving.
Eind 2000 heeft de minister van staat die verantwoordelijk is voor de
mensenrechten gelast dat er op de kantoren van alle afzonderlijke
provincie-gouverneurs een zogenaamd 'petitiebureau voor de mensenrechten'
moet komen. Hier kunnen burgers terecht met klachten over schendingen.
Thans zijn in onder andere in de provincies Diyarbakir en Sanliurfa
dergelijke bureaus geopend. In de provincie Gaziantep is in hetzelfde kader
een speciaal telefoonnummer geopend om mensenrechtenschendingen te melden
. De bureaus zijn administratief ondergebracht onder de provinciegouverneur.
In de uitvoerende raden die de klachten nader onderzoeken hebben onder
andere het hoofd van de jandarma, de directeuren van de afdeling onderwijs,
gezondheidszorg en sociale zekerheid, een advocaat en enkele ngo's zitting.
Mensenrechten-ngo's zijn echter niet vertegenwoordigd. Er bestaat nog
onduidelijkheid over diverse bevoegdheden binnen de nieuwe bureaus. Of de
bureaus daadwerkelijk een bijdrage zullen leveren aan het toezicht op de
mensenrechtensituatie zal nog moeten blijken.
Sinds december 1990 is een door het Turkse parlement in het leven geroepen
Parlementaire Onderzoekscommissie voor de Mensenrechten actief. Deze
commissie ziet toe op toepassing van nationale wetgeving en internationale
verdragen op het gebied van mensenrechten in zowel binnen- als buitenland.
Ook bezoekt de commissie gevangenissen en rapporteert zij aan het parlement
over foltering, mishandeling en misstanden. In de commissie hebben 25
parlementsleden van zowel regerings- als uit oppositiepartijen zitting
.
In mei 2000 heeft de commissie een achttal lijvige rapporten gepubliceerd,
waarin zij haar bevindingen van inspecties in diverse politiële en
justitiële inrichtingen in de provincies Istanbul, Erzurum, Erzincan,
Sanliurfa, Elazig en Tunceli in 1998 en 2000 rapporteert
. Blijkens de rapporten werden in diverse verhoorruimten werktuigen die
werden gebruikt voor foltering aangetroffen en verklaarde een groot aantal
van de door de commissie gehoorde gedetineerden dat ze slachtoffer waren
geweest van foltering. De commissie concludeert in de afzonderlijke
rapporten herhaaldelijk dat foltering en onmenselijke behandeling
wijdverbreid is, dat het recht van verdachten op een advocaat regelmatig
wordt geschaad, dat de fysieke omstandigheden in gevangenissen nog veel te
wensen overlaten en dat veel plegers van folteringen niet strafrechtelijke
worden vervolgd. In de rapporten wordt gesteld dat de werkelijke
verantwoordelijken voor deze feiten de provinciegouverneurs en officieren
van justitie zijn. In de provincie Tunceli constateerde de commissie in de
afgelopen twee jaar grote verbeteringen.
In oktober 2000 werd de voorzitter van de commissie, Sema Piskinsüt, onder
wier leiding de rapporten tot stand waren gekomen, vervangen door Hüseyin
Akgül, een parlementslid voor de nationalistische MHP, die brede steun vindt
in politiekringen. Haar vervanging wordt door waarnemers in verband gebracht
met haar voortvarende en kritische houding. De nieuwe voorzitter Akgül
verklaarde, dat de commissie haar werkzaamheden op dezelfde wijze zou
voortzetten, maar voegde daar aan toe dat foltering niet het enige was
waarover de commissie zich moet buigen. In januari 2001 is een subcommissie
ingesteld, die de inval in de gevangenissen van eind 2000 en de zogenaamde
F-type gevangenissen moet gaan onderzoeken.
Lokale ngo's
In Turkije zijn verschillende non-gouvernementele organisaties actief op het
gebied van mensenrechten. Twee van de meest vooraanstaande zijn de Stichting
voor Mensenrechten in Turkije (TIHV
) en de Vereniging voor Mensenrechten (IHD
).
De IHD is opgericht in 1986 en stelt zich als algemeen doel de mensenrechten
in Turkije te bevorderen. De organisatie houdt zich voornamelijk bezig met
het verzamelen en verifiëren van gegevens over schendingen van
mensenrechten. In maandrapporten en persbulletins maakt de IHD melding van
aanhoudingen, folteringen, verdwijningen tijdens voorarrest, schendingen van
de vrijheid van meningsuiting e.d. Met financiële ondersteuning van
EU-lidstaten organiseert de IHD cursussen voor leerkrachten en juristen,
onder meer op het gebied van procedures met betrekking tot het individuele
klachtrecht. De IHD heeft meer dan vijftig lokale afdelingen verspreid over
geheel Turkije. Binnen de IHD is een zeer sterke Koerdische stroming
aanwezig die nauwe banden onderhoudt met de Turks-Koerdische oppositie.
De TIHV, die in 1990 is voortgekomen uit de IHD, beheert in Turkije een vijftal medische centra in de steden Adana, Ankara, Diyarbakir, Istanbul en Izmir, waar slachtoffers van foltering terecht kunnen. De stichting maakt gebruik van artsen, die sporen van foltering of mishandeling documenteren. De TIHV beschikt over een documentatiecentrum en publiceert dagelijkse en maandelijkse rapporten over de mensenrechtensituatie in Turkije.
Naast IHD en TIHV zijn vele mensenrechtenorganisaties actief. De Turkse
Democratie Stichting (TDV
) en de Helsinki Citizens Assembly (HCA) werken vanuit respectievelijk
Istanbul en Ankara. De HCA organisatie heeft half april 2001 besloten haar
kantoor in Istanbul tijdelijk te sluiten wegens intimidatie door de Turkse
politie in verband met vermeende steun aan de hongerstakers in de F-type
gevangenissen. Het bestuur van de organisatie heeft zelf tot deze tijdelijke
sluiting van enkele weken besloten.
Mazlum-Der
is een organisatie met een islamitische invalshoek, die zestien afdelingen
heeft in heel Turkije. Een zesde mensenrechtenorganisatie is de Vereniging
van Hedendaagse Juristen (ÇHD
). Ook zijn er mensenrechtencentra verbonden aan Turkse universiteiten.
De IHD wordt door de autoriteiten, met name de veiligheidskrachten,
regelmatig lastiggevallen en in haar activiteiten belemmerd. In de afgelopen
jaren zijn enkele IHD regiokantoren gesloten en zijn tegen diverse IHD
functionarissen strafzaken aanhangig gemaakt wegens separatistische
propaganda of steun aan illegale organisaties. Eind 2000 heeft de Turkse
legertop naar aanleiding van een aantal krantenberichten toegegeven dat zij
in 1998 een lastercampagne heeft geïnitieerd tegen onder andere
mensenrechtenactivisten, en dan met name de IHD en de toenmalige voorzitter
Akin Birdal. Overigens heeft het leger hieraan toegevoegd dat het plan voor
de campagne nooit ten uitvoer is gebracht
.
IHD-voorzitter Akin Birdal moest in maart 2000 aantreden voor een straf die
stamde uit 1998. Omdat hij door een aanslag op zijn leven in 1998 nog steeds
er zwak was, was hij volgens de autoriteiten pas in 2000 in staat om zijn
straf uit te zitten. Birdal is op 23 september 2000 op vrije voeten gesteld
nadat hij zijn straf had uitgezeten. Er lopen momenteel nog enkele andere
rechtszaken tegen hem. In alle gevallen gaat het om berechting wegens door
Birdal gedane uitspraken in het openbaar. Er is ten minste één rechtszaak
bekend waarin Birdal heeft kunnen profiteren van de in december 2000
afgekondigde amnestie
. In februari 2001 is Nazmi Gür, secretaris-generaal van de IHD door de
eerste kamer van de Staatsveiligheidsrechtbank te Ankara vrijgesproken van
de aanklacht 'steun aan een terroristische organisatie'.
Op 10 april 2001 meldt Amnesty International dat Eren Keskin en Osman
Baydemir, beiden advocaat en voorzitter van de IHD-afdelingen van Istanbul
respectievelijk Diyarbakir, sinds eind 2000 regelmatig telefonisch met de
dood worden bedreigd door onbekenden
.
In 1999 en 2000 zijn diverse IHD kantoren, waaronder de regiokantoren in
Mardin en Gaziantep voor perioden van drie maanden gesloten geweest
. In de periode tussen 28 november 2000 en 2 januari 2001 zijn zes IHD
regiokantoren in de provincies Malatya, Gaziantep, Van, Konya, Izmir en
Bursa gedwongen gesloten. De aanleiding hiertoe was de vermeende
betrokkenheid van de IHD bij de hongerstakingen en gevangenisopstanden eind
2000. Alleen de afdeling Izmir is inmiddels weer geopend. De afdeling
Diyarbakir, die sinds 1997 met een kleine onderbreking in april en mei 2000
gesloten was, is sinds 11 oktober 2000 weer open. Ook de kantoren in Bursa
en Konya zijn inmiddels weer geopend, zodat er thans nog vier kantoren
gesloten zijn.
Andere afdelingskantoren van de IHD werden door de politie binnengevallen.
Op 22 december nam de politie een grote hoeveelheid materiaal in beslag bij
een inval in het regionale kantoor voor de provincie Ankara. In januari 2001
was het IHD-hoofdkantoor in Ankara aan de beurt, nadat in de media berichten
waren verschenen dat de IHD financiële steun zou ontvangen van aartsrivaal
Griekenland.
Uit het materiaal dat bij deze invallen in beslag is genomen heeft de Turkse
justitie de conclusie getrokken dat de IHD zich schuldig heeft gemaakt aan
steun aan de revolutionaire organisaties DHKP/C, TKP/ML en MLKP, die alle
betrokken waren bij de gevangenisopstanden en hongerstakingen eind december.
Als gevolg hiervan is tegen het gehele bestuur van de afdeling Ankara en
enkele andere IHD-medewerkers een strafrechtelijk proces aanhangig gemaakt,
waarbij ze worden beschuldigd van overtreding van artikel 169 van het
Wetboek van Strafrecht, dat steun aan illegale organisaties betreft. De
eerste zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2001. Ter zitting is de
zaak verdaagd naar 19 maart 2001 en op deze zitting wederom verdaagd naar 5
mei
.
Ook tegen het hoofdbestuur van de IHD is wegens ondersteuning van de
hongerstakers in de gevangenissen op grond van artikel 169 van de strafwet
strafvervolging ingesteld bij de staatsveiligheidsrechtbank in Ankara.
In februari 2001 is door de openbare aanklager een proces aangespannen om de IHD te verbieden. De aanklacht luidt dat de IHD zich door de activiteiten in verband met de hongerstakingen en opstanden in de gevangenis zou hebben beziggehouden met zaken die niet in haar statuten en doelstelling zijn opgenomen. De eerste zitting in deze zaak was op 22 maart 2001.
Bovenstaande feiten vormen een indicatie, dat de overheid probeert op deze wijze de activiteiten van de IHD aan banden te leggen.
Ook de druk op de TIHV lijkt in de afgelopen tijd toegenomen. Bij de
Staatveiligheidsrechtbank te Izmir waren twee zaken aanhangig gemaakt tegen
artsen van de TIHV en enkele andere medewerkers, die ervan worden
beschuldigd de PKK te steunen. De meesten zijn inmiddels echter
vrijgesproken. De lokale autoriteiten in Izmir, waar een van de
belangrijkste medische centra van de stichting gevestigd is, laten niet na
de organisatie onder druk te zetten.
Ook Mazlum-Der heeft van tijd tot tijd te maken met weerstand van de zijde
van de overheid. Zo zijn in januari en mei 1999 de regiokantoren in
Sanliurfa respectievelijk Malatya voor onbepaalde tijd gesloten
. Het kantoor in Sanliurfa is in april 2000 heropend, maar het kantoor in
Malatya is vooralsnog gesloten
.
Internationaal
Toezicht op naleving van de mensenrechten door diplomaten en
vertegenwoordigers van internationale mensenrechtenorganisaties is mogelijk.
Zo werkt de Turkse overheid mee aan onaangekondigde bezoeken van het onder
auspiciën van de Raad van Europa ingestelde 'Committee for the Prevention of
Torture' (CPT) aan gevangenissen e.d. In het verleden heeft Turkije
herhaaldelijk geweigerd CPT-rapporten vrij te geven voor publicatie of heeft
de toestemming hiertoe pas jaren na het bezoek gegeven. Hierin is in
december 2000 verandering gekomen toen de Turkse overheid toestemming gaf
tot publicatie van het CPT-rapport aangaande het bezoek van 27 februari tot
en met 3 maart 1999 en de preliminaire observaties van de CPT aangaande het
bezoek van 16 tot en met 24 juli 2000
. Op 16 maart 2001 is naast de preliminaire observaties van het CPT-bezoek
van december 2000 en januari 2001 ook een rapport van een CPT-missie uit
1996 vrijgegeven
.
Ook de speciale rapporteurs van de Verenigde Naties krijgen bij hun bezoeken
aan Turkije medewerking van de Turkse overheid. Een uitzondering heeft de
afgelopen tien jaar gegolden voor de speciale VN-rapporteur
buitengerechtelijke executies. Na 1991 heeft deze geen toestemming van de
autoriteiten kunnen krijgen om Turkije te bezoeken. In februari 2001 is hier
verandering in gekomen. Speciaal rapporteur mw. Asma Jihangir heeft toen
Turkije bezocht en onder andere onderzoek gedaan naar recente verdwijning
van de twee HADEP-functionarissen in de stad Silopi
.
Mensenrechtenrapporteurs kunnen in beginsel vrij met individuele burgers
spreken. In het zuidoosten kan dergelijke monitoring wel op soms
aanzienlijke beperkingen door de autoriteiten stuiten. Vooral in het
zuidoosten van Turkije komt intimidatie van medewerkers van lokale
mensenrechtenorganisaties en hun gesprekspartners van tijd tot tijd voor.
3.3 Naleving en schendingen
De Turkse grondwet garandeert vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid wordt ingeperkt door de artikelen 155 (het volk aanzetten tot burgelijke ongehoorzaamheid of vervreemden van het militaire apparaat), 159 (belediging van leger, parlement en andere staatsinstellingen) en 312 (aanzetten tot haat op grond van ras, religie) van het Wetboek van Strafrecht en artikel 8 van de Wet op de Bestrijding van Terreur (propaganda tegen de ondeelbare eenheid van staat en volk). De laatste tijd komen voor verbale of geschreven delicten ook veroordelingen wegens artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht (steun aan een illegale organisatie) voor. Uit statistieken afkomstig van het Turkse Justitiële Register (Turks: Adli Sicil) blijkt dat in het jaar 1999 480 rechtszaken aanhangig zijn gemaakt wegens overtreding van artikel 312 van de strafwet, en 307 zaken wegens overtreding van artikel 159. Wegens overtreding van artikel 155 is in dat jaar slechts één rechtszaak aanhangig gemaakt bij een niet-militaire rechtbank .
In Turkije is een zeer groot aanbod van media aanwezig. Er bestaat een groot aantal landelijke dagbladen en een breed scala aan lokale dagbladen . Ook bestaan er naast de staatsradio en -televisie vele nationale en lokale radio- en televisiestations, die praktisch de gehele bevolking tot in de verste uithoeken van het land bereiken. Internet is op brede schaal beschikbaar.
Een aanzienlijk deel van de media is in handen van één bedrijf, de overwegend staatsgetrouwe Dogan-mediagroep. In de afgelopen maanden is een aantal andere mediabedrijven in de financiële problemen geraakt, waardoor er duizenden ontslagen vielen onder journalisten.
In de media wordt regelmatig vrijuit forse kritiek geuit op de overheid en het bestuurlijk apparaat. Dit kan ongestraft gebeuren. Beperkingen van de vrijheid van meningsuiting bestaan met name op de twee gebieden die door het politieke en militaire establishment als grootste bedreiging voor de staat worden gezien namelijk het Koerdisch separatisme
en het islamistisch fundamentalisme
. Een ieder die zich in deze kwesties in het openbaar kritisch uitlaat, loopt het risico op strafvervolging. In het jaar 2000 zijn in het totaal 50 journalisten aangehouden en kort daarop weer vrijgelaten en zijn 13 journalisten in voorarrest genomen
.
Vele malen is tegen mensenrechtenactivisten, politici en anderen die zich in het openbaar hebben uitgelaten over de Koerdische kwestie, de rol van de islam in de samenleving of andere gevoelige kwesties zoals de rol van het leger of de dood van duizenden Armeniërs in het begin van de twintigste eeuw een strafrechtelijk proces aangespannen op grond van de bovengenoemde wetsartikelen, met name artikel 312. Het komt regelmatig tot veroordelingen, maar vrijspraak komt vooral in prominente gevallen met grote media aandacht steeds vaker voor. Zo zijn op 23 december 2000 Dogu Perinçek, voorzitter van de Arbeiderspartij (IP) en ex-IHD voorzitter Akin Birdal vrijgesproken van (verbale) steun aan de PKK (artikel 169). De laatste was op 14 december 2000 ook al vrijgesproken van een overtreding van artikel 312.
Tegen Birdal is in februari 2001 echter weer een andere zaak aanhangig
gemaakt, ditmaal wegens uitspraken die hij deed omtrent de dood en
deportatie van vele Armeniërs ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. De zaak
is op 19 april 2001 verdaagd naar 31 mei .
Op grond van artikel 312 is het in 2000 onder andere gekomen tot rechtszaken
tegen de voormalige RP-leider Necmettin Erbakan en de Syrisch-orthodoxe
priester Yusuf Akbulut. Erbakan is in maart 2000 veroordeeld tot een jaar
gevangenisstraf. Hij kon echter gebruik maken van de in december 2000
afgekondigde amnestieregeling, die onder andere alle delicten gepleegd door
het gesproken of geschreven woord behelst, nog voordat hij zijn straf was
aangetreden. Akbulut had in november 2000 in een gesprek met een journalist
verklaard, dat ook de Syrisch-orthodoxen slachtoffer waren geworden van de
Armeniërmoord in het begin van de twintigste eeuw
. Hij is na twee eerdere rechtszittingen op de zitting van 5 april 2001, na
vordering hiertoe door de officier van justitie, vrijgesproken, met de
motivering dat hij niet handelde met de intentie om aan te zetten tot haat
en dat de woorden van de verdachte vielen onder de vrijheid van
meningsuiting
.
Op 12 april 2001 stond de journalist Fehmi Koru terecht wegens overtreding
van artikel 312 strafwet. In een televisieuitzending interpreteerde hij de
aardbeving van augustus 1999 als een straf van God. Dit levert volgens de
aanklager 'aanzetten tot haat op grond van religie' op. De zaak is verdaagd
naar 21 juni 2001.
Op grond van hun inhoud zijn in de afgelopen jaren een groot aantal
publicaties zoals boeken en kranten verboden. Op grond van een gewraakt
artikel kan een verschijnings-verbod voor bepaalde tijd of een definitief
verbod worden opgelegd. Schrijvers en uitgevers van dergelijke publicaties
worden regelmatig strafrechtelijk vervolgd. In de eerste acht maanden van
het jaar 2000 is een aantal van 211 publicaties verboden of in beslag
genomen. In de eerste acht maanden van 1999 lag dit aantal op 217
.
In mei 2000 is de Turkstalige pro-Koerdische krant Özgür Bakis definitief
verboden. De krant werd onmiddellijk opgevolgd door de nieuwe krant Yeni
Gündem, die sinds zijn verschijnen reeds vele malen is geconfisceerd en
waartegen reeds 45 rechtszaken lopen op grond van diverse artikelen
. De uitgever van deze krant heeft overigens op 31 maart 2001 de publicatie
ervan gestaakt, naar eigen zeggen omdat er een te klein lezerspubliek voor
was, en omdat de financiële druk van alle in bovengenoemde rechtszaken
opgelegde boetes te hoog was geworden
. In maart 2001 werd de linkse krant Yeni Evrensel voor een week verboden
wegens een artikel dat refereerde aan foltering door de veiligheidskrachten
. Op 17 april 2001 volgde voor de krant nog eens een verbod van drie dagen
en een geldboete
.
Nadire Mater, de schrijfster van 'Mehmedin Kitabi' (Het boek van Jan
Soldaat), een boek waarin veertig interviews zijn opgenomen met
dienstplichtigen die in de periode tussen 1984 en 1998 hebben gediend in het
zuidoosten van Turkije, heeft in 2000 samen met haar uitgever terecht
gestaan wegens belediging van het leger. Ze is in september 2000
vrijgesproken en haar boek is in Turkije weer vrij verkrijgbaar
.
Op 4 april 2001 zijn Mehmet Uzun en Hasan Öztoprak, de schrijver en uitgever
van het in het Koerdisch geschreven en later in het Turks vertaalde boek
"Licht als de Liefde, Donker als de Dood", vrijgesproken van de
beschuldiging met dit boek de PKK te steunen. Mensenrechtenactivisten die de
rechtszitting hadden bijgewoond, reageerden verheugd op de uitspraak
.
Een aantal activisten wordt thans vervolgd, omdat zij hebben geparticipeerd
in de totstandkoming van een boek over de vrijheid van meningsuiting
'Vrijheid van Meningsuiting 2000'. Hun zaak is aanhangig bij de
Staatsveiligheidsrechtbank te Ankara, waar zij worden aangeklaagd voor
overtreding van artikel 169 van het Wetboek van Strafrecht, steunverlening
aan de PKK. Ruim 70.000 Turken ondertekenden een petitie ter ondersteuning
van het boek. Zij zijn allen opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen.
Hierdoor is de zaak nog niet afgerond.
In 1999 is een wet uitgevaardigd waarbij een ieder die was veroordeeld voor
een delict gepleegd via de media, in vrijheid werd gesteld onder de
voorwaarde dat binnen drie jaar geen vergelijkbaar delict zal worden
gepleegd. Hierdoor kwamen 21 personen vrij
. Op 20 september 2000 verklaarde het Constitutionele Hof deze wet
ongrondwettelijk, omdat het gelijkheidsprincipe geschaad zou zijn. Het
parlement kreeg de opdracht mee om binnen een jaar met een nieuwe wet te
komen die deze ongelijkheid zou opheffen en dus breder van omvang moet zijn
.
Hierin is voorzien in de vorm van een artikel in de zogenaamde amnestiewet
van 21 december 2000
. Hierin is de bewuste wet zodanig gewijzigd, dat het bereik zich thans
uitstrekt tot een ieder die zich voor 23 april 1999 heeft schuldig gemaakt
aan openbare uitspraken - en dus niet alleen via de media - die een
strafbaar feit opleveren. Tevens is de proeftijd van drie jaar komen te
vervallen
. Hierdoor is eind 2000 een groot aantal mensen op vrije voeten gekomen en
is voor velen de strafvervolging stopgezet. Hiervan heeft onder meer de
voormalig RP-leider Necmettin Erbakan geprofiteerd.
Onder de bevoegdheden van de gouverneur voor het
uitzonderingstoestandsgebied valt onder ander het verbieden van het
binnenbrengen, de verspreiding en de verkoop van diverse publicaties in het
gebied. Zo zijn het dagblad Yeni Gündem en nog enkele andere Turks- en
Koerdischtalige pro-Koerdische periodieken in het
uitzonderingstoestandsgebied niet verkrijgbaar. Overigens zijn deze ook in
het desbetreffende gebied via het internet vrijelijk te raadplegen. De
gouverneur van het gebied waar de uitzonderingstoestand van kracht is, kan
bij het ministerie van Binnenlandse Zaken een verspreidingsverbod vragen
voor nieuws waarvan hij denkt dat dit de situatie in het gebied niet juist
weergeeft. Dit heeft tezamen met de mogelijke strafvervolging geleid tot een
hoge mate van zelfcensuur bij de diverse media.
Radio- en televisieuitzendingen worden gecontroleerd door de Hoge Raad voor
Radio en Televisie, de RTÜK. Deze raad volgt nauwlettend de uitzendingen en
beslist regelmatig tot sluiting van radio- en televisiestations voor kortere
of langere tijd, op grond van beledigend en grof taalgebruik, laster,
separatistische propaganda en het uitzenden in de Koerdische taal
. De raad heeft in 2000 totaal 4832 dagen uitzendverbod opgelegd aan 143
televisie- en 77 radiostations
. Met name wegens de verslaggeving rond de hongerstakingen en
gevangenisopstanden eind 2000 hebben veel radiozenders een uitzendverbod
opgelegd gekregen, dat in sommige gevallen opliep tot 18 dagen
.
Voor commerciële televisiezenders stelt de RTÜK in de toekomst nog maar elf
uitzendfrequenties beschikbaar, waarvoor in tegenstelling tot voorheen
betaald moet gaan worden. De mogelijkheid om een licentie hiervoor aan te
vragen liep af op 26 april 2001. Zestien landelijke commerciële zenders
hebben een aanvraag ingediend
. De RTÜK heeft laten weten dat zenders die een licentie krijgen, zich
moeten houden aan Inspanningsverklaring Nationale Uitzendlicenties (Turks:
Ulusal Yayin Lisans Taahütnamesi), waarin onder andere zou staan dat op
prime time meer educatieve en culturele programma's moeten worden
uitgezonden
. Door een vonnis van de Raad van State (Turks: Danistay) op 25 april 2000
kon de RTÜK de frequenties niet toewijzen. De RTÜK heeft dertig dagen de
tijd gekregen, om een schriftelijke verdediging aan de Raad van State te
overleggen. Hierna wordt opnieuw vonnis gewezen en wordt bekend of de
frequentieverdeling doorgang kan vinden
.
Al het onderwijs dient in overeenstemming te zijn met de beginselen van de
Turkse republiek. De grondprincipes van de republiek mogen ook in
wetenschappelijk onderzoek niet worden bestreden. De academische vrijheid
wordt hierdoor beperkt. Er bestaat een centrale Hoge Raad voor het Onderwijs
(YÖK), die zich onder andere bezighoudt met het benoemen van de decanen van
universiteiten. Deze raad, waarvan ten minste één van de leden is benoemd
door de legertop
, is ook bevoegd tot het ontslaan van universitaire docenten en
onderzoekers, waarvoor zij een speciale tienkoppige Raad van Experts heeft.
Op 16 maart 2001 heeft de YÖK aan de Fatih-Universiteit in Istanbul een
verbod opgelegd om voor het aankomend academisch jaar nieuwe studenten op te
nemen. Ook deelde de YÖK mede dat de universiteit gesloten zou worden,
indien niet snel maatregelen 'op bepaalde punten' genomen zouden worden. De
universiteit zou te islamitisch van inslag zijn
. De kwestie heeft tot furieuze reacties geleid en diverse parlementsleden
hebben gezegd dat de Raad zijn boekje te buiten is gegaan. Op 22 maart 2001
is de kwestie buiten de agenda om in het Parlement besproken.
In het verleden zijn diverse professoren ontslagen wegens onder andere
pro-islamitische publicaties. De universiteiten zijn vrij in het vaststellen
van eigen onderzoeksprogramma's, maar er bestaat een hoge mate van
zelfcensuur op het punt van gevoelige kwesties met name bij faculteiten als
politicologie en geschiedenis.
De vrijheid van vereniging en vergadering is grondwettelijk gegarandeerd
maar kent een aantal beperkingen.
Krachtens wet
hoeft voor het houden van een demonstratie niet om toestemming te worden
verzocht, maar moeten bijeenkomsten wel minstens 72 uur van tevoren
schriftelijk worden aangemeld bij de gouverneur van de desbetreffende
provincie of het district, voorzover deze plaatsvinden buiten het gebouw
waar een organisatie haar vaste zetel heeft. Hetzelfde geldt voor het
verspreiden van pamfletten, het afgeven van persverklaringen of het
uitbrengen van publicaties
. De gouverneur geeft aan de organisatoren een ontvangstbevestiging, die
voldoende is om de demonstratie te houden. Bij weigering tot afgifte hiervan
wordt dit door een notaris schriftelijk vastgelegd en wordt de notariële
akte beschouwd als ontvangstbevestiging
.
