http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=417310
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 27 juni 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-362/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 9 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggings-ondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/96/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2001/12EG van het Europees Parlement en de Raad
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: "Ontwikkeling van een daadwerkelijk partnerschap met de Verenigde Naties op het gebied van ontwikkeling en humanitaire zaken"
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling - Evaluatie
Mededeling van de Commissie inzake Conflictpreventie
Mededeling van de Commissie over "verruiming van de toegang voor consumenten
tot alternatieve geschillenbeslechting"
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig
ingezeten onderdanen van derde landen
Voorstel voor een richtlijn voor het Europees Parlement en de Raad
betreffende de energieprestaties van gebouwen
Voorstel tot wijziging van Richtlijn 98/70/EEG betreffende de kwaliteit van
benzine en dieselbrandstof
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening
(EEG) nr. 2358/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de
sector zaaizaad en tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2002/03 en
2003/04, van de in de sector zaaizaad toegekende steunbedragen
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Aanvullend toezicht financiële instellingen
Titel:
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het aanvullende
toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en
beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van
de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/96/EEG en 93/22/EEG van de Raad en
van de Richtlijnen 98/78/EG en 2001/12EG van het Europees Parlement en de
Raad
Datum Raadsdocument
: 27 april 2001
Nr. Raadsdocument:
8296/01
Nr. Commissiedocument
: COM (01)213
Eerstverantwoordelijke ministerie
: FIN i.o.m. JUST, BZ
Behandelingstraject in Brussel
:
Eerste twee bijeenkomsten van working party on financial services waren op 8
en 29 juni 2001. Behandeldata onder Belgisch voorzitterschap nog niet
bekend.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Bancaire diensten, verzekeringsdiensten en beleggingsdiensten worden steeds
vaker aangeboden door instellingen die tezamen een financieel conglomeraat
vormen. Elk van deze instellingen valt onder een eigen sectoraal toezicht.
Soms overlappen deze vormen van toezicht elkaar. Minstens zo belangrijk is
dat sommige beslissingen op conglomeraatsniveau onder geen van de
toezichtsvormen vallen. De Richtlijn beoogt de overlappingen weg te nemen en
de lacunes op te vullen door de bestaande richtlijnen op elkaar af te
stemmen en een aanvullend toezicht te introduceren dat de bestaande vormen
van toezicht ongewijzigd laat.
Kernpunten:
op gereguleerde instellingen wordt aanvullend toezicht uitgeoefend voor wat
betreft eisen die worden gesteld op het niveau van het financiële
conglomeraat;
dat toezicht laat het bestaande sectorale toezicht onverlet;
sommige eisen worden indirect aan de holding van het financiële conglomeraat
gesteld;
er wordt een coördinator benoemd. Deze vervult niet alleen een louter
coördinerende "secretaris"-taak temidden van de sectorale toezichthouders,
maar oefent ook zelf het aanvullende toezicht uit;
sancties kunnen ook jegens de niet-gereguleerde holding worden uitgeoefend;
het is een minimum-richtlijn;
Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 47 lid 2 Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
Subsidiariteit: positief: de voorstellen passen binnen de doelstellingen van
de Interne Markt.
Proportionaliteit/deregulering: De voorstellen gaan zeker niet verder dan
nodig is om de doelstellingen op het gebied van de interne markt van
financiële diensten te bereiken, zodat aan de proportionaliteitseis is
voldaan. Nederland zou eigenlijk nog verder willen gaan. Daar het een
minimum-richtlijn betreft en Nederland zelf verder mag gaan dan de richtlijn
voorschrijft, is e.e.a. niet onoverkomelijk.
Financiële conglomeraten zijn een betrekkelijk nieuw verschijnsel waarvoor
nog geen gemeenschapsrechtelijke regels bestaan, maar die wel een regeling
behoeven; deregulering is dus niet aan de orde.
Nederlandse belangen
:
De Nederlandse markt loopt voorop in de ontwikkeling met betrekking tot
financiële conglomeraten. Het speelveld binnen de Europese Unie moet zoveel
mogelijk gelijk zijn; Nederland heeft dus belang bij een richtlijn.
Nederland is er voorstander van dat de aanvullend-toezichthouder slagvaardig
kan optreden en toezicht kan uitoefenen op het niveau binnen het
conglomeraat waar de beslissingen worden genomen, zonder dat het
level playing field
wordt aangetast.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Nederland zal bestaande wetten (Wet toezicht kredietwezen, Wet toezicht
verzekeringsbedrijf, Wet toezicht effectenverkeer) mogelijkerwijs moeten
wijzigen, alsmede de nog in te voeren wet Wet toezicht financiële
conglomeraten (met invoering van laatstgenoemde wet kan niet worden gewacht
op de richtlijn).
