Ministerie van Financien

Titel: Teruggaaf regulerende energiebelasting aan instellingen van



Teruggaaf regulerende energiebelasting aan instellingen van maatschappelijke, sociale of culturele aard (mededeling 17)

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling; domein verbruiksbelastingen

Besluit van 27 juni 2001, nr. CPP2001/1459M

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

Ingevolge het Belastingplan 2000 is aan artikel 36l van de Wet belastingen op milieugrondslag een elfde lid toegevoegd, op grond waarvan bij ministeriële regeling de teruggaafregeling bedoeld in het zevende lid (op grond waarvan - op verzoek - teruggaaf van de regulerende energiebelasting (REB) wordt verleend met betrekking tot aardgas en elektriciteit gebruikt in onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard; zie voor een toelichting mededeling 13) onder daarbij te stellen voorwaarden en beperkingen, eveneens van toepassing wordt verklaard op instellingen die zich blijkens hun statuten de uitoefening ten doel stellen van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard. Aan instellingen op het gebied van sport, gezondheidszorg en onderwijs wordt geen teruggaaf verleend. De teruggaaf wordt alleen verleend indien de instelling een niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen dan wel daarvan vrijgestelde instelling is. De teruggaaf bedraagt 50 percent van de in rekening gebrachte belasting.

De hiervoorbedoelde ministeriële regeling is uitgewerkt in artikel 8ja van de uitvoeringsregeling Wbm. Dit artikel is op 1 oktober 2000 in werking getreden en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

In deze mededeling wordt nader ingegaan op de criteria waaraan men moet voldoen om voor de teruggaaf in aanmerking te komen, het verzoek om teruggaaf en de daarbij over te leggen bescheiden en overige zaken die van belang zijn.

Voorwaarden en beperkingen

Zoals hiervoor aangegeven, is in artikel 36l bepaald dat in de ministeriële regeling waarmee de teruggaafregeling van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, nadere voorwaarden en beperkingen worden opgenomen. Deze expliciete delegatiebepaling is opgenomen omdat onderkend werd dat de teruggaafregeling - bij nota van wijziging in het wetsvoorstel opgenomen - in genoemd artikel 36l wel de algemene doelstelling verwoordde, maar dat de specifieke afgrenzing nog ingevuld moest worden, waarbij ook overwegingen van uitvoeringstechniek mede in de beschouwing dienden te worden betrokken. De wetgever heeft zo willen komen tot een uitvoerbare en handhaafbare regeling, zonder de rechtvaardigheid en rechtsgelijkheid op onaanvaardbare wijze te kort te doen.

Op grond van artikel 8ja van de uitvoeringsregeling Wbm zijn naast de eis, dat het moet gaan om een instelling die zich ten doel stelt de uitoefening van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard, de volgende voorwaarden en beperkingen van kracht:


a. de instelling dient te beschikken over notarieel verleden statuten waar de doelstelling uit blijkt en deze statuten dienen desgevraagd te worden overgelegd;


b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling dienen overeen te komen met de statutaire doelstelling en de instelling dient dat ook te verklaren;


c. de over te leggen eindfactuur (waarop de in rekening gebrachte REB staat vermeld) moet op naam staan van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet;


d. de instelling mag niet of slechts in beperkte mate werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs en zij dient dat te verklaren;


e. de instelling mag niet aan vennootschapsbelasting onderworpen zijn of dient daarvan te zijn vrijgesteld en zij dient dat ook te verklaren.

Als aan één van deze voorwaarden niet wordt voldaan, kan de terugaafregeling geen toepassing vinden. Dat betekent dat, om na te gaan of een instelling in aanmerking komt voor de teruggaafregeling, eerst nagegaan dient te worden of voldaan wordt aan de onder a, c en e genoemde voorwaarden. Wordt niet aan die voorwaarden voldaan dan komt de instelling alleen al om die reden niet in aanmerking voor de teruggaaf. Zo komen instellingen die geen notarieel verleden statuten hebben, zoals gemeenten, niet in aanmerking voor de teruggaafregeling. In dat geval wordt dan ook niet toegekomen aan toetsing aan de overige voorwaarden.

Wordt wel voldaan aan de voorwaarden a, c en e dan dient vervolgens te worden beoordeeld of er sprake is van een instelling die zich blijkens de statuten de uitoefening van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard ten doel stelt (zie het volgende onderdeel).

Instellingen van maatschappelijke, sociale of culturele aard.

