COMMISSIE GELIJKE BEHANDELING
Commissie: griffier onterecht afgewezen
PERSBERICHT
2001/03
Commissie gelijke behandeling oordeelt
Griffier met hoofddoek onterecht afgewezen
De Arrondissementsrechtbank te Zwolle heeft een door de wet verboden
onderscheid gemaakt op grond van godsdienst, door een moslimvrouw niet
aan te nemen als waarnemend griffier. Dit oordeelt de Commissie
gelijke behandeling. Vanuit haar geloofsovertuiging wil de vrouw bij
het uitoefenen van haar werkzaamheden, ook tijdens de zittingen in de
rechtszaal, een hoofddoek dragen. De rechtbank te Zwolle acht dit in
strijd met de landelijk geldende kledingvoorschriften voor de
rechterlijke macht.
De kledingvoorschriften zijn volgens de Zwolse rechtbank ingesteld om
de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en waardigheid van de rechtbank
tot uitdrukking te brengen. Ze laten geen hoofdbedekkingen toe,
behalve een baret in bijzondere omstandigheden. De Commissie is van
oordeel dat de uitleg en de toepassing van deze kledingvoorschriften
ertoe leiden dat bepaalde groepen, die vanuit hun geloofsovertuiging
een hoofdbedekking dragen, op voorhand worden uitgesloten van
griffierfuncties. Aldus worden mensen die een bepaalde godsdienst
aanhangen benadeeld. Dit benadelen is volgens de Commissie in strijd
met de wetgeving gelijke behandeling.
De Commissie concludeert dat de kledingeis, zoals opgelegd door de
rechtbank te Zwolle, niet automatisch voortvloeit uit de
eerdergenoemde kledingvoorschriften. Dat de voorschriften in de
praktijk verschillend worden uitgelegd, blijkt bijvoorbeeld uit het
feit dat veel kantonrechters en familierechters geen toga tijdens de
terechtzitting dragen. Daarnaast is er bij de rechtbank te Amsterdam
een griffier met hoofddoek werkzaam.
Hieruit blijkt dat er thans minder behoefte is dan in het verleden, om
de uiteraard essentiële onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de
rechterlijke macht via specifieke kleding tot uitdrukking te
brengen.
Gezien de ondersteunende, en niet rechtsprekende werkzaamheden van de
griffier, is het dragen van specifieke kleding volgens de Commissie
ook niet noodzakelijk.
De Commissie is van oordeel dat de rechtbank zich baseert op de
kledingvoorschriften en de vrouw niet heeft afgewezen vanwege het feit
dat ze moslim is. Daarom is er geen sprake van zogeheten direct
onderscheid, maar van indirect onderscheid op grond van godsdienst.
Over de vraag of een hoofddoek een uiting is van godsdienst, wordt
binnen en buiten moslimkringen verschillend gedacht. De Commissie
gelijke behandeling acht het niet haar taak om godsdienstuitingen te
beoordelen, behalve in geval dat het gaat om een puur individuele of
in beperkte kring aangehangen uiting.
Op grond van bovengenoemde afwegingen concludeert de Commissie dat de
rechtbank ongerechtvaardigd indirect onderscheid heeft gemaakt op
grond van godsdienst en dus in strijd met de wet heeft gehandeld.