Geen consequenties voor decentrale overheden.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Procedure als bedoeld in Art. 251-EG-Verdrag
Fiche 2: Partnerschap EU-VN ontwikkeling en humanitaire zaken
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement:
"Ontwikkeling van een daadwerkelijk partnerschap met de Verenigde Naties op
het gebied van ontwikkeling en humanitaire zaken"
Datum Raadsdocument
: 7 mei 2001
nr. Raadsdocument
: 8560/01
nr. Commissiedocument
: COM (01)231
Eerstverantwoordelijke ministerie
: BZ i.o.m. FIN
Behandelingstraject in Brussel
:
De Mededeling is in de Raadswerkgroep voor Ontwikkelingssamenwerking
besproken. Tijdens de Ontwikkelingsraad van 31 mei zijn raadsconclusies met
betrekking tot deze Mededeling aangenomen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
:
De beoogde samenwerking zal geen verhoging van het budget behelzen. Het
betreft slechts bestaande middelen uit de budgetlijnen onder titel B7 die op
andere wijze zullen worden ingezet.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Betere samenwerking met de VN vormt een belangrijke prioriteit voor de EU,
de lidstaten en de Commissie. De EU onderhoudt reeds intensieve banden met
bepaalde instellingen van de VN maar dit geschiedt in hoge mate op ad hoc
basis en de financiële bijdragen van de EU aan die instellingen verschillen
enorm van jaar tot jaar. Beseft wordt dat er potentieel bestaat voor
belangrijke synergie en wederzijds voordeel in samenwerking en
complementariteit tussen EU en VN. Daartoe streeft de Commissie naar een
effectiever partnerschap, om te beginnen op het terrein van ontwikkeling en
humanitaire zaken. Doel van deze benadering is de betrokkenheid van de EU op
het niveau van beleidsformulering van de VN te versterken alsmede om een
partnerschap met geselecteerde VN-organisaties, fondsen en programma's op te
zetten dat helder is en financieel voorspelbaar.
De Commissie verwacht dat een betere dialoog en een hechter partnerschap met
geselecteerde VN-instellingen de effectiviteit van zijn hulp op het terrein
van ontwikkeling en humanitaire zaken zal verbeteren evenals
donorcoördinatie binnen de VN en complementariteit met activiteiten van
lidstaten.
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteit: positief. Samenwerking tussen de Commissie en de Verenigde
Naties zal bijdragen aan de effectiviteit van het ontwikkelingsbeleid.
Proportionaliteit en deregulering: positief
Nederlandse belangen
:
De VN-fondsen en -programma's die hun inkomsten ontvangen in de vorm van
vrijwillige bijdragen van de VN-lidstaten zien zich de laatste jaren
geconfronteerd met gestaag teruglopende inkomsten. Dat noopt hen niet alleen
te streven naar grotere effectiviteit en efficiëntie, maar ook tot het
reduceren van hun (veld)activiteiten. Het pleidooi van ons land, zelf één
van grootste vrijwillige contribuanten van de VN, tot grotere
burden sharing
is vooralsnog grotendeels aan dovemansoren gericht geweest. Het voornemen
van de EU om met strategisch te selecteren VN-instellingen structurele
betrekkingen aan te knopen, gecombineerd met reguliere financiële bijdragen,
kan positief worden beoordeeld omdat het de financiële positie van die
instellingen kan verlichten. Zinvolle besteding van EU-middelen, in dit
geval via de VN, is niet alleen een EU-belang maar ook in het belang van de
lidstaten omdat daarmee de realisatie van de internationale
ontwikkelingsdoelstellingen naderbij wordt gebracht. Het EU-streven om
d.m.v. dit voorstel een grotere coherentie en synergie tussen de EU en de VN
te bewerkstelligen is ook een Nederlands belang aangezien Nederland grotere
coördinatie hoog in het vaandel heeft geschreven.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
: N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:
Aangezien het een Mededeling van de Commissie betreft is de
co-decisieprocedure niet van toepassing. Wanneer het tot regelgeving zou
komen geldt voor het Ontwikkelingsbeleid in beginsel de co-decisieprocedure.