De teruggaafregeling geldt voor instellingen die zich blijkens hun statuten de uitoefening ten doel stellen van activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard. Voor de bepaling of een instelling zich kwalificeert als een instelling van maatschappelijke, sociale of culturele aard, kan - zo is in de toelichting bij de ministeriële regeling gesteld - worden aangesloten bij artikel 24, vierde lid, van de Successiewet, waar gesproken wordt over .. charitatieve, culturele, of het algemeen nut beogende instellingen. Op deze wijze wordt voor de toepassing van de regeling op consequente wijze inhoud gegeven aan wat onder een instelling van maatschappelijke, sociale of culturele aard wordt verstaan, gebruik makend van de bestaande expertise en jurisprudentie. Wezenlijk element van deze toelichting op de teruggaafregeling is dat deze begrippen niet extensief geïnterpreteerd dienen te worden, maar restrictief binnen de kaders zoals die ook gelden voor instellingen die in aanmerking willen komen voor het verlaagd tarief van genoemd artikel 24. Van sociale en maatschappelijke aard in deze context wil dan ook zeggen dat het instellingen moeten zijn die het algemeen nut beogen. Het is derhalve niet voldoende dat instellingen activiteiten ontplooien die de menselijke samenleving betreffen.

Vorenstaande betekent dat wanneer een instelling is gekwalificeerd dan wel zich zou kunnen kwalificeren als een instelling als bedoeld in eerdergenoemd artikel 24, zij zich in beginsel ook als instelling kwalificeert die in aanmerking komt voor een teruggaaf REB. Instellingen die zich niet als zodanig kwalificeren, zoals verenigingen die zich richten op de belangenbehartiging van leden (bijv. vakverenigingen, consumentenbonden) en stichtingen die gebouwen exploiteren (ook al verhuren zij die aan instellingen die op zich zelf wel in aanmerking zouden komen), komen niet in aanmerking.

De inspecteur van de Belastingdienst/eenheid grote ondernemingen/team Energiepremies te Emmen stemt in voorkomend geval de beantwoording van de vraag of een instelling zich kwalificeert als een instelling van maatschappelijke, sociale of culturele aard in de hiervoor aangegeven zin, af met de inspecteur van de Belastingdienst/ondernemingen te Den Bosch.

Zoals aangegeven kan in beginsel worden aangesloten bij artikel 24, vierde lid, van de Successiewet. Is het een instelling die voor de toepassing van genoemd artikel 24 in aanmerking komt, dan dient vervolgens beoordeeld te worden of voldaan wordt aan voorwaarden d, op grond waarvan de instelling niet of slechts in beperkte mate (niet meer dan 30%) werkzaam mag zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs.

3.1. Sport

In het kader van deze teruggaafregeling dient onder sport te worden verstaan een lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- en wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn, respectievelijk bevorderd worden die worden. Ook denksporten, zoals schaken en dammen met spel- en wedstrijdelement, worden tot sport gerekend. Als organisatie of instelling die op deze wijze met sport bezighouden worden beschouwd de sportverenigingen die lid zijn van een sportbond die is aangesloten bij het NOC*NSF.

3.2. Gezondheidszorg

Als instelling op het gebied van gezondheidszorg dient te worden verstaan een organisatorisch verband dat daadwerkelijk zorg verleent op het gebied van het genezen van zieken. Daarbij kan gedacht worden aan een verpleeghuis, ziekenhuis, consultatiebureau voor zuigelingen, etc. Een instelling die wetenschappelijk onderzoek op medisch terrein bevordert, valt daar niet onder.

3.3. Onderwijs

Als instelling op het gebied van onderwijs wordt aangemerkt de instelling die zich bezighoudt met het proces van systematische overdracht van kennis, inzicht en vaardigheden. Het gaat hier om het reguliere dag en avondonderwijs (basisonderwijs, voortgezet (wetenschappelijk) onderwijs, avondschool, vakopleidingen zoals de balletacademie en conservatorium etc. Opleidingen die een meer hobby-achtig karakter hebben vallen niet onder het hier bedoelde onderwijs, zoals de balletschool, muziekschool en de door de volksuniversiteit verzorgde cursussen.

Statuten

De instelling moet desgevraagd zijn statuten overleggen waaruit de doelstelling blijkt. Deze statuten moeten notarieel zijn verleden. Als de doelstellingen van de organisatie wijzigen, dient de inspecteur daarvan in kennis te worden gesteld.

Hoofdzakelijk in gebruik

De teruggaafregeling voorziet in de mogelijkheid om teruggaaf van de REB te verlenen met betrekking tot aardgas en elektriciteit gebruikt in onroerende zaken die hoofdzakelijk in gebruik zijn bij de desbetreffende instellingen. In gebruik betekent uiteraard in gebruik in overeenstemming met en voor de doelstellingen van de vereniging. Kantoorruimte valt daar onder, woonruimte voor bijv. de huisbewaarder/conciërge of verhuur aan derden niet.

Hoofdzakelijk wil zeggen voor meer dan 70%, te berekenen op basis van vloeroppervlak/inhoud en tijdsduur. Dat betekent dat indien een vereniging 10 % van de beschikbare ruimte verhuurt, dit de teruggaafregeling niet in de weg staat (ook voor het verhuurde gedeelte). Wordt meer dan 30% verhuurd, dan is de teruggaafregeling niet van toepassing, ook al wordt bijv. verhuurd aan een andere algemeen nut beogende instelling.

Omzetbelasting

In de teruggaaf kan tevens worden begrepen een bedrag gelijk aan de OB die is berekend over dat deel van de REB waarvoor tot teruggaaf is besloten, indien tenminste de persoon die voor de teruggaaf in aanmerking komt, geen recht op aftrek van de OB heeft op grond van artikel15 van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Verzoek om teruggaaf

Om voor de teruggaaf in aanmerking te komen, dient een verzoek te worden ingediend.

Bij wie in te dienen

Met de uitvoering van de teruggaafregeling is belast de Belastingdienst/eenheid grote ondernemingen/team Energiepremies, te Emmen. Het eerste verzoek om teruggaaf dient bij deze inspecteur te worden ingediend. Vervolgverzoeken moeten worden ingediend bij de Belastingdienst/eenheid grote ondernemingen/team Energiepremies, te Almelo.

Termijn

In artikel 8c, negende lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag (Uitvoeringsbesluit) is bepaald dat het verzoek om teruggaaf gedaan dient te worden uiterlijk binnen 13 weken na afloop van de verbruiksperiode waar de eindafrekening betrekking op heeft.

Goedgekeurd wordt dat in afwijking van artikel 8c, negende lid, Uitvoeringsbesluit, de termijn waarbinnen het verzoek om teruggaaf moet worden gedaan voor verbruiksperioden die voor de datum van deze toelichting aflopen, pas eindigt 13 weken na deze datum.

Inhoud verzoek

In het verzoek om teruggaaf dient in ieder geval te zijn vermeld:


- de naam van de instelling,


- de naam en functie van degene die namens deze organisatie het verzoek indient,


- een omschrijving van de onroerende zaken die het betreft.
Overleggen factuur

De teruggaaf wordt verleend aan de gebruiker (dat kan de eigenaar zijn of de huurder) van de hiervoor bedoelde onroerende zaken en bedraagt 50 % van de hem door het energiebedrijf in rekening gebrachte energiebelasting. In onderdeel b van artikel 8ja van de Uitvoeringsregeling is uitdrukkelijk voorgeschreven dat de eindfactuur op naam staat van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet. Dit is de factuur die het energiebedrijf opmaakt na afloop van de verbruiksperiode, waarin verrekening plaatsvindt met de op deze verbruiksperiode betrekking hebbende voorschotten. Deze factuur moet bij het verzoek om teruggaaf worden overgelegd. Toegestaan wordt dat een kopie van deze eindfactuur wordt overgelegd. Uiteraard dient de originele factuur desgevraagd te kunnen worden getoond.

Overleggen verklaring

Belanghebbende zal moeten kunnen aantonen dat hij aanspraak heeft op de teruggaaf. Daartoe dient hij bij het verzoek om teruggaaf een gedagtekende en ondertekende verklaring over te leggen die tenminste bevat:


- de verklaring dat zijn instelling notarieel verleden statuten heeft;

- de verklaring dat zijn instelling niet of slechts in beperkte mate werkzaam is op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs;


- de verklaring dat hij de onroerende zaken waar het verzoek om teruggaaf betrekking op heeft, als huurder of eigenaar in hoofdzaak gebruikt voor de in de statuten genoemde activiteiten van maatschappelijke, sociale of culturele aard;


- een verklaring dat hij wel of geen recht op aftrek heeft van de OB op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968;


- de verklaring dat zijn instelling niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen dan wel daarvan is vrijgesteld.

Toerekening energieverbruik naar de periode vóór en de periode vanaf 1 januari 2000

Algemeen

De verbruiksperiode zal in veel gevallen niet gelijklopen met het kalenderjaar. Aangezien de hier bedoelde teruggaafregeling met ingang van 1-1-2000 in werking is getreden, dient derhalve het energieverbruik te worden gesplitst naar het verbruik vóór 1-1-2000, en het verbruik vanaf 1-1-2000. Indien de eindafrekening van het energiebedrijf geen onderscheid maakt naar de verschillende perioden zal op nadere wijze in deze toedeling moeten worden voorzien.

Toerekening aardgasverbruik

Het gasverbruik is sterk temperatuur gerelateerd en vertoont sterke seizoensschommelingen. In de winter wordt aanmerkelijk meer verstookt dan in de zomer. Vandaar dat toerekening van het gasverbruik aan de te onderscheiden perioden zal plaatsvinden via de zogenoemde graaddagenmethode. Op deze wijze wordt voor de toerekening zoveel mogelijk aangesloten bij het daadwerkelijk gasverbruik in die perioden.

Toerekening elektriciteitsverbruik

Het elektriciteitsverbruik zal ook over een jaar enige schommelingen vertonen die verband houden met de seizoenen, maar niet zodanig dat dat een toedelingsmethodiek die gebaseerd is op graaddagen, rechtvaardigt. Vandaar dat het elektriciteitsverbruik tijdsevenredig wordt toegedeeld.

Slot

Standaardformulieren waarmee het eerste verzoek en de vervolgverzoeken om teruggaaf kunnen worden ingediend, kunnen worden aangevraagd bij de Belastingdienst/eenheid grote ondernemingen/team Energiepremies, postbus 2164, 7801 CD Emmen.