Het komt echter regelmatig tot een verbod op het houden van de geplande
demonstraties. Een verbod moet ten minste 24 uur voor aanvang van de
demonstratie door de gouverneur aan de organisatoren worden bekendgemaakt
. De Turkse autoriteiten kunnen de organisatoren ook verplicht stellen dat
bepaalde bijeenkomsten alleen op bepaalde plaatsen worden georganiseerd. Er
kan ook een demonstratieverbod van maximaal drie maanden voor een geheel
gebied worden afgekondigd. De gouverneur van de provincie Ankara heeft op 11
april 2001 van deze laatstgenoemde mogelijkheid gebruik gemaakt door een
demonstratieverbod voor een maand op te leggen
. Kort daarvoor was het gekomen tot massademonstraties naar aanleiding van
de economische crisis in Turkije.
Redenen voor verbod van een demonstratie zijn in de wet vastgelegd. Deze
behelzen verstoring van de openbare orde, de nationale veiligheid,
activiteiten gericht tegen de hoedanigheid van de republiek, mogelijk
gebruik van geweld, bedreiging van de ondeelbare eenheid van de Turkse staat
. Verenigingen en vakbonden mogen geen demonstraties organiseren inzake
onderwerpen die niet onder hun doelstellingen vallen
. Deze bepalingen zorgen voor een ruim potentieel voor verbod op
demonstraties.
Bijeenkomsten die ondanks een verbod toch worden gehouden, worden door de
veiligheidskrachten beëindigd. Hierbij is in het verleden regelmatig geweld
gebruikt. Volgens het rapport over het jaar 2000 van het US State Department
is het gebruik van geweld door de veiligheidskrachten bij het beëindigen van
demonstraties sinds eind 1999 aanzienlijk afgenomen, zodat in het jaar 2000
nog maar in enkele gevallen sprake is geweest van het gebruik van geweld
. Ook kan strafvervolging worden ingesteld wegens het houden van verboden
demonstraties.
Recente voorbeelden waar politieoptreden wel met geweld gepaard is gegaan,
zijn de demonstraties tegen de invoering van een nieuw type cellengevangenis
in de tweede helft van 2000
. De oproerpolitie heeft hier enkele malen hardhandig opgetreden tegen de
demonstranten en vele arrestaties verricht. De meeste arrestanten zijn na
korte tijd weer vrijgelaten. Demonstraties voor de Koerdische zaak zijn
sinds eind 1999 nauwelijks meer voorgekomen. De demonstraties voor de
vrijlating van PKK-leider Öcalan op 15 februari 2001, de tweede verjaardag
van zijn arrestatie, hebben slechts op beperkte schaal plaatsgevonden.
Hierbij zijn wel weer arrestaties verricht.
In voorgaande jaren is door de autoriteiten altijd hard opgetreden tegen
openbare bijeenkomsten ter gelegenheid van Newroz
, het door Koerden, Perzen en in Centraal-Azië gevierde nieuwjaar op 21
maart. In 2000 is echter in veel steden geen verbod opgelegd voor
manifestaties, die overigens vredig bleken te verlopen. In Diyarbakir waren
meer dan 80.000 personen aanwezig. Alleen in Istanbul heeft de
provinciegouverneur een manifestatie verboden op grond van het feit dat in
de aanvraag voor het houden van de manifestatie het woord 'Newroz' met de
letter 'w' was gespeld, een letter die niet in het Turkse maar wel in het
Koerdische alfabet voorkomt
.
Ook in het jaar 2001 is Newroz over het algemeen rustig verlopen. Behalve in
Siirt en Istanbul was de organisatie van festiviteiten door de HADEP voor
het tweede achtereenvolgende jaar op brede schaal toegestaan. De in bijna
alle plaatsen door de HADEP georganiseerde bijeenkomsten trokken vele
duizenden deelnemers
. Incidenten vonden plaats in Istanbul, Siirt, Antalya en Mersin, waar de
politie ingegrepen zou hebben toen deelnemers begonnen met stenen naar
auto's te gooien of leuzen voor de PKK of PKK-leider Öcalan begonnen te
roepen
. In Istanbul werden meer dan 100 en in Mersin 39 personen aangehouden,
waarvan er in het laatste geval 32 binnen korte tijd weer werden
vrijgelaten.
Vrijheid van vereniging wordt beperkt doordat verenigingen en ngo's eerst
hun statuten ter goedkeuring moeten voorleggen aan de autoriteiten. Hierbij
bestaat een groot aantal bureaucratische hobbels, zodat een aanvraag vaak
veel tijd in beslag neemt
. Verenigingen en ngo's kunnen verboden worden, indien zij activiteiten
ontplooien die vallen buiten de in hun statuten genoemde activiteiten. Ook
mogen zij geen geld aannemen van vreemde mogendheden. Deze punten spelen
onder andere een rol bij het thans dreigende verbod op de
mensenrechtenorganisatie IHD
.
De International Federation for Human Rights meldt in haar rapport over het
jaar 2000, dat in verband met deze regel een groot aantal ngo's verboden is
wegens politieke activiteiten of de inhoud van toespraken gehouden bij
openbare gelegenheden
. Ngo's mogen alleen na toestemming van de ministerraad een verband aangaan
met internationale ngo's en ngo's van buiten Turkije kunnen alleen
activiteiten in het land verrichten na toestemming van het ministerie van
Binnenlandse Zaken.
Op 12 januari 2001 oordeelde de Danistay, de Turkse beroepsrechtbank in
bestuursrechtelijke zaken, dat het Directoraat voor Stichtingen onterecht de
sluiting van de afdelingen van de islamitische jeugdbeweging Milli Gençlik
Vakfi had gelast
. Alle 60 afdelingen van de MGV, een organisatie die destijds door RP-leider
Erbakan was geadopteerd en in feite fungeerde als opleidingscentrum voor het
RP-kader, waren in de tweede helft van het jaar 2000 door de autoriteiten
gesloten
.
Het recht om politieke partijen op te richten zonder toestemming vooraf is
wettelijk vastgelegd
. Politieke partijen dienen zich echter wel te richten naar de
uitgangspunten van de grondwet die onder andere het seculiere karakter van
de staat waarborgt, en naar de Wet op de Politieke Partijen die partijen
verbiedt de ene sociale klasse boven de andere te stellen of een onderscheid
aan te brengen op grond van religie, ras of regio. Verder zijn partijnamen
die woorden als communistisch, anarchistisch, fascistisch of de naam van een
religie, regio of etnische groep bevatten, verboden
. Partijen komen door vermeende overtreding van deze wet in conflict met de
autoriteiten en worden hierdoor verboden
. Om deze reden ziet de Turkse Communistische Partij zich genoodzaakt haar
naam te wijzigen. Militairen en ambtenaren is het lidmaatschap van een
politieke partij niet toegestaan.
Een ieder is vrij zich aan te sluiten bij vakbonden. Werknemers hebben
stakingsrecht, al geldt dit recht niet voor ambtenaren. Collectieve
arbeidsonderhandelingen, waarover alleen kan worden onderhandeld door
vakbonden met een bepaald aantal leden, moeten verplicht aan een eventuele
staking voorafgaan. Ook demonstreren voor hogere salarissen en betere
arbeidsomstandigheden is in principe toegestaan. Wel is het zo dat dit soort
demonstraties soms door provinciegouverneurs wordt verboden. Zo kon de
ambtenarenvakbond KESK in februari 2001 in de provincie Bingöl wel in het
openbaar een persverklaring afgeven omtrent de recente economische crisis,
maar was ditzelfde in de provincies Ankara en Samsun verboden, hetgeen daar
tot diverse arrestaties heeft geleid
. Sinds juli 1995 is het vakbonden en beroepsorganisaties toegestaan zich in
te laten met politieke activiteiten, en mogen ook stafleden van
universiteiten en studenten zich aansluiten bij politieke partijen.
In enkele gevallen werden vakbonden verdacht van steunverlening aan illegale
bewegingen zoals de PKK of DHKP/C. In die gevallen hebben arrestaties en
strafrechtelijke vervolging of administratieve sancties plaatsgevonden. De
oud-voorzitter van de ambtenarenvakbond KESK, Siyami Erdem en de voorzitter
van de vakbond Hak Is, Salim Uslu maken deel uit van de groep aangeklaagden
in verband met het boek 'Vrijheid van Meningsuiting 2000'. In de eerste twee
maanden werden 33 onderwijzers die lid waren van de onderwijsvakbond
Egitim-Sen overgeplaatst vanuit het uitzonderingstoestandsgebied naar
scholen elders in Turkije. De vakbondsleden verklaarden dat deze
overplaatsing was gebaseerd op politieke motieven
.
In gebieden waar de uitzonderingstoestand is uitgeroepen, mogen autoriteiten
belast met de veiligheid de panden van politieke partijen en organisaties
zonder meer doorzoeken. Dit is in de afgelopen maanden regelmatig
voorgekomen, waarbij onder andere delen van archieven in beslag zijn
genomen.
De onderdrukking van dissidente ngo's, politieke partijen en vakbonden is in
de periode rond de gebeurtenissen in de gevangenissen eind 2000 en begin
2001 toegenomen
. In januari 2001 zijn het hoofdkantoor en diverse afdelingen in Istanbul
van de TAYAD, de solidariteitsvereniging van familieleden van gedetineerden
gesloten, nadat deze vereniging enkele maanden lang wekelijks had
gedemonstreerd tegen de invoering van het nieuwe cellensysteem in de
gevangenissen
. Diverse bestuursleden zijn hierbij aangehouden
. De autoriteiten zien TAYAD als een dekmantel voor de revolutionaire DHKP/C
. Om deze reden was de organisatie begin jaren negentig enkele jaren
verboden.
De Turkse grondwet omschrijft Turkije als een seculiere staat en voorziet in
garanties met betrekking tot de vrijheid van geloof, van eredienst en van
uitdraging van persoonlijke religieuze opvattingen. Hoewel er geen wet is
die bekeringsactiviteiten expliciet verbiedt, vindt soms strafvervolging
plaats op grond van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, dat
aanzetten tot haat op grond van religie betreft. Voor zover bekend is het in
wegens bekeringsactiviteiten aanhangig gemaakte strafzaken echter nimmer tot
een veroordeling door de rechtbank gekomen.
Het als een van de grondbeginselen van de staatsstructuur geformuleerde
seculiere karakter van de staat (in de Turkse context vaak laïcisme genoemd)
houdt in, dat overheidsbeleid niet gebaseerd mag zijn op religieuze
overwegingen. De autoriteiten zijn dan ook zeer alert op een ieder die voor
de islam een rol in het staatsbestuur voorstaat. Om personen met dergelijke
ideeën de wind uit de zeilen te nemen, voorziet de Turkse staat in een soort
van staatsgecontroleerde islam. Laïcisme betekent in Turkije dan ook niet
een strikte scheiding van 'kerk' en staat, maar meer een controle van de
staat over de officiele vorm van islam. Het daartoe in het leven geroepen
staatsorgaan is het Directoraat voor Godsdienstzaken (Turks: Diyanet Isleri
Müdürlügü, vaak afgekort tot Diyanet), dat rechtstreeks onder de premier
valt.
Een ieder die pleit voor een grotere rol van de islam in het Turkse
staatsbestel kan rekenen op reacties van de autoriteiten. Het komt in dit
soort gevallen, ook wanneer geen geweld is gebruikt, regelmatig tot
strafvervolging.
Vrijwel de gehele bevolking van Turkije is moslim. De joden,
Grieks-orthodoxen en Armeniërs hebben krachtens de Turkse interpretatie van
het Verdrag van Lausanne van 1923 als enige de officiële status van erkende
minderheid in Turkije, ondanks het feit dat het verdrag dit niet expliciet
stelt. Andere minderheden bestaan volgens deze visie niet. Het recht op
godsdienstvrijheid van de overige niet-islamitische bevolking wordt
wettelijk gegarandeerd door het grondwetartikel dat stelt dat iedere burger
voor de wet gelijk is.
Er vindt in Turkije geen vervolging plaats louter op grond van religie. In
zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de wettelijke garanties met
betrekking tot vrijheid van godsdienst in de praktijk worden gerespecteerd.
Niettemin kunnen religieuze minderheden worden geconfronteerd met praktische
beperkingen zoals administratieve moeilijkheden bij beheer van kerkgebouwen
of andere onroerende zaken. Ook kan het voorkomen dat men vanwege een
verschil in religieuze achtergrond wordt geconfronteerd met discriminatoir
optreden van plaatselijke bevolking of (met name lagere)
overheidsfunctionarissen. In dergelijke gevallen kan men zich in het
algemeen wenden tot de autoriteiten.
Hoewel staat en onderwijssysteem seculier zijn, is op staatsscholen de
islamitische leer en ethiek opgenomen als verplicht vak voor moslims. Tegen
overlegging van een schriftelijke verklaring van een niet-islamitische
achtergrond kunnen leden van de erkende Armeense, Griekse en joodse
minderheden zich reeds sinds jaren aan deze verplichting onttrekken. In de
afgelopen jaren staat deze mogelijkheid ook meer en meer open voor
christenen van andere denominaties
. Alevieten worden door de overheid gezien als moslims en moeten, ondanks
het feit dat hun overtuiging op bijna alle punten afwijkt van hetgeen in de
lessen wordt geleerd, toch verplicht aan deze lessen deelnemen.
Onroerende zaken van de drie officieel erkende minderheden zijn stuk voor
stuk eigendom van in 1936 opgerichte stichtingen (Turks: vakif, meervoud
vakiflar). Het bestuur van deze stichtingen wordt gekozen vanuit de lokale
religieuze gemeenschappen. Indien een gemeenschap er vijf aaneengesloten
jaren niet in slaagt om een bestuur te kiezen of in deze periode niet kan
aantonen dat er voldoende parochianen aanwezig zijn om de onroerende zaken
te gebruiken, dan vervallen de onroerende goederen aan de Turkse staat, die
het beheer voortzet onder het Directoraat voor Stichtingen. Overigens kan
het goed weer worden geretourneerd aan de gemeenschappen op het moment dat
weer aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit is in de praktijk enkele malen
voorgekomen.
Leiders van de Armeense en Griekse religieuze gemeenschappen hebben
aangegeven dat er door de autoriteiten een groot aantal administratieve
hobbels wordt opgeworpen bij de verkiezing van een stichtingsbestuur, zodat
er geen bestuur gevormd kan worden met als gevolg dat het desbetreffende
onroerend goed vervalt aan de staat. De door de erkende minderheden gevormde
stichtingen kunnen geen onroerende zaken verkrijgen door erfenissen of
schenkingen. Ook mogen zij geen onroerende goederen aankopen. De Turkse
autoriteiten voeren hiertoe als reden aan dat de stichtingen het verwerven
van onroerende zaken niet als mogelijke activiteit in hun uit 1936 daterende
statuten hebben opgenomen.
In 1998 werd wetgeving aangenomen waarin de bouw en het beheer van moskeeën
formeel aan banden werden gelegd. Voor de bouw van nieuwe moskeeën moet
toestemming worden gegeven door Directoraat voor Godsdienstzaken, dat ook
verantwoordelijk is voor de volledige jurisdictie over moskeeën en voor
opleiding en benoeming van religieuze functionarissen.
In toenemende mate is sprake van toepassing van het vijftig jaar oude verbod
op het dragen van hoofddoeken in overheidskantoren en openbare gebouwen.
Secularisten beschouwen de hoofddoek als een symbool van de politieke islam
en als een bedreiging van het seculiere karakter van de Turkse Constitutie.
De in Turkije gevoelige kwestie is al enige tijd aanleiding voor een
nationale discussie. Verpleegkundigen, onderwijzeressen en andere vrouwen in
overheidsdienst zijn vanwege hun hoofddoeken ontslagen. Op de Turkse
universiteiten trof een soortgelijk lot studenten, docenten en ander
personeel.
De Turkse parlementariër Merve Kavakçi veroorzaakte een nationale rel toen
zij op 2 mei 1999 bij haar beëdiging in het parlement een hoofddoek droeg,
hetgeen algemeen werd opgevat als een opzettelijke uitdaging van het
seculiere systeem. Toen kort hierop werd ontdekt dat zij ooit zonder
toestemming van de Turkse autoriteiten de Amerikaanse nationaliteit had
aangevraagd, werd haar Turkse staatsburgerschap haar in februari 2000
ontnomen, waarop zij op 14 maart 2001 tevens haar functie als parlementslid
verloor
.
Werknemers binnen de Turkse strijdkrachten die aantoonbaar betrokken zijn
bij islamitisch-fundamentalistische activiteiten worden meestal ontslagen,
maar ook verdenkingen van een islamitisch georiënteerde levensbeschouwing
die zich volgens de militaire autoriteiten niet verdraagt met de
kemalistische uitgangspunten, kunnen aanleiding vormen voor gedwongen
ontslag. Angst voor infiltratie van islamisten in het militair apparaat
speelt hierbij een rol. Het Turkse leger, dat immers wordt beschouwd als de
hoeder van het seculiere karakter van de Turkse staat, ziet er strikt op toe
dat bedreigingen van het seculiere systeem zich niet binnen de eigen
gelederen manifesteren.
In de praktijk is gebleken dat in een aantal gevallen het dragen van
hoofddoekjes door vrouwen kan leiden tot verwijdering van hun echtgenoten
uit de strijdkrachten. Ook het openlijk en frequent bidden kan ontslag tot
gevolg hebben. Officieel wordt daarbij vaak een gebrekkige discipline als
reden aangevoerd. Twee maal per jaar is sprake van een groepsgewijze
ontslagprocedure waarbij de militaire autoriteiten naar verluidt in totaal
enkele tientallen tot honderden beroepsmilitairen ontslaan.
De alevieten of alevi's vormen een heterodoxe stroming binnen de islam, waarin Ali, de schoonzoon van de profeet Mohammed, een centrale rol inneemt. Sommige moslims menen dat zij wel erg ver af staan van de in Turkije wijdverbreide soennitische stroming van de islam, voorzover zij überhaupt al worden erkend als moslims en niet worden beschouwd als ketters.
De alevitische geloofsrichting wordt door de Turkse staat in ieder geval
niet als een separate religie gezien en de alevieten vormen geen officieel
erkende religieuze minderheid. Op de identiteitskaart van alevieten staat
als religie 'islam' vermeld. In een rapport van het Directoraat voor
Godsdienstzaken over het Alevitisme uit februari 2001 zouden de alevieten
tot de soennietische islam worden gerekend en zou worden gesteld dat
alevieten oorspronkelijk gewoon naar de moskee gingen, maar daar recentelijk
cemevleri (zie onder) voor in de plaats hebben gesteld
. Sommige alevieten menen dat de Turkse overheid hen tekort doet door hen
louter als culturele groep te beschouwen.
De alevieten hebben geen moskeeën, maar maken gebruik van bijeenkomsthuizen
(Turks: cemevi, meervoud cemevleri), die ook de functie van
sociaal-cultureel centrum hebben. In kleinere gemeenschappen vinden
bijeenkomsten ook thuis plaats. Over het algemeen worden alevieten op
religieus vlak als zeer liberaal beschouwd. Op politiek vlak bestaat onder
hen traditioneel de neiging, om zich aan te sluiten bij groepen die streven
naar inperking van de soennitische dominantie. De laatste decennia heeft
zich dat onder andere geuit in aansluiting bij links georienteerde politieke
partijen en linkse verzetsbewegingen.
Er zijn geen officiële Turkse schattingen van het aantal alevieten. Naar
eigen opgave bedraagt het aantal alevieten in Turkije twaalf tot twintig
miljoen, hetgeen zou inhouden dat bijna een derde van de Turkse bevolking
alevitisch is. Andere bronnen melden dat een aanzienlijk kleiner deel van de
Turkse bevolking aleviet is. Een volledig accurate becijfering is moeilijk
zo niet onmogelijk
.
Alevieten wonen verspreid over heel Turkije, met als zwaartepunt de
westelijke provincies van Oost-Anatolië. Naast die in Kahraman Maras zijn er
aanzienlijke alevitische gemeenschappen in de provincies Hatay, Sivas,
Tunceli, Erzincan, Malatya, Çorum en Elazig. In Istanbul leven naar
schatting 4,5 miljoen alevieten. Ook in andere grote steden zijn veel
alevieten gevestigd.
Het paradoxale aan de positie van de naar Turkse maatstaven liberale
alevieten is dat zij in het algemeen voorstander zijn van het secularisme
dat Atatürk voorstond, terwijl zij menen dat hun culturele en religieuze
rechten in het huidige staatsbestel niet voldoende worden geëerbiedigd. Zo
richt het Turkse Directoraat voor Godsdienstzaken zich volgens veel
alevieten alleen op de soennitische leer. Ook is er in het Turkse
onderwijssysteem geen plaats voor de alevitische interpretatie van de islam.
Alevieten komen steeds meer op voor objectivering van godsdienstonderwijs.
De laatste jaren is de organisatiegraad binnen de alevitische gemeenschap
toegenomen. In 1995 werd de alevitische organisatie Cem Evi opgericht. Deze
stichting ondervindt geen problemen of tegenwerking van overheidszijde bij
haar publicaties en activiteiten. Dit laatste geldt evenmin voor het kleine
aantal andere alevitische organisaties.
Alevieten leven bij tijd en wijle in een wat gespannen of zelfs
gepolariseerde verhouding met de soennitische meerderheid. Alevieten voelen
zich sinds eind jaren zeventig soms slecht door de autoriteiten beschermd.
Dit heeft te maken met drie incidenten in de jaren 1978, 1993 en 1995 in
Kahraman Maras, Sivas en Istanbul, waarbij Alevieten het doelwit werden. Bij
het incident in Sivas vielen dertig doden. Na de drie bovengenoemde zijn
geen incidenten meer bekend waarbij alevieten expliciet het doelwit vormden.
In Turkije zijn naar schatting 100.000 christenen woonachtig, die voornamelijk behoren tot de Armeens-orthodoxe en Syrisch-orthodoxe denominaties. De christelijke minderheden zijn voor een groot deel geconcentreerd in Istanbul. De economische situatie van christenen in Istanbul verschilt in wezen niet van die van hun islamitische stadsgenoten.
Leden van de christelijke minderheden en kerkgenootschappen worden enigermate achtergesteld. Bepaalde beroepen zijn voor sommigen niet of moeilijker toegankelijk. Ook pesterijen van christenen in het leger kunnen niet worden uitgesloten. Van indeling bij onderdelen die laag in aanzien staan en andere vormen van achterstelling van dienstplichtigen zou de laatste tijd echter geen sprake meer zijn. Christelijke leerlingen verhullen op school nogal eens hun religieuze achtergrond uit angst voor repercussies ten gevolge van mogelijke discriminatie door islamitische leerkrachten.
Activiteiten als restauratie van christelijke kerkgebouwen worden niet door
de Turkse overheid gesubsidieerd. Tot 1999 moest voor verbouwingen duurder
dan 200.000 US dollar een vergunning worden aangevraagd bij de autoriteiten.
Eind 1999 is deze regel opgeheven
.
Turkije telt 17.000 à 21.000 Syrisch-orthodoxen, van wie er ongeveer
15.000-16.000 in Istanbul en 2.000-5.000 in Tur Abdin woonachtig zijn.
Enkelen zijn woonachtig in Ankara, Izmir, Iskenderun en Antakya.
Het aantal Syrisch-orthodoxe christenen dat traditioneel woonachtig was in
de dorpen nabij de stad Midyat in Tur Abdin is als gevolg van de
voortdurende migratie van christenen aanzienlijk teruggelopen. Voor de
steden Midyat en Mardin worden in het jaar 1998 aantallen van 70
respectievelijk 60 Syrisch-orthodoxe families genoemd. Volgens woordvoerders
van de Syrisch-orthodoxe kerk is de populatie in de afgelopen twee jaar
vrijwel constant gebleven.
De patriarch van de Syrisch-orthodoxe kerk, die de titel 'Patriarch van
Anthiochië en het Hele Oosten' heeft, zetelt sinds 1959 in Damascus. De naam
van de huidige patriarch (sinds 14 september 1980) is Mor Ignatiyus Zakka I
Iwas. Andere geestelijke leiders zijn de metropoliet Filüksinos Yusuf Çetin,
aartsbisschop van Istanbul en Ankara en aartsbisschop Timoteyos Samuel
Aktas, die is gevestigd in Tur Abdin. In Istanbul zijn de Syrisch-orthodoxe
christenen verdeeld over zeven parochies. Men maakt deels gebruik van
kerkgebouwen van andere christelijke gemeenten. De gemeenschap in de wijk
Kadiköy in het Aziatische deel van Istanbul is de meest welvarende.
De Syrisch-orthodoxen behoren in Turkije niet tot de erkende minderheden.
Alleen de Grieks-orthodoxe, Armeense en joodse gemeenschappen zijn officieel
erkend als minderheid. Derhalve mogen de Syrisch-orthodoxen bijvoorbeeld
geen eigen scholen hebben. Godsdienstonderwijs en onderricht in zowel de
kerk- als de omgangstaal wordt in Istanbul in beperkte mate gegeven. Dit
onderwijs is in de kloosters in Midyat en Mardin in 1998 verboden. In de
praktijk gaat het onderwijs echter gewoon door en de lokale overheid gedoogt
dit.
De relatieve rust die door de reeds beschreven staking van de gewapende
strijd door de PKK eind 1999 is ontstaan, heeft ook een positieve uitwerking
gehad op positie van de in Tur-Abdin woonachtige Syrisch-orthodoxen. Waar
deze in het verleden nog al eens knel kwamen te zitten tussen de Turkse
overheid en de PKK, is nu sprake van een redelijk ontspannen situatie. De
situatie van de Syrisch-orthodoxen is niet negatief beïnvloed door de
recente strafvervolging van de Syrisch-orthodoxe priester Yusuf Akbulut
.
Syrisch-katholieke kerk
De Syrisch-katholieke gemeenschap in Turkije bestaat uit enkele honderden
personen, hoofdzakelijk woonachtig in Istanbul en Tur Abdin. In Istanbul is
Patriarchaal Vicaris monsigneur Sag gevestigd.
De Syrisch-katholieke Kerk krijgt haar definitieve vorm in 1783, als de
Syrisch-orthodoxe aartsbisschop van Aleppo, Michail Jarweh samen met vier
andere bisschoppen overgaat tot de Kerk van Rome. Het centrum van deze kerk
is het klooster van Charfeh in Libanon. Hier zetelt het hoofd van de kerk,
Ignatius Mûsa I Da'ûd die zich de patriarch van Antiochië noemt. Hij is
aangetreden in oktober 1998.
Onder de Syrisch-katholieken van Istanbul bevinden zich relatief veel
welgestelden. Hun enige kerkgebouw in Kumkapi stellen ze ter beschikking aan
de Syrisch-orthodoxe gemeenschap, waarmee overigens echter weinig contacten
lijken te bestaan
. Deze gemeenschap heeft niet te maken met aanwas uit het Zuidoosten van
Turkije. In de kerk is een sterke Latijnse invloed
.
Assyrische kerk
In Turkije bevinden zich naar schatting in Turkije 1.000 tot maximaal 4.000
Assyrische christenen, ook wel Nestorianen genoemd. Tot aan de Eerste
Wereldoorlog leefden vooral in de zuidoostelijke provincies Van en Hakkari
enkele honderdduizenden Assyriërs. Deze zijn in de periode na 1915 of gedood
of weggetrokken naar met name het huidige Syrië en Irak.