Fiche 3: Samenhang van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling
Titel
:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Samenhang
van noodhulp, rehabilitatie en ontwikkeling - Evaluatie
Datum Raadsdocument
: 7 mei 2001
Nr Raadsdocument
: 8517/01
Nr Commissiedocument
: COM(2001)153
Eerstverantwoordelijk ministerie
: BZ
Behandelingstraject in Brussel
:
Document is in de Raadswerkgroep voor de Ontwikkelingssamenwerking
besproken. Op 31 mei zijn tijdens de Ontwikkelingsraad Raadsconclusies
aangenomen met betrekking tot deze Mededeling.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
:
De Mededeling van de Commissie behelst geen ophoging van de budgetten voor
Noodhulp, Rehabilitatie en Ontwikkeling zoals deze reeds beschikbaar zijn
onder titel B7 van de begroting.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Het voorstel behelst een plan van aanpak door de Commissie om in
crisislanden die humanitaire hulp ontvangen de fase van noodhulp, die op een
gegeven moment ophoudt, beter te doen aansluiten bij programma's gericht op
rehabilitatie en duurzame ontwikkeling in datzelfde land. De negatieve
gevolgen van deze zgn. '
gap
'-problematiek zouden zoveel mogelijk beperkt kunnen blijven door een betere
afstemming van het hulpaanbod voor verschillende hulpfases in een land. De
Commissie maakt onderscheid tussen landen die als gevolg van natuurrampen in
crisis verkeren, landen die zich in een (burger)oorlog of andere
bestuurlijke crisis bevinden waardoor humanitaire nood ontstaat, dan wel
landen die zich in een post-conflict situatie bevinden. Bij de eerste
categorie landen bestaat het plan van aanpak voornamelijk uit het
onderzoeken van mogelijkheden om natuurrampen te voorkomen door o.m. beter
en duurzamer milieubeheer en het versterken van de capaciteit van de eigen
overheid om adequaat op rampen te kunnen reageren. Bij de andere categorieën
is de focus vooral op het plegen van meer geïntegreerde economische, sociale
en politieke analyses in alle fasen van interventie teneinde een optimale
efficiëntie van de hulp te realiseren. Als basisdocument zou daarvoor het
Country Strategy Paper
(CSP), dat de Commissie per land opstelt, gebruikt moeten worden, waarin
een langere termijn visie en planning kader is opgenomen om de transitie van
noodhulp naar rehabilitatie en ontwikkeling zo transparant en flexibel
mogelijk te maken. Indien de situatie in een land zich acuut wijzigt, zou
door de formulering van een addendum op een specifiek CSP snel en efficiënt
gereageerd kunnen worden. Additionele problemen die een optimale afstemming
van verschillende noodhulpinstrumenten (ECHO,
Rapid Reaction Mechanism
) en ontwikkelings-samenwerkingsactiviteiten moeilijk maken worden gevormd
door
zeer trage besluitvormingsprocedures ;
het gebruik van verschillende uitvoerende partners; en
de (on)mogelijkheid om fondsen te mobiliseren tussen de verschillende fasen,
daar de organisatiestructuur en de fondsen binnen de Commissie opgedeeld
zijn in thematische categorieën dan wel langs specifiek geografische
scheidslijnen.
De Commissie stelt intern snellere besluitvormingsprocedures voor door een
reorganisatie van instrumenten en eenvoudiger procedures teneinde snel en
flexibel te kunnen reageren op veranderende situaties.
De Commissie stelt zich voorts een voortrekkersrol voor bij de verbetering
van donor- en VN-coördinatie uit hoofde van de zwaarte van haar financiële
aandeel in wereldwijde (nood)hulpprogramma's .
Rechtsbasis van het voorstel
: N.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit, Proportionaliteit, Deregulering
:
Hoewel Nederland een verbeterde afstemming van hulpinstrumenten en een
vergroting van de flexibiliteit van de Commissie zou toejuichen, zou dit
proces vooral intern binnen de Commissie, tussen ECHO en de andere
Commissie-onderdelen moeten plaatsvinden. Een actieve participatie van de
Commissie binnen bestaande coördinatieprocessen van de VN wordt wel door
Nederland geambieerd.
Nederlandse belangen
:
Het Nederlandse belang bij het beleid dat de Commissie wenst te
implementeren is met name een effectievere besteding van de middelen die
Nederland afdraagt aan de EU-begroting. Daarnaast is een betere
donorcoördinatie en een betere interne afstemming tussen de verschillende
Commissie-onderdelen voor alle betrokkenen van groot belang. Beide kunnen
slechts bijdragen aan efficiënte en doelmatige hulpverstrekking.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.
