Toespraak minister Van Boxtel bij de Commerciële Club Leeuwarden
Een toespraak bij het onderwerp Grotestedenbeleid
25 juni 2001
Ondernemen met nieuwe Nederlanders, nieuwe kansen voor de stad?
Dames en heren,
Toen ik een paar jaar geleden door een rustiek gedeelte van uw
mooie provincie reed, passeerde ik een bord met daarop de tekst:
Witmarsum bouwt aan zijn toekomst. Nieuwsgierig als ik ben wilde
ik weten waar die toekomst dan uit bestond. Vanaf de weg zag ik
het dorpje liggen. Zo op het eerste oog bezien ging het om een
bescheiden uitbreiding van Witmarsum. Er stonden een paar woningen
in aanbouw.
Een groot contrast met wat ik hier vandaag in Leeuwarden heb
gezien en gehoord. Een hele wijk, de Vrijheidswijk, gaat op de
schop. Maar liefst 600 woningen worden gesloopt. Er komen 280
nieuwe woningen, 1000 worden gerenoveerd en aangepast aan de
woonwensen van deze tijd. En dat op een bevolking van nog geen
4500 inwoners.
Maar dat is nog niet alles. Want sloop en nieuwbouw maakt van een
achterstandswijk nog niet de wijk van de toekomst. Een wijk, waar
mensen van divers pluimage, uit verschillende inkomensgroepen,
naar wens kunnen wonen.
Maar ook waar hun kinderen veilig naar school kunnen. Waar hun
ouders goed worden verzorgd. Een wijk met een goed winkelaanbod en
een gezonde bedrijvigheid. Waar bewoners en bedrijven een stem
hebben in de ontwikkeling van hun stad, en zich daar zelf ook
actief voor inzetten.
Terecht streeft de gemeente bij dit omvangrijke project naar een
integrale aanpak. Met oog voor wonen, werken en vertier. Niet
alleen binnen de wijk, maar ook in relatie tot omringende wijken.
Integraliteit betekent ook: betrokkenheid van bewoners, van
instellingen, en van u, ondernemers.
Ik hoef uw belangen niet voor u uit te tekenen.
Bedenkt u zich: de Vrijheidswijk wordt de proeftuin voor
herstructurering van de hele noordrand van Leeuwarden. U bent te
laat als u over 10 jaar gaat klagen dat aan u onvoldoende is
gedacht.
Wellicht dat u nu achterover leunt en denkt: Ah, kent skele ju...
Omdat u vindt dat het best goed gaat. Het gaat ook best goed met
Leeuwarden.
Leeuwarden kent de laatste jaren een jaarlijkse economische groei
van zon 3%.
Uit het aantal starters kunnen we opmaken dat er sprake is van een
grote ondernemerszin. Intussen heeft Leeuwarden op ongeveer 89.000
inwoners zon 54.000 arbeidsplaatsen. Een imposant getal, waaruit
het belang van Leeuwarden voor de regionale economie blijkt.
Kortom, de werkgelegenheid vertoont een stijgende lijn, de
kaartenbakken bij de sociale dienst en arbeidsvoorziening raken
steeds verder leeg. Het vraagt nog maar een korte sprint om de
doelstelling van de gemeente Leeuwarden, 55.000 arbeidsplaatsen in
2002, te halen.
Dit veelbelovende plaatje bevat echter een belangrijke dissonant.
Ik zie namelijk geen navenante daling van de werkloosheid onder
etnische minderheden. Het zijn dus vooral namen van etnische
minderheden die achterblijven in de kaartenbakken.
Als hier geen verandering in komt, dan zal de gemeente haar
doelstelling op dit punt, een halvering van de werkloosheid onder
etnische minderheden in 2004, niet halen.
Maar het heeft ook gevolgen voor de stad als geheel, en voor het
ondernemersklimaat. Zoals voor iedereen, geldt ook voor hen:
werkloosheid betekent verminderde koopkracht, toevlucht tot
goedkope woningen. En het betekent vaak ook: een moeizame
integratie. Want naast het leren van de taal is het hebben van een
baan de toegang tot de Nederlandse samenleving.
