HUMAN RIGHTS DEMOCRATIC PRINCIPLES THE RULE OF LAW AND GOOD GOVERNANCE
IN AFRICA / REVIEW OF THE COMMON POSITION
Press Release: Luxembourg (25-06-2001) - Press: 267 - Nr: 10245/01
Luxemburg,
25 juni 2001
10245/01 (Presse 267)
PRESS RELEASE
Subject :
HERONDERZOEK VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT INZAKE MENSENRECHTEN,
DEMOCRATISCHE BEGINSELEN, RECHTSSTAAT
EN BEHOORLIJK BESTUUR IN AFRIKA
Inleiding
1. Artikel 5 van het gemeenschappelijk standpunt van 25 mei 1998
inzake mensenrechten, democratische beginselen, rechtsstaat en
behoorlijk bestuur in Afrika (98/350/GBVB) (PB L 158 van 2.6.1998,
blz. 1) bepaalt dat de maatregelen van de Unie ter uitvoering van
dit gemeenschappelijk standpunt om de zes maanden opnieuw worden
bezien. Het verslag is het zesde in zijn soort en heeft betrekking
op de periode tussen 26 november 2000 en 25 mei 2001.
2. Mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat zijn
essentiële elementen van samenwerkingsovereenkomsten tussen de EU
en Afrikaanse landen, met name de Overeenkomst van Cotonou en de
Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking met
Zuid-Afrika. Behoorlijk bestuur is een fundamenteel element van
het partnerschap tussen de Europese Unie en de ACS-landen en
ernstige gevallen van corruptie kunnen er in het vervolg toe
leiden dat een specifieke niet-uitvoeringsclausule in werking
treedt. De programma's ter ondersteuning van bijvoorbeeld de
ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen, het vergroten van de
capaciteit, niet-gouvernementele organisaties en andere onderdelen
van de civiele maatschappij, zijn er allemaal op gericht de
totstandkoming in de hand te werken van de omstandigheden die
nodig zijn om een klimaat te scheppen dat bevorderlijk is voor een
duurzame democratische ontwikkeling in Afrika. In de op
10 november 2000 tijdens de Raad Ontwikkelingssamenwerking
aangenomen verklaring van de Raad en de Commissie over het
ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap worden de rechten van de
mens en de democratische beginselen aangemerkt als horizontale
aspecten die in alle ontwikkelingsprogramma's moeten worden
geïntegreerd.
3. Tijdens de verslagperiode is de situatie in bepaalde Afrikaanse
landen met betrekking tot de rechten van de mens, de democratische
beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur onverminderd
zorgwekkend gebleven. Er zijn echter ook processen die gericht
zijn op grotere openheid, pluralisme, vrede en stabiliteit op gang
gekomen.
4. Tijdens de verslagperiode heeft de EU actie ondernomen, zowel
op horizontaal niveau (bijvoorbeeld met betrekking tot regionale
of subregionale instanties, multilaterale fora, enz.) als met
betrekking tot specifieke Afrikaanse landen.
Horizontaal optreden van de EU
5. De EU heeft, onder meer:
- de ontwikkeling van de politieke situatie op het gehele continent
nauwlettend gevolgd en demarches gedaan, verklaringen afgelegd en
gemeenschappelijke opvattingen gehuldigd in multilaterale fora en
haar standpunt kenbaar gemaakt via brieven van het
voorzitterschap, aan de Afrikaanse regeringen om aan te dringen op
eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en
de rechtsstaat, vooral bij conflicten;
- voortdurend hoge prioriteit gegeven aan democratie en
mensenrechtenkwesties in het kader van de lopende politieke
dialoog met de OAE en regionale organisaties zoals SADC, ECOWAS en
IGAD, alsmede in het kader van de betrekkingen tussen de EU en de
ACS en in de contacten met afzonderlijke landen; de vierde
EU-SADC-ministersconferentie te Gaborone, Botswana, van
29-30 november 2000 en de ACS-EG-Raad van ministers op 11 mei 2001
in Brussel waren in dit verband de belangrijkste bijeenkomsten;
- in een aantal gevallen ten volle gebruik gemaakt van de nieuwe
bepalingen van de overeenkomst van Cotonou betreffende de
politieke dialoog;
- voortdurend initiatieven ontwikkeld op het gebied van de
mensenrechten, ook in het kader van de 57e Algemene Vergadering
van de Veiligheidsraad in Genève; de EU heeft er resoluties
ingediend met betrekking tot, onder meer, de Democratische
Republiek Congo en Soedan;
- financiële en/of technische ondersteuning geboden bij
verkiezingen en verkiezingswaarnemers gestuurd naar bepaalde
Afrikaanse landen;
- een bespreking gewijd aan een aantal mededelingen van de
Commissie betreffende horizontale vraagstukken, die bijzonder
relevant zijn voor de situatie in Afrika: ondersteuning en
waarneming bij verkiezingen; samenwerking met ACS-landen die in
een gewapend conflict gewikkeld zijn; conflictpreventie; de rol
van de EU bij de bevordering van de mensenrechten en de
democratisering in derde landen; de ontwikkeling van een
daadwerkelijk partnerschap met de Verenigde Naties op het gebied
van ontwikkeling en humanitaire zaken;
- tijdens de Raad (Algemene Zaken) van 14 mei een
gemeenschappelijk standpunt aangenomen over de preventie,
beheersing en oplossing van conflicten in Afrika;
- als vervolg op het oriënterend debat over het externe optreden
van de EU tijdens de Raad (Algemene Zaken) van 22-23 januari 2001,
een gezamenlijke vergadering van de Groep Afrika en de Groep ACS
gehouden op 15 maart 2001 teneinde via een pijleroverschrijdende
aanpak te zorgen voor samenhang tussen het politieke, economische
en ontwikkelingsbeleid van de EU ten aanzien van Nigeria.