De Assyrische kerk is ontstaan in 431, toen een leerstelling die later in
Perzië de officiële leer zou worden op het kerkelijk concilie van Efeze werd
veroordeeld. Een vaak voor deze groep/kerk gebruikte naam is 'Nestoriaans',
naar de bisschop Nestorius, die een belangrijk voorstander van de genoemde
leer was. Hun centrum heeft lange tijd net ten oosten van het Oost-Romeinse
rijk gelegen. Om deze reden wordt de kerk ook wel de Kerk van het Oosten
genoemd.
In 1968 maakte deze kerk nog een onderlinge scheuring mee. De aanleiding
ervan was een discussie over welke kalender gebruikt moet worden. Een deel
wilde als leidraad voor het kerkelijk jaar de 'westerse' kalender nemen.
Deze groep onder leiding van patriarch Mar Dinkha IV, die in Detroit-Chicago
en soms in Teheran zetelt, wordt de nieuw-kalenderisten genoemd. De andere
groep onder de in Bagdad zetelende patriarch Mar Adday wilde de klassieke
kalender handhaven. Zij worden oud-kalenderisten genoemd. De oud
kalenderisten hebben hun kerk de naam 'Oude Kerk van het Oosten' genoemd. De
officiële naam voor de kerk van de nieuw-kalenderisten is de Apostolische
Katholieke Assyrische Kerk van het Oosten, vaak weergegeven al de Assyrische
Kerk van het Oosten. Men merke op, dat hoewel het woord katholiek wordt
gebruikt, er geen sprake is van een band met Rome. Het woord katholiek
draagt hier de betekenis van 'algemeen'.
In Turkije is reeds sinds lange tijd geen geestelijk leider meer aanwezig
. Ook de kerk als instituut is niet vertegenwoordigd
. De groep schijnt nogal introvert te zijn en doet niet mee aan het
interkerkelijk verkeer
.
De naam Assyriër wordt door sommigen gebruikt als een
nationaliteitsaanduiding en niet zozeer als een religieuze richting. Deze
meer nationalistisch georiënteerde christenen noemen zichzelf niet langer
Syrisch-orthodox, Syrisch-katholiek of Chaldeeuws, maar Assyrisch. De naam
Assyrisch krijgt door deze zelfaanduiding een veel bredere reikwijdte, die
alle van de bovengenoemde groepen overstijgt en hen verenigt onder één
identiteit
. Hierop dient men altijd alert te zijn bij het horen van de naam Assyriër
en dient goed te worden nagegaan op welke wijze de naam is gebruikt, in
engere zin voor de Assyrische christenen, of in bredere zin voor de
christenen van alle Syrische en Assyrische kerken bij elkaar.
Chaldeeuwse kerk
Er leven in Turkije nog 1.500 tot maximaal 7.000 Chaldeeuwse christenen,
voornamelijk in Istanbul en een gering aantal in de provincie Mardin.
De Chaldeeuwse kerk is ontstaan doordat een deel van de de Kerk van het
Oosten (Assyrische Kerk) is geünieerd met de Rooms-katholieke kerk. De unie
met Rome van deze kerk vindt zijn eerste oorsprong in 1553 en wordt
uiteindelijk in 1830 officieel. Hierbij behield de kerk echter het recht om
de mis in de eigen taal op te voeren. Het Chaldeeuwse patriarchaat was vanaf
het begin gevestigd in Alqosh in Noord-Irak, maar zetelt sinds 1930 in
Bagdad. De huidige patriarch is Mar Raphael I Bidawid, die het ambt sinds
1989 bekleedt.
Het aantal Chaldeërs in Istanbul wordt geschat op 600 à 1000. De gemeenschap
bestaat uit twee duidelijk onderscheiden groepen, te weten de reeds lang in
Istanbul gevestigde en goed geïntegreerde chaldeërs respectievelijk de
christenen uit Oost-Turkije die recentelijk (vanaf 1965-1980) naar Istanbul
zijn gemigreerd.
De eerste groep is over het algemeen welgesteld, spreekt goed Turks en is
werkzaam in de textielsector. Er is een concentratie van deze groep in de
wijk Kurtulus. Een deel bezoekt 's zondags de Chaldeeuwse kerk. Degenen die
niet in de buurt wonen bezoeken steeds meer andere (latijns) katholieke
kerken.
De tweede groep, bestaande uit zo'n 130 personen, is relatief arm. Ze leven
geconcentreerd in de wijken Tarlabasi en Kurtulus. Deze zijn niet aangepast
aan de situatie in Istanbul, ze spreken vaak vrijwel geen Turks. De rijkere
geloofsgenoten voelen er weinig voor deze groep op te vangen.
De Chaldeeuwse gemeenschap beschikt tot op heden niet over een eigen kerkgebouw. Er wordt gebruik gemaakt van de Latijnse Antoniuskerk aan de Istiklal Caddesi, de bekendste winkelstraat in Istanbul. In Istanbul is partiarchaal vicaris Paul Karatas, titulitair bisschop van Amida/Diyarbakir gevestigd. Hij is de leider van de gemeenschap en tevens de enige priester.
Behalve de ontmoeting na de zondagse kerkdiensten, die worden bezocht door zo'n 500 à 600 personen, zijn geen georganiseerde culturele activiteiten bekend. Een eigen tijdschrift, zoals dat bij de Syrisch-orthodoxen wel bestaat, is er niet. Van geïnstitutionaliseerde contacten met de veel grotere en goedgeorganiseerde Syrisch-orthodoxe gemeenschap is geen sprake.
In vooral de provincie Hatay zijn naar schatting acht- tot maximaal
zeventienduizend Arabisch-orthodoxe christenen woonachtig. Deze gemeenschap
beschikt over enkele kerkgebouwen. De Arabisch-orthodoxe gemeenschap in
Hatay geldt etnisch gezien als Arabisch, terwijl zij naar religie als
Grieks-orthodox moet worden beschouwd. De kerkdiensten vinden plaats in de
Arabische taal. Geestelijk leider is de Grieks-melkitische patriarch van
Antiochië, die zetelt in Damascus.
Bulgaars-orthodoxe kerk
De archimandriet van de Bulgaars-orthodoxe kerk is gevestigd in Istanbul. De
precieze omvang van de kleine Bulgaars-orthodoxe gemeenschap is niet bekend.
Bulgaars-katholieke kerk
De tot zijn overlijden enige tijd geleden in Istanbul gevestigde geestelijk
leider van de zeer kleine Bulgaars-katholieke gemeenschap is niet opgevolgd.
De Bulgaars-katholieke gemeenschap beschikt over een kerkgebouw in Istanbul.
Maronitische kerk
Maronieten zijn oorspronkelijk de volgelingen van de kluizenaar Maron die in
de vijfde eeuw leefde. De geestelijk leider van de maronieten in Turkije is
gevestigd in Beiroet. De paus wordt door de maronieten erkend als het
opperste gezag. De maronitische patriarch van Antiochië is gevestigd in
Libanon. Het aantal maronieten in Turkije is zeer klein. Een aantal van hen
is in Hatay en Mersin woonachtig.
Rooms-katholieke kerk
Afgezien van de reeds genoemde met Rome geünieerde kerken heeft de
rooms-katholieke kerk één tot tweeduizend volgelingen in Turkije. In Izmir
is een aartsbisschop gevestigd. In geheel Turkije zijn rooms-katholieke
kerken en instellingen gevestigd. In en nabij Istanbul zijn twaalf
parochiekerken in gebruik. Ook elders in Turkije beschikt men over kerken,
kapellen, scholen, ziekenhuizen e.d.
Anglicaanse kerk
In Turkije bevindt zich een klein Anglicaans kerkgenootschap, voornamelijk
bestaande uit buitenlanders.
Protestante kerk
In Turkije zijn enkele duizenden personen van protestantse gezindte
woonachtig. Een deel hiervan is voortgekomen uit de bestaande christelijke
groepen zoals de Armeniërs of Syrisch-orthodoxen en behoort reeds enkele
generaties lang tot het protestantisme. In Istanbul leven circa duizend
Armeense protestanten. Zij beschikken in Istanbul over drie kerkgebouwen
. Verder is er in Turkije een klein aantal Syrisch-Protestanten aanwezig. In
de plaats Midyat in de Tur Abdin regio in zuidoost Turkije is een
Syrisch-Protestants kerkgebouw, dat momenteel bij gebrek aan een voorganger
en aan parochianen niet meer wordt gebruikt. In de afgelopen decennia hebben
veel Syrisch-Protestanten zich aangesloten bij de Syrisch-orthodoxe kerk of
bij de hierna te noemen nieuw ontstane protestante gemeenschappen.
Een ander deel van de protestante gemeenschap in Turkije is het product van
protestantse geloofszending in de afgelopen vier decennia. In de grote
steden van Turkije zijn lokale protestante gemeenschappen ontstaan. De
grootste gemeenschappen bevinden zich in Istanbul en in iets mindere mate in
de steden Izmir en Ankara. De over Istanbul verspreide tien kerkelijke
gemeenten hebben een totaal ledenaantal van enkele honderden
. De leden zijn voor een deel afkomstig uit de reeds bestaande traditionele
kerken en hebben voor een deel een islamitische achtergrond. Deze nieuwe
protestante gemeenschappen werken in Istanbul goed samen met de bestaande
(Armeens-)protestante gemeenschap. Ook bestaat een landelijk
samenwerkingsverband van protestanten met een gemeenschappelijke
woordvoerder.
Protestante bijeenkomsten worden vaak gehouden in woonhuizen of verbouwde
winkelpanden. Krachtens een wet die religieuze activiteiten alleen toestaat
in gebouwen die daartoe zijn aangewezen, zijn in de afgelopen jaren enkele
lokalen waar protestante bijeenkomsten werden gehouden, gesloten. Zo werd in
september 1999 een bijeenkomst in Izmir verstoord en werden alle veertig
gelovigen gearresteerd. Uiteindelijk vond geen strafvervolging plaats. Twee
weken later werd ook een ruimte waarin samenkomsten werden gehouden in de
Istanbulse wijk Zeytinburnu gesloten. Op 23 maart 2001 is de
bijeenkomstruimte van de protestante gemeenschap in Gaziantep om dezelfde
reden gesloten door de autoriteiten
. De ruimten blijven voor de duur van de gerechtelijke procedures gesloten,
zodat de gemeenschap vaak lange tijd van een plaats van samenkomst is
verstoken. Dit laatste is thans het geval bij de protestantse gemeenschap in
de Istanbulse wijk Avcilar.
In december 2000 keurde de hoogste bestuursrechtbank in Turkije, de
Danistay, de vorming van een officiële stichting (vakif) door een
protestante gemeenschap in de wijk Bostanci in Istanbul goed. Hiermee kreeg
deze gemeenschap als eerste protestante gemeenschap een legale status
.
Bij tijd en wijle wordt strafvervolging ingesteld tegen personen die zich
bezighouden met bekeringsactiviteiten, waarbij veroordeling wordt geëist op
grond van artikel 312 strafwet, dat aanzetten tot haat op grond van religie
verbiedt. Voor zover bekend is het in dergelijke rechtszaken tot op heden
nimmer tot een veroordeling door de rechtbank gekomen.
Begin maart 2000 zijn in Izmir twee personen gearresteerd wegens het
uitdelen van bijbels. Na een voorarrest van dertig dagen volgde uiteindelijk
vrijspraak
. In december 2000 is een strafzaak tegen een persoon in Diyarbakir begonnen
wegens het uitdelen van bijbels
. De zaak is door de rechtbank aldaar behandeld op 30 januari 2001 en 27
maart. Bij de laatste zitting legden twee van de drie opgeroepen getuigen
tegenstrijdige verklaringen af en verscheen de derde getuige niet ter
zitting. De zaak is verdaagd naar 31 mei
.
Jehova's getuigen
Joden
De schattingen van het aantal joden in Turkije lopen uiteen van 3.000 tot
25.000. Een deel van de overwegend sefardische joden spreekt nog het Ladino,
de taal van hun land van herkomst, het zestiende-eeuwse Spanje. De Turkse
joden zijn voornamelijk in Istanbul en Izmir woonachtig. Kleine aantallen
joden wonen in Ankara en Bursa. Enkele joodse zakenlieden spelen een
belangrijke rol in de Turkse zakenwereld. Ze genieten volledige vrijheid van
godsdienst en hebben geen last van pesterijen en dergelijke.
Yezidi's
In Turkije zijn circa 2000 yezidi's aanwezig. De meesten zijn woonachtig in
de provincies Batman, Sanliurfa, Diyarbakir en Mardin. Het overgrote deel
van de Turkse yezidi's woont echter buiten Turkije. Er wonen naar schatting
25.000 yezidi's in Duitsland en zo'n 2000 in Nederland.
Het geloof van de yezidi's
, wel foutief aangeduid als duivelsaanbidders, bevat elementen van
verschillende godsdiensten uit de regio, zoals het zoroastrisme, het
christendom en de islam. In hun geloof neemt Melek Tavus, de engel Pauw, een
belangrijke plaats in. In tegenstelling tot hun geloofsgenoten in Irak
kennen de Turkse yezidi's geen religieuze hiërarchie. Evenals in Irak worden
yezidi's naar etniciteit veelal als Koerdisch beschouwd. Sommigen spelen een
prominente rol als Koerdische nationalisten. Sinds enkele jaren zouden veel
yezidi's zich echter als een apart volk zien
.
In Turkije zijn de yezidi's van oorsprong woonachtig in het zuidoosten,
alwaar zij net als Syrisch-orthodoxe christenen in het verleden te lijden
hebben gehad onder het conflict van de Turkse strijdkracht met de PKK. Ook
de yezidi's hebben te maken gehad met Koerdische moslims die hun land en
andere bezittingen in beslag wilden nemen. Genoten de yezidi's in het
verleden dankzij de onderlinge samenhang binnen de voornamelijk door
geloofsgenoten bewoonde dorpen nog enige bescherming, momenteel moeten zij
deze bescherming veelal ontberen
, en zijn de voornamelijk oudere yezidi's die nog in het zuidoosten van
Turkije wonen voor hun bescherming aangewezen op de lokale autoriteiten. Het
is niet bekend in hoeverre zij bij conflicten met anderen daadwerkelijk de
hulp van de autoriteiten kunnen inroepen.
In Istanbul en elders buiten Zuidoost-Turkije zouden totaal nog enkele
honderden geloofsgenoten zijn gevestigd.Yezidi's in Turkije kunnen geen
aanspraak maken op uitzondering van de verplichting tot islamitisch
onderwijs. Op hun identiteitskaart staat bij het hokje religie vaak 'xxx'
ingevuld.
De bewegingsvrijheid van Turkse burgers is gegarandeerd in de Turkse
grondwet. Deze geldt voor zowel binnen- als buitenland. De bewegingsvrijheid
kan worden beperkt in geval van een nationale noodsituatie en bijvoorbeeld
bij dienstplicht, gerechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging.
In gebieden waar de uitzonderingstoestand is uitgeroepen, kan de binnenlandse bewegingsvrijheid door de gouverneur van het gebied worden beperkt. Het reizen naar gebieden in het zuidoosten kan om veiligheidsredenen soms worden verboden. Het aantal 'roadblocks' en controles in Zuidoost-Turkije is afhankelijk van de actuele veiligheidssituatie en is in de afgelopen periode aanzienlijk afgenomen.
Uit november 2000 is een aantal gevallen bekend waarbij de autoriteiten
HADEP-functionarissen hebben verhinderd naar Ankara te reizen, alwaar het
nationale partijcongres werd gehouden.
Bij het binnenreizen in Turkije moet iedereen een grenscontrole ondergaan.
Dit geldt evenzeer voor naar Turkije terugkerende voormalige asielzoekers.
Zij moeten net als anderen over geldige reisdocumenten beschikken.
Namen van personen die het Turkse grondgebied betreden of verlaten via het
internationale vliegveld van Istanbul en aan andere grenzen worden
elektronisch of anderszins gecontroleerd. Ondanks de controles lukt het
mensensmokkelaars om anderen illegaal het land te doen verlaten, onder meer
via Bulgarije en Griekenland.
Reisdocumenten
Iedereen met de Turkse nationaliteit heeft het grondwettelijk recht op bezit
van een paspoort, dat moet worden aangevraagd bij de lokale politie van de
provincie waar men is ingeschreven in het bevolkingsregister. Een
'clearance' van de politie is een vereiste voor paspoortafgifte. Turkse
onderdanen kunnen alleen met een geldig paspoort hun land legaal verlaten.
De organisatie van de rechterlijke macht is geregeld in de grondwet. Er zijn
in Turkije civiele rechtbanken, administratieve rechtbanken en
strafrechtbanken. Hiernaast zijn er bijzondere rechtbanken zoals militaire
rechtbanken en de Staatsveiligheidsrechtbanken. Voor alle rechtbanken is
hoger beroep mogelijk bij het Hof van Beroep (Turks: Yargitay). Deze kan een
vonnis bekrachtigen of het vernietigen en terugsturen naar de rechtbank in
eerste aanleg. Het Hof van Beroep is de laatste instantie; tegen een vonnis
bij dit Hof staan geen verdere rechtsmiddelen meer open. Verder kent Turkije
een Constitutioneel Hof, dat onder andere wetten op hun grondwettelijkheid
toetst.
Bij wet heeft een ieder recht op een eerlijk en openbaar proces. De
onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is opgenomen in de Turkse
grondwet. In het algemeen functioneren de rechtbanken onafhankelijk van de
wetgevende en uitvoerende instanties. Toch bestaat er ruimte voor politieke
invloed, onder meer bij de aanstelling van rechters en openbare aanklagers.
Een kenmerk van het Turkse strafrecht is dat straffen cumulatief kunnen
worden opgelegd. Dit wil zeggen dat bij het gelijktijdig plegen van meerdere
delicten bij de veroordeling niet de hoogste van de straffen wordt opgelegd,
maar dat als straf de som van de straffen voor de afzonderlijke delicten kan
worden opgelegd. Desondanks zit een gevangene in de regel maximaal 36 jaar
gevangenisstraf daadwerkelijk uit.
Bij een aantal politieke processen kunnen vraagtekens worden gezet ten
aanzien van de eerlijkheid en de juistheid van de rechtsgang. In een aantal
gevallen is de bewijsvoering dubieus genoemd. Het bewijs in een zaak berust
voor een groot deel op vaak onder dwang verkregen bekentenissen van de
verdachte en veel minder op andere aanwijzingen. Het forensisch onderzoek in
Turkije is slechts beperkt ontwikkeld. Ook is sprake van een verregaande
vereenzelviging van de Officier van Justitie met de rechters. Zo neemt deze
deel aan de beraadslaging van de rechters in de raadkamer.
Reguliere strafrechtbanken
Om te bepalen welke rechtbank bevoegd is voor de behandeling van een bepaald
delict zijn de aard en de zwaarte van het delict van belang. Voor commune
strafdelicten bestaan drie strafrechtbanken
:
Het Kantongerecht in Strafzaken (Turks: Sulh Ceza Mahkemesi) bestaat uit één
rechter en is aanwezig in elke provincie- of districtshoofdstad. Deze
rechtbank behandelt alleen zaken waar een geldstraf of een lichte
gevangenisstraf op staat.
De Enkelvoudige Kamer in Strafzaken (Turks: Asliye Ceza Mahkemesi) bestaat
officieel uit meerdere rechters, in praktijk is dit er echter slechts één.
De Meervoudige Kamer in Zware Strafzaken (Turks: Agir Ceza Mahkemesi) estaat
uit een president en twee leden. De rechtbank is bevoegd voor delicten die
maximaal worden bestraft met de doodstraf, zware gevangenisstraf of ten
minste 10 jaar reguliere gevangenisstraf.
Staatsveiligheidsrechtbanken
Voor delicten die gericht zijn tegen de algehele veiligheid van de staat is
de Staatsveiligheidsrechtbank (Turks: Devlet Güvenlik Mahkemesi, vaak
afgekort tot DGM) bevoegd. Hieronder vallen volgens artikel 143 van de
Turkse grondwet: 'Delicten die ingaan tegen de ondeelbare eenheid staat en
volk, tegen de vrije democratische orde en de Republiek, waarvan de
hoedanigheid in de grondwet is vermeld en die rechtstreeks verband houden
met de interne en externe veiligheid van de Staat...'. Door de
Staatsveiligheidsrechtbank kunnen alleen delicten worden behandeld die zijn
gepleegd na 1 mei 1984
.
De wetsartikelen die vallen onder de competentie van de
Staatsveiligheidsrechtbank zijn misdrijven tegen de rechtspersoonlijkheid
van de staat, misdrijven tegen de 'krachten' van de staat, bepaalde vormen
van ophitsing tot misdrijf en oprichten criminele organisatie, kortom
politieke delicten. Hieronder vallen in elk geval de artikelen 125, 168 en
169 van het Wetboek van Strafrecht en alle artikelen van de Wet op de
Bestrijding van Terreur
. Buiten deze primaire functie is deze rechtbank bevoegd voor o.a. delicten
die met verdovende middelen hebben te maken.
De Staatsveiligheidsrechtbank bestaat uit één voorzitter, twee leden en twee
plaatsvervangend rechters. Voorheen was één van de rechters bij de
Staatsveiligheidsrechtbank altijd een militair. Dit is op 18 juni 1999
afgeschaft, zodat de rechtbank nu alleen nog maar uit civiele rechters
bestaat.
Voor de Staatsveiligheidsrechtbanken gelden in principe de de procesregels
van de 'gewone' strafrechtbank, tenzij expliciet anders vermeld in de Wet op
de Instelling en Procesregels van de Staatsveiligheidsrechtbanken onder
nummer 2845. De regels in deze wet zorgen voor een veel verdergaande
inperking van de rechten van de verdachte dan bij gewone rechtbanken.
Turkije telt momenteel acht Staatsveiligheidsrechtbanken, te weten in de plaatsen Adana, Ankara, Diyarbakir, Erzurum, Istanbul, Izmir, Malatya en Van . Vóór de wetswijziging van 13 november 1996 waren er tevens Staatsveiligheidbanken in Erzincan, Kayseri en Konya. De Staatsveiligheidsrechtbanken in Adana, Erzurum en Van bestonden nog niet.
Voor beroepszaken tegen de Staatsveiligheidsrechtbanken is de negende kamer
van het Hof van Beroep bevoegd.
De doorlooptijd van een strafzaak vanaf het moment dat deze wordt
aangebracht bij de desbetreffende rechtbank tot het moment dat het vonnis
wordt gewezen, ligt bij de Enkelvoudige Kamers in Strafzaken, de Meervoudige
Kamers in Zware Strafzaken en Staatsveiligheidsrechtbanken in de afgelopen
vijf jaar gemiddeld iets boven de driehonderd dagen
.
De terechtzitting
De terechtzitting is in principe openbaar. Ook voor zaken die de
staatsveiligheid aangaan blijft de openbaarheid meestal gehandhaafd. In
politieke zaken zijn in het publiek meestal wel een aantal
vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en diplomatiek personeel
van diverse landen aanwezig. Strafzaken tegen kinderen vinden in de regel
wel achter gesloten deuren plaats. Zo was de eerste zitting van de
staatsveiligheidsrechtbank in Diyarbakir in de zogenaamde Viransehir-zaak,
waarbij dertien kinderen strafrechtelijk worden vervolgd wegens het roepen
van PKK-leuzen, op 5 april 2001 niet voor het publiek toegangekelijk.
De hoofdregel is dat de verdachte altijd op de zitting aanwezig dient te
zijn als hij nog niet op een eerder moment door de betrokken rechter is
gehoord. Indien hij niet aanwezig is, kan de zitting niet doorgaan, kan geen
vonnis worden gewezen en wordt de zaak tot nader order aangehouden. Hierop
zijn enkele uitzonderingen. De zitting kan wel doorgang vinden, indien de
verdachte al in een eerdere zitting door de rechtbank is gehoord of in het
vooronderzoek voorafgaand aan de terechtzitting door een rechter inhoudelijk
is gehoord. Ook zaken waarin alleen een geldstraf kan worden opgelegd of
waarin het duidelijk is dat de uitspraak vrijspraak zal inhouden, kunnen bij
verstek worden behandeld.
Ook bij zaken die worden behandeld door de Staatsveiligheidsrechtbank, kan
de zitting doorgaan indien de verdachte niet aanwezig is. Ook dan is de
voorwaarde dat de verdachte reeds door de rechter is gehoord op een eerder
moment
.
De bij rechtszaken gehanteerde taal is officieel alleen Turks. Leden van
etnische minderheden die het Turks niet of onvoldoende beheersen, kunnen in
het nadeel zijn, omdat de kwaliteit van tolken en vertalers wisselt.
Voorarrest
Volgens een recent rapport van Human Rights Watch
(HRW), is voor wat de inlichting van de naasten van de verdachte betreft
sprake van systematische tekortkoming. Dit zou te wijten zijn aan vervalste,
gebrekkige of in sommige gevallen geheel ontbrekende administratie in
bureaus van de politie of gendarme. Soms ontkennen politiebureaus uren- of
dagenlang dat een bepaalde persoon is aangehouden. De laatste jaren is
volgens het genoemde HRW-rapport op dit punt wel enige verbetering
opgetreden ten opzichte van het verleden. In het op 7 december 2000
gepubliceerde rapport van de European Committee for the Prevention of
Torture aangaande haar bezoek van 27 februari tot 3 maart 1999 geeft de
commissie aan, dat het inlichten van de naasten van betrokkene nauwelijks
plaatsvindt
.
Volgens een recent rapport van Human Rights Watch
zouden verdachten vallend onder de competentie van de
Staatsveiligheidsrechtbank in de praktijk ook na de genoemde periode van
vier dagen nog altijd geen recht hebben op een advocaat. Soms wordt een kort
bezoek onder politietoezicht toegestaan, maar aanwezigheid van de advocaat
bij de verhoren is vrijwel onbekend, aldus HRW. Verder zouden volgens
hetzelfde rapport verdachten vaak te horen krijgen dat het beter voor hen is
als zij afzien van het recht op een advocaat.
Recente onderzoeken van de Turkse Parlementaire Commissie voor Mensenrechten
bij de hoofdbureaus van politie in Erzincan, Erzurum en Tunceli wezen uit
dat op een enkele uitzondering na in alle gevallen door verdachten was
afgezien van het recht op een advocaat
. HRW geeft verder in haar bovengenoemde rapport aan dat het voor schijnt te
komen dat personen die verdacht worden van commune delicten, van
politiefunctionarissen te horen krijgen dat, indien zij een advocaat
verlangen, hun beschuldiging zal worden omgezet in een beschuldiging die
valt onder de Staatsveiligheidsrechtbank, zodat zij alsnog vier dagen
incommunicado kunnen worden gehouden. Het komt volgens het genoemde rapport
ook voor dat de periode van incommunicado uitloopt tot zes dagen.
De advocaat heeft wettelijk gezien het recht om kennis te nemen van het
dossier van het vooronderzoek en kan kosteloos een kopie ontvangen van elk
document dat hij nodig heeft. Dit recht kan op verzoek van de officier van
justitie worden beperkt door de kantonrechter indien de zaak erdoor in
gevaar wordt gebracht
. Bij zaken die vallen onder de jurisdictie van de
Staatsveiligheidsrechtbank, zijn de documenten pas voor de advocaat
beschikbaar op het moment dat de zaak in de fase van het hoofdonderzoek
terecht is gekomen. Met andere woorden: het vooronderzoek moet zijn afgerond
en de zaak moet aanhangig zijn bij de Staatsveiligheidsrechtbank
. Afschriften van de uiteindelijke vonnissen in een zaak zijn door de
advocaat van de veroordeelde altijd te verkrijgen.
Volgens Human Rights Watch komt het sinds 1997 steeds vaker voor dat
personen worden gedetineerd en verhoord op plaatsen die daar niet toe zijn
bestemd zoals leegstaande gebouwen, bouwplaatsen of in open gebied buiten de
stad
.