Een stad waar onder een bepaalde groep, in dit geval etnische
minderheden, onevenredig hoge werkloosheid heerst, is een stad uit
balans.
Veel mensen van buiten Leeuwarden werken in deze stad. Hoe komt
het, vraag ik me af, dat inwoners van deze stad met een andere
etnische afkomst hier geen werk kunnen vinden? En wat zijn uw
redenen, dat u hen niet aanneemt?
Ik hoor vanuit de werkgevershoek regelmatig het argument dat vraag
en aanbod onvoldoende op elkaar aansluiten. Dat etnische
minderheden de taal onvoldoende beheersen, dat zij onvoldoende
scholing hebben.
Voor een deel is dat waar. Daarom doet de overheid er ook zo veel
mogelijk aan om dergelijke achterstanden weg te werken. Nieuwe
immigranten worden sinds 1998 met de Wet Inburgering Nieuwkomers
verplicht een inburgeringscursus te volgen. Ook mensen die al voor
die tijd in Nederland waren, krijgen de mogelijkheid de taal te
leren. U zult vorige week wel gemerkt hebben dat ik ook van hen
verlang dat zij de cursus afmaken.
Maar heeft u zich wel eens de vraag gesteld of u goed genoeg werft
onder etnische minderheden? Want zeker de tweede en derde
generatie zijn steeds beter geschoold. Toch hebben ook minderheden
met een HBO- of universitaire opleiding meer moeite een baan te
vinden dan autochtone afgestudeerden. Bovendien zijn er de laatste
jaren onder vluchtelingen relatief veel hoog opgeleide mensen.
Ik heb de laatste jaren gemerkt dat er een veelheid aan redenen
zijn dat etnische minderheden minder snel aan een baan komen. En
die redenen liggen lang niet altijd bij de werkzoekenden zelf.
We zien dat bijvoorbeeld bij de wervingscampagne van MKB-Nederland
onder etnische minderheden, die vorig najaar pas echt goed op gang
is gekomen. De laatste stand: van de bijna 23.000 vervulde
vacatures zijn er ruim 18.000 vervuld door etnische minderheden.
Mensen die ook in kaartenbakken zaten.
Overigens telt hier niet alleen het getal, maar ook het feit dat
werkzoekenden en werkgevers beter aan elkaar worden gekoppeld.
Het MKB-convenant is niet het enige initiatief waarbij etnische
minderheden en werkgevers dichter bij elkaar worden gebracht.
U heeft wellicht gehoord van het PTT-project inburgering. Een
initiatief dat veel publiciteit heeft gekregen, en de
belangstelling heeft gewekt van vele bedrijven. Niet alleen van de
grote bedrijven, maar ook van het midden- en kleinbedrijf.
Dit PTT-project is een prachtig voorbeeld van hoe arbeidsmarkt en
inburgering elkaar kunnen versterken. Deelnemers volgen een
taalprogramma, gecombineerd met werk en met een interne
vakopleiding voor postbode of postsorteerder. Om deze
verschillende onderdelen goed te combineren is een intensieve
samenwerking op gang gekomen tussen het bedrijf, het ROC en de
gemeente. Inmiddels heeft men op de PTT-vestiging in Rotterdam een
veelbelovende start gemaakt met 16 personen, nieuwkomers én
oudkomers.
Dit initiatief is om verschillende redenen enorm betekenisvol.
In de eerste plaats is het - ik zei het al - een antwoord op de
uitdaging die een krappe arbeidsmarkt stelt. Net als vele andere
bedrijven heeft de PTT begrepen dat het bij de werving en selectie
van belang is nieuwe doelgroepen aan te boren.
De PTT beseft echter ook dat het er niet alleen om gaat mensen
binnen te krijgen, maar ook om ze te behouden. Over binden en
boeien hebben we het dan. En u weet als geen ander wat dat
betekent: investeren in mensen en investeren in hun employability.
