PERSBERICHT
Medische zorg urine-incontinentie vraagt actievere aanpak
Ongeveer één op de twintig volwassenen in Nederland heeft te kampen
met urine-incontinentie. Bij ouderen spelen naast blaasproblemen een
verminderde mobiliteit en andere aandoeningen bij ontstaan en
verergeren van incontinentie een rol. Deze complexe incontinentie
krijgt soms te weinig aandacht. De belangrijkste aanbevolen
behandelingen zijn bekkenbodemspieroefeningen en blaastraining. Er is
een goede behandelingsrichtlijn voor huisartsen. In de thuiszorg en in
zorginstellingen blijft wegens personeelsschaarste de behandeling te
vaak beperkt tot het verstrekken van opvangmateriaal. Er zijn, vooral
voor vrouwen, te weinig goede openbare toiletten en thuiswonende
oudere patiënten met meerdere handicaps hebben baat bij een aangepast,
goed bereikbaar toilet. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een vandaag
verschenen advies aan de Minister van VWS.
Op verzoek van de Minister van VWS brengt de Gezondheidsraad een reeks
wetenschappelijke adviezen uit over `medische verrichtingen' waarvan
de doelmatigheid onduidelijk is. Eén van die verrichtingen behelst de
diagnostiek en behandeling van urine-incontinentie - onwillekeurig
verlies van urine - bij volwassenen. Naar schatting heeft in ons land
vijf procent van de volwassenen deze hinderlijke kwaal. In
verzorgingshuizen is dat één op de twee, in verpleeghuizen zelfs negen
op tien. Bij vrouwen komt het probleem aanzienlijk meer voor dan bij
mannen. In het jaar 2000 was in Nederland een bedrag van ten minste
600 miljoen gulden gemoeid met de zorg voor mensen met
urine-incontinentie. Het merendeel hiervan komt op rekening van de
verzorging en van het gebruik van opvangmateriaal.
De meeste patiënten komen in eerste instantie bij de huisarts
terecht. Er is voor diagnostiek en behandeling een goede richtlijn van
het Nederlands Huisartsen Genootschap, die als behandeling oefeningen
centraal stelt. Volgens de Raad is er ook behoefte aan een
gemeenschappelijke richtlijn voor gynaecologen en urologen. Vooral bij
oudere patiënten kunnen een verminderde mobiliteit en achteruitgang
van geestelijke vermogens bij incontinentie een belangrijke
oorzakelijke of complicerende rol spelen. De behandelend arts moet
daar ten zeerste op bedacht zijn. De Gezondheidsraad heeft de indruk
dat juist deze complexe incontinentie te weinig aandacht krijgt.
De Raad pleit voor proefnemingen met de aanstelling van een
gespecialiseerde incontinentie-verpleegkundige in huisartspraktijken,
die onder meer zorg zou kunnen dragen voor diagnostiek bij complexe
incontinentie en bewaking van de therapietrouw. De kennis van
fysiotherapeuten over therapeutische oefeningen kan vergroot worden
als deze in hun standaardopleiding onderwezen wordt.
Personeelstekort in de thuiszorg en in verzorgings- en
verpleeghuizen leidt er doorgaans toe dat volstaan wordt met het
aanbieden van opvangmateriaal. Adequate diagnostiek en actieve
behandeling kunnen echter de kwaliteit van leven van de patiënt
aanmerkelijk verbeteren.
Bij vrouwen is de kans op het ontstaan van urine-incontinentie te
verkleinen via bekkenbodemspieroefeningen na de zwangerschap. Er is
echter nog veel onbekend over het nut van preventieve maatregelen en
over de doeltreffendheid van de diverse behandelvormen. Meer
wetenschappelijk onderzoek is daarom wenselijk. Intussen is wel
duidelijk dat er in ons land vooral voor vrouwen veel te weinig goede
openbare toiletten zijn. Voor thuiswonende oudere patiënten met
meerdere handicaps zijn een aangepast en goed bereikbaar toilet en
gemakkelijk te openen en te sluiten kleding belangrijk.
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt dr E van Rongen, tel. (070)
340 57 30, e-mail e.van.rongen@gr.nl.
Datum: 25 juni 2001