Situatie in de gevangenissen
Amnestie
Reeds jarenlang is binnen de Turkse politiek gesproken over een mogelijke
amnestieregeling om op deze wijze de overvolle gevangenissen iets te
ontlasten. In november 1999 retourneerde toenmalig president Demirel een op
28 augustus van dat jaar aangenomen wetsvoorstel voor een amnestieregeling.
Daarna is het rond de amnestieregeling een tijdlang stil geweest, totdat de
kwestie eind 2000 opnieuw op de agenda verscheen.
Het parlement nam in december 2000 een amnestiewet aan, die officieel is
getiteld 'Wet op de voorwaardelijke vrijlating en uitstel van berechting en
tenuitvoerlegging van straffen met betrekking tot delicten gepleegd voor 23
april 1999' onder nummer 4616. Nadat president Sezer de wet van het
parlement had ontvangen, heeft deze de wet teruggestuurd zonder die te
ondertekenen. Hierop heeft het parlement de wet nogmaals in ongewijzigde
vorm aan hem ter tekening voorgelegd. Grondwettelijk was de president nu
gehouden de wet te tekenen, hetgeen hij op 21 december 2000 deed. Op die dag
is de wet in werking getreden en zijn duizenden gevangenen vrijgelaten.
De wet voorziet voor de plegers van bepaalde delicten begaan voor 23 april
1999 in een strafvermindering van tien jaar, onmiddellijke
invrijheidstelling van hen die nog een straf van minder dan tien jaar hebben
uit te zitten, vrijlating binnen een maand van hen die wegens de bewuste
delicten in voorarrest zitten en voorwaardelijke annulering van hun
strafvervolging, voorwaardelijke niet-vervolging van hen tegen wie wegens de
bewuste delicten nog geen strafvervolging is ingesteld. Tevens wordt in
artikel twee van de wet de reikwijdte van een eerdere gedeeltelijke
amnestiewet met betrekking tot strafbare uitspraken in het openbaar
uitgebreid
.
Onder het bereik van de wet valt onder andere artikel 169 van het Turkse
Wetboek van Strafrecht, het verlenen van hulp en onderdak aan een illegale
organisatie. Op deze wijze kwamen 1.660 personen die op grond van dit
artikel waren veroordeeld wegens steun aan de PKK gepleegd voor 23 april
1999 op vrije voeten, of werd hun strafvervolging stopgezet. De legertop
verklaarde hierop dat op deze wijze terroristen op straat waren komen te
staan, waarop premier Ecevit de reactie gaf, dat het hier om personen ging
die vaak onder druk of dwang deze hulp of onderdak hadden verleend
. Ook de delicten 'onttrekking aan de registratie', 'onttrekking aan de
keuring', 'frauduleuze onttrekking aan de militaire dienst' en 'desertie'
(artikelen 63 tot en met 68 en 70 tot en met 75 van de Militaire Strafwet
onder nummer 1632) vallen onder de wet, mits gepleegd voor 23 april 1999.
Overtredingen van de Wet op de Bestrijding van Terreur vallen niet onder de
wet, omdat voor deze wet grondwettelijk geen amnestie mogelijk is.
Door artikel 2 van de wet kwam een groot aantal personen dat vastzat wegens
strafbare uitspraken vrij of kwam een eind aan hun strafvervolging. Personen
die zich schuldig hebben gemaakt aan onder andere foltering, verkrachting en
corruptie vielen niet onder de amnestiewet.
In de wet wordt bepaald, dat personen tegen wie nog een strafzaak loopt en
die voortvluchtig zijn, zich binnen een maand na inwerkingtreding van de wet
moesten melden
. Deze termijn is afgelopen op 22 januari 2001
. Volgens de minister van Justitie hebben per 13 maart 2001 totaal 3761
personen van deze gelegenheid gebruik gemaakt
. Er is thans nog geen jurisprudentie bekend van zaken, waarin personen zich
na deze datum hebben aangemeld.
Inmiddels is bij het Constitutionele Hof al een aantal aanvragen ingediend
aangaande de gestelde ongrondwettelijkheid van de desbetreffende wet,
waardoor in het totaal meer dan 23.000 personen aan verdere bestraffing
ontkomen
. Het Hof heeft in februari 2001 besloten dat een aantal van deze aanvragen
ontvankelijk is. Indien de aanvragen, die vooral uitsluiting van bepaalde
wetsartikelen betreffen, worden gehonoreerd, zal de reikwijdte van de wet
groter worden.
Foltering komt in Turkije op brede schaal voor, ondanks het feit dat het
verboden is bij wet en ondanks het feit dat Turkije een groot aantal
mensenrechtenverdragen heeft ondertekend, nog altijd wijdverbreid is. Dit
beeld wordt ook bevestigd in de in mei 2000 onder auspiciën van het Turkse
parlement uitgegeven rapporten van de Parlementaire Onderzoekscommissie voor
Mensenrechten, die in alle door haar bezochte gevangenissen gevallen van
foltering aantrof.
De rapportage over de eerste acht maanden van 2000 van de Turkse
mensenrechtenorganisatie IHD laat zien dat het aantal gevallen van foltering
ten
opzichte van dezelfde periode van het jaar ervoor is afgenomen van 454 tot
406. Voor het hele jaar 2000 schat een woordvoerder van de TIHV het aantal
op ongeveer 650. In het gehele jaar 1999 zijn volgens de TIHV 700
geloofwaardige gevallen van foltering gemeld. In 1998 lag dat aantal op 673.
De TIHV gelooft echter dat het werkelijke aantal vele malen hoger ligt,
omdat veel mensen die foltering hebben ondergaan dit niet melden
. In het jaar 2001 is sprake van een toename in het aantal gevallen van
foltering
. Deze stijging houdt mogelijk verband met de overbrenging van gevangenen
naar de F-type gevangenissen.
Amnesty International maakt ook voor de jaren 1999 en 2000 weer melding van
sterfgevallen in detentie als gevolg van foltering
. De IHF meldt dat de TIHV voor 1999 18 gevallen heeft geregistreerd
. De TIHV heeft in 2000 geen enkel geval geconstateerd
.
Foltering en mishandeling komen met name voor tijdens de periode van
'incommunicado' aan het begin van het voorarrest. Deze periode is voor
plegers van delicten die vallen onder de jurisdictie van de
Staatsveiligheidsrechtbank (DGM) maximaal vier dagen
. Het voorarrest tot aan het daadwerkelijk verschijnen van de verdachte voor
een rechter kan in het gebied waar de uitzonderingstoestand van kracht is
worden verlengd tot tien dagen, in de rest van het land tot zeven
. Plegers van delicten onder de jurisdictie van de DGM worden in principe
verhoord door de speciale anti-terreurafdeling van de politie. In het
jaarrapport over 1999 meldt de TIHV dat 48,5% van de gemelde gevallen van
foltering of mishandeling plaatsvonden op het hoofdbureau van politie
.
Vaak worden verklaringen die in deze periode door de verdachte zijn afgelegd
en vaak geblinddoekt zijn ondertekend
, gebruikt als bewijsmiddelen in de bijbehorende strafrechtszaak. Omdat het
verhoor wordt afgenomen door de autoriteiten die ook verantwoordelijk zijn
voor de aanhouding van verdachten, worden verdachten soms door mishandeling
en foltering gedwongen tot een bekentenis, zodat daarmee de aanhouding door
de politie of jandarma gerechtvaardigd kan worden.
Volgens de Turkse mensenrechtenorganisatie Mazlum-Der kwam het in 1999
steeds vaker voor dat mensen niet officieel werden aangehouden, maar
eenvoudigweg werden meegenomen en vervolgens gefolterd. Een recent geval
heeft zich voorgedaan in de provincie Bingöl, waar een HADEP-lid door de
JITEM, de inlichtingendienst van de jandarma, is meegenomen en twee dagen
later gewond aan de kant van de weg is aangetroffen. De zaak wordt thans
door de autoriteiten onderzocht
. In sommige gevallen zou na een bepaalde periode alsnog worden overgegaan
tot officiële aanhouding
.
In de laatste maanden is voor, tijdens en na de transporten van gevangenen
naar de nieuwe cellengevangenissen van het type F een aantal gevallen
geconstateerd van mishandeling en foltering van personen die reeds
veroordeeld zijn en hun straf uitzitten
. In het traditionele gevangenissysteem hadden veroordeelde gevangenen, mede
dankzij de vrijwel onaantastbare positie die de door gevangenen bevolkte
grote slaapzalen hadden, weinig te vrezen voor foltering. Of de recentelijk
geconstateerde gevallen het begin zijn van een trend in foltering van
veroordeelde gevangenen, zoals door vele mensenrechtenorganisaties wordt
gevreesd, zal de toekomst moeten uitwijzen.
De gehanteerde foltermethoden zijn zeer divers. Zo wordt onder andere
gebruik gemaakt van slaan, ontkleden, blinddoeken, hogedrukspuiten met koud
water, elektrische schokken, slaan op de voetzolen, bedreiging met de dood,
seksuele intimidatie en het ophangen van personen aan hun armen
. Voor de laatstgenoemde methode zijn door de Turkse Parlementaire
Onderzoekscommissie tijdens haar bezoek aan het politiebureau van de wijk
Gaziosmanpasa in Istanbul concrete aanwijzingen gevonden in de vorm van een
zogenaamde 'Palestijnse hanger'
, waaraan verdachten werden opgehangen. De jaren lijkt de trend te bestaan
om gebruik te maken van methoden, waarvan het effect naderhand moeilijker is
vast te stellen
. Zo zou niet langer met een stok worden geslagen maar met een zandzak,
zodat minder blauwe plekken achterblijven. Dit werd begin 2001 bevestigd
door een zegsman van de Turkse mensenrechtenorganisatie TIHV. Vrouwen worden
regelmatig het slachtoffer van seksuele intimidatie en in sommige gevallen
van verkrachting
.
De onder de Raad van Europa residerende 'Committee for the Prevention of
Torture' (CPT) constateert in haar meest recente rapport
dat het gebruik van de meest wrede vormen van fysiek geweld in Istanbul is
afgenomen. Methodes zoals het dagenlang onthouden van slaap, rechtop staan
voor lange periodes en verbale bedreigingen blijven echter onverminderd
voortbestaan, zo meldt de CPT. De Turkse Parlementaire Onderzoekscommissie
meldt daar waar in Erzincan, Sanliurfa en Erzurum de situatie ongewijzigd
is, een aanzienlijke verbetering in de provincie Tunceli en een afname van
het aantal gevallen in de provincie Elazig
.
Op 5 maart 1999 werd vakbondsman Süleyman Yeter in verzekering gesteld bij
de anti-terreurafdeling van de politie in Istanbul. De volgende morgen
vertelde hij een medegevangene dat hij was uitgekleed, geslagen, bespoten
met koud water onder hoge druk en dat hij gedwongen op ijs moest gaan
liggen. Op 7 maart werd door de autoriteiten bevestigd dat Yeter in detentie
overleden was. Zijn advocaten meldden sporen van foltering op zijn lichaam.
De inverzekeringstelling had plaats gevonden vlak nadat Yeter de
politiemensen had geïdentificeerd die hem in 1997 hadden gefolterd. In
november 1999 begon een rechtszaak tegen enkele politiemensen in verband met
de dood van Süleyman Yeter
. Op 12 maart 2001 heeft in deze zaak een zitting plaatsgevonden bij de 6e
Meervoudige Kamer in Zware Strafzaken te Istanbul. Hierbij is één van de
drie politiemannen die zich in voorarrest bevonden op vrije voeten gesteld,
omdat hij voor de gebeurtenissen reeds naar huis zou zijn gegaan. Eén van de
vier verdachten is nog voortvluchtig
. Volgens het Turkse dagblad Milliyet in voor hem een internationaal
aanhoudingsbevel uitgevaardigd
.
Medisch onderzoek
Personen in voorarrest die verklaren te zijn mishandeld of gefolterd kunnen
hun verklaring vaak niet met medische documenten onderbouwen. In een aantal
gevallen hangt dit samen met het feit dat medisch onderzoek te laat
plaatsvond. In veel gevallen is - tegen de geldende voorschriften in - bij
het onderzoek een politiefunctionaris aanwezig, hetgeen een objectief
onderzoek belemmert. Soms worden medische rapporten door
politiefunctionarissen vernietigd of worden artsen tegengewerkt of
geïntimideerd. In voorkomende gevallen worden artsen zelfs aangeklaagd of in
hechtenis genomen
. Dit zou in januari 2001 gebeurd zijn met de arts Zeki Uzun, die van de
aanwezige politieagent eiste dat deze tijdens het onderzoek de ruimte zou
verlaten. Enkele dagen later zou hij aangehouden zijn en drie dagen lang
zijn geslagen en van slaap beroofd
.
De medische onderzoeken die worden uitgevoerd door artsen die zijn verbonden
aan het ministerie van Justitie, die het overgrote deel van de onderzoeken
van personen in voorarrest verrichten, vinden zeer summier plaats en duren
vaak slechts enkele minuten. Er zijn zelfs gevallen bekend waar een medisch
rapport is opgesteld zonder dat de betrokkene daadwerkelijk voor de arts is
verschenen. De medische rapporten zijn zeer summier. Het betreft vaak een
soort van standaardrapport dat vermeldt dat geen sporen van slagen of geweld
zijn aangetroffen.
Strafvervolging
De Turkse autoriteiten distantiëren zich regelmatig van beschuldigingen over
mishandeling en foltering door functionarissen van politie of jandarma,
hoewel de Parlementaire Onderzoekscommissie voor Mensenrechten in diverse
van haar in mei 2000 uitgebrachte rapporten stelt dat de werkelijke
verantwoording voor deze daden op een hoger niveau ligt, namelijk bij de
provinciegouverneurs en Officieren van Justitie. Overtredingen worden echter
in veel gevallen niet onderzocht, zodat veroordelingen nauwelijks voorkomen.
Dit hangt samen met het wettelijk voorschrift dat strafrechtelijke
vervolging van een functionaris die wordt beschuldigd van dergelijke
praktijken, pas kan plaatsvinden na toestemming van zijn superieuren
. Deze toestemming wordt in veel gevallen niet verleend.
Het is voor een slachtoffer van foltering vaak moeilijk de dader vast te
stellen, omdat het slachtoffer tijdens de foltering vaak geblinddoekt is.
Ook het vaststellen wie op het desbetreffende moment dienst heeft gehad, is
vaak onmogelijk, omdat de administratie in veel gevallen zeer gebrekkig is
.
Rechtszaken tegen overheidsfunctionarissen die worden beschuldigd van
foltering of mishandeling duren vaak jarenlang voort en in veel gevallen
eindigt de zaak in vrijspraak. Indien functionarissen worden veroordeeld
zijn de straffen veelal licht. Functionarissen aan wie dergelijke delicten
ten laste worden gelegd blijven vaak hun functie gewoon uitoefenen. Volgens
officiële cijfers zijn slechts 10 van de 577 functionarissen die in de
periode tussen 1995 en 1999 zijn vervolgd voor foltering ook daadwerkelijk
veroordeeld (1,7%). Van de 2851 personen die zijn vervolgd voor
mishandeling, zijn er 84 veroordeeld (2,9 %)
.
Toch spant de Turkse regering zich de laatste tijd in om veiligheidsbeambten
die beschuldigd zijn van marteling en artsen die meewerken aan de vervalsing
van medische rapporten ter verdoezeling van foltering, zwaarder te straffen.
Zo is de wettelijke maximumstraf op foltering, mishandeling en het
verdoezelen daarvan door valse documenten op 26 augustus 1999 krachtens een
aanpassing van de artikelen 243, 245 en 354 van de Turkse strafwet verhoogd.
Human Rights Watch merkt hierbij op dat de minimumstraf niet is gewijzigd.
Plegers van dit soort delicten vielen niet onder de amnestiewet van 21
december 2000.
In het jaar 2000 zijn enkele rechtszaken tegen plegers van foltering
aanhangig gemaakt. De media maken melding van een zaak die in mei in de
provincie Mardin aanhangig is gemaakt, waarbij tegen de zeven betrokken
functionarissen totaal 126 jaar gevangenisstraf is geëist
. In juni is volgens de media in Siirt na drie jaar een zaak aanhangig
gemaakt tegen zeven jandarma's die van foltering worden verdacht
. In een andere zaak in Ankara is tegen tien agenten elk 12 jaar geëist
wegens dood door marteling
. Tegen een arts is een jaar gevangenisstraf geëist wegens het verdoezelen
van marteling in haar medische rapportage
.
In november is in een belangrijke rechtszaak door de rechtbank een vonnis
gewezen tegen tien politiemensen die werden verdacht van het martelen van
een groep scholieren in voorarrest in de plaats Manisa. De agenten werden
veroordeeld tot straffen variërend van 5 tot 10 jaar. Enkele weken later
werden de op verdenking van revolutionaire propaganda terechtstaande
scholieren, van wie de strafzaak door het Hof van Beroep in Izmir was
aangehouden tot de uitspraak in de zaak van de agenten zou komen,
vrijgesproken van het hen ten laste gelegde, omdat ze hun bekentenissen
onder dwang en foltering hadden getekend
. De betrokkenen hebben een claim tegen de overheid ingediend wegens de
onterechte aanhouding en inbewaringstelling
. Op 2 mei 2001 heeft het Hof van Beroep de strafzaak tegen de agenten
terugverwezen naar de lagere rechtbank wegens vormfouten
.
In de eerste acht maanden van het jaar 2000 heeft de Turkse
mensenrechtenorganisatie IHD 7 verdwijningen geregistreerd. In dezelfde
periode van het jaar 1999 bedroeg dit aantal 19. In de jaren ervoor lag dit
aantal voor het gehele jaar op 29 (voor 1998) respectievelijk 66 (voor
1997). De speciale VN-rapporteur voor verdwijningen en buitengerechtelijke
executies mevrouw Asma Jihangir bezocht in februari 2001 Turkije. Het was de
eerste maal in tien jaar dat Turkije toestemming gaf tot een bezoek van een
VN-rapporteur met deze portefeuille. Eén van haar voorlopige conclusies was
dat er sprake was van een aanzienlijke verbetering op dit punt, maar dat men
op zijn hoede dient te blijven. Publicatie van het definitieve rapport van
haar bezoek is gepland voor zomer 2001.
De verdwijningen hebben hoofdzakelijk plaatsgevonden in het zuidoosten van
Turkije. Vaak worden de verdwijningen in verband gebracht met de jandarma of
de inlichtingendienst MIT. Een rol hierbij speelt het feit dat familieleden
vaak niet op de hoogte worden gesteld van de arrestatie van hun verwanten
. Ook de fundamentalistische Hezbollah heeft een aantal verdwijningen op
haar conto staan. Een aantal Hezbollah-slachtoffers dat reeds enkele maanden
werd vermist, werd door gruwelijke moorden omgebracht aangetroffen
.
Sinds november 1996 beschikt het Turkse ministerie van Binnenlandse Zaken
over een speciale afdeling voor de opsporing van vermiste personen. Dit
kantoor, dat 24 uur per dag is geopend, rapporteert maandelijks over
gevallen van verdwijning en heeft serieus getracht dergelijke gevallen te
onderzoeken. In de meeste onderzochte verdwijningszaken vond het kantoor
verklaringen waarbij geen sprake was van betrokkenheid van
overheidsinstanties. Vanaf 1996 onderzocht de Turkse overheid 425 gevallen
van vermissingen. Hiervan zijn er 88 levend aangetroffen, 18 bevonden zich
in de gevangenis, 46 waren overleden en 273 zaken bleven tot begin 2001
onopgehelderd
.
Familieleden van verdwenen personen nemen vaak geen contact op met de Turkse
autoriteiten als deze juist verantwoordelijk worden geacht voor de
verdwijning. Hoewel in veel gevallen leden van de veiligheidskrachten
verantwoordelijk zouden zijn voor verdwijningen, komt het zelden of nooit
tot rechtsvervolging. De mensenrechtenorganisatie IHD ondersteunt
familieleden van verdwenen personen en rapporteert over verdwijningsgevallen
aan het ministerie van Binnenlandse Zaken.
In januari 2001 werd het zuidoosten van Turkije, dat sinds ruim een jaar een
relatieve rust had gekend, opgeschrikt door de verdwijning van Serdar Tanis
en Ebubekir Deniz, twee lokale HADEP-functionarissen in de plaats Silopi aan
de Iraakse grens. De twee functionarissen waren op 25 januari 2001
opgeroepen om bij de plaatselijke jandarma te verschijnen, en zijn sindsdien
niet meer teruggezien. Na aanvankelijke ontkenning door de autoriteiten van
het feit dat de beide personen daadwerkelijk bij de jandarmapost waren
verschenen, werd later verklaard dat ze wel waren geweest, maar reeds na een
half uur waren vertrokken. De HADEP-leiding houdt de jandarma
verantwoordelijk. De zaak is inmiddels aangebracht bij het Europese Hof in
Straatsbrug en heeft ook de aandacht gekregen van de speciale VN-rapporteur
voor verdwijningen en buitengerechtelijke executies, die toevalligerwijs
Turkije bezocht op het moment dat deze zaak hoogst actueel was.
De verdwijningszaak in Silopi heeft, in tegenstelling tot een groot aantal
verdwijningen in het verleden, veel aandacht in de media gekregen. Ook de
overheid bemoeit zich er intensief mee. Op 5 maart verscheen in de Turkse
media het bericht, dat de twee zich in een PKK-kamp in Noord-Irak zouden
bevinden. Als bewijs hiervoor werd een brief van de PKK-leiding geadresseerd
aan de vader van één van de twee mannen aangevoerd. Deze zou zijn
onderschept in een vrachtwagen die vanuit Noord-Irak de Turkse grens
overstak. De pro-Koerdische en pro-PKK pers wijst op een aantal
valsheidskenmerken van de brief en meldt dat de vader van betrokkene
verklaard zou hebben dat het een complot betreft
. Op 26 februari 2001 meldde Amnesty International nog dat er onofficiële,
niet bevestigde berichten waren dat de beide functionarissen in niet-erkende
detentie zaten bij de jandarma in Sirnak
.
Met enige regelmaat verschijnen berichten over politieke en
buitengerechtelijke moorden door vertegenwoordigers van de Turkse overheid.
Aanvallen op schuilplaatsen van vermeende terroristen hebben geregeld geleid
tot het overlijden van personen die zich daar bevonden, soms door gebruik
van excessief geweld door de veiligheidskrachten
. Ook in gevangenissen vallen van tijd tot tijd doden bij invallen van de
jandarma om orde op zaken te stellen bij gevangenisopstanden en dergelijke.
Ook daar is het door de autoriteiten gebruikte geweld in sommige gevallen
buitenproportioneel.
Ook personen die de politie probeerden te ontvluchten worden het
slachtoffer. Vaak wordt door de veiligheidskrachten als argument aangevoerd
dat er geen gehoor werd gegeven aan de oproep om zich over te geven
. Een wet uit 1996 die politiefunctionarissen de bevoegdheid verleende om in
zulke gevallen onmiddellijk te schieten is door het Constitutionele Hof in
januari 1999 nietig verklaard
. In een rapport van de mensenrechtenorganisatie Mazlum-Der wordt melding
gemaakt van het doodschieten door de politie van een persoon die de
arrestatie van zijn broer probeerde te verhinderen op 15 maart 2001 in de
plaats Aydin. Hetzelfde rapport vermeldt een vergelijkbaar geval, dat op 20
maart 2001 in Trabzon heeft plaatsgevonden
.
De Turkse autoriteiten worden daarnaast in verband gebracht met
verschillende onopgehelderde moorden, met name in Zuidoost-Turkije. In een
aantal gevallen betrof het lokale politici, journalisten, HADEP-leden,
Koerdische zakenlieden en vooraanstaande leden van de Koerdische gemeenschap
in die regio
. Betrokkenheid van de autoriteiten kan meestal niet worden bewezen.
Mensenrechtenorganisaties claimen dat de Turkse autoriteiten geen prioriteit
toekennen aan opheldering van deze gevallen. Dergelijke gevallen waarin
prominenten op onopgehelderde wijze om het leven kwamen hebben zich volgens
waarnemers in het jaar 2000 niet voorgedaan
.
De mensenrechtenorganisatie IHD heeft in de eerste acht maanden van 2000
112 gevallen van buitengerechtelijke executie geregistreerd. In dezelfde
periode van het jaar 1999 was dit aantal 127. Voor het gehele jaar 1998 zijn
128 gevallen gemeld.
De Hezbollah en andere gewapende en terroristische organisaties worden
verantwoordelijk gehouden voor vele moorden en aanslagen
.
De Turkse strafwetgeving stelt op een aantal delicten de doodstraf. Het
betreft hier enkele delicten met betrekking tot hoogverraad (artikelen 125,
126, 146 en 147) en moord met voorbedachten rade (artikel 450).
Doodvonnissen worden nog regelmatig uitgesproken. Zo zijn in juni 2000 nog
33 personen ter dood veroordeeld op beschuldiging van poging tot stichting
van een islamitische staat
. Sinds 1984 is er echter geen enkel doodvonnis meer ten uitvoer gelegd.
Een doodvonnis dat door de rechtbank wordt uitgesproken wordt altijd
nogmaals beoordeeld door het Hof van Beroep. Indien dit Hof het vonnis
bekrachtigt, gaat het vonnis naar de premier, die het vervolgens ter
stemming voorlegt aan het parlement. Indien het parlement het vonnis
bekrachtigt, dient daarna nog de president zijn handtekening te zetten. In
februari 2001 lagen 53 dossiers bij de minister-president ter voorlegging
aan het parlement en zijn 77 door het parlement goedgekeurde doodvonnissen
nog niet ten uitvoer gebracht
.
Dit laatste is ook gebeurd met het doodvonnis tegen PKK-leider Öcalan. Het
Hof van Beroep heeft dit vonnis op 25 november 1999 bekrachtigd en
vervolgens is het dossier bij premier Ecevit terechtgekomen. Deze heeft na
overleg met de coalitiepartners besloten het dossier niet ter stemming aan
het parlement voor te leggen voordat het Europese Hof in Straatsburg over de
zaak heeft beslist
.
De amnestiewet van 21 december 2000
voorziet erin dat doodvonnissen die zijn gewezen voor delicten gepleegd
voor 23 april 1999, niet ten uitvoer worden gelegd.
De reeds enkele jaren bestaande discussie omtrent de afschaffing van de
doodstraf is met de kandidaat-lidstatus voor de Europese Unie opnieuw
actueel geworden. In het door de Europese Unie uitgegeven document
Partnerschap voor Toetreding, waarin de voorwaarden staan vermeld waaraan
Turkije voor toetreding dient te voldoen, wordt afschaffing van de doodstraf
vermeld onder criteria waaraan op de middenlange termijn moet worden
voldaan, dat wil zeggen dat realisatie ervan niet noodzakelijk binnen het
jaar 2001 dient te worden bereikt
. In het op basis van het document door de Turkse overheid uitgegeven
Nationaal Actieplan wordt afschaffing van de doodstraf voorzien binnen een
periode van 5 jaar
.
De regeringspartij MHP is echter van mening dat Abdullah Öcalan absoluut ter
dood moet worden veroordeeld en is daarom tegen totale afschaffing van de
doodstraf. Een hoge functionaris van de inlichtingendienst MIT heeft in
november 2000 verklaard tegen voltrekking van het doodsvonnis van Öcalan te
zijn
. In de Turkse samenleving bestaat een vrij grote steun voor executie van de
PKK-leider.