Rol EP in besluitvormingsprocedure
:
In dit stadium geen, het betreft een mededeling. Mocht het tot regelgeving
komen dan is voor zaken die ontwikkelingssamenwerking betreffen in beginsel
de co-decisieprocedure van toepassing
Fiche 4: Conflictpreventie
Titel:
Mededeling van de Commissie inzake Conflictpreventie
Datum Raadsdocument
: 23 april 2001
nr. Raadsdocument
: 8145/01
nr. Commissiedocument
: COM (2001) 211 def
Eerstverantwoordelijke ministerie
: BZ i.o.m. BZK, FIN, JUST
Behandelingstraject in Brussel
:
De Mededeling zal zowel in eerste pijler- als in tweede pijler-groepen en
comité's aan de orde komen, waaronder de Raadswerkgroep voor
Ontwikkelingssamenwerking en het Politiek en Veiligheidscomité (PVC). De
Europese Raad van Gotenburg bespreekt het onderwerp op basis van een rapport
van het Voorzitterschap, waarin elementen van de mededeling zijn
overgenomen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
:
De Mededeling heeft geen financiële consequenties voor de EU-begroting. De
Mededeling schept een algemeen kader, waarbinnen verschillende acties op het
gebied van conflictpreventie geplaatst dienen te worden. Instrumenten die
belicht worden, waar ontwikkelingssamenwerking er een van is, worden uit de
budgetlijnen onder titel B7 externe betrekkingen gefinancierd.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De Commissie Mededeling over conflictpreventie geeft een overzicht van
instrumenten om op lange termijn preventieve actie te nemen gericht op het
vergroten van stabiliteit. Daarnaast wordt ingegaan op korte termijn
maatregelen die van toepassing zijn als een land in een neerwaartse spiraal
terecht komt.
Voor wat betreft de lange termijn wordt regionale integratie en versterken
van handelsbetrekkingen bepleit. De Commissie ziet ontwikkelingssamenwerking
echter als een van de meest adequate instrumenten om oorzaken van conflicten
aan te pakken, waarbij gelet moet worden op een geïntegreerde benadering. In
landen met een aanzienlijk conflictpotentieel is beïnvloeding van het
politieke klimaat via ondersteuning van democratiseringsprocessen, van de
rechtstaat, van
civil society
en van onafhankelijke media opportuun. Ook wordt gesteld dat de Commissie
meer aandacht zal moeten geven aan hervorming van de veiligheidssector.
Binnen deze lange termijn oplossingen geeft de Commissie in het stuk ook
mogelijkheden aan om synergie met tweede en derde pijler doelstellingen te
bereiken en conflictpreventie te
mainstreamen
in activiteiten die binnen haar competentie vallen. Horizontale thema's
zoals proliferatie van kleine wapens, drugs, toegang tot en beheer van
hulpbronnen, milieudegradatie, HIV/Aids, mensensmokkel, opbouw van de
rechtstaat en belangen van de private sector dienen eveneens in het licht
van conflictpreventie te worden bezien.
Parallel aan de lange termijn-maatregelen dient op korte termijn actie te
worden genomen wanneer een land in een conflictsituatie afglijdt of dreigt
af te glijden. Mogelijke interventies variëren van politieke dialoog tot
Speciale Afgevaardigden en van het
Rapid Reaction Mechanism
tot
smart sanctions
. De Commissie noemt in haar Mededeling lopende initiatieven en geeft aan
hoe instrumenten op effectievere wijze kunnen worden ingezet. De Commissie
streeft naar het bereiken van grotere synergie met de activiteiten van de
Raad en de Lidstaten en onderstreept het belang van samenwerking en
coördinatie met bilaterale partners zoals de VS, Japan, Rusland, Canada en
Noorwegen zowel als met VN-organisaties en Internationale Financiële
Instellingen.
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteit: positief. Een goed gecoördineerd optreden van de Commissie
op dit terrein kan de effectiviteit van conflictpreventie door alle actoren
slechts vergroten.
Proportionaliteit: N.v.t., het betreft een mededeling.
Nederlandse belangen
:
Gewelddadige conflicten hebben niet alleen gevolgen voor de conflictlanden
zelf, maar ook regionale en wereldwijde repercussies. Vluchtelingenstromen,
de kosten voor het uitzenden van vredesmachten, maar ook de invloed van
conflicten op de handel maken een conflictpreventiebeleid noodzakelijk.
Nederland heeft als één van de weinige landen handhaving van de
internationale rechtsorde grondwettelijk vastgelegd en zal derhalve alles in
het werk stellen dit te respecteren. Als land met aanzienlijke
internationale handels- en investeringsbelangen heeft Nederland bovendien
ook baat bij politieke en economische stabiliteit. Conflictpreventie heeft
slechts kans van slagen als het een gecoördineerde interventie betreft
waaraan zoveel mogelijk leden van de internationale gemeenschap meewerken.
Het belang dat de Commissie hecht aan een geïntegreerde benadering waarbij
lange termijn- en korte termijn-interventies van uiteenlopende aard
parallel worden ingezet sluit aan bij de Nederlandse visie.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Het EP wordt d.m.v. deze mededeling geïnformeerd.
Fiche 5: Toegang consumenten tot alternatieve geschillenbeslechting
Titel
:
Mededeling van de Commissie over "verruiming van de toegang voor consumenten
tot alternatieve geschillenbeslechting"
Datum Raadsdocument
: 9 april 2001
Nr Raadsdocument
: 7907/01
Nr Commissiedocument
: COM(2001) 161 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie
: JUST i.o.m. EZ, FIN
Behandelingstraject in Brussel:
De oprichting van een Europees buitengerechtelijk netwerk in
consumentenzaken is (onder het Portugese voorzitterschap) opgenomen bij de
doelstellingen van de JBZ-raad, comité burgerlijk recht. Besluitvorming gaat
echter niet alleen de JBZ-raad aan, maar vindt plaats in samenhang met de
Raad Interne markt en de Raad Consumentenbescherming.