Landgerichte acties
6. De EU heeft, onder meer:
- de situatie met betrekking tot mensenrechten, democratische
beginselen, rechtsstaat en behoorlijk bestuur in het gebied van de
Grote Meren nauwlettend en met bezorgdheid gevolgd en de regionale
leiders, met name bij monde van de speciale vertegenwoordigers
voor de Grote Meren, de heer Ajello, voortdurend ertoe aangezet om
passende maatregelen te nemen;
- haar actieve steun betuigd aan de hervatting van de
vredesinspanningen in de Democratische Republiek Congo, op basis
van de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka en Resolutie 1341
van de VN-Veiligheidsraad. De Raad heeft drie debatten gehouden
(in januari, februari en mei 2001) over de situatie in de DRC en
de regio. Hij onderstreepte het belang dat hij hecht aan het
herstel van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van
de DRC en een veelomvattende resultaatgerichte nationale dialoog
die tot democratische hervormingen en verkiezingen moet leiden.
Voorts toonde hij zich verheugd over het feit dat de DRC voor de
resolutie van de VN-mensenrechtencommissie inzake de doodstraf
heeft gestemd, en riep hij de regering van de DRC op interne
wetgeving in de geest van deze resolutie uit te werken;
- de mensenrechtensituatie in Rwanda nauwlettend gevolgd,
overeenkomstig het nieuwe gemeenschappelijk standpunt inzake
Rwanda (2000/558/GBVB) en op basis van een gezamenlijk verslag van
de EU-Missiehoofden in Kigali van februari 2001.
- herhaaldelijk haar diepe bezorgdheid geuit over de impasse in
het vredesproces in Burundi, het aanhoudende geweld en de
humanitaire situatie in het land. De EU bleef het vredesproces van
Arusha politiek en financieel steunen;
- met bezorgdheid de ontwikkelingen in Zimbabwe, in het bijzonder
de toename van onaanvaardbare daden van politiek geweld en
intimidatie gevolgd. De Europese Unie heeft grote moeite gedaan om
met de regering een constructieve dialoog te houden over kwesties
die voor de EU van dringend belang zijn (rechtsstaat, politiek
geweld, democratische beginselen en vrijheid van meningsuiting,
passende aanpak van politiek geïnspireerde misdrijven,
landhervorming, economisch beleid), alsmede andere vraagstukken
van wederzijds belang;
- besloten de regering van Zambia voor te stellen een dialoog aan
te gaan betreffende mensenrechten, democratie, de rechtsstaat,
economisch bestuur en goed bestuur. Deze dialoog moet de EU vooral
in staat stellen zich ervan te vergewissen dat het
verkiezingsproces in een goed politiek klimaat kan verlopen;
- de inspanningen om een politieke oplossing voor het conflict in
Angola te vinden, voortdurend gesteund, op basis van
Gemeenschappelijk Standpunt 2000/391/GBVB. De EU heeft de regering
aangespoord de democratie te versterken, mede door de civiele
samenleving daar intensiever bij te betrekken en door
persvrijheid. Zij heeft bij de regering van Angola aangedrongen op
een transparant beheer van de overheidsmiddelen en bestrijding van
corruptie en armoede;
- in een verklaring van 2 mei 2001 haar bezorgdheid geuit over de
dreigementen en de verbale agressie aan het adres van de minderheden
in Namibië en over het door de regering uitgevaardigde verbod op
reclame in de onafhankelijke media;
- de dialoog met de regering van Mozambique en de parlementaire
oppositie voortgezet en toegespitst op 1) constitutionele
vraagstukken, zoals decentralisatie en ondersteuning van het
verkiezingsproces, 2) vraagstukken betreffende de rechtsstaat,
inclusief de eerbiediging van de mensenrechten, goed bestuur,
ondersteuning van het parlement en hervorming van het recht,
3) conflictpreventie;
- zich bereid verklaard, na de geweldplegingen in Zanzibar naar
aanleiding van de verkiezingen in Tanzania van 29 oktober 2000, alle
inspanningen van de partijen zelf om de spanningen te verminderen en
de democratie en de rechtsstaat te versterken, te ondersteunen;
- zich verheugd over de ondertekening, op 17 februari 2001, van een
kaderovereenkomst voor verzoening in de Comoren en haar bereidheid
bevestigd om steun te verlenen aan het democratiseringsproces en, op
langere termijn, aan de economische en sociale ontwikkeling van het
land;