Die instroom van nieuwe doelgroepen betekent echter meer. Het
personeelsbestand van bedrijven zal de komende jaren flink
wijzigen: de werknemerspopulatie zal veelkleuriger worden en meer
heterogeen. Voor bedrijven betekent dat dat zij in hun
personeelsbeleid veel meer aandacht moeten besteden aan
interculturele verschillen. De PTT beseft dat terdege. Daarom
wordt dit project ook benut om intercultureel management- en
personeelsbeleid te ontwikkelen. Dat is dan ook de tweede reden
waarom dit initiatief zo interessant is.
In de derde plaats: dit traject verenigt het beste van twee
werelden. De deelnemers volgen een cursus Nederlands als tweede
taal op een ROC. Maar daarnaast leren ze het Nederlands ook op de
werkvloer. En dat is van groot belang.
We weten immers allemaal dat het leren van een vreemde taal -
Spaans, Engels, Duits, Fries - niet alleen lukt door een cursus te
volgen. Pas bij dagelijks gebruik weten we hoe goed we een taal
beheersen.
Zijn er in Friesland mogelijkheden voor dit soort trajecten?
Er zijn in elk geval aanknopingspunten. Ik weet dat het Friesland
College meer werk wil maken van taalstages. Hier wordt de cursus
gecombineerd met een stage in een bedrijf. De cursist oefent de
taal én doet werkervaring op. Het ROC is nog steeds op zoek naar
bedrijven met wie men een dergelijke samenwerking kan opzetten.
Ook een initiatief van Frico is erg interessant. Frico heeft een
project over de erkenning van verworven competenties, EVC.
Hier wordt van werknemers, die veelal geen diploma hebben,
vastgesteld wat hun feitelijke kennis en vaardigheden zijn. Het
kan gaan om competenties die ze op school of via bedrijfscursussen
hebben verworven. Het gaat echter vooral om werkervaring, zaken
die ze via hobbys hebben geleerd, of gewoon levenservaring.
In zon EVC-procedure worden deze elders verworven competenties
herkend en erkend. Het resultaat is bijvoorbeeld een portfolio,
waarmee iemand ook elders op de arbeidsmarkt terecht kan. In
sommige gevallen kan zelfs een officieel diploma worden
uitgereikt. In de meeste gevallen zal zon procedure aanleiding
zijn tot verdere scholing, maar dat kan dan beperkt worden tot het
opvullen van lacunes in de kennis en vaardigheden. Maatwerk dus.
Ik kan me heel goed voorstellen dat dit uitkomst kan bieden voor
groepen etnische minderheden. Voor laaggeschoolden met veel
werkervaring, maar ook voor hoogopgeleide nieuwkomers.
Ik hoop dat u zich inmiddels afvraagt: wat doet mijn bedrijf
eigenlijk op het gebied van intercultureel personeelsbeleid?
Nu sprak ik een tijdje geleden voor een gezelschap van de Lions
Club in Amstelveen. Daar was ook een vertegenwoordiger van
Heineken aanwezig. Na deze bijeenkomst heeft hij zich de vraag
gesteld wat Heineken op dit gebied deed. Niet genoeg, zo bleek.
Inmiddels heeft Heineken zich aangesloten in de rij van grote
bedrijven met wie collega Vermeend en ik afspraken maken over in-
en doorstroom van etnische minderheden. Afgelopen donderdag hebben
we met nog eens 22 grote bedrijven convenanten ondertekend.
Daarmee zijn we op een totaal van 47 beland. Bovendien voeren we
met nog eens 55 grote bedrijven gesprekken.
Ik vind dit ontzettend belangrijk. Want ondernemen zonder etnische
minderheden in je personeelsbestand is in deze kleurrijke
samenleving toch een beetje als het rijden van de Elfstedentocht
op botjes. Waarbij u zich serieus moet afvragen of u in die
positie nog wel als eerste over de finish kunt komen.
Dames en heren,
Ik heb het belang benadrukt dat de lokale arbeidsmarkt meer kansen
moet bieden aan etnische minderheden. In het belang van de stad,
en in uw belang als ondernemer.
Nu spreek ik hier voor de Commerciële Club Leeuwarden. Een
omvangrijke club, met ruim 600 leden. Ik heb begrepen dat 5 van uw
leden van een andere etnische afkomst zijn.
