25.06.01
Irakees wel degelijk verdacht van moord op Vaatstra op moment van
aanhouding
Officier betreurt uitspraken
De Irakees H. werd wel degelijk verdacht van de moord op M. Vaatstra
tijdens zijn aanhouding in Turkije. Er waren voldoende aanwijzingen
tegen de persoon om het gerechtelijk vooronderzoek in stand te houden.
De suggestie dat het OM de aanhouding heeft gelast onder druk van de
publieke opinie wordt door het OM bestreden. De betreffende officier
van Justitie heeft inmiddels aangegeven zijn uitspraken in de media te
betreuren. Dat blijkt uit de brief van minister Korthals van Justitie
die vandaag aan de Tweede Kamer is gezonden.
De feiten en omstandigheden rondom de moord op M. Vaatstra
rechtvaardigden het aanmerken van H. als verdachte. Dit is destijds
bevestigd door de rechter-commissaris die aan betrokkene een
gerechtelijk vooronderzoek heeft toegewezen. Het feit dat nadien
getuigen verklaringen aflegden over de verblijfplaats van H. tijdens
de betreffende nacht, is geenszins aanleiding geweest om het
gerechtelijk vooronderzoek stop te zetten. Deze verklaringen
verschaften immers geen sluitend alibi voor de nacht van de moord op
M. Vaatstra. Ook waren deze verklaringen geheel tegenstrijdig met
eerdere getuigenverklaringen. Dat houdt in dat H. tijdens zijn
aanhouding nog steeds verdachte was en de aanhouding derhalve een
verantwoorde juridische basis had. Pas nadat de resultaten van de
DNA-test, waaraan betrokkene overigens vrijwillig in Turkije
meewerkte, bekend zijn geworden is het gerechtelijk vooronderzoek naar
betrokkene gestaakt.
De officier van Justitie heeft inmiddels laten weten het te betreuren
dat in het interview met Omroep Friesland de suggestie is gewekt als
zou het OM onder druk van de publieke opinie de aanhouding van H.
hebben gelast. Hij heeft benadrukt dat de aanhouding is gebaseerd op
het feit dat persoon verdachte was van een zeer ernstig feit. Met het
interview heeft de officier beoogd zijn beleving en ervaring van een
onderzoek weer te geven. Bij het verwoorden daarvan zijn echter door
hem deels onvolledig en onjuiste uitspraken gedaan. Naar aanleiding
van deze uitspraken heeft de hoofdofficier indringend met hem
gesproken. Gegeven dit gesprek, het feit dat hij zijn uitlatingen
betreurt en de impact van de gebeurtenissen op de betrokkene ziet de
minister van Justitie geen aanleiding tot verdere maatregelen.
Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze
pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie,
telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594
Laatst gewijzigd: 26-06-2001