Actueel

De Puttense moordzaak: herzieningsverzoeken gegrond
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 26-06-2001

SAMENVATTING DOOR DE GRIFFIER VAN DE HOGE RAAD, BUITEN VERANTWOORDELIJKEID VAN HET COLLEGE

De Puttense moordzaak: herzieningsverzoeken gegrond.

De Hoge Raad (Strafkamer) heeft op 26 juni 2001 uitspraak gedaan in de herzieningsprocedure met betrekking tot de zogenoemde Puttense moordzaak. De Hoge Raad heeft de verzoeken tot herziening gegrond verklaard. De verzoeken staan geregistreerd onder de nummers 03256/00H en 03257/00H.

Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 3 oktober 1995 twee inwoners van Putten wegens het medeplegen van doodslag en verkrachting, gepleegd op 9 januari 1994 te Putten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren.

Op 29 september 2000 heeft mr. Knoops, advocaat te Amsterdam, namens beide veroordeelden bij de Hoge Raad verzoeken ingediend tot herziening van de uitspraken van het Hof. De verzoeken steunden onder meer op een rapport van de emeritus hoogleraar prof. Eskes.

Naar aanleiding van die verzoeken heeft de Hoge Raad bij tussenarrest van 20 maart 2001 nader onderzoek gelast en een uit zijn midden benoemde Raadsheer-Commissaris opgedragen prof. Eskes te horen. Dat verhoor vond plaats op 19 april 2001.

De Hoge Raad legt in zijn beslissing de nadruk op de omstandigheid dat op het slachtoffer sperma is aangetroffen, waarvan uit DNA-onderzoek is gebleken dat het niet van de veroordeelden afkomstig kon zijn. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof te Arnhem destijds op grond van de verklaringen van prof. Eskes geoordeeld dat dat sperma waarschijnlijk afkomstig was van een eerder seksueel contact van het slachtoffer en dat het daarna door de veroordeelden bij de verkrachting uit haar vagina is "versleept".

Prof. Eskes heeft in de herzieningsprocedure echter verklaard dat hij op grond van hem thans ter beschikking staande gegevens, die hem destijds niet bekend waren, tot het oordeel komt dat die mogelijkheid van "versleping" hoogst onwaarschijnlijk is en dat het sperma afkomstig moet zijn van het seksueel contact dat heeft plaatsgevonden ten tijde van de bewezenverklaarde delicten.

Dat huidige oordeel van prof. Eskes wettigt volgens de Hoge Raad het ernstig vermoeden, dat het Hof de toenmalige verdachten zou hebben vrijgesproken, als het daarmee bekend zou zijn geweest.

De Hoge Raad heeft de zaken verwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden. Dat Hof zal de strafzaken opnieuw moeten behandelen. De uitspaak van de Hoge Raad betekent niet dat de verdachten door het Hof moeten worden vrijgesproken. Het Hof kan ook na een nieuw onderzoek weer tot een veroordeling komen.