Het bestaan van de Commerciële Club Leeuwarden suggereert het
bestaan van een netwerk. Toch merk ik dat het in veel steden
ontbreekt aan goede netwerken. Ondernemers, gemeenten en
instellingen weten elkaar onvoldoende te vinden wanneer zij
bepaalde doelen willen realiseren.
Vaak is sprake van los zand, en is een netwerk afhankelijk van een
beperkt aantal personen. Valt een persoon weg, dan is vaak ook het
netwerk weg.
Maar juist netwerken bieden kansen. Eerder vandaag sprak ik met
drie allochtone ondernemers. Starters. De gemeente biedt via het
peetproject steun aan deze ondernemers. Want ondernemen vraagt in
Nederland heel andere vaardigheden dan in het land van herkomst.
De gemeente koopt hiervoor coaching en begeleiding in bij een
viertal bedrijven. Van de 9 deelnemers hebben 5 het
begeleidingstraject inmiddels afgerond.
Het is een project waarmee de gemeente mensen een toekomst biedt.
Maar ook u, als ondernemer, heeft hen wat te bieden: kennis en
ervaring. Ook de CCL als netwerk heeft hen wat te bieden:
contacten. Zij hebben u ook wat te bieden: een inkijkje op een
afzetmarkt die u nog niet kent, of op een cultuur, zodat u
gerichter op zoek kunt gaan naar personeel. Waarom schurkt u als
ondernemer, of als netwerk, niet vaker tegen dergelijke projecten
aan? Dan kunt u gebruik maken van elkaars kracht.
Dames en heren,
Ik begon mijn verhaal met de Vrijheidswijk, waar plannen zijn voor
grootschalige stadsvernieuwing. Een omvangrijk project. Een
mogelijke nieuwe start.
Ik roemde ook de daling van de werkloosheid in Leeuwarden.
Uitzondering: de etnische minderheden. En veel van hen wonen juist
in die Vrijheidswijk.
In Amsterdam Zuid-Oost was een paar jaar geleden een soortgelijke
situatie aanleiding voor gemeente en bedrijfsleven om de handen
ineen te slaan. Want de grootschalige stadsvernieuwing en de komst
van de bedrijvigheid rond de ArenA mocht niet zomaar aan de
bewoners voorbijgaan.
Dit besef is de basis van het ArenA-initiatief, waarbij gemeente,
arbeidsvoorziening en bedrijven actief op zoek gaan naar de
werklozen in de Bijlmer om vacatures op te vullen. Met
betrokkenheid van wijk- en minderhedenorganisaties. Voldoen mensen
niet aan het profiel, dan kunnen zij worden bij- of omgeschoold op
de ArenA-academie, waar het plaatselijke bedrijfsleven ook nauw
bij betrokken is.
De output is groot. Dat zien we niet alleen aan de daling van de
werkloosheid. Bedrijven hebben daar ook geleerd om anders te
werven dan ze gewoon waren. Bovendien vindt het initiatief elders
in Amsterdam navolging.
Waarom nu, met de grootscheepse plannen voor de Vrijheidswijk,
niet een dergelijk initiatief in Leeuwarden?
Zoiets kan echter niet van de grond komen zonder dat er een hecht
netwerk is.
Want dat is eigenlijk wat het ArenA-initiatief boven alles is: een
hecht netwerk. Geen fysieke ruimte, maar een groep mensen die de
neuzen dezelfde kant op hebben staan.
Net zoals in Deventer, waar een gestructureerd overlegverband is
opgezet tussen gemeente, Kamer van Koophandel, Arbeidsvoorziening
en bedrijfsleven. Leest u het SER-advies samen voor de stad er nog
maar eens op na.
De gemeente alleen kan niet zorgen voor een stad in balans.
Ondernemers evenmin. Een stad in balans realiseer je alleen
wanneer gemeente, bedrijfsleven en bewoners zich hier gezamenlijk
voor inzetten.
En wanneer u zich afvraagt: Ah, kent skele ju, heb ik maar één
antwoord: It makket beslist wol wat út.
Dank u wel.
NB: alleen het gesproken woord geldt.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties