Titel: Antwoorden op Kamervragen over de Chipknip
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR DEN HAAG
Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk
22 juni 2001 23 maart 2001/ FM 2001-489 U
2000108390
Onderwerp
Vragen van de leden Hindriks en Witteveen-Hevinga over de Chipknip.
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Economische Zaken, de antwoorden op de vragen van de leden Hindriks en Witteveen-Hevinga, die mij werden toegestuurd bij brief van 23 maart 2001 onder nummer 2000108390.
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het artikel1 met betrekking tot de Chipknip? Zo
ja, hoe beoordeelt u de kennelijke bedreiging van de invoering van de
Chipknip?
Antwoord
Ik heb kennis genomen van het betreffende artikel in het Financieele Dagblad
van 20 maart jongstleden.
De invoering van de Chipknip moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van
het beleid dat onder meer gericht is op het bevorderen van het gebruik van
maatschappelijk efficiënte betaalwijzen. Door de groei van
betaalinstrumenten als het pinnen is het efficiënt gebruik van
betaalmiddelen, waarvan de verwerking relatief weinig kosten met zich
meebrengt, de laatste jaren verder toegenomen. In de toekomst zou met name
een toenemend gebruik van chipcards de efficiëntie van het betalingsverkeer
verder kunnen verbeteren.
Het ontbreken van een gemeenschappelijke standaard voor chipcard technologie
vormde tot nu toe een belemmering voor het integrerend vermogen van de
cards, zowel voor de integratie van de verschillende functies als de
integratie over verschillende domeinen zoals onderwijs, gezondheidszorg,
openbaar vervoer, rekeningrijden, authentificatie op verschillende velden,
etc. Tegen deze achtergrond vormt de totstandkoming van één infrastructuur
voor chippen, als vervolg op een eerder door de banken gesloten convenant,
geen bedreiging maar een noodzakelijke ontwikkeling en een goede stap in de
richting van verdergaande uniformering op Europees niveau. Uniformering is
evenwel niet voldoende. Ook aan de vraagkant moeten voldoende prikkels voor
consumenten en toonbankinstellingen bestaan. Daarbij gaat het niet alleen om
de relatieve prijs van de verschillende betaalmogelijkheden en een juiste
tariefstructuur, maar ook om voldoende betaalmogelijkheden voor
chipcardhouders.
Vraag 2
Heeft u contact gehad met MBK-Nederland? Wat waren de uitkomsten van
eventuele gevoerde gesprekken rond dit onderwerp?
Antwoord Met MKB-Nederland en andere vertegenwoordigers van de detailhandel
is bij verschillende gelegenheden gesproken. Op 30 maart jongstleden is op
een door DNB georganiseerde brede conferentie over de toekomstige
ontwikkeling van het betalingsverkeer uitgebreid met betrokken partijen
(waaronder detailhandel, banken en Interpay) gesproken over de
institutionele setting van betaalsystemen en de tariefstructuren. De
conferentie vloeide voort uit een eerdere bespreking met deze partijen over
de aanpassing van pinautomaten aan de euro, waaruit bleek dat er behoefte
was aan een bredere discussie over het elektronisch betalen.
Overeenstemming bestaat over het streven de ontwikkeling gericht op grotere
doelmatigheid van het betalingsverkeer voort te zetten. Tijdens de
conferentie is onder meer van de kant van de retailorganisaties naar voren
gebracht dat verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn. Afgesproken is dat
knelpunten die verband houden met het elektronisch betalen en de introductie
van de euro zoveel mogelijk op korte termijn zullen worden aangepakt. Banken
en toonbankinstellingen bevestigden bij deze gelegenheid hun commitment aan
de conclusie van de vergadering van het Nationaal Forum voor de introductie
van de euro op 20 maart 2001, waarbij is afgesproken dat het Forum in de
voorlichtingscampagne zal wijzen op de belangrijke vangnetfunctie van pinnen
en, voor kleinere betalingen, chippen bij de invoering van de chartale
euro.
Vraag 3 Hoe beoordeelt u het aan toonbankinstellingen in rekening gebrachte
tarief? Indien u van oordeel bent dat dit tarief brede invoering in de weg
staat, bent u dan van plan maatregelen te nemen om lagere tarieven te
bewerkstelligen? Zo ja, welke maatregelen?
Antwoord
De hoogte van de tarieven kan mede een factor zijn voor het succes van de
acceptatie van de chipknip door de detailhandel. Het is ook voor de
financiële instellingen van belang dat deze technologie breed wordt
geaccepteerd door de detailhandel. Daaruit voortvloeiende schaalvoordelen
zouden kunnen leiden tot lagere prijzen. Met het akkoord om de Chipper op te
laten gaan in de Chipknip worden de tarieven volgend jaar verlaagd met 25%,
terwijl Interpay onlangs een korting op de PIN-tarieven introduceerde van 5
tot maximaal 20%, afhankelijk van de feitelijke toename van de
PIN-betalingen. Overigens is de prijs van meerdere factoren afhankelijk.
Vraag 4 Hoe beoordeelt u de marktwerking nu er sprake is van het aanbieden van een enkele technologie met kennelijk afgestemde tarieven? Bent u voornemens nader onderzoek te entameren naar kartelvorming door banken rond bancaire producten en diensten? Zo nee, waarom niet, mede gezien de noodkreet van MKB-Nederland? Zo ja, hoe luidt de onderzoeksvraag?
Antwoord
De ontwikkeling naar grotere doelmatigheid van het betalingsverkeer
waaronder brede invoering van het chippen, dient te worden voortgezet,
rekening houdend met de positie van de verschillende partijen. Hierbij
spelen factoren als marktwerking, tariefstructuren, gebruiksgemak voor de
consument, transparantie, standaardisatie en technologische ontwikkelingen
een belangrijke rol. Zoals u bericht bij brief van 27 april jongstleden
heeft de Minister van Financiën met het oog hierop de Nederlandsche Bank
gevraagd een rapport op te stellen over tariefstructuren en infrastructuur
in het betalingsverkeer voor particuliere en zakelijke consumenten. Hiertoe
is inmiddels een werkgroep samengesteld die bestaat uit de president van De
Nederlandsche Bank, de heer Wellink, als voorzitter, de voorzitters van de
raden van bestuur van banken, de voorzitter en de directeur van de
Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de directievoorzitter van
Interpay, met waarnemers van de Ministeries van Financiën en Economische
Zaken. Dit laat overigens onverlet de eigenstandige
beleidsverantwoordelijkheid van beide ministeries en de bevoegdheden van de
Nederlandse mededingingsautoriteit (NMa). In het onderzoek zullen de
opvattingen en ervaringen van de detailhandel en andere relevante partijen
worden betrokken. Daartoe zal de Nederlandsche Bank een aantal bijeenkomsten
met marktpartijen beleggen. Over de resultaten van dit onderzoek zult u
separaat worden geïnformeerd.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de stellingname van de NMa? Bent u voornemens de NMa te
bewegen tot actiever optreden gericht op lagere prijzen voor gebruikers van
bancaire diensten en producten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaruit zou dit
actieve optreden kunnen bestaan?
Antwoord
De NMa is als onafhankelijke toezichthouder belast met de uitvoering en
toepassing van de Mededingingswet. Zo houdt de NMa onder meer toezicht op
het kartelverbod en het verbod misbruik te maken van een economische
machtspositie. Indien marktpartijen aanleiding hebben te menen dat sprake is
van een overtreding van de Mededingingswet kunnen zij een klacht indienen
bij de NMa. De NMa beslist vervolgens zelf of zij op grond van de klacht
aanleiding ziet een onderzoek in te stellen. Naar ik heb vernomen is de NMa
in gesprek met MKB-Nederland naar aanleiding van klachten van leden van
MKB-Nederland over diverse aspecten van het betalingsverkeer, en onderzoekt
de NMa in hoeverre die mededingingsrechtelijke oorzaken zouden kunnen
hebben.
De Minister van Financiën,