Consequenties voor de EG-begroting in EURO (per jaar):
Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In 1998 heeft de Commissie een Aanbeveling vastgesteld waarin zij criteria
heeft opgenomen die van toepassing zijn op organen die verantwoordelijk zijn
voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen
(aanbeveling 98/257/EG). Deze aanbeveling moet veiligstellen dat
buitengerechtelijke procedures een minimum aan kwaliteitsgaranties bieden,
zoals onafhankelijkheid, doeltreffendheid en eerbiediging van het recht.
Op 25 mei 2000 heeft de Raad een Resolutie (2000/C 155/01) vastgesteld,
waarin wordt opgeroepen te komen tot de oprichting van een Europees
buitengerechtelijk netwerk van informatiepunten in consumentenzaken. Daarbij
is aangegeven dat buitengerechtelijke organen die
niet
aan de Aanbeveling voldoen toch een belangrijke rol kunnen spelen voor de
consument bij zijn pogingen een oplossing in een conflict te bereiken. Aan
de Commissie is daarom verzocht om in samenwerking met de lidstaten ook voor
deze organen criteria op te stellen. In de onderhavige mededeling geeft de
Commissie uitvoering aan dit verzoek.
De mededeling verwijst naar aanbeveling 2001/310/EG waarin beginselen zijn
vastgelegd voor buitengerechtelijke geschilbeslechtende organen waarbij een
onafhankelijke derde partij de conflicterende partijen bij elkaar brengt met
het oog op het vinden van een gemeenschappelijke oplossing. Deze beginselen
moeten de onpartijdigheid, doeltreffendheid, doorzichtigheid en billijkheid
van de procedure waarborgen. Met het opstellen van deze criteria en toetsing
daaraan van nationale buitengerechtelijke geschilbeslechtende instanties
door de lidstaten, kunnen ook deze instanties onder het Netwerk worden
gebracht en hebben consumenten dus meer mogelijkheden voor de afdoening van
hun (grensoverschrijdende) geschillen. Aangezien de aanbeveling betrekking
heeft op
buitengerechtelijke
geschillenbeslechting, valt arbitrage niet onder de reikwijdte. Arbitrage
is een internationaal erkende wijze van geschillenbeslechting, waarvan de
belangrijkste regels en waarborgen in internationale regelgeving zijn te
vinden. Een voorbeeld van een Nederlandse instelling die aan de
uitgangspunten van deze aanbeveling voldoet is de Nederlandse Stichting voor
Consumentenzaken.
Rechtsbasis van het voorstel
:
Verdrag tot oprichting van de EG, en met name artikel 211 en artikel 153.
Resolutie(2000/C 155/01) verwijst naar de conclusies van de Europese Raad
van Tampere (15 en 16 oktober 1999, conclusie 30) waarin wordt benadrukt dat
de verhaalsmiddelen in grensoverschrijdende zaken (consumentenzaken en
kleine schulden) moeten worden verbeterd. Alternatieve geschillenbeslechting
werd genoemd als één van de middelen om deze doelstelling te bereiken.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Wel is van belang dat duidelijkheid wordt gecreëerd rond de vraag
hoe deze initiatieven zich verhouden tot andere initiatieven van de
Commissie op het terrein van de alternatieve geschillenbeslechting (bijv.
FINNET), en wat de redenen zijn om te kiezen voor een Mededeling en
Aanbeveling.
De mogelijkheden voor de consument om via buitengerechtelijke
geschilbeslechtingsmechanismen en -instanties zijn recht te halen variëren
veelal sterk per lidstaat. Hetzelfde geldt voor de criteria op basis waarvan
een groot aantal door de nationale overheden wordt getoetst. Ook in
grensoverschrijdende conflicten is van belang dat consumenten wederzijds
vertrouwen kunnen stellen in deze procedures. Gemeenschappelijke beginselen
voor de in de verschillende lidstaten opererende buitengerechtelijke
geschilbeslechtende instanties zijn daarbij van groot belang. Een dergelijk
optreden kan onvoldoende door de Lidstaten zelf worden verwezenlijkt.
Nederlandse belangen:
Nederland is van mening dat het in de interne markt van belang is dat
consumenten ook bij conflicten over grensoverschrijdende transacties de
zekerheid hebben dat er een afdoende en toegankelijk stelsel van
rechtsbescherming bestaat. Omdat gerechtelijke procedures vaak ingewikkeld
en kostbaar zijn en niet opwegen tegen het soms geringe economische belang
van het geschil, is het van belang dat ook andere (alternatieve) wegen
bestaan die de consument in geval van een conflict in staat stellen op een
eenvoudige, snelle en goedkope manier zijn recht te halen. Het
buitengerechtelijke netwerk kan alleen functioneren wanneer alle deelnemers
zich aan dezelfde voorwaarden voor deelname verbinden. Daarom is optreden op
Europees niveau gewenst.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Geen consequenties voor nationale regelgeving/beleid.
Notificatieverplichting: De lidstaten worden uitgenodigd de details van de
organen die aan de beginselen voldoen mee te delen aan de Commissie zodat ze
op haar website en in het Europees Buitengerechtelijk Netwerk kunnen worden
opgenomen. Dat houdt dus tevens in dat de lidstaten hun ADR-instanties
(zoveel mogelijk) dienen te toetsen aan de beginselen zoals opgenomen in de
Aanbevelingen.
Rol EP in besluitvormingsprocedure:
Het betreft een mededeling. In dit stadium is geen rol voor het EP voorzien.
Fiche 6: Status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen
Titel:
Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig
ingezeten onderdanen van derde landen
Datum raadsdocument
25 april 2001
nr. Raadsdocument
: 8237/01
nr. Commissiedocument
: COM(2001) 127 definitief
Eerstverantwoordelijke ministerie
: JUST i.o.m. BZ, BZK, SZW
Behandelingstraject in Brussel
:
De werkgroep Migratie, het Strategisch Comité voor immigratie, grenzen en
asiel en de JBZ Raad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: Niet bekend
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie de rechtspositie van
onderdanen van derde landen die langdurig in een lidstaat verblijven meer in
overeenstemming te brengen met de positie van onderdanen van de lidstaten.
Teneinde te waarborgen dat onderdanen van derde landen eerlijk worden
behandeld en goed kunnen integreren moet volgens de Commissie een
gemeenschappelijke status voor langdurig ingezetenen worden ingesteld, zodat
voor alle onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven,
vergelijkbare voorwaarden gelden voor het verkrijgen van deze status en de
bijbehorende voordelen. Derhalve moet worden vastgesteld volgens welke
voorwaarden deze status kan worden verworven en welke rechten daaraan zijn
gekoppeld. Daarnaast beoogt de Commissie voorwaarden vast te stellen volgens
welke de houders van deze status het recht hebben in een andere lidstaat te
verblijven dan die welke hen de status heeft verleend. Uitgangspunt moet
zijn dat langdurig ingezeten derde landers gelijk behandeld worden als
burgers van de Unie.
Rechtsbasis van het voorstel:
De Commissie baseert haar voorstel op artikel 63 EG-Verdrag, lid 3 en 4.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Het voorstel van de Commissie sluit aan bij het in het EG-Verdrag
neergelegde doel om een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
te creëren, wat onder meer het nemen van maatregelen op het gebied van het
immigratiebeleid vereist. De specifieke doelstelling van dit initiatief is
het vaststellen van de voorwaarden voor het verkrijgen van de status van
langdurig verblijvende derdelander om hiermee de verschillen in procedure en
praktijk in de lidstaten te verkleinen. Het voorstel van de Commissie kan de
subsidiariteittoets doorstaan gezien de voor de gehele EU geldende
doelstellling. Dit kan alleen door communautaire actie worden bereikt.
De proportionaliteittoets is positief. De door de Commissie voorgestelde
richtlijn gaat niet verder dan de doelstelling uit het EG-Verdrag waarop de
richtlijn is gebaseerd.
Nederlandse belangen
:
Nederland is voorstander van het bereiken van een gemeenschappelijke
procedure voor het verkrijgen van de status van langdurig verblijvende
derdelander.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De discussie in Brussel moet nog beginnen zodat hierover nog geen uitspraken
kunnen worden gedaan. In zijn algemeenheid geldt wel dat het voorstel op
hoofdlijnen overeenkomt met de Nederlandse wet- en regelgeving. In het
voorstel kan de status van langdurig verblijvende derde lander worden
verkregen na 5 jaar ononderbroken en legaal verblijf.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:
Het Europees Parlement heeft adviesrecht ten aanzien van dit voorstel van de
Commissie.
Fiche 7: Energieprestaties van gebouwen
Titel:
Voorstel voor een richtlijn voor het Europees Parlement en de Raad
betreffende de energieprestaties van gebouwen
Datum Raadsdocument
: 16 mei 2001
nr. Raadsdocument
: 8885/01
nr. Commissiedocument
: COM(2001)226 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie
: VROM i.o.m. EZ
Behandelingstraject in Brussel
:
Waarschijnlijk zal het voorstel onder Belgisch Voorzitterschap in de
Raadswerkgroep energie behandeld worden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
In het Groenboek 'op weg naar een Europese strategie voor een continue
energievoorziening' concludeert de Commissie dat de communautaire
programma's inzake steun voor en bevordering van nieuwe technologieën er
over het algemeen niet in geslaagd zijn om de nieuwe normen inzake
energie-efficiëntie in gebouwen in veel lidstaten te realiseren.