3.4 Positie van specifieke groepen
Hoewel exacte cijfers ontbreken, wordt het aantal Koerden dat in Turkije woonachtig is geschat op zo'n dertien miljoen. De Koerden zijn oorspronkelijk afkomstig uit het zuidoosten van het land. Het overgrote deel van de Koerdische bevolking heeft als taal het Kurmanci, terwijl in de provincies Tunceli, Elazig, Diyarbakir, Bingöl en Sanliurfa ook het door Kurmanci-sprekers niet te begrijpen Zaza wordt gesproken. Het grootste deel van de Koerdische bevolking is soennietisch moslim. Het overige deel, met name onder de Zaza-sprekers, is alevitisch
. De traditionele tribale en feodale sociale structuur van de Koerdische bevolking bestaat nog voor een groot deel voort. De Koerdische bevolking in de oorspronkelijke herkomstgebieden is verdeeld in stammen onder leiding van een aga, die grote autoriteit heeft over de stamleden.
In de twintiger en dertiger jaren is een aantal Turkse Koerden naar
Midden-Turkije (met name de provincie Konya) gedeporteerd. In een later
stadium is een groot aantal Koerden om economische redenen gemigreerd naar
met name de stedelijke gebieden in West- en Zuid-Turkije. Zo schatten
Koerdische organisaties het aantal inwoners van Koerdische afkomst in
Istanbul op drie à vijf miljoen. De urbanisatie en de traditionele
ontvolking van het platteland zijn de afgelopen decennia in versneld tempo
voortgezet mede als gevolg van de vele militaire acties in Zuidoost-Turkije
, waarbij talrijke dorpen werden platgebrand en de aldaar woonachtige
families feitelijk werden gedwongen om zich naar elders in Turkije te
begeven. Deze ontwikkeling doet de vroegere geografische afscheiding van de
Koerdische bevolkingsgroep vervagen.
Een allesbepalende factor in de positie van de Koerden in Turkije is het
concept van staat en maatschappij dat door de overheid wordt gehanteerd. De
Turkse staat is grondwettelijk gefundeerd op onder andere het principe van
Atatürks nationalisme
. In deze vorm van nationalisme staat het begrip 'Turk' voor een individu
dat deel uitmaakt van nationale gemeenschap waarin personen ongeacht hun
etnische achtergrond kunnen integreren. Elke burger die binnen de grenzen
van de republiek woonachtig is, wordt gezien als Turk. Dit wordt verwoord in
het in Turkije veel gehoorde adagium 'Ne mutlu Türkum diyene' Hetgeen zoveel
betekent als 'Gelukkig is hij die
zegt
: Ik ben een Turk.'- en dus niet die een Turk
is
. Het Turk zijn kan daarmee een naar de achtergrond verdwijnen van de eigen
etniciteit van het individu behelzen.
Atatürk liet iedereen die dat wenste op genereuze wijze toe als Turks
staatsburger, maar voorzag niet in een oplossing voor hen die niet bereid
waren hun oorspronkelijke etnische identiteit te laten varen voor het nieuwe
nationale concept. Sinds het begin van de republiek is - ondanks het feit
dat er van alle in Turkije bestaande etniciteiten wel individuen zijn
geweest die hun eigen etniciteit op de voorgrond plaatsten - aldus een
samenleving ontstaan met een overweldigende meerderheid van individuen die
in de eerste plaats een sterke verbondenheid voelen met een Turkse
identiteit, ongeacht hun oorspronkelijke etnische afkomst. De enige grote
groep die - hoewel niet in zijn algemeenheid - dit proces niet heeft
ondergaan, zijn de Koerden.
Een deel van de Koerden echter, met name degenen die in het verdere of
recentere verleden naar het westen van Turkije zijn gemigreerd, is succesvol
geïntegreerd in de Turkse samenleving en heeft de taal, waarden, en sociale
orde van de republiek volledig overgenomen. Koerden zijn vandaag de dag dan
ook actief in alle sferen van het sociale en politieke leven en zijn zelfs
vertegenwoordigd in de gelederen van de Turks-nationalistische MHP
. Ook vele parlementsleden zijn van Koerdische origine.
Er vindt in Turkije geen vervolging door de overheid plaats van Koerden
enkel en alleen op grond van het feit dat ze Koerd zijn. Dit zou overigens
ook in strijd zijn met het bovengenoemde staatsconcept, waarin de
oorspronkelijke etniciteit van een persoon geen rol speel, zolang deze zich
maar schikt in de principes van de Turkse republiek. Alle Turkse
staatsburgers (inclusief de Koerden) hebben dan ook in gelijke mate toegang
tot de openbare voorzieningen zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg en
instanties die officiële documenten afgeven
.
Tegen een arts in Ankara, die op 16 april 2000 weigerde om een vrouw uit
Diyarbakir te behandelen omdat ze geen Turks sprak, is door de autoriteiten
onmiddellijk een onderzoek ingesteld, om vast te stellen of hij inderdaad om
deze reden behandeling heeft geweigerd. Indien dit het geval blijkt te zijn,
zal strafvervolging worden ingesteld
. Overigens zou de arts hebben verklaard, wegens taalproblemen niet in staat
te zijn geweest om de patiënt te behandelen
.
Ondanks de strijd tussen leger en PKK die jarenlang in het zuidoosten heeft
gewoed, is er onder de burgerbevolking vrijwel nooit sprake geweest van
etnische onlusten tussen Turken en Koerden. Een uitzondering hierop vormen
de gebeurtenissen in april 2001 in de plaats Susurluk in West-Turkije. Toen
na de moord op een elfjarig meisje geruchten de ronde deden, dat de dader
van de moord uit Diyarbakir afkomstig was, gingen enkele duizenden inwoners
de straat op, staken het huis van de vermoede dader in brand en schreeuwden
anti-Koerdische leuzen. De burgemeester van de plaats sprak van provocateurs
die anti-Koerdische gevoelens wilden oproepen
. Van de demonstranten zijn er 158 aangehouden, waarvan er uiteindelijk 22
in bewaring zijn gesteld op verdenking van overtreding van artikel 312 van
de strafwet, aanzetten tot haat op grond van ras
.
Openbare en politieke Koerdisch-nationalistische uitingen worden door de
Turkse autoriteiten sterk onderdrukt. Koerdische nationalistische aspiraties
worden door de Turkse regering opgevat als een bedreiging van de
ondeelbaarheid van de Turkse eenheidsstaat en het brengen van verdeeldheid
tussen Turkse staatsburgers op grond van etniciteit. Koerdische afkomst als
basis voor erkenning als aparte etnische groep zou strijdig zijn met het
basisconcept van de Turkse staat. Voor erkenning van een separate Koerdische
bevolkingsgroep is daarin geen plaats. Steun aan de Koerdische zaak is dan
ook strafbaar op grond van - afhankelijk van de aard van deze steun - de
artikelen 125, 168, 169 of 312 van de strafwet of de artikelen 6, 7 en 8 van
de Wet op de Bestrijding van Terreur. De strafbepalingen zijn op iedereen in
Turkije van toepassing, ongeacht of men van Turkse of van Koerdische origine
is.
De Turkse autoriteiten zijn niet zozeer gefocust op het feit of een bepaalde
persoon Turk of Koerd is, maar veel meer op de vraag of eventuele
separatistische sympathieën bij een persoon aanwezig zijn. De definitie van
separatisme door de Turkse autoriteiten is veelomvattend en niet altijd
eenduidig.
Bij personen afkomstig uit één van de provincies in Zuidoost-Turkije worden
separatistische sympathiën in de praktijk eerder verondersteld. De provincie
van herkomst van personen staat vermeld op de identiteitskaart en laat zich
vaak ook verraden door uiterlijk of accent. De Turkse Parlementaire
Onderzoekscommissie voor Mensenrechten meldt in haar rapport over de
provincie Tunceli, dat bij bewoners van deze provincie de overtuiging leeft
dat ze door de veiligheidskrachten vaak met meer wantrouwen worden bekeken
alleen al om het feit dat op hun identiteitskaart als provincie van herkomst
Tunceli is vermeld
. Etnische (en dus ook Koerdische) afkomst is nergens officieel
geregistreerd en op geen enkel identiteitsdocument of enig ander officieel
document vermeld.
Publicatie van boeken, periodieken en kranten in het Koerdisch is sinds 1991
toegestaan. Koerdisch georiënteerde kranten en tijdschriften zijn echter
vaak moeilijk verkrijgbaar. Potentiële lezers schrikken er soms voor terug
Koerdische publicaties aan te schaffen omdat bezit ervan kan worden
uitgelegd als bewijs van PKK-sympathieën. De inhoud van Koerdische
publicaties wordt door de overheid nauwlettend in de gaten gehouden.
Publicaties en materialen die de Koerdische geschiedenis, cultuur of
etniciteit betreffen, worden regelmatig geconfisceerd of leiden tot
strafvervolging, omdat ze in de visie van de autoriteiten de ondeelbare
eenheid van de staat aantasten
.
Het Koerdisch Instituut van Istanbul, een privaat instituut waarin onder
andere onderzoek naar de Koerdische taal plaatsvond, is jarenlang min of
meer oogluikend getolereerd. In november 2000 is echter een rechtszaak tegen
het instituut en zijn directeur Hasan Kaya aangespannen op grond van het
feit dat onderwijs zou worden gegeven in een taal die volgens de Wet op het
Onderwijs niet gedoceerd mag worden. De behandeling van de zaak heeft
plaatsgehad op 4 april 2001 bij de rechtbank in de wijk Sisli van de
provincie Istanbul. Hierbij heeft Kaya aangegeven dat geen sprake was van
onderwijs, maar slechts van onderzoek naar het Koerdisch. Hij citeerde
hierbij een rapport van de onderwijsinspectie, waarin stond dat in de
beschikbare ruimte onmogelijk taalonderwijs kon worden gegeven. De zaak is
verdaagd naar 21 juni. Tijdens deze zitting zal ook de onderdirecteur van
het instituut worden gehoord.
De afgelopen maanden is er in het kader van de toetreding tot de Europese
Unie een brede discussie geweest over het al dan niet toelaten van
Koerdischtalige televisieuitzendingen en onderwijs in die taal. Enkele
personen op hoge posten in het staatsapparaat, onder andere het hoofd van de
inlichtingendienst MIT hebben zich hiervoor uitgesproken
. Een en ander heeft echter niet geleid tot opname van uitzend- of
onderwijsrechten in de Koerdische taal in het Nationaal Programma voor
toetreding tot de EU. Hierin stond slechts de reeds bestaande praktijk
vermeld, waarin het spreken van andere talen dan het Turks is het dagelijks
leven wordt toegestaan. Op 25 april 2001 heeft de voorzitter van het
Constitutionele Hof tijdens een toespraak verklaard, dat onderwijs in het
Koerdisch tegen de grondwet ingaat
.
Met de instelling van de uitzonderingstoestand in 1985 werd in het
zuidoosten ook het systeem van de dorpswachters ingevoerd, waarbij dorpen,
al dan niet gedwongen, volwassen mannen leverden voor de bewaking van de
dorpen, het verlenen van hand- en spandiensten en het verstrekken van
inlichtingen. Dorpswachters dienden op deze wijze samen te werken met het
leger en de jandarma in hun strijd tegen de PKK. De bereidheid van de lokale
bevolking om deel te nemen aan het systeem van dorpswachters is altijd sterk
afhankelijk geweest van stamverbanden. Sommige Koerdische stammen leverden
vrijwillig dorpswachters aan, terwijl andere stammen zich vanwege hun
PKK-sympathieën altijd hebben verzet tegen deelname. Hierdoor kwam het voor
dat hele dorpen zich tegen een verzoek om levering van dorpswachters
keerden, terwijl andere dorpen vrijwillig meewerkten.
Het dorpswachterschap is altijd erg omstreden geweest. Het gebeurde niet zelden dat dorpen die zich onwillig toonden betrokken te worden bij de strijd, zich geconfronteerd zagen met represaillemaatregelen, waaronder het platbranden van dorpen. Het systeem van dorpswachters werkte overigens misbruik van (machts-)positie in de hand. Vele dorpswachters zijn betrokken geweest bij strafbare feiten, variërend van moord, steunverlening aan de PKK en drugssmokkel, tot bruidroof. Er lopen duizenden strafzaken tegen dorpswachters, terwijl sedert de invoering van het systeem in 1985 bijna 24.000 dorpswachters uit hun functie zijn ontheven.
Volgens woordvoerders van de Turkse mensenrechtenorganisaties TIHV en IHD en
internationale waarnemers worden naast de nu bestaande circa 70.000
dorpswachters geen nieuwe dorpswachters meer geworven. Volgens een
woordvoerder van de IHD zouden bestaande dorpswachters die hun werkzaamheden
wensen te beëindigen daarin echter soms worden tegengewerkt door de (lokale)
autoriteiten. Er zou sprake zijn van druk op de betrokkenen om de
werkzaamheden voort te zetten.
Op overheidsniveau wordt evenwel reeds geruime tijd gesproken over
afschaffing van het systeem van dorpswachters. In de afgelopen tijd is
melding gemaakt van enkele kleinschalige herscholingsprojecten voor
dorpswachters. Het dorpswachterschap verschaft echter een vast inkomen, wat
men niet in alle gevallen graag zal willen opgeven. Bovendien zal
ontwapening een probleem opleveren, aangezien de dorpswachters afkomstig
zijn van verschillende stammen, die niet zelden een moeizame of slechte
verhouding met elkaar hebben. Aangenomen wordt dat geen van de stammen als
eerste of enige zijn wapens zal willen inleveren.
In het verleden kwamen personen die werden gerekruteerd om dorpswachter te
worden, soms tussen twee vuren terecht. Enerzijds kon weigering van het
dorpswachterschap worden uitgelegd als impliciete steun aan de PKK,
anderzijds kon het aanvaarden van de functie van dorpswachter de persoon tot
doelwit van de PKK maken. Door de terugtrekking van de PKK-strijders uit
Turkije eind 1999, is van een druk van PKK-zijde thans praktisch geen sprake
meer. Nu ook de werving van nieuwe dorpswachters is stopgezet, speelt deze
kwestie nauwelijks meer een rol.
Wettelijk gezien is de gelijkheid tussen man en vrouw over het algemeen
gegarandeerd. Er bestaan enkele punten in de wetgeving waardoor vrouwen
worden gediscrimineerd. Zo is volgens het Burgerlijk Wetboek de man het
hoofd van het gezin en bepaalt hij waar het gezin zich vestigt en is de
vertegenwoordiger van het huishouden. Bij onenigheid over voogdij na
echtscheidingen wordt deze vaak aan de man toegewezen. Ook het erfrecht
bevat enkele elementen waardoor vrouwen worden benadeeld. Sinds 1997 kan de
vrouw bij sluiting van een huwelijk indien zij dat wenst wel haar eigen naam
behouden. Er wordt thans gewerkt aan een herziening van het Burgelijk
Wetboek, dat in verregaande verbeteringen met betrekking tot de
gelijkberechtiging van vrouwen en mannen voorziet.
Vrouwen vormen bijna de helft van de beroepsbevolking en worden
gelijkwaardig gesalarieerd. Er zijn enkele vrouwelijke districtsgouverneurs.
Het aantal vrouwen in het parlement is laag
, hoewel Turkije in het begin van de jaren '90 wel een vrouwelijke premier
heeft gekend in de figuur van Tansu Çiller, die thans nog steeds de leider
is van de Dogru Yol Partisi (Partij van het Rechte Pad). Van de vrouwen in
Turkije is 78% procent gealfabetiseerd, tegen een alfabetiseringsgraad van
94% onder mannen. Op het platteland is 50% van de vrouwen analfabeet.
Vrouwen afkomstig van het platteland zijn echter bezig met een inhaalslag.
Thans bestaat 35% van de studentenbevolking van de universiteiten uit
vrouwen afkomstig uit rurale gebieden
.
In Turkije staan vrouwen veelvuldig bloot aan diverse vormen van geweld
binnen het huwelijk. Mishandeling komt regelmatig voor. Volgens een
onderzoek uit maart 2000 van de Istanbul Universiteit heeft ten minste tien
procent van de vrouwen dagelijks of wekelijks met geweld te maken
. In januari 1998 is een wetswijziging in het Wetboek van Strafrecht
aangenomen die geweld binnen het huwelijk verbiedt. Ondanks deze wet blijft
misbruik in het huwelijk gezien worden als een privé-aangelegenheid waarbij
de eer van de familie op het spel kan staan.
Er zijn maar weinig vrouwen die een aanklacht wegens mishandeling of
seksueel misbruik indienen. Ingesleten opvattingen maken vervolging in geval
van seksuele misdrijven een gecompliceerde aangelegenheid. Maatschappelijke
taboes en een gebrek aan vertrouwen in de autoriteiten zijn er de oorzaak
van dat in veel gevallen geen aangifte wordt gedaan. Inmiddels zijn in
Turkije in het totaal negen opvanghuizen en zes adviesbureaus voor vrouwen
die worden mishandeld.
In rurale gebieden en in stadswijken met veel van oorsprong
plattelandsbevolking komt moord op vrouwen die in de ogen van hun verwanten
door vermeend onkuis gedrag de familie-eer hebben geschonden, nog steeds
voor. Een ander probleem dat met name onder de plattelandsbevolking speelt,
is het hoge percentage zelfmoorden onder jonge vrouwen die gedwongen zijn
uitgehuwelijkt. Ook de traditionele praktijk van de zogenaamde
maagdelijkheidstesten bestaat ondanks een officieel verbod door de overheid
nog altijd
.
Het komt regelmatig voor dat overheidsfunctionarissen zich schuldig maken
aan seksueel misbruik van vrouwen. Vrouwen in voorarrest krijgen vaak te
maken met seksuele intimidatie en soms zwaardere vormen van seksueel
misbruik. Vrouwen worden vaak gedwongen zich uit te kleden, worden betast,
beschimpt en bedreigd met verkrachting. Een door de IHD uitgevoerde enquête
wees uit dat driekwart van de vrouwen die in voorarrest hadden gezeten
aangaf te maken te hebben gehad met seksuele indimidatie. Slechts een zesde
deel zou dit volgens de enquête hebben aangegeven bij de autoriteiten
. De voorzitter van de vrouwencomissie van de Orde van Advocaten in
Diyarbakir verklaarde op 25 februari tijdens een conferentie dat in het jaar
2000 een aantal van 123 vrouwen een klacht hadden ingediend wegens seksuele
intimidatie of verkrachting tijdens het voorarrest
. Een advocatencollectief dat tracht verdachten van genoemde delicten
veroordeeld te krijgen, heeft in de drie jaar van zijn bestaan nog geen
enkel succes kunnen boeken. In Zuidoost-Turkije zou in het verleden
verkrachting door dorpswachters voorgekomen zijn.
Homoseksuelen
Homoseksualiteit ontmoet in de Turkse samenleving een zekere ambivalentie.
Veel Turken beschouwen het zonder meer als iets verwerpelijks, anderen
accepteren het als een maatschappelijk verschijnsel, hetgeen overigens niet
inhoudt dat het een veelbesproken thema is.
In het algemeen kan worden gesteld dat homoseksuelen geen vrees hoeven te
hebben voor officiële vervolging door de Turkse autoriteiten. Er bestaat in
Turkije geen beleid dat zich actief richt tegen homoseksuelen. Er bestaat
ook geen beleid op basis waarvan homoseksuelen minder dan andere Turken
aanspraak kunnen maken op openbare voorzieningen of op basis waarvan zij
minder rechten hebben om een beroep te kunnen uitoefenen. Er bestaan voor
hen voor zover bekend geen bijzondere beperkingen inzake oprichting of
lidmaatschap van verenigingen of politieke partijen. Wel loopt men het
risico van pesterijen en tegenwerking door vertegenwoordigers van lokale
overheidsinstanties, die hun persoonlijke opvattingen laten prevaleren boven
wettelijke richtlijnen. Homoseksuelen worden overigens niet door iedereen in
Turkije genuanceerd onderscheiden van travestieten en transseksuelen.
Artikel 419 van het Turkse Wetboek van Strafrecht geeft de mogelijkheid tot
strafvervolging van personen die zich schaamteloos gedragen in het openbaar
of in het openbaar bepaalde seksuele handelingen verrichten. Hierbij wordt
echter geen onderscheid gemaakt naar geslacht of seksuele geaardheid. In het
jaar 1999 zijn 68 rechtszaken aanhangig gemaakt op grond van dit artikel
. Over het geslacht en de geaardheid van de verdachten zijn geen gegevens
bekend.
Hoewel in de Turkse wet is vastgelegd dat alle personen van achttien jaar en
ouder een seksuele relatie mogen hebben, worden bepaalde vormen van seksueel
gedrag in brede lagen van de bevolking sociaal niet aanvaard. Met name op
het platteland, maar ook in naar verhouding conservatieve plaatsen als
Konya, is men aanzienlijk minder tolerant tegenover homoseksuelen. Personen
die in hun sociale omgeving problemen ondervinden vanwege hun geaardheid,
blijken deze problemen voor een deel te ontlopen door te verhuizen naar
bijvoorbeeld Istanbul, Izmir of Ankara, waar inmiddels een redelijk
ontwikkelde homo-scene aanwezig is. Naar verluidt is een meerderheid van de
homoseksuelen in Istanbul oorspronkelijk afkomstig uit een ander deel van
het land.
Er bestaan enkele organisaties van homoseksuelen. De belangrijkste daarvan
zijn de in 1993 opgerichte Lambda in Istanbul
en Kaos GL in Ankara. De organisaties organiseren wekelijkse activiteiten
en enkele malen per jaar vindt een landelijke manifestatie plaats. Kaos GL
geeft sinds 1994 het gelijknamige tweemaandelijks tijdschrift uit, dat in
veel steden in alternatieve boekhandels te verkrijgen is.
Belangenorganisaties worden getolereerd, maar ondervonden naar eigen zeggen
in het verleden tegenwerking van lokale autoriteiten. In 1995 en 1996 zijn
openbare manifestaties door de politie verboden. In 1999 en 2000 konden deze
echter wel doorgang vinden
.
Transseksuelen
Transseksuele operaties zijn niet strafbaar en kunnen in Turkije
plaatsvinden. Verandering van geslacht wordt door de autoriteiten formeel
erkend. In identiteitsbewijzen e.d. wordt de nieuwe sekse aangetekend. Ook
kunnen personen daarna in het huwelijk treden. Een voorbeeld hiervan is de
beroemde zanger Bülent Ersoy, die in 1980 van geslacht is veranderd en in
1999 als vrouw in het huwelijk is getreden. De transseksueel Melike Demir
geniet onder de naam Demet bekendheid als voorvechtster van de positie van
onder meer transseksuelen in Turkije. In het ontwerp van het nieuwe
Burgerlijk Wetboek zou geslachtsverandering moeilijker worden toegelaten en
voor gehuwde personen verboden worden
. De positie van transseksuelen in de Turkse samenleving is voor het overige
vergelijkbaar met de boven omschreven positie van homoseksuelen.
Travestieten
In Istanbul zouden ongeveer 3.000 travestieten woonachtig zijn
. Een nationaal bekende travestiet is Huysuz Virjin, die een populaire
talkshow op de televisie presenteert. De in 1996 overleden travestiete
zanger Zeki Müren kreeg staatbegrafenis wegens zijn verdiensten als zanger.
De positie van transseksuelen in de Turkse samenleving is voor het overige
vergelijkbaar met de boven omschreven positie van homoseksuelen.
In een separaat ambtsbericht werd ingegaan op de dienstplicht in Turkije . Een nieuw ambtsbericht over dit onderwerp is gepland voor zomer 2001.
De opvang van minderjarigen van wie de beide ouders om welke reden dan ook
niet in staat zijn het gezag uit te oefenen, geschiedt in de regel binnen de
familie. In vrijwel alle gevallen worden familieleden van de minderjarige
bereid gevonden de kinderen op te vangen. Dit geldt ook voor alleenstaande
minderjarige asielzoekers die vanuit het land waar zij asiel hebben
aangevraagd naar Turkije worden teruggestuurd. Van de personen die in de
afgelopen twee jaar bij hun asielaanvraag in Nederland aangaven AMA te zijn,
zijn in vrijwel alle onderzochte gevallen de ouders of wettelijke
vertegenwoordigers aangetroffen.
Desondanks kan het voorkomen dat in een incidenteel geval geen adequate
opvang binnen de familie mogelijk is. In dergelijke gevallen is het mogelijk
dat de Turkse autoriteiten opvang bieden. De Turkse wetgeving voorziet in
opvang van alleenstaande minderjarigen door de staat
. Deze opvang dient echter te worden gezien als een 'laatste vangnet'.
Uitsluitend indien geen opvang elders mogelijk is, kan de onder het
ministerie van Algemene Zaken residerende Instelling voor Sociale
Dienstverlening en Kinderopvang (Sosyal Hizmetler ve Çocuk Esirgeme Kurumu)
worden benaderd. Deze legt het dossier van de betrokken minderjarige voor
aan de rechtbank die de uiteindelijke beslissing over de opvang neemt
.
Krachtens de Turkse wetgeving komt een alleenstaand kind afhankelijk van
duur van de gevolgde opleiding minimaal tot het achttiende levensjaar en
maximaal tot het bereiken van de 25-jarige leeftijd voor opvang in
aanmerking. Kinderen van 0 tot 18 jaar oud kunnen zich aanmelden of worden
aangemeld bij de in elke provincie aanwezige Directoraten voor Sociale
Dienstverlening (Sosyal Hizmetler Müdürlügü). Zo zijn er kindertehuizen
(Çocuk Yuvalari) voor kinderen van 0 tot 12 jaar en opvoedingsinternaten
(Yetistirme Yurtlari) voor kinderen van 12 tot 18 jaar.
Momenteel zijn er naar schatting zeventig kindertehuizen in Turkije waar in
totaal ongeveer 7000 kinderen verblijven, en 91 opvoedingsinternaten waar
5000 jeugdigen zijn ondergebracht. Indien een jonge volwassene na het
bereiken van de meerderjarige leeftijd van 18 jaar nog geen eigen
huisvesting heeft, bestaat in sommige gevallen de mogelijkheid tot verlengd
verblijf.
De kwaliteit van de opvang in de diverse tehuizen verschilt per provincie.
In sommige delen van het land zijn minder mogelijkheden om minderjarigen op
te vangen dan in andere delen. Er zijn voorbeelden van provincies waar de
persoonlijke betrokkenheid van de gouverneur heeft geleid tot een redelijk
tot goed opvangregime (bijvoorbeeld in Kayseri), terwijl in andere
provincies deze opvang als marginaal moet worden bestempeld. In hoeverre de
opvang in zijn algemeenheid naar Turkse maatstaven adequaat is te noemen,
kan - vanwege het wisselende niveau - moeilijk worden beoordeeld. De Turkse
instanties voor opvang van en hulpverlening aan alleenstaande minderjarigen
kampen vaak met een gebrek aan financiën.
Geboden opvang van en hulp aan alleenstaande minderjarigen bestaat wettelijk
gezien van staatswege, maar er zijn ook diverse charitatieve organisaties
die opvang aan minderjarigen bieden. Toestemming voor oprichting daarvan en
toezicht daarop is in handen van de Directoraten voor Sociale
Dienstverlening. Deze directoraten voeren regelmatig overleg met deze
organisaties om de hulpverlening te kunnen stroomlijnen. Ook UNICEF en
andere internationale organisaties zijn enigermate actief op het terrein van
opvang van alleenstaande minderjarigen.
Personen die strafrechtelijk worden vervolgd wegens het verrichten van
marginale activiteiten voor illegale organisaties als de PKK of
revolutionaire groeperingen kunnen op grond van artikel 169 van het Turkse
Wetboek van Strafrecht (steun aan een illegale organisatie) veroordeeld
worden tot een gevangenisstraf van maximaal drie jaar en negen maanden.
De jurisprudentie in dergelijke strafzaken geeft een wisselend beeld. Bij
sommige Staatsveiligheidsrechtbanken wordt al vrij snel een betrokkenheid
bij de organisatie aangenomen, terwijl ook zaken bekend zijn waar de
rechtbank tot vrijspraak besloot terwijl voldoende bewijs voor handen leek.
Zo is een geval bekend van een Turkse onderdaan die met PKK-pamfletten werd
aangetroffen maar desondanks werd vrijgesproken. Artikel 169 van de strafwet
valt onder de amnestieregeling van 21 december 2000, zodat vele plegers van
dit delict op vrije voeten zijn gesteld en vele nog lopende zaken zijn
geseponeerd
.
Personen van wie de autoriteiten weten of vermoeden dat één of meer van hun
familieleden zijn aangesloten bij de PKK, moeten rekening houden met
mogelijke belangstelling van de zijde van de autoriteiten. Afhankelijk van
onder meer de graad van verwantschap en de (vermeende) positie van de
verwant(en) binnen de PKK, kunnen hun familieleden in verschillende mate te
maken krijgen met intimidatie, pesterijen, ambtelijke tegenwerking,
ondervragingen en vergelijkbare problemen. Het is zeer goed denkbaar, en in
veel gevallen zelfs waarschijnlijk, dat familieleden van (vermeende)
PKK-leden door de autoriteiten in de gaten worden gehouden of worden
ondervraagd en verhoord, ook al omdat zij meestal zelf als potentieel
verdachte zouden kunnen worden beschouwd. De Turkse autoriteiten zullen er
waarschijnlijk in veel gevallen van uitgaan dat sommige familieleden van
PKK-ers sympathie koesteren voor die partij. Echter, indien de autoriteiten
er van overtuigd zijn dat familieleden van (vermeende) PKK-leden geen banden
met de PKK hebben, dan vindt geen vervolging plaats.
Er zijn in Turkije talloze mensen met één of meer familieleden die lid zijn
van de PKK, zonder dat deze verwantschap noemenswaardige problemen oplevert
met de autoriteiten. Familieleden van prominente PKK-ers als Abdullah Öcalan
en Semdin Sakik hebben waarschijnlijk altijd verhoogde aandacht van de
autoriteiten gehad en zullen altijd onder een zekere druk hebben geleefd,
maar van daadwerkelijke vervolging vanwege hun verwantschap met de
PKK-leiders is geen sprake geweest. Öcalans familieleden zijn aanwezig
geweest bij zijn proces op het eiland Imrali. Een broer van Sakik is
openlijk politiek actief.
Verwanten van HADEP-leden hebben niet te vrezen voor vervolging door de
Turkse autoriteiten louter vanwege het HADEP-lidmaatschap van één of meer
familieleden. In specifieke gevallen is echter niet uit te sluiten dat
bijvoorbeeld eerste- of tweedegraads familieleden van prominente HADEP-leden
vanwege dit lidmaatschap in de bijzondere belangstelling staan van de
autoriteiten.
Zoals bekend worden vanuit West-Europa per jaar duizenden (illegale) Turkse
onderdanen naar Turkije verwijderd. Onder hen bevinden zich ook afgewezen
asielzoekers. In de jaren 1999 en 2000 heeft Nederland 137 respectievelijk
191 afgewezen asielzoekers en enkele honderden personen die illegaal in
Nederland verbleven naar Turkije verwijderd.
Er zijn geen aanwijzingen dat Turkse onderdanen in Turkije worden vervolgd
louter vanwege het feit dat zij in het buitenland asiel hebben aangevraagd.
De Turkse autoriteiten zijn bekend met het feit dat veel burgers om
economische redenen het land verlaten en elders een asielverzoek indienen.
Personen die in het buitenland activiteiten hebben verricht die door de
Turkse autoriteiten als separatistisch worden aangemerkt, lopen indien de
Turkse autoriteiten op de hoogte komen van deze activiteiten evenwel het
risico van vervolging.
Bij verwijdering van Turks-Koerdische asielzoekers naar Turkije geldt dat
zij net als andere Turkse onderdanen bij inreis worden gecontroleerd op
antecedenten. Dergelijke antecedenten kunnen gelegen zijn in
strafrechtelijke veroordelingen door een Turkse gerechtelijke instantie,
maar kunnen ook verband houden met een formeel gerechtelijk vooronderzoek of
een onderzoek door politie of Jandarma. Ook dienstweigeraars en deserteurs
staan bij de grensposten geregistreerd.
De Turkse grensautoriteiten zullen bij vaststelling van een antecedent,
onjuiste grensoverschrijdingsdocumenten of bij een ander vermoeden dat er
iets vreemds aan de hand is de betrokkene veelal aan een verhoor
onderwerpen. Dit geldt in ieder geval voor personen zonder paspoort,
personen waarvan de documenten niet in orde zijn of personen die Turkije
illegaal hebben verlaten. Het geldt ook voor personen die zijn verwijderd
uit andere landen.
De ondervraging betreft veelal vaststelling c.q. verificatie van de
personalia, reden en tijdstip van uitreis uit Turkije, motieven
asielaanvraag, reden eventuele afwijzing asielverzoek, eventueel
strafregister en antecedenten in binnen- en buitenland, waaronder
(drugs)misdrijven en mogelijke contacten met illegale organisaties in het
buitenland. Indien er echter geen specifieke verdenkingen zijn, volgt in de
regel na gemiddeld zes tot negen uur vrijlating. In andere gevallen wordt de
betrokkene overgedragen aan de desbetreffende opsporingsinstantie. In
Istanbul is dit meestal de anti-terreureenheid van de politie in de niet ver
van het vliegveld gelegen wijk Bakirköy.
Voor PKK-activisten en PKK-sympathisanten van wie aannemelijk is dat zij in
verhoogde belangstelling staan van de Turkse autoriteiten
geldt dat zij bij verwijdering of terugkeer naar Turkije het risico lopen
tijdens dit nader onderzoek slachtoffer te worden van beledigingen,
bedreigingen, mishandeling of foltering. Een woordvoerder van de Turkse
mensenrechtenorganisatie TIHV heeft verklaard in de laatste tijd een
duidelijke ontwikkeling waargenomen te hebben in de richting van meer
psychische dan fysieke druk op arrestanten.
Uit West-Europa verwijderde asielzoekers stellen regelmatig na aankomst in
Turkije te zijn mishandeld of gefolterd. Claims van mishandeling of
foltering na verwijdering naar Turkije vanuit West-Europese landen (in 1999
en 2000) werden in een beperkt aantal gevallen nagegaan door de
desbetreffende West-Europese autoriteiten. In één van deze gevallen werd op
basis van medisch onderzoek in Turkije geconcludeerd dat de klachten en
symptomen duidden op foltering. In de overige zaken waarbij een onderzoek
naar de claims werd afgerond zou twijfel bestaan over de juistheid van de
verklaringen over de beweerde mishandeling of foltering, of zouden
dergelijke verklaringen onjuist of niet aannemelijk zijn bevonden. Een
aantal onderzoeken loopt nog.
Over vergelijkbare claims werd ook in de Nederlandse media bericht. Van de
zogenaamde 'acht van Tilburg' die werden genoemd in de berichtgeving van
Vrij Nederland van 12 augustus 1999 bleken van de vier personen die zijn
onderzocht er zich drie vrijelijk in Turkije te kunnen bewegen. Eén bleek
zich in Albanië in detentie te bevinden. Het onderzoek naar een asielzoeker
genoemd in berichtgeving van de Volkskrant van 8 oktober 1999, die zich
enkele maanden na uitzetting naar Turkije opnieuw in Nederland meldde met
sporen van foltering op zijn rug is recentelijk afgerond. Uit het onderzoek
is niet duidelijk geworden door wie de foltering heeft plaatsgevonden.
Betrokkenheid van de Turkse autoriteiten of andere krachten kan hierbij niet
worden uitgesloten.
Over de behandeling van teruggekeerde dienstweigeraars binnen het leger is
gerapporteerd in het Algemene Ambtsbericht Turkije/Dienstplicht van 15 juni
2000. In zomer 2001 zal een nieuw ambtsbericht dienstplicht aan de
Staatssecretaris van Justitie worden voorgelegd. De kwestie van gestelde
mishandeling, discriminatie of overlijden binnen het leger van teruggekeerde
dienstweigeraars dient overigens niet verward te worden met de bovengenoemde
kwestie rondom de behandeling van teruggekeerde asielzoekers aan de Turkse
grens.
De rechten van de mens zijn in de Turkse grondwet gegarandeerd met enkele
beperkingen. Turkije is partij bij de meeste internationale
mensenrechtenver-dragen en werkt mee aan internationaal toezicht hierop.
Mensenrechten-ngo's hebben regelmatig te maken met pesterijen, sluitingen en
strafvervolging.
De grondwettelijke meningsuiting wordt in de praktijk met name beperkt op
het punt van de Koerdische kwestie en de rol van de islam in de samenleving.
Onge-wenste uitlatingen leiden regelmatig tot strafvervolging of verbod van
publicaties. De in de wet vastgelegde vrijheid van vereniging en vergadering
wordt regelmatig beperkt. De vrijheid van vereniging wordt beperkt doordat
ngo's hun statuten moeten laten goedkeuren. De vrijheid om politieke
partijen op te richten wordt beperkt door het voorschrift dat deze seculier
van aard moeten zijn en geen onderscheid mogen maken op grond van onder
andere etnische afkomst of klasse. Vakbonden genieten vrijheid maar worden
soms verdacht van steunverlening aan illegale bewegingen. De druk op ngo's
is eind 2000 begin 2001 toegenomen.
In Turkije heerst grondwettelijk gezien godsdienstvrijheid. Zowel alevieten
als de niet-islamitische minderheden genieten deze in de regel ook in de
praktijk. Er is echter wel sprake van administratieve beperkingen en in
sommige gevallen van discriminatoir optreden door de bevolking of
overheidsfunctionarissen. De islamitische hoofddoek wordt onder andere
binnen universiteiten niet getolereerd.
Tijdens detentie wordt het recht op toegang tot een advocaat en tijdige
inlichting van de familie vaak niet nageleefd. Het gevangeniswezen wordt
momenteel hervormd van een zalensysteem naar een systeem met kleine cellen.
Onder andere uit vrees voor foltering hebben protesten en
gevangenisopstanden plaatsgevonden, die eindigden in een bestorming van
gevangenissen door veiligheidskrachten en overplaatsing naar het nieuwe type
gevangenis. Hierbij zou mishandeling hebben plaatsgevonden.
Een in december 2000 afgekondigde amnestie ziet op 10 jaar strafkorting of
stopzetting van strafvervolging voor een groot aantal delicten (o.a. artikel
169 strafwet, steun aan illegale organisatie), mits gepleegd voor 23 april
1999.
Mishandeling en foltering is nog altijd wijdverbreid en komt met name voor
aan het begin van het voorarrest. Foltering wordt door artsen vaak
onvoldoende gedocumenteerd en plegers worden maar zelden veroordeeld. De
overheid heeft in de afgelopen enkele stappen ter voorkoming van foltering
genomen, die in de praktijk echter nog maar nauwelijks doorwerken. Het
aantal verdwijningen is in de afgelopen jaren teruggelopen tot bijna nihil.
Begin 2001 verdwenen twee HADEP-functionarissen en zijn sindsdien spoorloos.
In dezelfde periode hebben nog enkele andere verdwijningen plaatsgevonden.
De doodstraf is in de wet aanwezig maar sinds 1984 niet meer uitgevoerd. In
het kader van de toetreding tot de EU wordt afschaffing breed besproken,
maar concrete stappen zijn nog niet genomen.
Er vindt in Turkije geen vervolging door de overheid plaats van Koerden
enkel en alleen op grond van het feit dat zij Koerd zijn. De Turkse overheid
is meer gefocust op separatistische sympathieën dan op etnische achtergrond.
Personen afkomstig uit het zuidoosten worden sneller van deze sympathieën
verdacht. Etnische afkomst is op geen enkel officieel document vermeld. De
werving van nieuwe dorpswachters is thans stopgezet. Ontwapening van
bestaande dorpswachters stuit op veel onwil en komt nauwelijks op gang.
Vrouwen worden regelmatig het slachtoffer van geweld binnen het huwelijk en worden tijdens voorarrest vaak geconfronteerd met vormen van seksuele intimidatie. In plattelandsmilieus worden vrouwen soms het slachtoffer van moorden in erekwesties. Alleenstaande minderjarigen worden meestal door familie opgevangen. Indien dit niet mogelijk is biedt de overheid opvang in tehuizen van wisselende kwaliteit. Homoseksuelen, travestieten en transseksuelen worden in Turkije niet vervolgd op grond van hun geaardheid of voorkeuren, hoewel ze soms wel het slachtoffer worden van pesterijen.
Verwanten van PKK-leden worden niet vervolgd, maar moeten mogelijk op
belangstelling zijdens de autoriteiten rekenen en kunnen soms te maken
krijgen met ondervraging, pesterijen intimidatie e.d. Verwanten van
HADEP-leden hebben niet te vrezen voor vervolging van overheidszijde, hoewel
naaste familie-leden van prominente HADEP-funtionarissen wel in de
bijzondere belangstelling kunnen staan.
Teruggekeerde asielzoekers worden bij aankomst aan de grens op antecedenten
gecontroleerd, vaak enkele uren verhoord en vervolgens afhankelijk van het
feit of er tegen hen al of niet een strafvervolging liep, vrijgelaten of
overgedragen aan de vervolgende instantie. Bij verdenking van activiteiten
voor de PKK of andere verboden organisatie bestaat de kans dat het hierbij
komt tot belediging, bedreiging of foltering.
4 Vluchtelingen en ontheemden
4.1 Motieven
Naast de boven beschreven algemene mensenrechtensituatie in het land en de in individuele gevallen aanwezige vrees voor vervolging, dragen ook de relatief slechte en uitzichtloze economische omstandigheden in het zuidoosten en het lage niveau van openbare voorzieningen aldaar ertoe bij dat de lokale bevolking, ondanks de verbetering van de veiligheidssituatie, voor een deel haar heil zoekt buiten die regio. Hierbij speelt ook de onzekerheid over het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie een rol. Ook wanneer een binnenlandse mogelijkheid voor vestiging elders bestaat, geven velen de voorkeur aan migratie naar het buitenland boven hervestiging in Turkije zelf.
4.2 Ontheemden
Om de PKK haar voedingsbodem te ontnemen en de bevoorrading van de PKK-guerrilla's in de bergen te bemoeilijken, zijn in Zuidoost-Turkije talrijke dorpen ontruimd en platgebrand door de strijdkrachten. Hierdoor zijn vele families gedwongen om zich elders in Turkije te vestigen. De families - die hierbij geen hulp van overheidszijde hebben ontvangen - hebben zich met name gevestigd in de grote steden in het zuidoosten van het land en aan de rand van de grote steden Istanbul, Ankara en Izmir. Het aantal personen dat hun oorspronkelijke dorpen heeft moeten verlaten lag in 1998 volgens de Commissie voor Migratie van het Turkse parlement op 401.328 . Eind 1999 lagen de officiële overheidscijfers ongeveer 85.000 lager. Het hoogste aantal wordt genoemd door de IHD, die het aantal in het jaar 2000 schat op drie miljoen. De US Committee for Refugees oordeelt dat dit aantal waarschijnlijk ook de op grote schaal voorkomende economische migratie uit het gebied richting de grote steden omvat en noemt 500.000 een geloofwaardige schatting van het aantal ontheemden .
Met name de steden in Zuidoost-Turkije hebben de toestroom van migranten maar ternauwernood kunnen verwerken
. Zo is de bevolking van de zuidoostelijke provinciehoofdstad Diyarbakir tussen 1990 en 1997 gegroeid van een half miljoen naar het drievoudige daarvan
. De plattelandsbevolking bivakkeert meestal aan de rand van de stad, vaak zonder voorzieningen als stromend water. Er is onder hen sprake van een grote werkloosheid. Anderen zijn erin geslaagd in de stad een redelijk bestaan op te bouwen en hebben niet langer de behoefte om terug te keren naar hun dorp.
In haar rapportage over de eerste acht maanden van het jaar 2000 meldde de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD
dat er in die periode geen nieuwe ontruimingen van dorpen hebben plaatsgevonden. In de eerste acht maanden van 1999 was er volgens de IHD nog sprake van ontruiming van 27 dorpen of gehuchten. Van één bepaald dorp, waarnaar voormalige bewoners zonder toestemming van de autoriteiten waren teruggekeerd, is bekend dat dit dorp nadien door het leger weer is ontruimd. Volgens lokale dorpelingen zouden begin oktober 2000, ongeveer een half jaar na terugkeer naar hun oorspronkelijk dorp Akçapinar, onder meer bezittingen van de bewoners door het Turkse leger zijn vernield. De bewoners werden opnieuw gedwongen het dorp te verlaten.
Uit het zuidoosten vertrokken of verdreven personen hebben aangegeven terug te willen keren naar hun oude woongebieden. Hier treden echter de nodige problemen op. De regering Ecevit heeft weliswaar nadrukkelijk verklaard de terugkeer actief te willen bevorderen, onder meer door financiële steunverlening, maar van uitvoering van deze plannen is volgens waarnemers tot dusver nog niet veel terecht te komen. Een ander obstakel voor de terugkeer is dat de dorpswachters die zich de landerijen van de ontruimde dorpen hebben toegeëigend niet genegen zijn deze aan de oorspronkelijke bewoners terug te geven
.
Aan het officiële terugkeerprogramma kleeft het nadeel dat het beoogt vele personen te hervestigen in zogenaamde dorpssteden. Dit zijn plaatsen die qua grootte tussen een dorp en stad liggen en die volgens premier Ecevit de ideale structuur vormen voor wederopbouw. Het heeft er echter alle schijn van dat deze dorpssteden vooral op strategische plaatsen zullen worden gebouwd, van waaruit het voor het leger vrij eenvoudig is controle op de lokale bevolking te kunnen blijven uitoefenen. Ook zijn er van diverse zijden berichten dat de mogelijkheid van hervestiging in deze dorpssteden is verbonden met een loyaliteitstest, zodat het met name (voormalige) dorpswachters zijn die van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken .
Veel dorpelingen willen echter gewoon terug naar hun oude dorpen en hun leven daar weer oppakken. Daarbij is financiële steun voor woningbouw en voor een nieuwe veestapel noodzakelijk. Deze steun is tot op heden niet of nauwelijks voorhanden. Terugkeer naar de oorspronkelijke dorpen wordt door de autoriteiten vaak geweigerd op grond van veiligheidsoverwegingen . Enige tijd geleden maakten de Turkse media wel melding van een terugkeerproject in de provincie Mardin, waarbij de terugkeer plaats zou vinden naar de oorspronkelijke dorpen en niet naar de bovengenoemde dorpssteden. Het zou gaan om de terugkeer naar elf dorpen voor het jaar 2001 .
De supergouverneur belast met het bestuur in de provincies waar de uitzonderingstoestand van kracht is, meldde in juni 2000 dat in die maand 2500 bewoners waren teruggekeerd naar 24 dorpen en 30 nederzettingen. De aantallen terugkeerders in de maanden maart tot en met mei 2000 lagen aanmerkelijk hoger. In de tweede helft van 2000 lijkt er weer enige stagnatie te zijn. Sedert zomer 2000 zijn meer en meer 'spontane terugkeerders' waargenomen, die niet langer wensen te wachten op het terugkeerprogramma van de Turkse regering.
4.3 Binnenlands vestigingsalternatief
In het verleden is de slechte veiligheidssituatie voor velen mede aanleiding geweest om hun oorspronkelijke woongebieden in Zuidoost-Turkije te verlaten. Nu de gewapende strijd praktisch is gestaakt en er in het gebied een relatieve rust is ingetreden, is de noodzaak van migratie uit veiligheidsoverwegingen nauwelijks nog aanwezig. Doordat de grote steden in het zuidoosten door de grote toestroom als gevolg van onder andere de ontruimde dorpen uit hun voegen zijn gegroeid, kunnen deze in veel gevallen nauwelijks nog als alternatieve plaats van vestiging dienen. Vestiging in de grote steden buiten het zuidoosten vormt dan een alternatief.
Buiten de regio kunnen steden als Istanbul, Adana, Antalya, Ankara en Izmir
personen uit het zuidoosten een mogelijkheid voor vestiging bieden. In het
algemeen kan men zich in deze steden of elders in de gebieden buiten het
zuidoosten vestigen.
De mate van sociaal-economische integratie zal per individueel geval
verschillen. Personen die het Turks beheersen en beschikken over
beroepskwalificaties en financiële middelen zullen eerder een acceptabel
bestaan elders in Turkije kunnen opbouwen. Ook leeftijd en aanwezigheid van
familieleden of stamgenoten kunnen een belangrijke rol spelen.
Dankzij de vaak sterke stam- en familiebanden kunnen veel Koerden vaak al dan niet op tijdelijke basis, onderkomen vinden bij of via verwanten die woonachtig zijn buiten de gebieden waar de uitzonderingstoestand van kracht is. Maar bijvoorbeeld (alleenstaande) bejaarde Koerdische mannen en vrouwen die het Turks niet beheersen, over weinig middelen beschikken en niet kunnen terugvallen op familieleden of stamgenoten buiten het zuidoosten, zullen zich niet altijd zonder problemen elders in het land kunnen vestigen.
Traditioneel is Istanbul voor Syrisch-orthodoxen altijd de aangewezen plaats geweest om zich te vestigen, omdat daar reeds een grote gemeenschap aanwezig is. Door de relatieve rust die is ingetreden in Zuidoost-Turkije bestaat ook voor de Syrisch-orthodoxe christenen in veel gevallen niet langer de noodzaak om hun oorspronkelijke woongebied te verlaten.
Yezidi's, waarvan er nog slechts enkelen - voornamelijk ouderen - in Turkije
zijn overgebleven, worden bij vestiging buiten hun oorspronkelijke
woongebied geconfronteerd met vele hindernissen. Hogere leeftijden, de
beperkte sociale, religieuze en culturele integratiemogelijkheden, en de
geringe aantallen yezidi's elders in Turkije, maken dat opvang en vestiging
buiten hun oorspronkelijke regio in een aantal gevallen niet zonder
problemen zullen verlopen. Ditzelfde geldt
mutatis mutandis
voor de in Turkije praktisch uitgestorven groep Assyrische christenen
afkomstig uit het zuidoosten.
Personen die niet in de grotere steden woonachtig zijn en in hun sociale
omgeving problemen ondervinden vanwege travestie of hun seksuele geaardheid,
kunnen deze problemen in het algemeen ontlopen door te verhuizen naar
bijvoorbeeld Istanbul, Izmir of Ankara.
Voordat de werving van nieuwe dorpswachters was gestaakt, konden personen
die werden gedwongen dorpswachter te worden en dit weigerden of zij die door
de PKK werden vervolgd wegens hun dorpswachterschap zich aan vervolging
onttrekken door zich te vestigen buiten Zuidoost-Turkije. Doordat de PKK
zich heeft teruggetrokken tot buiten de grenzen van Turkije en de werving
van nieuwe dorpswachters de facto is stopgezet, bestaat dit probleem vrijwel
niet meer. In voorkomende incidentele gevallen bestaat de mogelijkheid om
zich aan deze vervolging te onttrekken door vestiging in één van de grote
steden in West-Turkije.
Personen die strafrechtelijk worden vervolgd en derhalve gezocht worden door
de autoriteiten, zijn geregistreerd in het centrale justitiële
registratiesysteem, zodat de autoriteiten in het gehele land op de hoogte
kunnen zijn van het feit dat zij worden gezocht.
4.4 Beleid van andere westerse landen
Categorische vervolging van bepaalde groepen wordt in slechts enkele gevallen aangenomen. Zo worden in Duitsland en Zwitserland yezidi's categorisch toegelaten als vluchteling en in Duitsland - met uitzondering van de deelstaat Rheinland-Pfalz - ook de Syrisch-orthodoxe christenen. In alle overige gevallen worden in alle landen de asielaanvragen op hun individuele merites beoordeeld.
Met uitzondering van Italië, waar uitzetting van Koerden niet plaatsvindt op humanitaire gronden, worden in alle overige landen in West-Europa uitgeprocedeerde asielzoekers verwijderd naar Turkije. Na een uitspraak van de Court of Appeal van 28 januari 2000 is ook in Groot-Brittannië de verwijdering hervat. Griekenland, dat tot voor kort afgewezen asielzoekers uit Turkije niet verwijderde, sommeert deze nu binnen zes maanden het land te verlaten. Het nieuwe Belgische beleid, dat voorheen afzag van verwijdering van uitgeprocedeerde asielzoekers uit Turkije, voorziet nu ook in verwijdering wanneer dat op technische gronden mogelijk is.
Er zijn voor zover bekend geen Europese landen waar uit Turkije afkomstige
homoseksuelen, travestieten en transseksuelen louter vanwege hun geaardheid
of voorkeuren voor asiel in aanmerking komen.
Duitsland en Zwitserland voeren een beleid ten aanzien van alleenstaande
minderjarige asielzoekers, waarbij wordt uitgegaan van de stelling dat
opvang dient te worden gerealiseerd bij in Turkije woonachtige familieleden.
Alleen wanneer dit niet mogelijk is, wordt in deze landen aan betrokkenen
verblijf verleend.
Voor enkel dorpswachterschap en dienstweigering zonder bijkomende
omstandigheden geldt, dat deze voorzover bekend in geen enkel Europees land
worden erkend als grond voor asiel. In Duitsland zijn de diverse
gerechtshoven echter verdeeld over de vraag of voor dorpswachters
categorisch de mogelijkheid bestaat zich elders in Turkije te vestigen.
Hooggeplaatste PKK-ers die de met terroristische middelen in Turkije
gevoerde strijd vanuit Duitsland ondersteunen, hebben daar geen recht op
asiel. Hetzelfde geldt voor PKK-ers die in Duitsland 'giften' verzamelen en
contact onderhouden met de PKK-leiding. Koerden die in deze categorie
vallen, worden in Duitsland aangemerkt als een gevaar voor de veiligheid van
de Bondsrepubliek. In geval van Koerden met een PKK-achtergrond wordt op
basis van een sinds 1995 bestaande afspraak tussen de Duitse en Turkse
autoriteiten (soms het 'Konsulationsabkommen' genoemd) door laatstgenoemde
in een bindende verklaring aangegeven of tegen mogelijk uit te wijzen
personen strafvervolgingsmaatregelen zullen worden getroffen, en zo ja,
welke. Van de 404 aanvragen die de Duitse autoriteiten tot mei 2000 hadden
gesteld, werden er 226 beantwoord door de Turkse autoriteiten. In het kader
van de overeenkomst zijn tot deze datum 36 personen uit Duitland verwijderd
naar Turkije.
4.5 Beleid UNHCR
Volgens UNHCR bestaat voor Koerden en leden van christelijke minderheden uit het zuidoosten van Turkije een binnenlands vluchtalternatief buiten die regio '... unless the case in question is of a prominent nature or it is perceived by the authorities to have real or alleged links with the PKK or other main Kurdish parties
.' UNCHR meent dat '... the group most likely to be exposed to harassment/prosecution/persecution are Kurds suspected of being connected with, or sympathisers of the PKK. The articles of the Anti-Terror Law (...) have been used (...) to persecute and imprison persons who expressed their opinion peacefully. Persons who are suspected of having the slightest links to the PKK are often detained and kept in detention. They are at times subjected to torture and/or ill-treatment. Cases of extra-legal executions have also been reported.'
. UNHCR wijst er daarbij op dat '... the recent developments linked to Mr. Öcalan seem to have no impact on the substance of the (...) possibility for Turkish asylum seekers originating from the eastern provinces of the country to find an internal flight alternative in other parts of Turkey.' .
Ten aanzien van verwijdering naar Turkije van uit dat land afkomstige uitgeprocedeerde asielzoekers geldt dat UNHCR '... does not have any objection to returns of Turkish asylum seekers who after a fair and efficient asylum procedure have been found not to be refugees nor to be in need of international protection on other grounds.' . Met betrekking tot personen aan wie geen asiel wordt verleend op grond van artikel 1F van het vluchtelingenverdrag neemt de UNHCR de positie in dat 'In accordance with standing jurisprudence, a person who has been excluded from refugee status on the grounds of Article 1(F) of the 1951 Convention should nonetheless, not be returned to Turkey if it can be established that he/she is likely to be submitted to torture or inhuman or degrading treatment or punishment in violation of Article 3 of the UN Convention on torture, Article 7 of the International Covenant on Civil and Political Rights and Article 3 of the European Convention on Human Rights' .
In het licht van hetgeen UNHCR stelt ten aanzien van het binnenlands vluchtalternatief meent de vluchtelingenorganisatie dat '... it is essential to find out if Turkish asylum seekers, if returned, would be at risk of being suspected of connection to or sympathy with the PKK. If this is the case, they should not be considered as having been able to avail themselves of an internal flight alternative.'
.
Het UNHCR-standpunt is voor zover bekend sinds het uitkomen van de boven geciteerde brieven niet gewijzigd.
4.6 Samenvatting
Naast de boven beschreven algemene mensenrechtensituatie in het land en de door individuen gevreesde vervolging door de overheid, dragen ook de relatief slechte en uitzichtloze economische omstandigheden aldaar en het lage niveau van openbare voorzieningen, gecombineerd met de onzekerheid over het voortduren van de verbeterde veiligheidssituatie ertoe bij, dat een deel van de lokale bevolking haar heil zoekt buiten die regio.
Naar schatting hebben honderdduizenden personen in de afgelopen jaren hun
dorpen moeten verlaten wegens met name ontruimingen door de
veiligheids-krachten. Zonder overheidshulp vestigden zij zich in de grote
steden in Zuidoost- en West-Turkije. Het niveau van voorzieningen voor hen
is met name in de overbevolkte grote steden in het zuidoosten laag en de
werkloosheid is hoog.
Voor velen bestaat de mogelijkheid zich elders in Turkije te vestigen,
waarbij de grote steden in het zuidoosten nauwelijks nog als alternatieve
plaats van vestiging kunnen dienen wegens de daar ontstane overbevolking.
De mogelijkheid van vestiging elders in Turkije is een algemeen uitgangspunt
in het beleid van UNHCR. Hetzelfde geldt voor alle Europese landen met
uitzondering van Italië, dat in de algemene situatie in Turkije reden zien
om afgewezen asielzoekers en illegale vreemdelingen niet naar dat land te
verwijderen. UNHCR benadrukt vooral de specifieke risico's van personen met
(vermeende) banden met de PKK.
5
Samenvatting
Turkije is een centralistisch bestuurde seculiere eenheidsstaat, waarin het leger een grote rol speelt. Hierin is voor Koerdisch nationalisme alsmede voor ontwikkeling van een politieke islam geen plaats. De positie van pro-Koerdische en islamitische partijen kan hierdoor in het gedrang komen.
De veiligheidssituatie is aanmerkelijk verbeterd en er is sprake van een
relatieve rust na de terugtrekking van de PKK uit Turkije In het zuidoosten
is er echter nog altijd sprake van een verregaande sociaal-economische
ontwrichting. De houding van de Turkse overheid jegens de PKK is door het
neerleggen van de wapens niet veranderd. Door enkele incidenten in begin
2001 lijkt het vertrouwen van de bevolking in het voortduren van de
verbeterde veiligheidssituatie enigermate geschaad. In Turkije is een aantal
kleinere terroristische groeperingen van met name links- en
islamitisch-extremistische signatuur actief.
De mensenrechtensituatie in Turkije schiet op een aantal punten duidelijk
tekort. Veel schendingen van de mensenrechten hangen samen met de Koerdische
kwestie, die door de overheid als separatisme word gedefinieerd. Het betreft
voor een groot deel beperkingen ten aanzien van de vrijheden van
meningsuiting en van vereniging en vergadering, die in een aantal gevallen
niet worden gerespecteerd wanneer het gaat om onderwerpen die het unitaire
en seculiere karakter van de Turkse staat raken.
Mishandeling en foltering zijn wijdverbreid en vinden met name plaats
tijdens het voorarrest. Tegen daders van mishandeling en foltering wordt
vaak onvoldoende opgetreden. Er is ook sprake van verdwijningen en
onopgehelderde moorden. De doodstraf is sinds 1984 niet meer ten uitvoer
gebracht. Turkije gaat sinds eind 2000 onder andere wegens de onbevredigende
situatie in het traditionele gevangenissysteem over op een systeem van
cellengevangenissen. Mensenrechtenorganisaties hebben hun zorg geuit dat dit
systeem mogelijk kan leiden tot meer gevallen van foltering. In december
2000 is een amnestie afgekondigd die onder andere artikel 169 van de
strafwet, steun aan illegale organisaties, betreft. Hierdoor zijn meer dan
23.000 personen aan verder bestraffing ontkomen.
Koerden worden in Turkije officieel niet als minderheid erkend. Er vindt
echter geen vervolging door de overheid plaats van Koerden enkel en alleen
om het feit dat zij Koerd zijn.
Naast de algemene mensenrechtensituatie en de in individuele gevallen
aanwezige vrees voor vervolging, spelen ook de sociaal-economische situatie,
waaronder begrepen het groot aantal personen dat in de jaren 1990 uit hun
oorspronkelijke dorpen is geëvacueerd en de onzekerheid over de toekomst in
Zuidoost-Turkije een rol bij de overweging de regio van herkomst te
verlaten. Voor velen bestaat de mogelijkheid zich elders in Turkije te
vestigen, waarbij de grote steden in het zuidoosten minder in aanmerking
komen wegens de daar ontstane overbevolking.
Het binnenlands vestigingsalternatief is ook een algemeen uitgangspunt in
het beleid van UNHCR. Hetzelfde geldt voor alle Europese landen met
uitzondering van Italië. UNHCR benadrukt vooral de specifieke risico's van
personen met (vermeende) banden met de PKK.
6
Literatuurlijst
Voor dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende openbare bronnen:
Agence France Presse
Alliance of Protestant Churches in Turkey, persverklaring (januari 2000)
Amnesty International,
Amnesty International concerns about prosposed amend
, nieuwsbericht, 27 april 2001.
Amnesty International,
Annual Report 2000. Turkey
(2000)
Amnesty International,
Death threats/Fear for safety
, Urgent Action, 10
april 2001
Amnesty International,
Failures at Fifty: Impunity for torture and ill-treatment in Europe on the
50
anniversary of the European Convention on Human Rights
(november 2000)
Amnesty International,
Further Information on UA 26/01,
Urgent Action , 26
februari 2001
Amnesty International,
Turkey."F-type" prisons: Isolation and allegations of torture or
ill-treatment (1)
(20 april 2001).
Amnesty International,
Turkey. The duty to supervise, investigate and prosecute
(20 april 1999)
Amnesty International,
Turkey. Torture - a mojor concern in 1999
(maart 2000)
Amnesty International,
Turkey. 'Creating a silent society': Turkish Government prepares to imprison
leading human rights defenders
(februari 1999)
Amnesty International en Human Rights Watch,
Turkey: Isolation and beatings in new prisons must stop now
(6 januari 2001)
Amnesty International Duitsland,
Türkei. Länderkurzinfo
(1 augustus 2000)
Anatolia, Turks persagentschap
Associated Press
Avrupa Birligi Müktesebatinin üstlenmesine iliskin Türkiye Ulusal Programi
(Nationaal Programma van Turkije met betrekking tot de uitvoering van het
acquis van de Europese Unie) (19 maart 2001)
Bakici, Sedat,
Olaydan Kesin Hükme Kadar Ceza Yargilamasi ve Ceza Kanunu Genel Hükümler
(Het strafproces en de algemene bepalingen in het Wetboek van Strafrecht
vanaf het delict tot aan het vonnis) (3e druk; Ankara 2000)
Birand, Mehmet Ali,
Shirts of Steel. An Anatomy of the Turkish Armed Forces.
(Londen 1991)
Compass Direct, christelijk persbureau
Cornell, Svante E., 'The land of many crossroads. The Kurdish question in
Turkish politics.' in
Orbis
, jrg. 45, nr. 1 (winter 2001)
Cumhuriyet, Turks dagblad
Deutsche Presseagentur
The Economist Intelligence Unit,
Turkey.Country Profile 2000
(14 augustus 2000)
Europese Commissie,
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards
Accession
(8 november 2000)
Frankfurter Rundschau
Graf, Denise, 'Türkei. Die Situation zwischen November 1998 und April 1999'
in
SFH-Infobörse
Nr. 2/99 (April 1999)
The Guardian
Günay, Erhan,
Ceza Davalarinda Usul ve Esaslar. Cumhuriyet Savcisi ve Ceza Hakimin El
Kitabi
. (Procesgang en Basisprincipes in Strafzaken. Handboek voor de Officier van
Justitie en de Strafrechter.) (Ankara 1998)
Gündüz, Aslan, 'The land of many crossroads. Human Rights and Turkey's
future in Europe' in
Orbis
, jaargang 45 nummer 1 (winter 2001)
Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre ,
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
(februari 2001)
Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre ,
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
(januari 2001)
Human Rights Foundation of Turkey Documentation Center,
Human Rights Yesterday & Today
, 3 april 2001 (dagelijkse uitgave)
Human Rights Watch,
Press Release
:
What is Turkey's Hizbullah?
A Human Rights Watch Backgrounder
(16 februari 2000)
Human Rights Watch,
Small Group Isolation in Turkish Prisons: an Avoidable Disaster
(mei 2000)
Human Rights Watch,
Turkey, Torture and mistreatment in pre-trial detention by anti-terror
police
(maart 1997)
Human Rights Watch,
Turkey: Government Seeks to Quash Scrunity of Prisons Transfer
(9 januari 2001)
Human Rights Watch,
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership
(september 2000)
Human Rights Watch,
World Report 1999: Turkey
(1999)
Human Rights Watch,
World Report 2001: Turkey
(december 2000)
Hürriyet, Turks dagblad
IHD,
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000
(2000)
IHD,
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000
(11 oktober 2000)
IHD persbulletin, 14 april 1999
Informationsverbund Asyl/ZDWF e.V,
Asylmagazin 5/99
( mei 1999)
International Federation for Human Rights,
Annual Report 2000
(2000)
International Helsinki Federation of Human Rights (IHF),
Human Rights in the OCSE Region: The Balkans, the Cuacasus, Europe, Central
Asia and North America. Report 2000 (Events of 1999)
(2000)
International Helsinki Federation for Human Rights,
Woman 2000. An investigation into the Status of Women's Rights in the former
Soviet Union and Central and South-Eastern Europe
(9 november 2000)
The Irish Times
Keskin, O. Kadri,
Devlet Güvenlik Mahkemelerinin Yapisi, Görevleri, ve Yargilama Usulleri
(De structuur, competenties en procesgang van de Rechtbanken voor
Staatsveiligheid). (Ankara 1987)
Kurdish Observer
Malkoç, M. Numan,
Istanbul'daki Protestan Kiliseler
(De protestante kerken in Istanbul) (Istanbul 1999)
Mazlum-Der, afdeling Izmir,
Aydin'da Resul Aydemir adli sahsin öldürülmesine iliskin rapor
. (Rapport inzake de dood van de persoon genaamd Resul Aydemir in Aydin)
(april 2001).
Mazlum-Der,
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) (2000)
Milliyet, Turks dagblad
Ministerie van Buitenlanse Zaken, Antwoord op Kv Karimi over Turkse
gevangenissen d.d. 24 januari 2001 (21 februari 2001).
Minority Rights Group,
International World Directory of Minorities
(Londen 1997)
NRC Handelsblad
NTV, Turkse nieuwszender via Internet (www.mtvmsnbc.com)
Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement,
Bakirköy Kadin ve Çocuk Tutukevi Raporu 1998 ve 2000
(Rapport van het Detentiecentrum voor Vrouwen en Kinderen te Bakirköy 1998
en 2000)
Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement,
Çalisma Raporu 1998 - 1999
(Verslag van activiteiten 1998-1999)
Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement,
Elazig Çocuk Islahevi Raporu 1998 ve 2000
(Rapport van de Penetitiare Inrichting voor Jeugdigen te Elazig 1998 en
2000)
Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement,
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Erzurum, Erzincan) (mei 2000)
Özgür Politika, in Duitsland verschijnend Turkstalig pro-PKK dagblad
Persagentschap Reuters
Raad van Europa ,
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee
for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000
(7
december 2000)
Raad van Europa ,
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee
for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or
punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001
(16 maart 2001)
Raad van Europa ,
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 19 to 23 August 1996 and Response of the
Turkish Government
(16 maart 2000)
Raad van Europa ,
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999
(7
december 2000)
Radikal, Turks dagblad
Reporters Sans Frontières,
2001 Annual Report
(3 mei 2001).
Resmi Gazete (Turkse Staatscourant)
Roldanus
,
J.,
De Syrisch Orthodoxen in Istanbul. Een volk uit een ver verleden
overgebleven.
(Kampen 1985)
Sabah, Turks dagblad
San Fransisco Chronicle
Supergouverneur van het uitzonderingstoestandsgebied, website
(www.ohal.gov.tr)
Superonline Nethaber, Turkse internet-newssite (www.superonline.com)
Tageszeitung
Teule, H., 'Istanbul, (As)Syrische kerken en de mogelijkheden van een
binnenlands vluchtalternatief.' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995)
Teule, H., 'Kroniek Noord-Irak' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995)
Teule, Herman en Anton Wessels (red.),
Oosterse christenen binnen de wereld van de islam
(Kampen 1997)
TIHV,
Türkiye Insan Haklari Vakfi Tedavi ve Rehabilitasyon Merkezleri Raporu 1999
(Rapport 1999 van de Behandelings- en Rehabilitatiecentra van de TIHV)
(juli 2000)
Turkish Daily News
Turkse Wetboek van Strafvordering (afgekort CMUK) onder nummer 1412 d.d. 4
april 1929
UNHCR,
Position Paper on Relocating Internally as a Reasonable Alternative to
Seeking Asylum
(februari/maart 1999)
UNHCR, brief aan Home Office, Country Information and Policy Unit, Ref 600
Turkey, 22 maart 1999
UNHCR Den Haag, brief aan Amnesty International, 4 december 1995.
UNHCR Den Haag, brief aan Stichting Rechtsbijstand Asiel, OC Den Haag, 25
januari 1999
UNHCR Den Haag, brief aan Ministerie van Buitenlandse Zaken, 9 augustus
1999.
US Committee for Refugees,
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey
(januari 2000)
U.S. Department of State,
Turkey Country Report on Human Rights Practices for 1998
(26
februari 1999)
U.S. Department of State,
Country Reports on Human Rights Practices 1999. Turkey
(24 februari 2000)
U.S. Department of State,
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
(26 februari 2001)
U.S. Department of State,
1999 Report on Global Terrorism
(2000)
Verenigde Naties,
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on the elimination of all forms of religious intolerance and of
discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey
(11 augustus 2000)
Verfassungsschutz Bayern,
Verfassungsschutzbericht Bayern 1999
(2000)
Verfassungsschutz Hamburg,
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999
(2000)
Verfassungsschutz Nordrhein-Westfalen,
Verfassungsschutzbericht Nordrhein-Westfalen 1999
(2000)
Washington Post
Wet inzake de Berechting van Ambtenaren en Andere Functionarissen in
Openbare Dienst onder nummer 4483 d.d. 2 december 1999
Wet aangaande bepalingen die kunnen worden toegepast op sommige daders van strafbare feiten, onder nummer 3419 d.d. 30 augustus 1988
Wet op de Bestrijding van Terreur onder nummer 3713 d.d. 12 april 1991
Wet op de Instelling en Procesregels van de Staatsveiligheidsrechtbanken
onder nummer 2845 d.d. 16 juni 1983
Wet op de Instellling voor Sociale Dienstverlening en Kinderopvang onder
nummer 2828 d.d. 24 mei 1983
Wet op de Parlementaire Onderzoekscommissie voor de Mensenrechten onder
nummer 3686 d.d. 5 december 1990
Wet op de Politieke Partijen onder nummer 2820 d.d. 22 april 1983
Wet op de Taken en Bevoegdheden van de Politie onder nummer 2559 d.d. 14
juli 1934
Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni 1983
Yakalama, Göz Altina Alma ve Ifade Alma Yöntemeligi (Richtlijn inzake Aanhouding, Inverzekeringstelling en Verhoor) d.d. 1-10-1998
Yeni Evrensel, links Turks dagblad
Yeni Gündem, Turkstalig pro-Koerdisch dagblad
Zaman, Turks dagblad
1 Het percentage Koerden in Turkije wordt vaak grofweg op twintig geschat.
Dit percentage kan tot stand komen op grond van onder meer extrapolaties uit
het verleden.
2
Bulgarije, Griekenland, Syrië, Irak, Iran, Georgië, Armenië en Azerbaidjan.
3
Het in 1920 gesloten verdrag van Sèvres waarin het grondgebied van de
Turkse staat werd gereduceerd tot minder dan de helft van het huidige
grondgebied en waarin aan onder andere de Koerden en de Armeniërs een eigen
staat werd gegarandeerd, verloor door dit nieuwe verdrag haar geldigheid.
4 De enige uitzondering hierop vormt de aan Syrië grenzende provincie
Hatay, die pas in 1939 onderdeel van Turkije werd.
5 Voor een beschrijving van de politieke partijen zie paragraaf 2.2.5 en
2.3.
6 Özal was zelf deels van Koerdische afkomst.
7 Zie paragraaf 2.2.
8 Stand per 1 mei 2001 volgens berichtgeving van Associated Press. Voor
een beschrijving van de diverse partijen zie paragraaf 2.2.5.
9
Zie over de amnestiewet paragraaf 3.3.6.
10 Het betreft hier onder andere een regeling die voorzag in massaal
ontslag van ambtenaren met islamitische sympathieën. Zie hierover de
berichtgeving van o.a. Reuters in de periode eind augustus-begin september
2000.
11 Zie paragraaf 2.4.5.
12 Turkse persbureau Anatolia, 24 oktober 2000.
13 Dagblad Zaman, 18 april 2001.
14 Hetzelfde geldt voor stadsdelen binnen grote steden.
15 Turks persagentschap Anatolia, 20 april 2001.
16 Voor een uitgebreidere beschrijving van de diverse soorten rechtbanken
zie pararaaf 3.3.5.
17 Dit gebeurde op 21 september 2000, toen het Hof een wet annuleerde die
voorzag in een amnestie voor plegers van bepaalde delicten. Voorwaarde voor
amnestie was, dat het delict gepleegd was via de media. Dit onderscheid was
volgens het Constitutioneel Hof ongrondwettelijk.
18 Zie over de jandarma paragraaf 2.2.4.
19
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards
Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).
20 Zie paragraaf 1.3.1.
21 Zie paragraaf 1.3.2.
22
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards
Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).
23
Avrupa Birligi Müktesebatinin üstlenmesine iliskin Türkiye Ulusal Programi
(Nationaal Programma van Turkije met betrekking tot de uitvoering van het
acquis van de Europese Unie) (19 maart 2001). Het Programma is tevens in een
Engelstalige versie uitgegeven.
24 Afkorting van Fazilet Partisi
-
Partij van de Deugd.
25 Niet als opvolger in officiële zin. Het is in Turkije namelijk verboden
om een partij op de richten als opvolger van een verboden partij. De FP
probeert deze indruk dan ook angstvallig te vermijden.
26 Erbakan is op 10 maart 2000 veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf
wegens het overtreden van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, het
aanzetten tot haat op grond van religie. Hij zou in januari 2001 moeten
aantreden om zijn straf uit te zitten. Door de amnestiewet van 21 december
2000 is hij echter de dans ontsprongen.
27 Turkish Daily News, 11 oktober 2000.
28 Zie paragraaf 3.3.3.
29 Dit is momenteel niet het geval. Zie paragraaf 3.3.3.
30 In het Turks 'Adil Düzen'.
31 Dagblad Cumhuriyet, 9 juli 2000.
32 Dagbladen Zaman, Cumhuriyet, 25 april 2001 en Turkish Daily News, 2 mei
2001.
33 HADEP is een acroniem voor Halkin Demokrasi Partisi (Democratiepartij
van het Volk).
34 De steden Diyarbakir, Bingöl, Batman, Siirt, Hakkari en Sirnak.
35 IHD persbulletin, 14 april 1999.
36
World Report 2001
, Human Rights Watch (december 2000).
37 Dagblad Cumhuriyet en dagblad Özgür Politika, 2 en 3 april 2001.
38 Zie paragraaf 3.3.6.
39 Dagblad Yeni Gündem, 19 juni 2000 en 6 juli 2000.
40 Kurdish Observer, 17 juni 2000.
41 Telkens wanneer in dit ambtsbericht de term veiligheidskrachten wordt
gebruikt, wordt hiermee bedoeld het geheel van politie, leger en/of
jandarma.
42 BBC News via internet, 25 november 2000.
43
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001)
blz. 44.
44
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
34.
45 Zie paragraaf 3.3.6.
46 Dagblad Milliyet, 13 juni 2000 en Özgür Politika, 14, 15 en 16 juni
2000.
47 Turks internet Superonline Nethaber, 11 september 2000.
48 Reuters, 5 september 2000.
49 Een auto-ongeval bij het plaatsje Susurluk in november 1996 toonde aan
dat de Turkse inlichtingendiensten banden hadden met de
rechts-extremistische georganiseerde misdaad. Bij het ongeluk waren onder
andere een parlementariër, een maffiabaas en een hoge politiefunctionaris
betrokken. In 1997 is een onderzoek gestart naar deze affaire, dat zou
hebben aangetoond dat er een verband bestond met politieke liquidaties door
de georganiseerde misdaad in opdracht van de overheid. In februari 2001 zijn
een hoge politiefunctionaris en een hoge functionaris van de
veiligheidsdienst wegens de affaire veroordeeld. Geloofd wordt echter dat er
veel andere personen onterecht vrijuit zijn gegaan.
50 Zie paragraaf 2.4.4.
51
Human Rights Reports for 1999: Turkey
, U.S. Department of State (24 februari 2000).
52 Zie paragraaf 4.2.
53 Zie hierover ook de algemene ambtsberichten over Noord-Irak.
54 Turks persagentschap Anatolia, 1 april 2000, Associated Press 3 april
2000, Reuters 10 mei 2000
55 Associated Press, 24 mei 2000.
56 Associated Press, dagbladen Washington Post en Hürriyet. 6 januari
2001.
57 Gegevens zoals gepresenteerd op de website van de Supergouverneur van
het uitzonderingstoestandsgebied (www.ohal.gov.tr) per 31 januari 2001.
58 Dagblad Hürriyet, 14 maart 1999.
59
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999
, Raad van Europa (7 december 2000).
60 Associated Press, 7 februari 2001.
61 Turkse Persagentschap Anatolia, 26 maart 2001.
62 Turks persagentschap Anatolia, 25en 26 mei 2000.
63 Aangehaald in dagblad Zaman, 14 februari 2001.
64
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
65 Reuters, 11 januari 2001 en Dagblad Milliyet, 16 maart 2001.
66 BBC World Service, 15 april 2001 en Turkish Daily News, 16 april 2001.
67 Turkish Daily News, 27 april 2001.
68
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000
, IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000
, IHD (11 oktober 2000).
69 Zoals aangehaald in
Human Rights Yesterday & Today
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Center, 3 april 2001.
70 Wet aangaande bepalingen die kunnen worden toegepast op sommige daders
van strafbare feiten onder nummer 3419 d.d. 30 augustus 1988, art. 6. Deze
wet was van kracht tot 1996, maar de geldigheidsduur is daarna enkele malen
verlengd, voor het laatst in 2000.
71 Zie paragraaf 4.2.
72 Zie paragraaf 3.3.8.
73 Turkish Daily News, 13 februari 2001.
74 Ook wel Hizbullah genoemd. Heeft niets te maken met de Libanese
Hezbollah.
75 Turks persagentschap Anatolia 10 juli 2000 en 25 mei 2000 (op deze
laatste datum kwam de tenlastelegging gereed).
76 Turkse persagentschap Anatolia, 5 maart 2001.
77 In haar rapport
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
verklaart de Turkse mensenrechtenorganisatieTIHV, dat de Turkse overheid
dankbaar gebruik heeft gemaakt van de campagne om op deze wijze ook
verdwijningen waaraan zij zelf deel had aan de Hezbollah toe te schrijven
(zie blz. 21 van het rapport).
78 Het cijfer over 2000 is afkomstig van een persoconferentie van de
hoogste politiefunctionaris betreffende de activiteiten van de politie in
het jaar 2000. Bron: Turkse persagentschap Anatolia, 9 januari 2001.
79 Turks persagentschap Anatolia, 21 juni 2000, en dagblad Cumhuriyet, 10
juli 2000.
80
What is Turkey's Hizbullah?
A Human Rights Watch Backgrounder,
Human Rights Watch Press Release, 16 februari 2000.
81 Turks persagentschap Anatolia, 9 juli 2000.
82
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000
, IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000
, IHD (11 oktober 2000).
83 Turkse internetsite Superonline Nethaber, 8 oktober 2000.
84 Turkse krant Cumhuriyet, 26 januari 2001.
85 Associated Press, 23 februari 2000. Voor de situatie in de Turkse
gevangenissen zie paragraaf 3.3.6.
86 Turkse persagentschap Anatolia, 3 april 2001 en dagblad Milliyet, 4
april 2001.
87 Turks persagentschap Anatolia, 3 april 2001.
88 Turks persagentschap Anatolia, 2 oktober 2000.
89 Associated Press, 4 oktober 2000.
90 Associated Press, 14 mei 2000, Milliyet 15 mei 2000 en Hürriyet, 9 juni
2000.
91 Turks persagentschap Anatolia, 24 mei 2000.
92 Aldus de hoogste politiefunctionaris in Turkije tijdens een
persconferentie. Bron:Turks persagentschap Anatolia, 9 januari 2001.
93 San Fransisco Chronicle, 9 januari 2001.
94
Verfassungsschutzbericht Bayern 1999
, Verfassungsschutz Bayern (2000) blz. 139-140.
95
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999
, Verfassungsschutz Hamburg (2000) paragraaf 4.2.1.
96
1999 Report on Global Terrorism
, U.S. Department of State (2000).
97 Turks persagentschap Anatolia, 28 augustus 2000.
98 Zie paragraaf 3.3.6.
99 San Fransisco Chronicle, 9 januari 2001.
100 Turkish Daily News, 19 januari 2001.
101 Turkse nieuwszender NTV via Internet, 26 april 2000 en dagblad Özgür
Politika, 27
april
2000.
102 Turkse persagentschap Anatolia, 25 september 2000.
103 Turkse persagentschap Anatolia, 6 oktober 2000.
104 Turkse persagentschap Anatolia, 12 december 2000.
105
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001) blz
8.
106 Turkse persagentschap Anatolia, 23 maart 2001.
107 Dagblad Özgür Politika, 29 maart 2001.
108
Verfassungsschutzbericht Nordrhein-Westfalen 1999
, Verfassungsschutz Nordrhein-Westfalen (2000) paragraaf 4.1.4.
109
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999,
Verfassungsschutz Hamburg
(2000) paragraaf
4.2.3.
110
Verfassungsschutz,bericht Hamburg 1999,
Verfassungsschutz Hamburg (2000) paragraaf
4.2.5.
111 Ook wel gendarme of gendarmerie genoemd.
112 Voor een uitgebreidere beschrijving van het leger zie ook het Algemene
Ambtsbericht Turkije/dienstplicht d.d. 15 juni 2000. Hiervan zal zomer 2001
een nieuwe versie verschijnen.