- met name via de activiteiten van de speciale vertegenwoordiger van
het EU-voorzitterschap en met een aanzienlijke bijdrage van lidstaten
aan de VN-missie, de uitvoering van het op 12 december 2000 in Algiers
gesloten vredesakkoord tussen Ethiopië en Eritrea gesteund en beide
landen aangespoord te streven naar de volledige normalisatie van hun
betrekkingen. Na hevige gevechten en politieke spanningen in Addis
Abeba in april 2001 heeft de EU de ongeregeldheden en vernielingen
betreurd, maar de regering van Ethiopië tevens gewezen op haar
ernstige bezorgdheid over de meldingen van buitensporig geweld door de
veiligheidsdiensten, aanhoudingen van politici van de oppositie en
andere schendingen van de mensenrechten;
- de situatie in Sudan, zowel in het door de regering als in de door
de SPLA gecontroleerde gebieden, van nabij gevolgd. Overeenkomstig de
gemeenschappelijke verklaring van 6 december 2000 heeft de EU de
hernieuwde dialoog met de regering van Sudan voortgezet en de
oppositie ontmoet in de marge van de dialoog EU-Sudan. De EU heeft
haar bezorgdheid geuit over de geringe vorderingen van het
vredesproces en heeft bij het UNHCR in Genève een ontwerp-resolutie
over Sudan ingediend;
- geconstateerd dat, ondanks de meldingen van tekortkomingen,
onregelmatigheden en intimidatie tijdens de presidentsverkiezingen in
Uganda van 12 maart 2001, diverse aspecten van de campagne wijzen op
een grotere politieke openheid in Uganda. Er werd een echte keuze
tussen kandidaten en alternatieve politieke programma's geboden. Met
het oog op de komende parlementsverkiezingen heeft de EU betreurd dat
geen bevredigende wet inzake de politieke organisatie is aangenomen en
heeft zij opgeroepen tot een snel herstel van het vertrouwen van de
bevolking in het verkiezingsproces;
- besloten de regering van Kenia voor te stellen een bredere en
constructievere dialoog te houden, zoals bedoeld in de Overeenkomst
van Cotonou, betreffende vraagstukken van gemeenschappelijk belang
(democratische beginselen, mensenrechten, herziening van de grondwet,
economische en structurele hervorming, bestuur, milieu, veiligheid,
regionale aangelegenheden);
- in februari 2001 een trojka gestuurd naar Mogadishu, Hargeisa en
Garowe, teneinde op te roepen tot een constructieve dialoog met het
oog op het vreedzame herstel van de nationale eenheid in Somalië en de
buurlanden en regionale organisaties opgeroepen het streven naar
nationale verzoening te ondersteunen;
- toegewerkt naar de versterking van de betrekkingen met Nigeria, in
het bijzonder door het houden van een gezamenlijke speciale
bijeenkomst van de werkgroep Afrika/ACS op 15 maart 2001 en door de
daaropvolgende aanneming van een gemeenschappelijk standpunt over dat
land (2001/373/GBVB). Dit nieuw gemeenschappelijk standpunt zal de
grondslag vormen voor een nauwe en regelmatige politieke dialoog met
Nigeria om de versterking van de democratie, de naleving van de
mensenrechten, de rechtsstaat en het behoorlijk bestuur te
ondersteunen. Op 30 januari 2001 heeft de EU het gebruik van
lijfstraffen in de deelstaat Zamfara veroordeeld;
- met diepe bezorgdheid de politieke en humanitaire situatie in
Guinee, Liberia en Sierra Leone gevolgd. De EU heeft met name een
zending op hoog niveau naar de regio voorbereid met het tweevoudige
doel om de leiders van deze landen aan te sporen te werken aan een
politieke oplossing van de crisis en opnieuw haar steun te betuigen
aan de conflictpreventie en -beheersing door ECOWAS, inclusief de
principiële toezegging van de steun van de EU aan het stationeren van
een ECOWAS-troepenmacht aan de grens tussen Guinee en Liberia. Een
ander doel van de missie was steun van de EU te betuigen voor de
VN-sancties tegen Liberia;
- op basis van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou opnieuw
overleg met Ivoorkust geopend. Het overleg, dat plaatsvond op
15 februari 2001 in Brussel, verliep in een open en constructieve
sfeer. De Europese Unie nam nota van de bereidheid van de autoriteiten
van Ivoorkust om de problemen aan te pakken en in het bijzonder al het
mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat het politiek systeem
openstaat voor alle schakeringen van de politieke opinie in het land.
Tevens nam zij nota van de toezegging van de autoriteiten dat
vooruitgang zou worden geboekt naar een open politiek systeem,
nationale verzoening, naleving van de mensenrechten en de rechtsstaat.
Het voorzitterschap en de Commissie hebben daarna met de Ivoriaanse
autoriteiten in Abidjan drie maanden lang een intensieve dialoog
gevoerd over de diverse aan de orde gestelde punten. De Raad zal de
overlegprocedure naar verwachting afsluiten in juni 2001 en een
besluit nemen over passende maatregelen;
- opnieuw zijn steun betuigd aan de dialoog tussen de regering en de
oppositie in Togo, op basis van de op 29 juli 1999 ondertekende
Kaderovereenkomst van Lomé teneinde bij te dragen tot het scheppen van
de voorwaarden voor het correcte verloop van de (in oktober 2001 te
houden) algemene verkiezingen en de verzoening in het Togolese
politieke leven. In dit verband heeft de Raad op 14 mei 2001 besloten
de missie van de EU-bemiddelaars in Togo, die sedert december 1998
loopt, te verlengen tot 30 november 2001;
- zich verheugd over de vrije, eerlijke en transparante parlements- en
presidentsverkiezingen die in Ghana op 7 en 28 december 2000 zijn
gehouden;
- zich verheugd over de vrije en eerlijke parlementsverkiezingen die
op 14 januari 2001 in Kaapverdië zijn gehouden;
- zich, evenals alle internationale waarnemers, verheugd over het
succesvolle verloop van de presidentsverkiezingen in Benin;
- zich verheugd over de opening van een nationale dialoog in de
Republiek Congo op 17 maart 2001 en de regering aangespoord ervoor
te zorgen dat de dialoog alomvattend blijft;
- de regering van Tsjaad laten weten dat vrije, eerlijke en
transparante verkiezingen van vitaal belang zijn voor de blijvende
stabiliteit van het land.
7. In het kader van dit overzicht wordt er tevens op gewezen dat de
Raad op 30 november 1998 conclusies heeft aangenomen met betrekking
tot democratisering, de rechtsstaat, de eerbiediging van de
mensenrechten en behoorlijk bestuur, waarin de belangrijke rol van de
ontwikkelingssamenwerking van de EG voor de ondersteuning van de
inspanningen op dit terrein worden benadrukt. In deze conclusies wordt
ook gewezen op de noodzakelijke samenhang met het externe beleid van
de Unie, met name zoals dat in het gemeenschappelijk standpunt is
omschreven. In de verklaring van de Raad en de Commissie van
10 november 2000 over het ontwikkelingsbeleid van de Europese
Gemeenschap werd herhaald dat het ontwikkelingsbeleid van de
Gemeenschap geschraagd wordt door het beginsel van een duurzame
menselijke en sociale ontwikkeling die rechtvaardig en participerend
is en dat de bevordering van de rechten van de mens, de democratie, de
rechtsstaat en behoorlijk bestuur daar een integrerend deel van
uitmaken. De Raad zal er daarom naar streven om de coördinatie tussen
de verschillende fora die verantwoordelijk zijn voor de verschillende
aspecten van de kwesties die onder het gemeenschappelijk standpunt
vallen, verder te verbeteren. Met name zal aandacht worden geschonken
aan de samenhang tussen de uitvoering van de conclusies van de Raad en
de bevordering van de doelstellingen van het gemeenschappelijk
standpunt.