College opent discussie over consequenties Wet Personenvervoer
De gemeenteraadscommissie Verkeer en Vervoer van Rotterdam zal zich op
woensdag 27 juni voor het eerst gaan buigen over de consequenties van
de Wet Personenvervoer (WPV).
Met deze wet wil het rijk marktwerking introduceren en daarmee het
gebruik van het openbaar vervoer vergroten en de kostendekkingsgraad
verhogen. Zo moeten voor 1 januari 2002 alle bestaande
vervoerscontracten zijn omgezet in concessies. Deze kunnen vooralsnog
onderhands worden gegund.
Mits de afgesproken evaluatie van de WPV in 2004 volgens de Tweede
Kamer positief is, moet met ingang van 2007 het hele openbaar vervoer
door gemeentelijk vervoerbedrijven zijn aanbesteed. Dat betekent dat
het dan niet meer mogelijk is dat de gemeente Rotterdam zowel een
beslissende invloed heeft op de concessieverlening en tegelijkertijd
eigenaar is van de vervoerder die een concessie krijgt.
Overheid blijft aanspreekbaar
In de huidige situatie heeft de gemeente een beslissende invloed
binnen de concessieverlener Stadsregio aangaande de RET en is tevens
eigenaar van de RET. Dit moet dus volgens de WPV veranderen. Het
College wil vooralsnog vasthouden aan de beslissende invloed op de
concessieverlening, omdat zodoende maximale invloed kan worden
uitgeoefend op de kwaliteit en het aanbod van het openbaar vervoer in
Rotterdam. Daarbij stelt het College ook voor om eerst de
consequenties en condities voor een verzelfstandiging van de RET tot
OverheidsNV te onderzoeken alsvorens, begin 2003, met een definitief
voorstel over een de positie van de RET te komen. In zo'n onderzoek
zal met name worden gekeken naar de bedrijfsvoering,
aansturingsmogelijkheden en gevolgen voor het personeel. Volgens het
College zal het publieke karakter van openbaar vervoer ook in de
toekomst overeind moeten blijven staan en daarom zal de overheid
altijd aangesproken worden op de kwaliteit van dit vervoer.
Europese en landelijke regelgeving
Daarbij kijkt het College met spanning naar de uitkomst van een
discussie in het Europees Parlement over een ontwerpverordening waarin
een uitzondering voor de aanbestedingsplicht voor tram en metro wordt
voorgesteld voor geïntegreerde bedrijven in grootstedelijke gebieden
die alle vormen van vervoer aanbieden. Mocht deze verordening worden
aangenomen, zal die pas naar verwachting in 2005 in werking treden.
Ook zal de aanbestedingsplicht in 2006 (35%) en 2007 (100%)
afhankelijk zijn van een evaluatie van de praktijk van aanbesteding
die de Minister voor 1 december 2004 aan de Tweede Kamer moet
aanbieden. Deze evaluatie zal dus ook van invloed zijn op de positie
van de RET, waardoor een eventuele verzelfstandiging van de RET in
ieder geval niet voor 2004 het geval zal zijn. Ten slotte bestaat er
voor de Stadsregio de mogelijkheid om voor 2004 een aanvraag van
ontheffing van het aanbesteden van railvervoer in te dienen, echter
dan moet volgens de Minister wel duidelijk worden dat het gemeentelijk
vervoersbedrijf verzelfstandigd wordt.
WPV en verzelfstandiging
De WPV gaat ervan uit dat gemeentelijke vervoerbedrijven (GVB'n) door
periodieke aanbesteding worden gedwongen tot een door de wetgever
wenselijk geachte verzelfstandiging. Daarbij mag een GVB niet
meedingen naar een concessie op de thuismarkt wanneer de aanbestedende
overheid beslissende invloed op het vervoerbedrijf heeft. Openstelling
van de thuismarkt is echter ook noodzakelijk om mee te mogen dingen
naar concessie elders.
Infrastructuur
Ten aanzien van de infrastructuur stelt het college zich op het
standpunt dat bij verzelfstandiging een juridische scheiding dient te
worden aangebracht tussen exploitatie en infrastructuur zodat de
infrastructuur eigendom blijft van de gemeente en het beheer ervan aan
de exploitant (RET) zal worden uitbesteed.