Verdergaande preventie van afvalstoffen moeten de in gang gezette ontkoppeling van afvalaanbod en economische groei versterken. Stapsgewijze verhoging van de stortbelasting, geen uitbreiding van traditionele afvalverbrandingsinstallaties, en een voorlopig exportverbod van brandbaar afval zullen de markt stimuleren tot het ontwikkelen van initiatieven voor nascheiding van afval en voor optimale verbranding van hoogcalorisch afval.Dat blijkt uit het voor-ontwerp beleidskader Landelijk Afvalbeheersplan (LAP), dat minister Pronk (VROM) aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.Het voor-ontwerp beschrijft het afvalbeheer van 2002 tot en met 2006 in Nederland en geeft tevens een doorkijk naar 2012. Later dit jaar publiceert het kabinet het ontwerp LAP, dat naast het beleidskader, sectorplannen per afvalstroom en de capaciteitsplannen voor storten en verbranden omvat.De afgelopen jaren is de groei van het afvalaanbod achtergebleven bij de groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dus ook in het afvalbeheer is sprake van een relatieve ontkoppeling tussen milieudruk en economische groei. Daarom zal het huidige afvalpreventiebeleid worden voortgezet, terwijl een intensivering plaatsvindt voor die sectoren die tot op heden achterbleven. Het gaat hier onder andere om de consumenten en de handel-, diensten- en overheidssector (HDO). Preventiebeleid wordt verder aangevuld met programma's voor duurzaam produceren en consumeren en financieel ondersteund met een jaarlijkse bijdrage van f 15 mln (¤ 6,8 mln).Ook bij afvalscheiding aan de bron voor nuttige toepassing moet de lat hoger worden gelegd. Ook hier is vooral bij huishoudens en de HDO-sector nog winst te behalen. Om het percentage van gescheiden inzameling, nu nog minder dan 50%, te verhogen zijn voor beide sectoren stimuleringsprogramma's ontwikkeld. Voor huishoudens is dit het Stimuleringsprogramma 'afvalscheiding en afvalpreventie'. Voor de HDO-sector gaat het hier om het Uitvoeringsprogramma 'Duurzaam ondernemen'.Na preventie en hergebruik blijft restafval over dat verbrand of gestort moet worden. De hoeveelheid te verbranden afval is momenteel groter dan de beschikbare verbrandingscapaciteit en de verwachting is dat die hoeveelheid afval de komende jaren verder zal toenemen. Het voor-ontwerp beoogt een optimale benutting van de energie
uit restafval door nascheiding van de hoogcalorische fracties uit het restafval. Deze fractie
kan als brandstof in electriciteitscentrales, cementovens en specifieke, nieuwe verbrandingstechnieken worden ingezet. De overblijvende laagcalorische fractie kan worden verbrand in de bestaande afvalverbrandingsinstallaties in Nederland.
VerbrandenAfval als brandstof
betekent een besparing op fossiele brandstoffen (olie, kolen en aardgas) en
levert daarmee een bijdrage aan het terugdringen van het broeikaseffect. Het
voor-ontwerp bevat een aantal voorstellen om een optimale inzet van afval als
brandstof te stimuleren. Het gaat hier om stapsgewijze verhoging van de
belasting op het storten van brandbaar afval, het niet toestaan van
(capaciteits-) uitbreiding van de traditionele afvalverbrandingsinstallaties en
een voorlopig verbod op de export van brandbaar afval. Door een
verhoging van de stortbelasting worden de initiatieven voor nascheiding en
hoogcalorisch verbranden financieel aantrekkelijk. Door de huidige
AVI-capaciteit niet uit te breiden zal het everbranden van energierijk afval in
installaties met een hoog rendement worden gestimuleerd. Een exportverbod
versterkt de druk op het ontwikkelen en introduceren van
nascheidings-initiatieven en het hoogcalorisch verbranden.
Europese afvalmarktHet
bedrijfsleven heeft aangegeven initiatieven voor nascheiding en verbranding van
hoogcalorisch afval te ontwikkelen. In de planperiode van dit eerste LAP zal de
verbrandingsstructuur worden voorbereid op een goede concurrentiepositie op een
open Europese verbrandingsmarkt. De landsgrenzen voor te verbranden afval kunnen
vervallen als sprake is van een gelijk speelveld ('level playing field';
onderling vergelijkbare hoogwaardige verwerking van afvalstoffen) met de voor
Nederland relevante Europese lidstaten (Frankrijk, Belgie en Duitsland).
(bron: http://www.minvrom.nl/minvrom/pagina.html?id=4728)