Het huidige richtlijnvoorstel heeft als voornaamste doel betere energieprestaties van gebouwen in de EU te bevorderen en er zoveel mogelijk zorg voor te dragen dat alleen de meest kosteneffectieve maatregelen worden getroffen. Een afgeleide doelstelling betreft het realiseren van een betere coördinatie van wetgeving op dit gebied tussen de lidstaten.
De richtlijn bevat de volgende kernelementen:
vaststelling van een algemeen kader voor een gemeenschappelijke
berekeningsmethode voor de geïntegreerde energieprestatie van gebouwen;
toepassing van minimumnormen op de energieprestatie van nieuwe gebouwen en
bepaalde bestaande gebouwen wanneer deze renovatie ondergaan; (NB: hierbij
tevens te noemen de beoordeling van technische, milieutechnologische en
economische haalbaarheid van het installeren van gedecentraliseerde systemen
voor energievoorziening gebaseerd op hernieuwbare energiebronnen, Warmte
Kracht Koppeling (WKK), stadsverwarming of warmtepompen voordat een
bouwvergunning wordt verleend);
certificeringssystemen voor nieuwe en bestaande gebouwen o.b.v.
bovengenoemde normen en het op duidelijk zichtbare plaats aanbrengen van
energieprestatiecertificaten en informatie over aanbevolen
binnentemperaturen en andere relevante klimatologische factoren in openbare
gebouwen en gebouwen die open zijn voor het algemene publiek;
specifieke keuring en beoordeling van verwarmingsketels en
verwarmings-/koelingsinstallaties.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 175 (milieu)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteit: positief. Er bestaan grote verschillen tussen de
inspanningen van de lidstaten op het gebied van energiebesparing in de
gebouwensector. Onderhavig voorstel zou een nieuw bindend wettelijk
instrument moeten worden om de energieprestaties van gebouwen in alle
lidstaten in de EU te verbeteren. Verbetering van energie-efficiëntie in
gebouwen is al eerder als streefdoel in richtlijnen vastgelegd (o.a. de rl
betreffende verwarmingsketels (92/42/EEG) en de rl bouwproducten
(89/106/EEG).
Proportionaliteit: twijfelachtig. Vooralsnog geeft Nederland de voorkeur aan
een vrijwillig certificeringsbeleid, zoals sinds 2000 in Nederland het geval
is, boven het door de Commissie voorgestelde verplichte energiecertificaat.
Momenteel is er een groot EU-onderzoeksproject gaande onder de naam 'PRESCO'
(
Practical Recommendations for Sustainable Construction
). Daar nemen 16 landen en ca. 26 bouwonderzoeksinstellingen - waaronder
Nederlandse (TNO e.a.) - aan deel. Bedoeling is te komen tot een vrijwillige
'Europese Code' voor duurzaam bouwen (waaronder dus ook
energiebesparingsmaatregelen).
Nederlandse belangen
:
Betere gebruikmaking van het energiebesparingspotentieel draagt bij aan de
milieutaakstellingen zoals afgesproken in het Kyoto-protocol. Gezien de
opgedane ervaringen en expertise op het gebied van energiebeleid kan
Nederland een belangrijke meerwaarde leveren bij de totstandkoming van
EU-beleid m.b.t. dit onderwerp.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De doelstellingen van de richtlijn komen grotendeels overeen met het
vigerende nationale beleid. Het voorstel in zijn huidige vorm houdt echter
in dat er meer verplichtingen zouden komen (o.a. beoordeling
energievoorziening, periodieke keuringsplicht installaties, verplicht
energieprestatiecertificaat) ten opzichte van het vrijwillige traject dat in
Nederland is opgestart. De consequenties die de uiteindelijk overeen te
komen richtlijn impliceert voor toezicht en handhaving op lokaal niveau
zullen t.z.t. in kaart dienen te worden gebracht.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisie
Fiche 8: Kwaliteit van benzine en dieselbrandstof
Titel:
Voorstel tot wijziging van Richtlijn 98/70/EEG betreffende de kwaliteit van
benzine en dieselbrandstof
Datum Raadsdocument
: 17 mei 2001
nr. Raadsdocument
: 8941/01
nr. Commissiedocument
: COM(2001)241 def
Eerstverantwoordelijke ministerie
: VROM i.o.m. EZ, V&W
Behandelingstraject in Brussel
:
Raadswerkgroep Milieu, Milieuraad (presentatie 7-8 juni 2001)
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De Commissie stelt voor om in de periode 2005 - 2011 geleidelijk en met een
evenwichtige geografische spreiding zwavelvrije benzine en dieselbrandstof
voor het wegverkeer te introduceren. Deze geleidelijke introductie zou
idealiter parallel moeten lopen met de geleidelijke introductie in het park
van voertuigen met technologie die baat heeft bij zwavelvrije brandstof, dan
wel zulke brandstof nodig heeft om goed te kunnen functioneren. Daarnaast
kent het voorstel een bevoegdheid toe aan de lidstaten om voor
dieselbrandstof voor de niet voor de weg bestemde mobiele machines hetzelfde
zwavelgehalte voor te schrijven als voor het wegverkeer, of een
zwavelgehalte van 500 ppm.
Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 95 (interne markt-artikel)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Gezien het sterk internationale karakter van de productie van en de handel
in motorbrandstoffen heeft een communautaire regeling voor de eisen inzake
het zwavelgehalte en andere kwaliteitseisen de voorkeur boven mogelijk
uiteenlopende nationale regelingen.
Nederlandse belangen
:
Geen specifiek Nederlands belang, anders dan het Nederlandse belang bij het
goed functioneren van de interne markt voor milieuvriendelijke voertuigen en
brandstoffen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Niet goed valt in te in te zien hoe met het beschikbare
overheidsinstrumentarium het doel van het voorstel - een geleidelijk
groeiend aanbod met een evenwichtige geografische spreiding - kan worden
gerealiseerd. Het verplichten van bepaalde tankstations om deze producten te
verkopen en andere tankstations (nog) niet lijkt juridisch niet haalbaar.
Met het fiscale instrument kan desgewenst weliswaar de meerprijs van
zwavelvrije brandstoffen worden gemitigeerd, maar geen geografisch
evenwichtige spreiding van het aanbod worden afgedwongen. Over de
hoeveelheden zwavelvrije benzine en dieselbrandstof die worden verkocht en
over de geografische spreiding van die verkoop moeten de lidstaten jaarlijks
verslag uitbrengen. Ten behoeve daarvan zal een monitoringsysteem moeten
worden opgezet met een tot dusverre niet gebruikelijke geografische
component.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisie procedure
Fiche 9: GMO sector zaaizaad
Titel
:
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van Verordening
(EEG) nr. 2358/71 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de
sector zaaizaad en tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2002/03 en
2003/04, van de in de sector zaaizaad toegekende steunbedragen
Datum Raadsdocument
: 4 mei 2001
nr. Raadsdocument
: 8493/01
nr. Commissiedocument
: COM(2001) 244 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie
: LNV i.o.m. BZ, BZ/OS, FIN, EZ
Behandelingstraject in Brussel
:
De eerste Raadswerkgroep vond op 15 juni plaats; de Commissie heeft
aangegeven dat besluitvorming (in de Landbouwraad) voor 1 augustus 2001 moet
plaatsvinden met het oog op het vaststellen van prijzen voor het
verkoopseizoen 2002-2003.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Budgetneutraal (stabilisatie op huidig niveau).
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Achtergrond
In de EU zijn sinds 1994 het ingezaaide areaal zaaizaad en de geproduceerde
hoeveelheden aanzienlijk toegenomen. Tegelijkertijd is er sprake van sterke
schommelingen in de marktprijzen en van overproduktie, met als gevolg een
stijging van de uitgaven van het EOGFL-Garantie voor deze GMO tot 109,5 MEUR
in 2000.
Inhoud voorstel:
er wordt een maximum gesteld aan de hoeveelheid zaaizaad die voor steun in
aanmerking komt en deze wordt bovendien onderverdeeld naar producerende
lidstaat. Doel hiervan is dat bij overschrijding door een lidstaat alleen
die lidstaat gekort wordt en niet alle producerende lidstaten. De maximale
hoeveelheid zaaizaad voor elke lidstaat wordt via het beheerscomité
vastgesteld;
de steunbedragen voor de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004 worden
vastgesteld op het huidige niveau, behalve voor Engels raaigras;
voor Engels raaigras, de belangrijkste zaaizaadsoort, vormen de
verkoopseizoenen 2000/2001 en 2001/2002 een overgangsperiode waarin de
verschillen in steunbedragen geleidelijk worden afgebouwd. In het
verkoopseizoen 2002/2003 wordt dan voor alle rassen van Engels raaigras het
uiteindelijke niveau van 30,99 EUR per 100 kg bereikt en vervalt de
groepsindeling.
Rechtsbasis van het voorstel
: Artikel 37 EG Verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
N.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de EG
Nederlandse belangen
:
Nederland heeft belang bij een GMO zaaizaden waarvan het budget beheersbaar
is.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.
14)
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Raadpleging
Kenmerk
DIE-362/01
Blad /1
===