113 Zie paragraaf 3.4.2.
114 Wordt ook wel aangeduid als noodtoestand.
115 Turks persagentschap Anatolia, 26 februari en 27 maart 2001.
116 De bevoegdheden zijn beschreven in de wet onder nummer 2935 uit 1983,
geamendeerd in 1990.
117
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
118 Turkse Wetboek van Strafvordering artikel 128. Zie voor een
uitgebreidere beschrijving van de strafrechtpleging paragraaf 3.3.5.
119 Turks persagentschap Anatolia, 18 februari 2001.
120 Opgave van het Rijksinstituut voor Statistiek (DIE) zoals vermeld in
dagblad Milliyet, 1 april 2001.
121 BBC World Service, 25 april 2001.
122 Aangehaald in
Turkey. Country Profile 2000
, The Economist Intelligence Unit (14 augustus 2000) blz. 20.
123 Reuters, 6 juli 2000.
124
Turkey. Country Profile 2000
, The Economist Intelligence Unit (14 augustus 2000) blz. 35.
125
Country Reports on Human Rights Practices 1999. Turkey
, U.S. Department of State (24 februari 2000).
126 Associated Press, 20 november 2000.
127 Resmi Gazete (Turkse Staatscourant) d.d. 1 oktober 1998.
128 Zie paragraaf 2.4.5.
129 Turkse persagentschap Anatolia, 18 april 2001.
130
Avrupa Birligi Müktesebatinin üstlenmesine iliskin Türkiye Ulusal Programi
(Nationaal Programma van Turkije met betrekking tot de uitvoering van het
acquis van de Europese Unie) (19 maart 2001), blz. 13.
131 Statistieken van het EHRM zoals genoemd bij Aslan Gündüz, 'The land of
many crossroads. Human Rights and Turkey's future in Europe' in
Orbis
, jaargang 45 nummer 1 (winter 2001) blz.18.
132 Het betreft hier de zaak Loizidou uit 1998, waarbij Turkije werd
veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan mw. Loizidou voor
schending van haar recht op vreedzaam gebruik van haar bezittingen op
Noord-Cyprus. Turkije stelt niet bevoegd te zijn om het vonnis ten uitvoer
te brengen.
133 Turkish Daily News, 6 december 2000.
134 Turks persagentschap Anatolia, 27 maart 2001.
135 Wet op de Parlementaire Onderzoekscommissie voor de Mensenrechten
onder nummer 3686 d.d. 5 december 1990.
136
Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan),
Bakirköy Kadin ve Çocuk Tutukevi Raporu 1998 ve 2000
(Rapport van het Detentiecentrum voor Vrouwen en Kinderen te Bakirköy 1998
en 2000),
Elazig Çocuk Islahevi Raporu 1998 ve 2000
(Rapport van de Penetitiare Inrichting voor Jeugdigen te Elazig 1998 en
2000) en
Çalisma Raporu 1998 - 1999
(Verslag van activiteiten 1998-1999), Onderzoekscommissie Mensenrechten van
het Turkse Parlement (mei 2000).
137 Türkiye Insan Haklari Vakfi. Wordt ook wel IHV of Engels Human Rights
Foundation (HRF) genoemd.
138 Insan Haklari Dernegi, ook wel bekend onder de Engelse naam Human
Rights Association (HRA).
139 Türkiye Demokrasi Vakfi.
140 Mazlum-Der is een acroniem voor 'Insan Haklari ve Mazlumlar Için
Dayanisma Dernegi' hetgeen betekent: Verening voor Mensenrechten en
Solidariteit met Onderdrukten.
141 Ç agdas Hukukçular Dernegi.
142
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
26, 27.
143 Turks persagentschap Anatolia, 30 januari 2001.
144
Death threats/Fear for safety
, Amnesty International Urgent Action, 10 april 2001.
145
Annual Report 2000
,
International Federation for Human Rights (2000).
146 Dagblad Yeni Gündem, 20 maart 2001.
147
Annual Report 2000
,
International Federation for Human Rights (2000)
148
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
149
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999
, Raad van Europa (7 december 2000) en
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee
for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000
, Raad van Europa (7 december 2000).
150
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee
for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or
punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001
, Raad van Europa (16 maart 2001) en
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 19 to 23 August 1996 and Response of the
Turkish Government
, Raad van Europa (16 maart 2000).
151 Zie paragraaf 3.3.8.
152 Cijfers afkomstig van de website van het Turkse Centrale Justitiële
Register (www.adli-sicil.gov.tr). Cijfers over het jaar 2000 zijn nog niet
beschikbaar.
153 Van lokale dagbladen is bekend dat hierin bij tijd en wijle artikelen
verschijnen, die tegen betaling zijn 'besteld'. Soms worden deze voorgelegd
bij asielaanvragen.
154 Zie paragraaf 3.4.1.
155 Zie paragraaf 3.3.3.
156
2001 Annual Report
, Reporters Sans Frontières (3 mei 2001).
157 Zie paragraaf 3.3.3 sub Armeens-Orthodoxe Kerk.
158 Zie paragraaf 3.3.3. sub Armeens-Orthodoxe Kerk.
159 Associated Press, 5 april 2001.
160
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000
, IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000
, IHD (11 oktober 2000).
161
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001)
blz. 38.
162 Dagblad Yeni Gündem, 31 maart 2001.
163 Dagblad Yeni Evrensel, 21 maart 2001.
164 Dagblad Yeni Evrensel, 18 april 2001.
165 Agence France Presse, 29 september 2000 en Washington Post, 30
november 2000.
166 Associated Press, 4 april 2001 en dagblad Hürriyet, 5 april 2001.
167
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) Mazlum-Der (2000).
168
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress towards
Accession.
Europese Commissie (8 november 2000) blz. 17.
169 Zie paragraaf 3.3.6.
170 Wet op de voorwaardelijke vrijlating en uitstel van berechting en
tenuitvoerlegging van straffen met betrekking tot delicten gepleegd voor 23
april 1999' onder nummer 4616 d.d. 21 december 2001, artikel 2.
171 Over beperkingen m.b.t. de Koerdische taal zie paragraaf 3.4.1.
172
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
32.
173
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001)
blz. 37.
174 Turks persagentschap Anatolia, 23 april 2001.
175 Dagblad Zaman, 11 april 2001.
176 Dagblad Radikal, 25 april 2001 en Turkish Daily News, 26 april 2001.
177
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards
Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).
178 Dagbladen Zaman, Radikal en Milliyet, 17 maart 2001.
179 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni
1983.
180
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership,
Human Rights Watch (september 2000).
181 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni
1983, artikel 10.
182 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni
1983, artikel 18.
183 BBC World News en Turkse persagentschap Anatolia, 11 april 2001. Zie
over de economische crisis paragraaf 2.6.
184 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni
1983, artikel 17.
185 Wet op Vergaderingen en Demonstraties onder nummer 2911 d.d. 6 juni
1983, artikel 21.
186
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
187 Zie paragraaf 3.3.6.
188 In de Turkse spelling gespeld als Nevruz, in de Koerdische als Newroz.
189
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
190 Reuters, 21 maart 2001, Agence France Presse, 21 maart 2001 en Turkish
Daily News, 21
maart 2001.
191 Turkse nieuwszender NTV via internet (www.ntvmsnbc.com), 21 maart
2001.
192
Country Reports on Human Rights Practices 1999. Turkey
, U.S. Department of State (24 februari 2000).
193 Zie paragraaf 3.2.
194
Annual Report 2000
,
International Federation for Human Rights (2000).
195
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
36.
196 Dagblad Sabah, 22 juni 2000 en Turkse perasgentschap Anatolia, 25
september 2000.
197 Wet op de Politieke Partijen onder nummer 2820 d.d. 22 april 1983,
art. 5.
198 Wet op de Politieke Partijen onder nummer 2820 d.d. 22 april 1983,
art. 96.
199 In december 1999 oordeelde het EHRM in Straatsburg dat Turkije de
vrijheid van vereniging had geschonden met het verbieden van de ÖZDEP, een
voorloper van de HADEP, in 1993. Zie
Turkey 2000 Regular Report from the Commission on Turkey's Progress Towards
Accession,
Europese Commissie (8 november 2000).
200 Dagblad Özgür Politika, 28 februari 2001.
201
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001)
blz. 7.
202
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
33.
203 Zie paragraaf 3.3.6.
204
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
36 en Associated Press, 15 januari 2001.
205 Zie paragraaf 2.4.3.
206
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on the elimination of all forms of religious intolerance and of
discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey
, Verenigde Naties (11 augustus 2000).
207
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001) en Turkse persagentschap
Anatolia, 14 maart 2001.
208 Dagblad Özgür Politika, 5 maart 2001.
209 Zie ook
International World Directory of Minorities
, Minority Rights Group (Londen 1997) blz. 379.
210
Annual Report on International, Religious Freedom for 1999: Turkey
, U.S. Department of State (9 september 1999).
211 Zie over Akbulut ook paragraaf 3.3.1.
212 J. Roldanus
, De Syrisch Orthodoxen in Istanbul. Een volk uit een ver verleden
overgebleven.
(Kampen: Kok, 1985), pg. 112.
213 H. Teule, 'Istanbul, (As)Syrische kerken en de mogelijkheden van een
binnenlands vluchtalternatief.' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995), pg. 244.
214 Peter Alford Andrews (ed.),
Ethnic Groups in the Republic of Turkey
. (Wiesbaden: Reichert Verlag 1989). [Beihefte zum Tübinger Atlas des
Vorderen Orients, Reihe B No.60], pg. 465.
215 H. Teule, 'Istanbul, (As)Syrische kerken en de mogelijkheden van een
binnenlands vluchtalternatief.' in
Het Christelijk Oosten
47 (1995), pg. 244.
216 J. Roldanus,
De Syrisch Orthodoxen in Istanbul. Een volk uit een ver verleden
overgebleven.
(Kampen: Kok, 1985), pg. 108.
217 H. Teule, 'Kroniek Noord-Irak' in
Het Christelijk Oosten
V47 N1-2 (1995), pg. 143.
218 Voor Armeens-orthodox wordt ook vaak de term Gregoriaans en
apostolisch gebruikt.
219 Soms Mesrob Mutafyan II genoemd.
220
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on the elimination of all forms of religious intolerance and of
discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey
, Verenigde Naties (11 augustus 2000).
221
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on the elimination of all forms of religious intolerance and of
discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey
, Verenigde Naties (11 augustus 2000).
222 Herman Teule en Anton Wessels (red.),
Oosterse christenen binnen de wereld van de islam
(Kampen: Kok 1997) blz. 309.
223
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on the elimination of all forms of religious intolerance and of
discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey
, Verenigde Naties (11 augustus 2000).
224 Dagblad Cumhuriyet, 31 januari 2001.
225 Turkse persagentschap Anatolia, 14 februari 2001.
226 Het patriarchaat was tot 1931 gevestigd in Istanbul.
227
Interim report of the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights
on the elimination of all forms of religious intolerance and of
discrimination based on religion or belief. Addendum 1: Situation in Turkey
, Verenigde Naties (11 augustus 2000).
228 M. Numan Malkoç,
Istanbul'daki Protestan Kiliseler
(De protestante kerken in Istanbul) (Istanbul 1999) blz. 82, 87 en 92.
229 M. Numan Malkoç,
Istanbul'daki Protestan Kiliseler
(De protestante kerken in Istanbul) (Istanbul 1999).
230 Persbureau Compass Direct, 24 maart 2001.
231 Persbureau Compass Direct, 17 januari 2001.
232 The Irish Times, 10 april 2000 en persagentschap Compass Direct, 11
april 2000.
233 Persverklaring van de Alliance of Protestant Churches in Turkey
(januari 2001).
234 Persbureau Compass Direct, 28 maart 2001.
235 Ook wel jezi(e)den genoemd.
236 M. van Bruinessen in NRC Handelsblad, 17 juni 1999.
237
Asylmagazin 5/99
, Informationsverbund Asyl/ZDWF e.V ( mei 1999) blz. 19-20.
238 Erhan Günay,
Ceza Davalarinda Usul ve Esaslar. Cumhuriyet Savcisi ve Ceza Hakimin El
Kitabi
. (Procesgang en Basisprincipes in Strafzaken. Handboek voor de Officier van
Justitie en de Strafrechter.) (Ankara: Seçkin Yayinevi 1998), 51-54 en 91.
239 O. Kadri Keskin,
Devlet Güvenlik Mahkemelerinin Yapisi, Görevleri, ve Yargilama Usulleri
(De structuur, competenties en procesgang van de Rechtbanken voor
Staatsveiligheid). (Ankara: Kazanci Hukuk Yayinlari 1987) 55.
240 Wet op de Bestrijding van Terreur onder nummer 3713 d.d. 12 april
1991.
241 Wet op de Instelling en Procesregels van de
Staatsveiligheidsrechtbanken onder nummer 2845 d.d. 16 juni 1983, artikel 1.
242 Cijfers afkomstig van de website van het Turkse Centrale Justitiële
Register (www.adli-sicil.gov.tr).
243
Keskin,
Devlet Güvenlik Mahkemeleri
,
102.
244 Turkse Wetboek van Strafvordering (afgekort CMUK) onder nummer 1412
d.d. 4 april 1929 artikel 104-131.
245
Türkiye Insan Haklari Vakfi Tedavi ve Rehabilitasyon Merkezleri Raporu 1999
(Rapport 1999 van de Behandelings- en Rehabilitatiecentra van de TIHV),
TIHV (juli 2000), blz. 28-29.
246
Turkey. Human Rights and the European Union Accession Partnership
, Human Rights Watch, (September
2000).
247
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 27 February to 3 March 1999
, Raad van Europa (7 december 2000).
248 Human Rights Watch, Turkey. Human Rights and the European Unon
Accession Partnership (September
2000).
249
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Erzurum, Erzincan), Onderzoekscommissie
Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).
250 Sedat Bakici,
Olaydan Kesin Hükme Kadar Ceza Yargilamasi ve Ceza Kanunu Genel Hükümler
(Het strafproces en de algemene bepalingen in het Wetboek van Strafrecht
vanaf het delict tot aan het vonnis) (3e druk; Ankara 2000) blz. 500 en
Turkse Wetboek van Strafvordering artikel 143.
251 Wet op de Instelling en Procesregels van de
Staatsveiligheidsrechtbanken onder nummer 2845, artikel 16.
252
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership,
Human Rights Watch (september 2000).
253
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001),
blz. 38.
254 Agence France Presse en Deutsche Presseagentur, 23 april 2001.
255 BBC News, 3 november 2000 en Turkish Daily News, 5 november 2000.
0
Human Rights in the OCSE Region: The Balkans, the Cuacasus, Europe, Central
Asia and North America. Report 2000 (Events of 1999),
International Helsinki Federation of Human Rights (IHF) (2000) blz. 51.
1 Associated Press, 5 juli 2000 en Reuters 23 oktober 2000.
2
Report to the Turkish Government on the Visit to Turkey carried out by the
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading
Treatment or Punishment (CPT) from 19 to 23 August 1996 and Response of the
Turkish Government
, Raad van Europa (16 maart 2001).
3
Turkey."F-type" prisons: Isolation and allegations of torture or
ill-treatment (1)
, Amnesty International (20 april 2001).
4
Small Group Isolation in Turkish Prisons: an Avoidable Disaster.
Human Rights Watch (mei 2000).
5
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee
for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000
, Raad van Europa (7 december 2000).
6 Tageszeitung, 9 januari 2001.
7
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee
for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or
punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001
, Raad van Europa (16 maart 2001).
8
Turkey: Isolation and beatings in new prisons must stop now
, Amnesty International en Human Rights Watch (6 januari 2001).
9
Turkey: Government Seeks to Quash Scrunity of Prisons Transfer
, Human Rights Watch (9 januari 2001).
10
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee
for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or
punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001
, Raad van Europa (16 maart 2001).
11 Aangehaald in
Turkey."F-type" prisons: Isolation and allegations of torture or
ill-treatment (1)
, Amnesty International (20 april 2001).
12 Cijfers genoemd door Turkse minister van Justitie volgens Turkse
persagentschap Anatolia, 24 maart 2001 en dagblad Özgür Politika, 26 maart
2001.
13 Gegevens per 1 mei 2001.
14 Agence France Presse en Deutsche Presseagentur, 23 april 2001.
15
Preliminary Observations made by the delegation of the European Committee
for the prevention of torture and inhuman or degrading treatment or
punishment (CPT) wich visited Turkey in December 2000 and January 2001
, Raad van Europa (16 maart 2001).
16 Associated Press, 1 mei 2001.
17
Amnesty International concerns about prosposed amend
, Amnesty International nieuwsbericht, 27 april 2001.
18 Zie paragraaf 3.3.1.
19 Dagblad Sabah, 30 januari 2001 en dagblad Özgür Politika, 1 februari
2001.
20 Wet op de voorwaardelijke vrijlating en uitstel van berechting en
tenuitvoerlegging van straffen met betrekking tot delicten gepleegd voor 23
januari 1999' onder nummer 4616 d.d. 21 december 2001, artikel 1, lid 9.
21 Turkse persagentschap Anatolia, 6 januari 2001 en dagblad Radikal, 22
januari 2001.
22 Turks persagentschap Anatolia, 20 april 2001.
23 Turks persagentschap Anatolia, 20 april 2001.
24
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
25 Rapport Turkse mensenrechtenorganisatie IHD, geciteerd in dagblad Yeni
Gündem, 15 maart 2001.
26
Turkey. Torture - a mojor concern in 1999
, Amnesty International (maart 2000) en
Annual Report 2000. Turkey,
Amnesty International (2000).
27
Human Rights in the OCSE Region: The Balkans, the Cuacasus, Europe, Central
Asia and North America. Report 2000 (Events of 1999),
International Helsinki Federation of Human Rights (IHF) (2000) blz. 49.
28
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
29 Zie paragraaf 3.3.6.
30 Zie paragraaf 3.3.6.
31
Türkiye Insan Haklari Vakfi Tedavi ve Rehabilitasyon Merkezleri Raporu 1999
(Rapport 1999 van de Behandelings- en Rehabilitatiecentra van de TIHV),
TIHV (juli 2000), blz. 28.
32
Turkey. Human Rights and the European Union Accesion Partnership,
Human Rights Watch (september 2000).
33 Dagblad Yeni Gündem, 22 februari 2001 en Turkish Daily News, 22 en 27
februari 2001.
34
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) Mazlum-Der (2000).
35 Zie paragraaf 3.3.6.
36
Annual Report 2000. Turkey,
Amnesty International (2000).
37
Yargilama, Ceza ve Infazi Istanbul Raporu 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Istanbul), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het
Turkse Parlement (mei 2000) blz 33.
38
Turkey, Torture and mistreatment in pre-trial detention by anti-terror
police
, Human Rights Watch (maart 1997).
39 Zie paragraaf 3.4.3.
40
Preliminary observations made by the delegation of the European Committee
for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or
Punishment (CPT) which visited Turkey from 16 to 24 July 2000 and the
Response of the Turkish Authorities
, European Committee for the Prevention of Torture (CPT), (7 december 2000)
blz. 7 en
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Erzurum, Erzincan), Onderzoekscommissie
Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).
41
Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli
(resp.
Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan) Raporu. 1998 ve 2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Tunceli resp. Elazig, Sanliurfa, Erzurum, Erzincan),
Onderzoekscommissie Mensenrechten van het Turkse Parlement (mei 2000).
42
Annual Report 2000. Turkey,
Amnesty International (2000).
43 Dagblad Yeni Gündem, 13 maart 2001.
44 Dagblad Milliyet, 5 december 2001.
45
Turkey: The duty to supervise, investigate and prosecute
, Amnesty International (20 april 1999).
46 Associated Press, 14 januari 2001.
47 De Wet inzake de Berechting van Ambtenaren en Andere Functionarissen in
Openbare Dienst onder nummer 4483 d.d. 2 december 1999 is reeds een
verbetering ten opzichte van de tot dan toe geldende Wet op de Berechting
van Ambtenaren, die in alle gevallen toestemming van het provinciebestuur
voorgezeten door de provinciegouverneur vereiste.
48
Failures at Fifty: Impunity for torture and ill-treatment in Europe on the
50
anniversary of the European Convention on Human Rights
, Amnesty International (november 2000) blz. 30.
49
Failures at Fifty: Impunity for torture and ill-treatment in Europe on the
50
anniversary of the European Convention on Human Rights
, Amnesty International (november 2000) blz. 31.
50 Dagblad Yeni Gündem, 31 mei 2000.
51 Idem, 6 juni 2000.
52 Turkse persagentschap Anatolia, 3 13 juni 2000.
53 Idem, 3 juli 2000 en 18 september 2000.
54 Associated Press, 16 en 28 november 2000 en Turkish Daily News, 29
november 2000.
55 Associated Press, 12 maart 2001.
56 Dagblad Milliyet, 3 mei 2001.
57 Yakalama, Göz Altina Alma ve Ifade Alma Yöntemeligi (Richtlijn inzake
Aanhouding, Inverzekeringstelling en Verhoor) d.d. 1-10-1998 met de
aanpassingen daarin d.d. 13-8-1999.
58 Turkish Daily News, 10 maart 2001.
59 Zie paragraaf 3.3.6.
60 Zie paragraaf 2.4.2.
61
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
62 Turkse persagentschap Anatolia, 5 maart 2001, en Dagblad Yeni Gündem,
maart 2001.
63
Further Information on UA 26/01,
Amnesty International urgent action 26 februari 2001.
64
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
65
Türkiye'de Insan Haklari. 1999 Yili Analizi. (
Mensenrechten in Turkije. Analyse van het jaar 1999) Mazlum-Der (2000).
66
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
67
Aydin'da Resul Aydemir adli sahsin öldürülmesine iliskin rapor
. (Rapport inzake de dood van de persoon genaamd Resul Aydemir in Aydin)
Mazlum-Der, afdeling Izmir (april 2001).
68
World Report 1999: Turkey
, Human Rights Watch (1999).
69
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
70 Zie paragraaf 2.4.
71 Associated Press, 16 juni 2000.
72
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (februari 2001)
blz. 13.
73 Zie paragraaf 2.4.6.
74 Zie paragraaf 3.3.6.
75
Turkey: 2000 Accession Partnership
Council of the European Union (6 december 2000).
76 Dagbladen Zaman en Yeni Gündem en Turkse internetsite NTV-MSNBC, 20
maart 2001.
77 Reuters, 28 november 2000 en Turkish Daily News, 29 november 2000.
78 Zie paragraaf 3.3.3.
79 Zie ook paragraaf 2.4.
80 Artikel 1 van de grondwet luidt: 'De republiek Turkije is een
democratische, seculiere, sociale rechtsstaat ... trouw aan het nationalisme
van Atatürk...'.
81 Svante E. Cornell, 'The land of many crossroads. The Kurdish question
in Turkish politics.' in
Orbis
, jrg. 45, nr. 1 (winter 2001).
82 Dagblad Milliyet, 17 april 2001.
83 Dagblad Hürriyet, 17 april 2001.
84 Turkish Daily News en dagblad Yeni Evrensel, 10 april 2001.
85 Turkse persagentschap Anatolia, 11 april 2001.
86
Sorusturma, Kovusturma, Yargilama, Ceza ve Infazi Tunceli Raporu. 1998 ve
2000
(Rapport inzake Onderzoek, Vervolging, Berechting, Bestraffing en
Tenuitvoerlegging in Tunceli), Onderzoekscommissie Mensenrechten van het
Turkse Parlement (2000), blz. 15.
87
Turkey Country Report on Human Rights Practices for 1998
, U.S. Department of State (26
februari 1999), blz. 26.
88 Krachtens artikel 42 van de grondwet, waarin staat vermeld dat geen
andere taal dan het Turks als moedertaal mag worden onderwezen.
89 Dagblad Milliyet, 27 februari 2001.
90 Dagblad Hürriyet, 5 maart 2000 en Tageszeitung, 6 maart 2000.
91 Associated Press, 31 maart 2001 en Frankfurter Rundschau, 1 april 2001.
92 Turkish Daily News, 29 november 2000 en dagblad Hürriyet, 30 november
2000.
93 Dagblad Radikal, 26 april 2001.
94 Het percentage lag in 1999 op 4%. Zie
Woman 2000. An investigation into the Status of Women's Rights in the former
Soviet Union and Central and South-Eastern Europe.
International Helsinki Federation for Human Rights (9 november 2000) blz.
451.
95
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
96
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
97
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
98
Country Reports on Human Rights Practices 2000. Turkey
, U.S. Department of State (26 februari 2001).
99
Monthly Report of Human Rights in Turkey - February 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz.
33.
100 Cijfers afkomstig van de website van het Turkse Centrale Justitiële
Register (www.adli-sicil.gov.tr). Cijfers over het jaar 2000 zijn nog niet
beschikbaar.
101 Dagblad Cumhuriyet, 2 maart 2000.
102 Website organisatie Lambda op www.lambdaistanbul.org, stand 15 maart
2001.
103 Dagblad Milliyet, 18 januari 2001.
104 Nicole Pope, 'Turkey's Gay Culture Slowly Emerges' op NTV-MSNBC
website, 7 september 2000.
105 Algemeen Ambtsbericht Turkije/dienstplicht d.d. 15 juni 2000, kenmerk
DPC/AM-672925.
106 Dit is geregeld in de Wet op de Instellling voor Sociale
Dienstverlening en Kinderopvang onder nummer 2828 d.d. 24 mei 1983.
107 Wet op de Instellling voor Sociale Dienstverlening en Kinderopvang
onder nummer 2828 d.d. 24 mei 1983, artikel 21.
108 Zie paragraaf 3.3.6.
109 In Duitsland zou de Turkse inlichtingendienst MIT politieke
activiteiten tegen Turkije op de voet volgen. De systematische aandacht van
de MIT lijkt daarbij, mede gezien de beperkte menskracht, met name uit te
gaan naar leidende figuren. Informatie over personen van lager kader zou op
'toevalstreffers' berusten.
110 Turkish Daily News, 7 juni 1998.
111
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey
, US Committee for Refugees, (januari 2000).
112 Zie paragraaf 4.2.
113
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey
, US Committee for Refugees, (januari 1999).
114
Balance Sheet of Human Rights Violations for the first six months of 2000
, IHD (2000) en
Balance Sheet of Human Rights Violations for July and August 2000
, IHD (11 oktober 2000).
115
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
8.
116
Worldwide Refugee Information, Country Report Turkey
, US Committee for Refugees, (januari 2000) en
Turkey. Human Rights and the European Union Accession Partnership
, Human Rights Watch, (September
2000).
117
Monthly Report of Human Rights in Turkey - January 2001
, Human Rights Foundation of Turkey Documentation Centre (januari 2001) blz
8.
118 Dagblad Zaman, 8 februari 2001.
119 Brief UNHCR Den Haag aan Amnesty International, 4 december 1995.
120 Brief UNHCR Den Haag aan Amnesty International, 4 december 1995.
121 Brief UNHCR Den Haag aan Stichting Rechtsbijstand Asiel, OC Den Haag,
25 januari 1999.
122 UNHCR Genève, faxbericht d.d. 21 mei 1999 en UNHCR-Den Haag, brief aan
Ministerie van Buitenlandse Zaken, 9 augustus 1999.
123 Brief UNHCR aan Home Office, Country Information and Policy Unit, Ref
600 Turkey (22 maart 1999).
124 Brief UNHCR Den Haag aan Amnesty International, 4 december 1995 en
Brief UNHCR Den Haag aan Stichting Rechtsbijstand Asiel, OC Den Haag, 25
januari 1999. Zie ook: UNHCR Position Paper on Relocating Internally as a
Reasonable Alternative to Seeking Asylum, februari/maart 1999.
===